Voorgesteld 4 december 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat in alle redelijkheid verwacht mag worden dat immigranten een gezonde inzet hebben om in de Nederlandse samenleving in te burgeren;
overwegende, dat de Nederlandse samenleving niet is gebaat bij de komst van immigranten die hier niet willen inburgeren;
constaterende, dat voor wat betreft de afhankelijke verblijfsvergunningen niet is voorzien in doeltreffende sancties wanneer geen inzet wordt getoond om in te burgeren;
verzoekt de regering te bevorderen dat een inburgeringsplichtige met een afhankelijke verblijfsvergunning zijn of haar verblijfsvergunning verliest wanneer de inburgeringscursus verwijtbaar niet wordt gestart of niet wordt afgemaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Fritsma