Het bericht ‘Ruimere asielmogelijkheden voor Eritreeërs met civiele dienstplicht’ |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van bovenstaande bericht?1
Ja.
Klopt het bericht?
Ja.
Waarom kiest u voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd? Verwacht u dat de situatie in het land van herkomst binnen afzienbare tijd veranderd?
Iedereen die asiel aanvraagt in Nederland, ongeacht het land van herkomst, en van wie het asielverzoek wordt ingewilligd, krijgt in eerste instantie altijd een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Dit volgt uit de Vreemdelingenwet en betreft geen specifieke keuze in dit geval.
Is het niet hypocriet om alleen de mensen die na een levensgevaarlijke en dure tocht succesvol Europa weten te bereiken bescherming te bieden? Bent u van mening dat Europese beleid zo aangepast moet worden dat een maximaal op te vangen hoeveelheid asielzoekers op uitnodiging naar Europa kan komen?
Ik ben het met u eens dat mensen geen levensgevaarlijke reis zouden moeten ondernemen om de bescherming te krijgen en dat opvang in de regio, ook om die reden de voorkeur heeft. De veronderstelling dat Nederland enkel internationale bescherming biedt aan personen die de EU weten te bereiken klopt echter niet. De Nederlandse overheid levert jaarlijks een bijdrage aan het hervestigingsprogramma van de UNHCR. Onder dit programma worden (kwetsbare) vluchtelingen vanuit een land buiten de EU, via een gereguleerde en veilige route, overgebracht naar Nederland. Het juridisch niet langer mogelijk maken om spontaan een asielverzoek in te dienen vraagt om een fundamentele wijziging van de EU-wetgeving en mogelijk eveneens van internationale verdragen. Het recent overeengekomen Asiel en Migratiepact strekt daar niet toe. Wel werkt het kabinet doorlopend aan partnerschappen met derde landen om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer te bevorderen en bescherming van migranten te versterken, waarbij de Europese inzet en de bilaterale inzet in elkaars verlengde liggen. Afgelopen periode heeft het kabinet stappen gezet met partners als Marokko, Tunesië, Turkije, Egypte, en Nigeria. Ook de komende maanden zullen worden benut om samenwerking met partnerlanden verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld als het gaat om tegengaan van mensensmokkel- en handel, versterken van grensbeheer, bevorderen van terugkeer, en bescherming van migranten. Het kabinet zal de Europese Commissie voorts blijven oproepen om ambitieuze, brede en gelijkwaardige partnerschappen te ontwikkelen.
Sinds wanneer kent Eritrea de civiele dienstplicht?
Uit de beschikbare informatie van het ambtsbericht over Eritrea blijkt dat Eritrea in 1992 de nationale dienstplicht introduceerde en dat in 1995 de National Service Proclamation de doelstellingen van de nationale dienstplicht definieerde. Sindsdien geldt volgens het ambtsbericht «een dienstplicht voor mannen en vrouwen, die zowel militair als civiel kan zijn.»
Waarom kiest u er nu pas voor om de zogenaamde civiele dienstplicht te herkennen?
Beschikbare informatie uit eerdere ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over Eritrea vormde eerder geen aanleiding voor de conclusie dat een persoon die het civiele onderdeel van de dienstplicht moest vervullen mogelijk een zodanige behandeling moet vrezen dat hij in aanmerking komt voor asielbescherming.
Inmiddels blijkt uit het recente ambtsbericht over Eritrea dat personen die het civiele onderdeel van de dienstplicht moeten vervullen onderworpen kunnen worden aan mishandeling, seksueel- en gender-gerelateerd geweld, dwangarbeid en andere soorten misbruik.
Beschouwt u conscriptie als een nationale soevereine aangelegenheid van elke staat?
Ja, binnen de grenzen van het internationaal recht.
Waarom kiest u er recentelijk steeds vaker voor om buitenlandse dienstplichtigen te helpen met het ontwijken van die dienstplicht (Oekraïne en nu Eritrea)?
Van het helpen ontwijken van de dienstplicht is geen sprake.
Dat vrees voor een onevenredige of onmenselijke bestraffing van dienstweigering of desertie onder omstandigheden kan leiden tot asielbescherming is al decennialang onderdeel van het asielbeleid. Hiertoe kan bijvoorbeeld worden gewezen op het kader dat volgde uit de Antikian-uitspraak van de Rechtseenheidskamer van 12 april 1995 (RV 1995,2 of het arrest van het EU-Hof van 26 februari 2015 in de zaak C-472/13, Shepherd tegen Duitsland.
Hoeveel Eritreeërs verwacht u dat in 2024, 2025 en 2026 een beroep doen op bescherming vanwege de civiele dienstplicht?
Dit is een vraag waar ik op voorhand geen antwoord op kan geven.
Hoe hoog is het inwilligingspercentage voor Eritreeërs in 2021, 2022 en 2023 geweest?
In 2021 werd 35% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit afgewezen. In hetzelfde jaar werd 63% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit ingewilligd en 3% werd op een overige wijze afgedaan.
In 2022 werd 37% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit afgewezen. In 2022 werd 62% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit ingewilligd. 1% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit werd in 2022 op een overige wijze afgedaan.
In 2023 werd 28% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit afgewezen. In hetzelfde jaar werd 71% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit ingewilligd, 1% van de eerste asielaanvragen werd op een overige wijze afgedaan.
35%
37%
28%
63%
62%
71%
3%
1%
1%
Hoeveel Eritreeërs zijn de afgelopen tien jaar Nederland binnengekomen via vluchtelingenbescherming?
Zie de tabel hieronder als antwoord op vraag 11. In deze tabel worden de aantallen eerste aanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit in de jaren 2014 tot en met 2023 uitgesplitst in afgewezen aanvragen, ingewilligde aanvragen en overige afgedane aanvragen.
310
230
400
480
580
340
200
210
230
300
3.260
3.470
5.120
2.800
900
270
390
290
380
370
750
14.730
<10
<10
<10
<10
20
<10
10
20
<10
<10
80
3.780
5.350
3.200
1.380
870
730
500
600
610
1.050
18.070
Hoeveel Eritrese vluchtelingen zijn na eventuele weigering van een verblijfsvergunning in hoger beroep gegaan in 2022 en 2023?
Het totale aantal vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit die een beroep heeft ingediend in 2022 was 190. Hiervan waren 40 beroepszaken na een afwijzing in de algemene asielprocedure (AA), 140 na een Dublin procedure en minder dan 10 na een verlengde asielprocedure (VA).
Het totale aantal vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit die een beroep heeft ingediend in 2023 was 200. Hiervan waren 50 beroepszaken na een afwijzing in de AA, 140 na een Dublin procedure en 10 na een VA procedure.
AA beroep
40
50
90
Dublin beroep
140
140
270
VA beroep
<10
10
20
190
200
390
Na afronding van de bovengenoemde beroepszaken is in 2022 en 2023 gezamenlijk in minder dan 10 gevallen een hoger beroep ingediend door de vreemdeling.
Hoeveel Eritrese vluchtelingen zijn in hoger beroep in het gelijk gesteld en hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen?
Er zijn geen inwilligingen gevonden van personen met de Eritrese nationaliteit na een gegrond (hoger) beroep op een eerste asielaanvraag.
Welke percentage van de aanvragen van Eritrese vluchtelingen is afgewezen omdat op dat moment er nog geen sprake was van een beschermingstitel vanwege de civiele dienstplicht?
De motivering van het afwijzen van een asielaanvraag wordt niet geregistreerd hierdoor kan er geen antwoord worden gegeven op deze vraag.
Waarom zoeken Eritreeërs geen bescherming in Uganda, Kenia, Egypte, Libië, Tunesië, Jordanië of Saoedi-Arabië?
De aanname onder deze vraag is onjuist. Personen met de Eritrese nationaliteit zoeken regelmatig ook bescherming in omringende landen.
Heeft u voldoende opvangplekken voor Eritreeërs die een beroep doen op bescherming vanwege de civiele dienstplicht?
Bij het toekennen van opvangplekken wordt geen onderscheid gemaakt naar de asielmotieven die een asielzoeker heeft. Voorts verwijs ik u in dit verband naar mijn brief gericht aan uw Kamer van 15 april jl.3
Bent u voornemens om Eritreeërs die zich op basis van de sociale dienstplicht naar Nederland te bewegen uit te zonderen van de spreidingswet? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij de uitvoering van de Spreidingswet kan, zoals uw Kamer bekend is, geen onderscheid worden gemaakt naar de asielmotieven die een asielzoeker heeft. Dit zou ook niet wenselijk zijn en in strijd met het recht.
Heeft u overwogen om een nieuwe huisvestingsoplossing voor Eritreeërs die zich hier melden op basis van de sociale dienstplicht te verwijzen naar familie en/of vrienden voor een definitieve woonplek nadat ze een verblijfsstatus hebben gekregen?
Nee. Het staat asielzoekers in beginsel vrij om desgewenst te verblijven bij familie en/of vrienden gedurende de asielprocedure.
Hoe gaat u onderscheid maken tussen Eritreeërs die functioneren als de lange arm van het Eritrese Afewerki-regime en die dat niet zijn?
Zoals ik in mijn brief van 29 maart jl. met uw Kamer heb gedeeld zijn er grofweg drie asielstromen vanuit Eritrea naar Nederland te onderscheiden. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die zich uiteindelijk ontwikkelde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Een tweede golf trad op van 1998–2010 en vluchtte om verscheidene redenen tijdens en na de grensconflicten met Ethiopië. Van deze en de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op vlucht voor het huidige regime, dat dus wordt geleid door de partij waarvan de eerste golf (oorspronkelijk) aanhanger is. Blijkens het ambtsbericht gelden voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s als voor andere Eritreeërs. Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Het is echter waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente asielinstroom.
Hoe moeten burgers en gemeenten uw gedragen en emotionele oproepen om meer opvangplekken voor asielzoekers en statushouders wegen nu u het voor een nieuwe groep vluchtelingen aantrekkelijk maakt om naar Nederland te komen?
Allereerst is Nederland gebonden aan het verlenen van asiel aan personen die internationale bescherming nodig hebben. Dit volgt onder andere uit artikel 78, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), hetgeen is uitgewerkt in de Kwalificatierichtlijn en uit internationale verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag, het Handvest van de EU en het EVRM. Om te bepalen of een verzoek om internationale bescherming gerechtvaardigd is moeten lidstaten er op toezien dat de beslissingen van de beslissingsautoriteit, in de Nederlandse context is dat de IND, over verzoeken om internationale bescherming zijn gebaseerd op een deugdelijk onderzoek, dit volgt uit artikel 10, lid 3 van de Procedurerichtlijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken doet in bepaalde gevallen onderzoek naar de veiligheidssituatie in een land en beschrijft dit in een algemeen ambtsbericht. De recente wijziging in het landenbeleid van Eritrea is een vertaling van de feitelijke situatie daar te lande, zoals blijkt uit het meest recente algemene ambtsbericht van 19 december 2023, naar het asielrechtelijk beleidskader. Artikel 4, lid 3 van de Kwalificatierichtlijn bepaalt dat de beoordeling van een verzoek om internationale bescherming moet plaatsvinden op individuele basis en rekening houdt met onder andere de vraag of de betrokkene bij terugkeer naar het land van herkomst heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade. Uit het recente algemeen ambtsbericht over Eritrea blijkt dat de civiele dienstplicht in Eritrea kan leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Dit heeft geleid tot een beleidswijziging om Eritrese asielzoekers die aannemelijk hebben gemaakt vanwege de civiele dienstplicht te vrezen voor vervolging dan wel ernstige schade de bescherming te verlenen waar zij recht op hebben tenzij uit individuele feiten en omstandigheden (onder meer politieke en sociale klasse van betrokkene en diens leeftijd) blijkt dat hij geen reëel risico loopt op ernstige schade.
Ten tweede, als onderdeel van onze asielsystematiek moet er ook passende opvang worden gerealiseerd voor asielzoekers die in afwachting zijn van hun procedure en huisvesting voor statushouders die een verblijfsvergunning hebben gekregen. Dit staat onder meer in artikel 11, lid 2 onder b van de Vreemdelingenwet. Daarmee voorkomt de Staat potentiële schending van de artikelen 3, dan wel 8 van het EVRM, zo volgt uit de jurisprudentie van het EHRM.
Mijn oproepen tot voldoende opvangplekken volgen, net als wijzigingen in het landenbeleid, uit nationale en Europese regelgeving.
Hoe denkt u dat Nederlanders die al tien jaar of langer op een betaalbare, eigen woonplek wachten kijken naar deze nieuwe grond op basis waarvan extra asielzoekers naar Nederland kunnen komen?
Zoals ik in antwoord op vraag 4 heb aangegeven werkt het kabinet in internationaal verband aan het vergroten van grip op migratie middels brede migratiepartnerschappen. Zoals ik in antwoord op vraag 20 heb aangegeven is de recente wijziging van het landenbeleid Eritrea een vertaling van de feitelijke situatie in Eritrea, zoals blijkt uit het algemeen ambtsbericht, naar het asielrechtelijk beleidskader. Voorts wijs ik u op de aanpassingen zoals ik die heb gecommuniceerd in de brief van 5 maart jl. inzake de geloofwaardigheidsbeoordeling en het groepenbeleid waarmee, in lijn met het internationaal en Europees recht, meer gewicht wordt toegekend aan het individualiseringsvereiste en de bewijslast zo veel mogelijk bij de asielzoeker wordt gelegd. Dit geldt evenzeer voor asielzoekers uit Eritrea.
Gewelddadigheden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. |
|
Isa Kahraman (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zeker vier agenten gewond bij rellen rond bijeenkomst Eritreeërs in Den Haag»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het gaat om zeer ernstige geweldplegingen, temeer daar politie en hulpdiensten zijn belaagd?
Ja. Wij verdelen iedere vorm van geweld, in het bijzonder wanneer dit zich richt tegen onze hulpverleners. Politie en andere hulpverleners staan voor onze veiligheid. Zij moeten te allen tijde hun werk veilig kunnen doen. Tijdens de rellen in Den Haag was er sprake van excessief geweld. De feiten worden momenteel onderzocht door het Openbaar Ministerie. Voor snelle en strenge opsporing en vervolging na geweld tegen werknemers met een publieke taak bestaan de Eenduidige Landelijke Afspraken. Gezien de ernst van deze delicten is bij geweldplegers tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder hulpdiensten, bijvoorbeeld een strafeis van +200 procent van toepassing.
Kunt u aangeven of de betrokken organisaties bij de geweldplegingen van zondag 18 februari jl. in beeld zijn bij de overheid? Zo ja, welke? Zo nee, wat gaat u op korte termijn doen om deze informatie te bemachtigen?
Als Minister doe ik geen uitspraak over welke groepen wél en welke groepen níet in beeld zijn bij de overheid. Het handhaven van de openbare orde is een taak van de politie, en wordt uitgevoerd onder gezag van de burgemeester. De politie en andere (landelijke) diensten hebben verschillende manieren om informatie te vergaren en hier een zo compleet mogelijk beeld op te baseren. De politie adviseert de driehoek op basis van het informatiebeeld.
In hoeverre is er bij het georganiseerde evenement sprake van een lange arm van (ongewenste beïnvloeding door) het Eritrese regime dat middels afpersing en bedreiging een rol speelt binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
Vooralsnog hebben ons geen signalen bereikt dat er sprake was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime.
Is er bij de gewelddadigheden sprake geweest van betrokkenheid van (leden van de) zogeheten Brigade Nhamedu, zoals aangegeven in een verklaring van de burgemeester van Den Haag?
Ik kan geen inhoudelijke mededelingen doen over een lopend strafrechtelijk onderzoek. Bovendien wordt over de identiteit van verdachten – waaronder een eventueel lidmaatschap – geen uitspraken gedaan.
Wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om gewelddadige organisaties, zoals de Brigade Nhamedu, te verbieden? Zo nee, welke acties kunt u ondernemen om de betrokken organisaties alsnog te verbieden?
Er kunnen geen inhoudelijke mededelingen over een lopend strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Daarnaast is het niet aan ons om deze afweging te maken. Artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat het Openbaar Ministerie de rechtbank kan verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren of te ontbinden indien de werkzaamheid van deze rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.
Heeft de overheid in beeld hoeveel en welke personen lid zijn van de bij de gewelddadigheden betrokken organisaties?
Er wordt door politie altijd per casus gekeken naar beschikbare informatie om een informatiebeeld te vormen. Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie en het actuele kennisniveau van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u aangeven wat de verblijfsstatus is van de tot nu toe aangehouden mannen tussen de 19 en 36 jaar?
Over de identiteit van verdachten kunnen geen uitspraken worden gedaan.
Deelt u de mening dat betrokkenheid bij ernstige gewelddadigheden zoals nu in Den Haag hebben plaatsgevonden gevolgen moet hebben voor het verkrijgen van een permanente verblijfstitel of de Nederlandse nationaliteit?
Uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die (ernstige) misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland. Tegelijkertijd zijn de weigering en de intrekking van de verblijfsvergunning gebonden aan de regels die ik in het antwoord op vraag 10 nader toelicht. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het Nederlandse beleid reeds scherp gesteld is.
Is betrokkenheid bij de gewelddadigheden en/of lidmaatschap van bij het geweld betrokken organisaties volgens u voldoende om een verblijfstitel in te trekken en een betreffend persoon terug te sturen naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Als er sprake is van een veroordeling wegens strafbare feiten kan een verblijfsvergunning worden geweigerd of ingetrokken. In het geval van intrekking van een verblijfsvergunning regulier is de glijdende schaal van toepassing (des te langer het verblijf, des te hoger de opgelegde straf moet zijn om verblijf te kunnen intrekken). Als het gaat om mensen die asielrechtelijke bescherming nodig hebben, gelden bovendien de normen die zijn neergelegd in Europese Kwalificatierichtlijn, die weer een uitwerking zijn van internationale verdragen en jurisprudentie. Ten aanzien van deze personen geldt immers, dat is vastgesteld dat zij bescherming van de Nederlandse overheid nodig hebben. Bij terugkeer naar het eigen land zouden zij ernstige problemen kunnen ondervinden. Daarom is in de Europese regelgeving opgenomen wanneer een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Hiervan is in beginsel sprake als de rechter een onherroepelijke gevangenisstraf van ten minste 10 maanden heeft opgelegd. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap. Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Hiervoor is in ons beleid een grens gesteld van tenminste zes maanden gevangenisstraf. Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook is de aard van de misdrijven/gepleegde strafbare feiten van belang. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare- orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Hoeveel asielprocedures van mensen uit Eritrea zijn er de afgelopen vijf jaar behandeld, zowel de nog lopende als de reeds afgehandelde procedures? Hoeveel asielaanvragen zijn toegekend en hoeveel zijn afgewezen in de afgelopen vijf jaar? Is hierbij een differentiatie te maken tussen aanhangers en tegenstanders van het huidige regime?
Tussen 2019 en 2023 zijn er in totaal ca. 3.480 eerste asielaanvragen behandeld, waarvan (afgerond) 36% is afgewezen, 62% is ingewilligd en 1% overig is afgedaan. Per december 2023 zaten er ca. 2.600 eerste asielaanvragen in de werkvoorraad van de IND.
In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime. In de praktijk zijn er echter geen recente gevallen bekend waarin Eritrese asielzoekers zich kenbaar maken als regeringsgezind of waarbij de IND aanwijzingen heeft dat zij regeringsgezind zouden zijn. Mede hierdoor kan de IND geen inschatting geven over het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime.
Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een loyale aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Dit kan betekenen dat de aanvraag wordt afgewezen. Uit de meest recente ambtsberichten van de afgelopen jaren aangaande Eritrea blijkt immers, dat voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s gelden als voor andere Eritreeërs. Vrijwel alle Eritreeërs die recent gevlucht zijn uit het land, voeren echter aan dat zij vluchtten vanwege het zeer repressieve regime en de onbeperkte duur van de dienstplicht. Deze personen zijn vrijwel allemaal op illegale wijze vertrokken en lopen een reëel risico om bij terugkeer aan marteling te worden onderworpen.
Het is waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente en huidige asielinstroom. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die evolueerde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Daarnaast zullen niet alle Eritreeërs in eerste instantie verblijfsrecht in Nederland hebben gekregen op basis van asiel, maar kunnen zij dit ook op reguliere gronden hebben verkregen.
Van de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op de vlucht voor het huidige regime.
Deelt u de mening dat het vreemd is als aanhangers van het Eritrese regime een vluchtelingenstatus zouden krijgen, omdat juist zij geen vervolging in hun land zouden hoeven vrezen?
Zie antwoord vraag 11.
Zijn er signalen dat geweldplegingen binnen Eritrese groepen ook plaatsvinden in andere landen met substantiële Eritrese bevolkingsgroepen, zoals Duitsland en Zweden? Zijn er signalen dat bij dergelijke groepen over de landsgrenzen heen contacten bestaan? Zo ja, bent u bereid om deze problematiek op te brengen in een komende JBZ-Raad van EU-Ministers of deze problematiek anderszins te bespreken met uw EU-collega’s?
Ook in andere landen is geweld gebruikt rondom evenementen van de Eritrese diaspora, waaronder in Zweden, Duitsland, de Verenigde Staten en Israël. In het algemeen kan worden aangenomen dat onder Eritrese diasporagroeperingen onderling contact bestaat. Het kabinet beziet de komende periode met de genoemde lidstaten of agenderen in Europees verband opportuun is.
Het bericht ‘IND handelt in hoger tempo asielaanvragen af, maar de wachttijd blijft oplopen’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «IND handelt in hoger tempo asielaanvragen af, maar de wachttijd blijft oplopen»?1
Ja.
Hoe kan het dat de IND niet in staat is geweest om de instroom bij te houden, ondanks dat er in 2023 minder asielaanvragen zijn ingediend dan was voorspeld in de Meerjaren Productie Prognose (MPP)?
Het klopt dat de instroom van eerste asielaanvragen in 2023 lager was dan verwacht in het MPP medio scenario. De instroom van eerste aanvragen was in 2023 echter hoger dan wat de IND op basis van haar besliscapaciteit aan kan.2 De IND is een arbeidscapaciteitsorganisatie, wat betekent dat het aantal jaarlijks af te handelen asielzaken afhankelijk is van de beschikbare hoor- en besliscapaciteit ofwel het aantal voor de behandeling van asielzaken opgeleide beschikbare medewerkers. Mede op basis van deze capaciteit worden jaarlijks afspraken met de IND gemaakt over de aantallen af te handelen aanvragen en procedures. Deze aantallen worden opgenomen in de opdrachtbrief en zijn gebaseerd op het IND-jaarplan. Ondanks de uitbreiding van de besliscapaciteit lukt het niet om het aantal beslissingen zo te verhogen dat de asielinstroom kan worden bijgehouden en de voorraden worden afgebouwd. Ik blijf met de IND in gesprek over manieren om de ingezette productieverhoging meerjarig vast te kunnen houden en waar mogelijk te kunnen uitbouwen.
Waarom is er nog steeds geen noodplan ingesteld om de pieken on het asieldomein op te vangen, zoals het onderzoekbureau EY reeds adviseerde in 2021 en de achterstanden ook sinds 2021 oplopen?2
De aanbevelingen van EY zijn door de IND omarmd en uitgewerkt. Over de uitwerking van de maatregelen en de stappen die de IND sindsdien heeft gezet is uw Kamer reeds geïnformeerd in brief van 13 juli 20234.
Bij de uitwerking van de aanbevelingen uit het EY-rapport is bewust ingezet op structurele maatregelen en verbeteringen door onder andere meer inzicht te vergaren en de processen en sturing te verbeteren. Vanzelfsprekend doet de IND ondertussen alles wat ze kunnen om de aanhoudende piek in de asielinstroom op te vangen (zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de capaciteit en versnelling in de behandeling van zaken door het project bespoediging afdoening asiel).
De maatregelen waar de IND op heeft ingezet licht ik bij de beantwoording van vraag 4 nader toe. De maatregelen hebben als doel de doorlooptijden te verbeteren en het verschil tussen wat de IND aan kan en wat er aan aanvragen binnenkomt te verkleinen.
Wat is er sinds het advies van het onderzoeksbureau EY om een noodplan te hebben om lange/grote pieken op te kunnen vangen, gedaan om het verder oplopen van achterstanden binnen het asieldomein te voorkomen?
De IND heeft de afgelopen jaren ingezet op het uitwerken van de aanbevelingen uit het rapport van EY. Dit heeft onder andere geleid tot het oprichten van de Verkeerstoren en het Bedrijfsbureau. Hierdoor kan beter gestuurd worden op de werkvoorraad in relatie tot de beschikbare capaciteit. Het bedrijfsbureau richt zich op de administratieve ontlasting van de hoor- en beslismedewerkers. Daardoor wordt de schaarse besliscapaciteit nu volledig ingezet op de beslistaak. Dit zorgt derhalve voor een structurele verhoging van de productie.
Verder zijn er diverse maatregelen getroffen die eraan moeten bijdragen dat de achterstanden niet verder oplopen, beslissingen tijdig worden genomen en om (intern) beter te kunnen sturen. In de brieven aan uw Kamer van 28 april 2023, 13 juli 2023 en 10 november 2023 zijn deze maatregelen nader uiteengezet5. Zo wordt er in het kader van de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Van Zwol gewerkt aan een voorstel voor een toekomstbestendige bekostigingssystematiek voor de IND. De IND is gebaat bij een toekomstbestendige bekostigingssystematiek, die ondersteunt dat er meerjarige afspraken gemaakt kunnen worden over de opdracht van de IND.
Ook heeft de IND ter versterking van de uitvoering verschillende initiatieven ingezet om de sturing op de doorlooptijden van asielprocedures te verbeteren, zoals een sneller afhandelingsproces voor kansloze herhaalde aanvragen en het instellen van «knopendoorhakteams» bij complexe zaken. Daarbij geldt wel dat de doorlooptijden in zijn algemeenheid verder zullen blijven oplopen. Dit zal zeker ook nog in 2024 gebeuren. Dat komt doordat de productiecapaciteit, ondanks uitbreiding, onvoldoende is om de instroom bij te houden.
De IND is in 2023 gestart met het project Bespoediging Afdoening Asiel (BAA). In dit project zet de IND projectmatig in op het efficiënt afhandelen van asielaanvragen van nationaliteiten die (ingevolge het gevoerde landgebonden beleid) kansrijk zijn en daardoor versneld afgehandeld kunnen worden. Doel is om in totaal netto 13.000 zaken extra af te doen tussen mei 2023 voor 1 augustus 2024. Ook op andere terreinen, bijvoorbeeld met behulp van externe inhuur is de productie verhoogd.
Daarnaast is ook met prioriteit gekeken naar aanvragen van asielzoekers in spoor 4 met nationaliteiten waarvoor juist een laag inwilligingspercentage geldt, in het bijzonder Algerijnse en Moldavische aanvragers. Deze inzet is in 2023 ingevoerd in aanvulling op de reeds bestaande prioriteit die gegeven wordt aan de zogeheten behandelsporen 1 en 2.
Ook blijft de IND inzetten op het continu werven en opleiden van nieuw personeel, om onder andere ook het verzuim en verloop permanent op te kunnen opvangen. Met deze maatregelen kon erger worden voorkomen maar blijft het geheel zorgwekkend. De behandelcapaciteit van de IND kan ondanks al deze maatregelen niet de groei bijhouden van de huidige en de verwachte voorraad asielaanvragen.
Voor 2024 en de jaren daarna is de prognose dat de asielinstroom hoog blijft. Zo heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd dat voor 2024 een totale asielinstroom wordt verwacht tussen de ca. 49.000 en 78.500. Daar moet bij worden vermeld dat de IND volgens de MPP 2024-I in 2024 verwacht ca. 54.8006 asielzaken af te kunnen doen7. Dit is echter slechts een prognose. De voorraad nog te behandelen asielaanvragen bedroeg eind 2023 bijna 50.000 asielaanvragen.
Op welke manier zullen de achterstanden bij de IND in 2024 worden ingelopen? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat de achterstanden opnieuw zullen oplopen?
Op 31 december 2021 had de IND bezetting van in totaal van circa 5.400 FTE. Dit is inclusief externen. Op 31 december 2023 had de IND een bezetting van circa 6.040 FTE, inclusief externen.
Voor directie Asiel en Bescherming was de bezetting op 31 december 2021 circa 1.450 FTE. Dit is inclusief externen. Op 31 december 2023 had directie Asiel en Bescherming een bezetting van in totaal circa 2.150 FTE, inclusief externen. Dit betreft de volledige bezetting van de directie Asiel en Bescherming en niet enkel hoor- en beslismedewerkers. Immers, alle medewerkers dragen (in)direct bij aan de afdoening van asielzaken.
Het aantal zaken dat in spoor 1, 2 en 4 in 2021 is afgedaan is 26.200 zaken, in 2022 waren dat 27.800 zaken en in 2023 34.980 zaken. Daarmee is het aantal beslissingen in spoor 1, 2 en 4 zaken ten opzichte van 2021 met 8.780 zaken (33,5%) toegenomen.
Wat is er sinds de eerste generieke verlenging van de beslistermijnen voor asielzoekers gedaan om de beslistermijn op korte termijn terug te kunnen dringen naar 6 maanden?
Alle hierboven genoemde maatregelen zijn gericht op het terugbrengen van de feitelijke beslistermijn naar maximaal 6 maanden, met uitzondering van aanvragen waarbij om individuele reden er een grond voor verlenging bestaat. Zolang de instroom hoger blijft dan de beschikbare besliscapaciteit zal de voorraad niet ingelopen worden en zal de IND niet op korte termijn in staat zijn toe te werken naar een beslistermijn van 6 maanden.
Op welke wijze is er sinds 2021 gewerkt aan het voorkomen van verzuim en verloop bij de directie asiel?
Vanzelfsprekend werkt de IND net zoals andere overheidsorganisaties structureel aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, aan het waar mogelijk voorkomen van verzuim en waar sprake is van verzuim aan een adequate begeleiding om na herstel snel weer met het werk te kunnen beginnen. Binnen de directie Asiel en Bescherming is geen sprake van een opvallend hoger verzuimpercentage. Om verzuim te voorkomen is er in 2022 een IND-brede meerjarige aanpak ziekteverzuim opgesteld. Binnen de directie Asiel en Bescherming is naar aanleiding daarvan een plan van aanpak arbeidsverzuim opgesteld en is arbeidsverzuim regelmatig onderwerp van gesprek in de prestatiedialoog binnen directie Asiel en Bescherming. Er vindt eveneens monitoring op verzuim plaats. Tevens vinden gesprekken plaats aan de hand van verzuimanalyse en vinden er geregeld gesprekken plaats tussen managers en de bedrijfsarts en bedrijfsmaatschappelijk werk om op die manier het verzuim terug te dringen.
Met een Strategische Personeelsplanning is in 2023 inzichtelijk gemaakt wat de knelpunten zijn als het gaat om o.a. verzuim en verloop vanuit het perspectief van managers. Daarnaast wordt binnen de IND gebruik gemaakt van een medewerkers tevredenheid onderzoek en sinds vorig jaar van een exit onderzoek. Dat loopt naast exitgesprekken die managers met een vertrekkende medewerker voeren. In het exit onderzoek worden vertrekkende medewerkers verzocht een vragenlijst in te vullen omtrent zijn/haar vertrek. Aan de hand van de reacties zal een analyse worden gemaakt wat de redenen van vertrek zijn. Hierop zal de organisatie specifiek HR-beleid opstellen om medewerkers tevredenheid te vergroten en daarmee hopelijk medewerkers te behouden.
Wat zijn de huidige verloop- en verzuimpercentages binnen de directie asiel?
Het uitstroompercentage (verloop) komt in 2023 uit op circa 10%. Het gemiddelde verzuimpercentage voor alle medewerkers binnen de directie Asiel en Bescherming was in 2023 8%.
Wat is momenteel de gemiddelde opleidingsperiode voor het hoor- en beslisbevoegd maken van een hoor- en beslismedewerker bij de IND?
De gemiddelde opleidingsduur voor een nieuwe medeweker voor het behandelen van 1e aanvragen spoor 4 bedraagt één jaar. Gedurende dat jaar volgt de medewerker een basisopleiding asiel waarin zowel theorie wordt aangereikt, als onder begeleiding van ervaren medewerkers in praktijk wordt gehoord en beslist. In die periode dragen zij dus bij aan het behandelen van aanvragen. Aansluitend stromen deelnemers in op hun locatie en worden daar tekenbevoegd. Zolang medewerkers niet tekenbevoegd zijn, mogen zij niet zelfstandig zaken behandelen.
Het aantal opleidingsplaatsen is gelimiteerd want het opleiden van nieuwe medewerkers vraagt ook een substantiële investering van ervaren capaciteit. Op dit moment kan de IND maximaal 180 nieuwe medewerkers per jaar opleiden voor het behandelen van spoor 4 zaken. Deze 180 medewerkers zijn deels voor het vervangen van uitstroom en deels voor uitbreiding van de capaciteit. De IND beziet momenteel of en welke mogelijkheden er zijn om de opleiding van de nieuwe medewerkers efficiënter in te richten.
Wat is het verlooppercentage van hoor- en beslismedewerkers bij de IND die binnen 2 jaar zijn uitgestroomd?
In 2023 zijn circa 100 hoor- en beslismedewerkers (FGR-medewerkers behandelen en ontwikkelen schaal 10 en 11) van de directie Asiel en Bescherming uitgestroomd, waarvan er circa 40 korter dan 2 jaar in dienst geweest.
Hoe wordt voorkomen dat hoor- en beslismedewerkers na de opleidingstermijn weer binnen korte termijn uitstromen?
Er wordt onderzocht op welke fronten het huidige werving en selectieproces verbeterd kan worden om zo ervoor te zorgen dat de nieuwe medewerkers aan de voorkant goed weten wat de functie inhoudt en op deze wijze de juiste medewerker op de juiste functie terecht komt. Daarnaast wordt ook gekeken naar het ontwikkelen van loopbaanpaden binnen de directie, om medewerkers zoveel mogelijk te behouden voor de IND. In deze krappe arbeidsmarkt is het behouden van zittende medewerkers en het vinden en opleiden van nieuwe medewerkers echter ook voor de IND een uitdaging.
Kunt u aangeven wat momenteel het percentage van gehoren is dat uitvalt en wat het effect daarvan is op de doorlooptijden van asielaanvragen?
Er zijn geen betrouwbare cijfers uit de systemen van de IND te genereren over het percentage gehoren dat uitvalt. Daardoor valt ook niet aan te geven wat het effect daarvan is op doorlooptijden. Wat wel duidelijk is dat op het moment dat een gehoor uitvalt, dit betekent dat er opnieuw een gehoor zal moeten worden ingepland. De gemiddelde planhorizon is 6 weken. Het opnieuw plannen van een zaak heeft echter niet enkel effect op de doorlooptijd van die specifieke zaak, het betekent ook dat andere zaken in de voorraad langer moeten wachten op hun gehoor. Daardoor leidt het uitvallen van gehoren tot oplopende doorlooptijden.
Kunt u aangeven wat de oorzaken zijn van het uitvallen van gehoren?
Er kunnen tal van redenen zijn waarom gehoren uitvallen. Een deel van de oorzaken ligt in logistieke problemen, bijvoorbeeld omdat de uitnodiging niet bij de vreemdeling terecht is gekomen of vervoersproblemen. Daarnaast komt het ook voor dat tolken uitvallen, de vreemdeling ziek is of om onbekende redenen niet op komt dagen.
Welke maatregelen treft u om het percentage voor uitval van gehoren terug te dringen?
Om te voorkomen dat uitnodigingen voor gehoren niet bij de vreemdelingen terecht komen, is er bijvoorbeeld ingezet op een betere informatievoorziening tussen het COA en de IND. Hierdoor zou sneller bij de IND bekend moeten zijn wat het huidige verblijfadres van de vreemdeling is. Daarnaast wordt er door de IND op ingezet om voorafgaand aan het gehoor een ontvangstbevestiging te krijgen voor het gehoor. Ook wordt binnen het project BAA geëxperimenteerd met horen op locatie en worden de mogelijkheden onderzocht om vreemdelingen zonder tussenkomst van het COA uit te nodigen voor een gehoor.
Met hoeveel beslissingen is de besliscapaciteit van de IND sinds 2021 toegenomen?
De uitgelekte asielplannen van de formerende partijen |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Plan op formatietafel: «Asielcrisis» uitroepen om strengere maatregelen»?1
Ja.
Onder welke voorwaarden is het mogelijk om een asielcrisis uit te roepen en voldoet Nederland er op dit moment aan?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 4 november 2022 (Kamerstuk 19 637, nr. 3002).
In die brief is uiteengezet dat artikel 111 Vreemdelingenwet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld die afwijken van de Vreemdelingenwet in het geval van buitengewone omstandigheden. Tegelijk is in die brief aangegeven dat dit artikel onverlet laat dat binnen de kaders van de Europese regelgeving en internationale verdragen moet worden gebleven, zoals de Kwalificatierichtlijn, de Asielprocedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dat betekent dat vreemdelingen niet de toegang tot de asielprocedure en de asielopvang kan worden ontzegd.
Blijkens de wetsgeschiedenis, zo is eveneens in genoemde Kamerbrief uiteengezet, geldt verder dat voor de toepassing van dit artikel gedacht moet worden aan situaties van oorlog of andere buitengewone omstandigheden en niet aan vraagstukken met een structureler karakter, zoals een verhoogde asielinstroom.
Hoe verhoudt de asielinstroom in Nederland zich ten opzichte van het EU gemiddelde?
In 2023 zijn in alle EU-lidstaten in totaal 1.049.220 eerste asielaanvragen ingediend. Dit was een toename van 20% vergeleken met 2022. In absolute aantallen was Duitsland in 2023 de lidstaat van de EU met het hoogste aantal eerste asielaanvragen, gevolgd door Spanje en Frankrijk. Nederland nam in 2023 de zevende plaats in, maar is inmiddels in 2024 gestegen naar de 6e plaats. De totale asielinstroom in Nederland in 2023 betrof 50.720.
Is het toegestaan volgens de EU-richtlijnen en de Nederlandse vreemdelingenwet om tijdens een «asielcrisis» geen opvang te bieden aan asielzoekers?
Zie antwoord vraag 2.
Is het toegestaan voor gemeenten om tijdens een «asielcrisis» toch opvang te bieden?
Ja.
Kunnen asielzoekers die zich in Nederland melden, maar wiens verzoek niet in behandeling wordt genomen, worden uitgezet?
Nee.
Welke rechten hebben asielzoekers zolang hun verzoek niet in behandeling wordt genomen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke plichten vloeien alsnog voort uit de EU asielrichtlijnen indien de Nederlandse vreemdelingenwet wordt opgeschort?
Zie antwoord vraag 2.
Is er iets veranderd aan de regelgeving of zijn er inmiddels andere juridische inzichten sinds uw brief (Kamerstuk 19 637, nr. 3002) over dit onderwerp?
Nee, op de voor dit vraagstuk belangrijke onderdelen zijn geen bepalende wijzigingen in werking getreden.
Wat zouden de Europese consequenties kunnen zijn als een kabinet in Nederland toch besluit om een asielcrisis uit te roepen?
Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Verwacht u dat een nieuwe juridische verkenning tot nieuwe inzichten zal leiden?
Nee.
In hoeverre vindt u het bestempelen van de huidige opvangcrisis als asielcrisis een toepasselijke en reële oplossing voor de problemen in de asielketen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe voor effect zal een door het kabinet uitgeroepen «asielcrisis» hebben op de spreidingswet?
Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Hoe groot acht u de kans dat de rechter dit plan afschiet, indien de formerende partijen dit toch opnemen in een coalitieakkoord? In hoeverre is volgens u hier sprake van symboolpolitiek?
Een juridische weging is afhankelijk van de inhoud van een coalitieakkoord. Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Bent u bereid de vragen binnen uiterlijk een week te beantwoorden?
Ja.
De dreigende sluiting van het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide |
|
Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de voorgenomen sluiting van het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide, dat sinds de zomer 2021 fungeert als opvanglocatie voor Afghaanse vluchtelingen en hun gezinsleden?1
Kunt u een stand van zaken geven wat betreft de invulling van het Walaardt Sacré Kamp na 1 juli 2024?
Klopt het dat na 1 juli 2024 er geen ruimte meer is voor de verlening van de asielopvang in het Walaardt Sacré Kamp? Zo ja, kunt u toelichten hoe u tot dit besluit bent gekomen?
Is er vervangende huisvesting, medische zorg en onderwijs voor de Afghaanse vluchtelingen gevonden die nu verblijven in het Walaardt Sacré Kamp? Zo ja, betreft dit een permanente oplossing?
Welke gesprekken en bestuurlijke overleggen hebben er plaatsgevonden inzake de ingebruikname van het Walaardt Sacré Kamp tot nu toe en wat waren de resultaten van die gesprekken?
Welke onderzoeken heeft u uitgevoerd naar de mogelijkheden van het verlengen van de asielopvang op het Walaardt Sacré Kamp? Heeft u bijvoorbeeld gekeken naar de mogelijkheid om een deel van het terrein beschikbaar te stellen voor de asielopvang of de mogelijkheid om de kinderen het schooljaar af te laten maken? Zo nee, waarom niet?
Hoe staat het met de uitbreiding van de werkzaamheden op het naastgelegen Camp New Amsterdam, waardoor het Walaardt Sacré Kamp nodig is voor legering, facilitaire en andere ondersteunende functies?
Hoe beoordeelt u in het licht van de opvangcrisis het terugtrekken van deze Rijksgronden en daarmee van honderden plekken in een goed functionerende en in de omgeving ingebedde opvang?
Het bericht 'Van der Burg: 1500 asielplekken minder sinds hoofdlijnenakkoord' |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat de aankondiging dat de nieuwe coalitie de spreidingswet in wil trekken nu al leidt tot 1500 minder asielplekken?1
Hoeveel asielplekken verwacht u de komende tijd nog te verliezen als gevolg van deze aankondiging?
Welke argumenten geven gemeenten wanneer zij ervoor kiezen om nu toch geen asielzoekers op te vangen of toegezegde plekken te schrappen?
Waren er gemeenten met wie afspraken gemaakt zijn over de specifieke uitkering voor extra plekken in de toekomst, dat de nieuwe coalitie heeft geschrapt? Wat kan deze gemeenten nu alsnog over de streep doen trekken?
In hoeveel gemeenten was de Spreidingswet het afgelopen jaar een argument in de bereidheid om plekken te creëren?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de migratiechaos niet nóg groter wordt en er de komende maanden genoeg opvangplekken voor asielzoekers zijn?
Welke mogelijkheden heeft u nu nog voor het creëren van extra plekken nu blijkt dat de nieuwe coalitie de spreidingswet in wil trekken?
Wat betekent dit voor Ter Apel, waar nog altijd te veel asielzoekers worden opgevangen? Heeft u nog mogelijkheden u aan uw belofte aan Ter Apel te houden om onder de 2000 asielzoekers te blijven?
Kunt u garanderen dat er deze zomer geen asielzoekers noodgedwongen buiten moeten slapen?
De uitgelekte asielplannen van de formerende partijen |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Plan op formatietafel: «Asielcrisis» uitroepen om strengere maatregelen»?1
Ja.
Onder welke voorwaarden is het mogelijk om een asielcrisis uit te roepen en voldoet Nederland er op dit moment aan?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 4 november 2022 (Kamerstuk 19 637, nr. 3002).
In die brief is uiteengezet dat artikel 111 Vreemdelingenwet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld die afwijken van de Vreemdelingenwet in het geval van buitengewone omstandigheden. Tegelijk is in die brief aangegeven dat dit artikel onverlet laat dat binnen de kaders van de Europese regelgeving en internationale verdragen moet worden gebleven, zoals de Kwalificatierichtlijn, de Asielprocedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dat betekent dat vreemdelingen niet de toegang tot de asielprocedure en de asielopvang kan worden ontzegd.
Blijkens de wetsgeschiedenis, zo is eveneens in genoemde Kamerbrief uiteengezet, geldt verder dat voor de toepassing van dit artikel gedacht moet worden aan situaties van oorlog of andere buitengewone omstandigheden en niet aan vraagstukken met een structureler karakter, zoals een verhoogde asielinstroom.
Hoe verhoudt de asielinstroom in Nederland zich ten opzichte van het EU gemiddelde?
In 2023 zijn in alle EU-lidstaten in totaal 1.049.220 eerste asielaanvragen ingediend. Dit was een toename van 20% vergeleken met 2022. In absolute aantallen was Duitsland in 2023 de lidstaat van de EU met het hoogste aantal eerste asielaanvragen, gevolgd door Spanje en Frankrijk. Nederland nam in 2023 de zevende plaats in, maar is inmiddels in 2024 gestegen naar de 6e plaats. De totale asielinstroom in Nederland in 2023 betrof 50.720.
Is het toegestaan volgens de EU-richtlijnen en de Nederlandse vreemdelingenwet om tijdens een «asielcrisis» geen opvang te bieden aan asielzoekers?
Zie antwoord vraag 2.
Is het toegestaan voor gemeenten om tijdens een «asielcrisis» toch opvang te bieden?
Ja.
Kunnen asielzoekers die zich in Nederland melden, maar wiens verzoek niet in behandeling wordt genomen, worden uitgezet?
Nee.
Welke rechten hebben asielzoekers zolang hun verzoek niet in behandeling wordt genomen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke plichten vloeien alsnog voort uit de EU asielrichtlijnen indien de Nederlandse vreemdelingenwet wordt opgeschort?
Zie antwoord vraag 2.
Is er iets veranderd aan de regelgeving of zijn er inmiddels andere juridische inzichten sinds uw brief (Kamerstuk 19 637, nr. 3002) over dit onderwerp?
Nee, op de voor dit vraagstuk belangrijke onderdelen zijn geen bepalende wijzigingen in werking getreden.
Wat zouden de Europese consequenties kunnen zijn als een kabinet in Nederland toch besluit om een asielcrisis uit te roepen?
Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Verwacht u dat een nieuwe juridische verkenning tot nieuwe inzichten zal leiden?
Nee.
In hoeverre vindt u het bestempelen van de huidige opvangcrisis als asielcrisis een toepasselijke en reële oplossing voor de problemen in de asielketen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe voor effect zal een door het kabinet uitgeroepen «asielcrisis» hebben op de spreidingswet?
Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Hoe groot acht u de kans dat de rechter dit plan afschiet, indien de formerende partijen dit toch opnemen in een coalitieakkoord? In hoeverre is volgens u hier sprake van symboolpolitiek?
Een juridische weging is afhankelijk van de inhoud van een coalitieakkoord. Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Bent u bereid de vragen binnen uiterlijk een week te beantwoorden?
Ja.
Recente berichtgeving rond haatimams in Nederland. |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Islamcentrum Veenendaal: Nederlandse moslims zijn verplicht om niet-moslims te haten»?1
Bent u het ermee eens dat de uitspraken die zijn gedaan door de betreffende islamleraar in een podcast ontoelaatbaar zijn in de vrije Nederlandse samenleving en zeer slecht zijn voor veiligheid en integratie? Vindt u dat de opmerkingen aanzetten tot haat, en mogelijk tot geweld?
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld wegens haatzaaien en/of opruiing?
Is er sinds het uitkomen van het nieuwsbericht afgelopen vrijdag contact geweest met de moskeeorganisatie waar de islamleraar aan is gelieerd? Zo ja, waaruit bestond dit contact? Zo nee, waarom niet? Was er voor dit nieuwsbericht al contact met de organisatie? Zo ja, waaruit bestond dit contact?
Welk contact heeft er plaatsgevonden met de burgemeester van Veenendaal en u en tussen de burgemeester en de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester in gang gezet?
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding in deze casus? Heeft de gemeente Veenendaal contact gehad met de Taskforce? Neemt de Taskforce proactief contact op met gemeenten in een casus als deze?
Welke rol speelt de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) in deze casus?
Welke gevolgen zijn in algemene zin mogelijk voor het intrekken dan wel niet-permanent maken van een verblijfsstatus als een imam is veroordeeld voor opruiing of haatzaaien? Hoe wordt een eventuele veroordeling gesignaleerd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)?
Is er bekend of Ar-Rahmah donaties ontvangt vanuit het buitenland? Zo ja, op welke manier is de organisatie transparant geweest? Zo niet, hoe gaat u ervoor zorgen dat de organisatie transparant is over hun jaarrekening en donaties?
Is er de afgelopen vijf jaar enige vorm van contact of actie geweest ten aanzien van de weekendschool van Ar Rahmah vanuit de landelijke of de lokale overheid? Zo ja, welke en wat zijn de constateringen geweest op deze school? Zo niet, waarom niet?
Heeft het Ministerie van SZW ooit met de betreffende moskee-organisatie overleg gepleegd en zo ja, waarover? Hoe staat het met de aangenomen motie Becker2 om een overzicht met de Kamer te delen met welke organisaties het ministerie in het kader van integratie aan tafel zit?
Bent u bekend met het bericht «Afschuw om misselijkmakende oproep gastimam van moskee Amsterdam: «Moslims moeten Joden haten.»»?3
Bent u het ermee eens dat ook dit geplaatste statement van deze gastimam van de Blauwe Moskee, dat moslims Joden moeten haten en ook alle andere niet-moslims moeten haten, ontoelaatbaar is in de vrije Nederlandse samenleving, temeer nu de veiligheid van de Joodse gemeenschap al zwaar onder druk staat?
Kunt u aangeven of het OM deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld wegens haatzaaien en/of opruiing?
Is er contact geweest met de moskeeorganisatie waar de imam gastspreker is? Zo ja, waaruit bestond dit contact? Zo nee, waarom niet?
Welk contact heeft er plaatsgevonden vanuit u met de burgemeester van Amsterdam en vanuit de burgemeester met de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester in gang gezet?
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding in deze casus? Kan de gemeente Amsterdam een beroep doen op de Taskforce? Is er al contact geweest tussen de Taskforce en de burgemeester?
Welke rol speelt de ESS in deze casus? Is er al contact geweest tussen de ESS en de burgemeester?
Is het juist dat niet alleen deze imam, maar ook de imam Ibn Khalifa haatteksten op zijn account plaatst, onder andere met een gedicht dat zelfmoordaanslagen op Joden verheerlijkt en dat deze imam ook lezingen geeft in de al-Oumma moskee en spreekt in moskeeën in Uithoorn, Rotterdam en Bussum?
Wat zijn de acties vanuit de landelijke en lokale overheid ten aanzien van deze imam? Is er sprake van vervolging door het OM? Is er contact met de moskeeorganisaties waar deze imam regelmatig spreekt om hen te wijzen op de uitspraken van deze imam?
Wat zijn de mogelijkheden voor de overheid als moskee-organisaties toch een podium blijven bieden aan imams met haatboodschappen? Biedt artikel 2:20 van het Burgelijk Wetboek een grond om in het uiterste geval een moskee te kunnen sluiten en zo ja, is hier al eens een beroep op gedaan? Zo nee, waarom niet?
Zijn er voor gemeenten voldoende mogelijkheden om in te grijpen als een imam met een reputatie van haatboodschappen van plan is te spreken in bijvoorbeeld een moskee?
Bent u bereid de Kamer binnen zes weken een brief te sturen ten aanzien van de huidige staat van het salafisme, salafistische aanjagers en haatimams in Nederland en de actuele aanpak daartegen?
Bent u bereid daarin mee te nemen hoe het staat met de Schengeninformatiesysteem (SIS-)signalering, zwarte lijsten, visumbeleid, de Nederlandse imamopleiding en de uitvoering van de motie Becker4 om in samenwerking met hostingproviders en internetplatforms het onvrije gedachtengoed van salafistische aanjagers tegen te gaan en daar indien nodig bestuurlijk instrumentarium voor in te zetten en tevens onderzoek te doen naar het onderbrengen van toezicht hierop bij een online autoriteit?
De uitvoering van de Spreidingwet |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u toezeggen dat de ambtelijke ondersteuning die gemeenten moeten verlenen bij de uitvoering van de Spreidingwet 100% wordt vergoed? Kunt u aangeven op welke wijze dit gaat gebeuren?
Klopt het dat er nog geen duidelijkheid is over de verdeling van de middelen voor uitvoering van de wet, waardoor het voor gemeenten onduidelijk is of zij noodzakelijke specifieke expertise kunnen aantrekken? Zo ja, kunt u gemeenten hier zo snel mogelijk duidelijkheid over geven?
Klopt het dat tot op heden de kaders voor exploitatie door gemeenten, waaronder die voor kleinschalige opvang ontbreken? Zo ja, kunt u gemeenten hier zo snel mogelijk duidelijkheid over geven?
Hoe snel kan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een opvang realiseren op een ter beschikking gestelde locatie en hoe worden gemeenten geïnformeerd over de realisatietermijnen en de capaciteit van het COA?
Kunt u toezeggen dat u zoveel mogelijk leegstaande locaties in eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf zult aanwenden voor asielopvang en dat u de reeds daarvoor beschikbaar gestelde locaties, zoals de Regulusweg in Den Haag, zult handhaven?
Kunt u specifiek aangeven welke ruimtelijke instrumenten u danwel de provincies tot hun beschikking krijgen om locaties voor asielopvang aan te wijzen? Is dit instrumentarium hetzelfde als bij een provinciale indeplaatsstelling als een gemeente haar taakstelling voor het huisvesten van statushouders niet nakomt?
Kunt u concreet toelichten hoe het interbestuurlijk toezicht en de bevoegdheid om dwang toe te passen eruit komt te zien? Is er bijvoorbeeld een escalatieladder?
Klopt het dat de bekostiging van het nieuwkomersonderwijs ingaat op de dag van aankomst, in plaats van de eerste schooldag? Zo ja, kunt u ervoor zorgen dat gezien de tekortkomingen de daadwerkelijk genoten onderwijstijd mee wordt geteld voor de nieuwkomersbekostiging die scholen ontvangen, in plaats van de aankomstdatum?
Heeft u een beeld van de sociale infrastructuur zoals het aanbod van onderwijs, zorg en inburgering en hoe zich dat verhoudt met de aantallen nieuwkomers?
De problemen voor nareizigers bij de IND in Zevenaar |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat nareizigers die zich binnen drie dagen moeten melden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Zevenaar al ruim een jaar te maken hebben met lange wachttijden?
Klopt het dat zij daardoor nog niet worden geregistreerd, niet terecht kunnen in COA-opvang en geen burgerservicenummer krijgen waardoor ze ook geen recht hebben op sociale zekerheid?
Herkent u het beeld dat omdat gemeenten ook geen burgerservicenummer kunnen aanmaken voor deze groep voordat zij geregistreerd zijn bij het COA, deze groep geen enkele optie heeft en zo mogelijk op straat staat?
Deelt u de mening dat gemeenten hierin de ruimte moeten krijgen om wel een burgerservicenummer aan te maken om hen in staat te stellen de hulp te bieden die nodig is? Zo nee, waarom niet?
Waar kunnen nareizigers nu terecht tot het moment dat zij geregistreerd zijn in Zevenaar?
Welke acties onderneemt u momenteel om de druk op de IND in Zevenaar te verminderen? Is het bijvoorbeeld mogelijk om bij de uitwerking van de motie-Ceder (Kamerstuk 36 333, nr. 70) niet alleen naar Ter Apel, maar ook naar Zevenaar te kijken?
Het bericht ‘Rechtbanken wijzen voorlopige voorzieningen ‘derdelanders’ toe’ |
|
Marieke Koekkoek (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat rechtbanken al in honderden zaken hebben bepaald dat derdelanders in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU in Nederland mogen blijven?1 Om hoeveel zaken gaat dit op het moment van beantwoording?
Kunt u een duidelijke tijdlijn opstellen met alle beslismomenten rondom de verblijfsstatus van «derdelanders» en de juridische adviezen hierover? En kunt u daarin de pilotrechtszaken meenemen die eerder hadden moeten bepalen of het rechtmatig zou zijn om het verblijfsrecht voor de hele groep stop te zetten?
Hoe staat het collectief stopzetten van het verblijfsrecht van een hele en zeer heterogene groep in verhouding tot de wens van het kabinet om minder groepenbeleid te voeren maar juist te kijken naar de individuele situatie binnen asielprocedures?
Deelt u de mening dat het consequent vooruitlopen op gerechtelijke uitspraken heeft geleid tot chaos in de uitvoering waardoor gemeenten meermaals niet wisten wat er van hen wordt verwacht?
Welk handelingsperspectief hebben gemeenten nu? Worden zij erop aangesproken als zij er niet voor kiezen om derdelanders uit de opvang te zetten?
Kunnen particulieren die derdelanders opvangen nog te maken krijgen met financiële consequenties? Of wordt enige coulance betracht nu in honderden zaken is besloten dat derdelanders in Nederland mogen blijven?
Klopt het dat daarmee mogelijk de rechten van deze groep mogelijk onrechtmatig zijn ontnomen? En als het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat dit inderdaad onrechtmatig was, wat zou dat dan betekenen voor de derdelanders die al zijn weggestuurd?
Als iemand met een voorlopige voorziening terugkomt bij de opvang waar hij eerder uit is gezet en waar hij mogelijk aan heeft meebetaald, klopt het dan dat een gemeente deze persoon kan weigeren? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat iemand die bijvoorbeeld betaald werk of kinderen op school had vervolgens terecht komt in een opvang aan de andere kant van Nederland?
Het bericht ‘Ruimere asielmogelijkheden voor Eritreeërs met civiele dienstplicht’ |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van bovenstaande bericht?1
Ja.
Klopt het bericht?
Ja.
Waarom kiest u voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd? Verwacht u dat de situatie in het land van herkomst binnen afzienbare tijd veranderd?
Iedereen die asiel aanvraagt in Nederland, ongeacht het land van herkomst, en van wie het asielverzoek wordt ingewilligd, krijgt in eerste instantie altijd een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Dit volgt uit de Vreemdelingenwet en betreft geen specifieke keuze in dit geval.
Is het niet hypocriet om alleen de mensen die na een levensgevaarlijke en dure tocht succesvol Europa weten te bereiken bescherming te bieden? Bent u van mening dat Europese beleid zo aangepast moet worden dat een maximaal op te vangen hoeveelheid asielzoekers op uitnodiging naar Europa kan komen?
Ik ben het met u eens dat mensen geen levensgevaarlijke reis zouden moeten ondernemen om de bescherming te krijgen en dat opvang in de regio, ook om die reden de voorkeur heeft. De veronderstelling dat Nederland enkel internationale bescherming biedt aan personen die de EU weten te bereiken klopt echter niet. De Nederlandse overheid levert jaarlijks een bijdrage aan het hervestigingsprogramma van de UNHCR. Onder dit programma worden (kwetsbare) vluchtelingen vanuit een land buiten de EU, via een gereguleerde en veilige route, overgebracht naar Nederland. Het juridisch niet langer mogelijk maken om spontaan een asielverzoek in te dienen vraagt om een fundamentele wijziging van de EU-wetgeving en mogelijk eveneens van internationale verdragen. Het recent overeengekomen Asiel en Migratiepact strekt daar niet toe. Wel werkt het kabinet doorlopend aan partnerschappen met derde landen om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer te bevorderen en bescherming van migranten te versterken, waarbij de Europese inzet en de bilaterale inzet in elkaars verlengde liggen. Afgelopen periode heeft het kabinet stappen gezet met partners als Marokko, Tunesië, Turkije, Egypte, en Nigeria. Ook de komende maanden zullen worden benut om samenwerking met partnerlanden verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld als het gaat om tegengaan van mensensmokkel- en handel, versterken van grensbeheer, bevorderen van terugkeer, en bescherming van migranten. Het kabinet zal de Europese Commissie voorts blijven oproepen om ambitieuze, brede en gelijkwaardige partnerschappen te ontwikkelen.
Sinds wanneer kent Eritrea de civiele dienstplicht?
Uit de beschikbare informatie van het ambtsbericht over Eritrea blijkt dat Eritrea in 1992 de nationale dienstplicht introduceerde en dat in 1995 de National Service Proclamation de doelstellingen van de nationale dienstplicht definieerde. Sindsdien geldt volgens het ambtsbericht «een dienstplicht voor mannen en vrouwen, die zowel militair als civiel kan zijn.»
Waarom kiest u er nu pas voor om de zogenaamde civiele dienstplicht te herkennen?
Beschikbare informatie uit eerdere ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over Eritrea vormde eerder geen aanleiding voor de conclusie dat een persoon die het civiele onderdeel van de dienstplicht moest vervullen mogelijk een zodanige behandeling moet vrezen dat hij in aanmerking komt voor asielbescherming.
Inmiddels blijkt uit het recente ambtsbericht over Eritrea dat personen die het civiele onderdeel van de dienstplicht moeten vervullen onderworpen kunnen worden aan mishandeling, seksueel- en gender-gerelateerd geweld, dwangarbeid en andere soorten misbruik.
Beschouwt u conscriptie als een nationale soevereine aangelegenheid van elke staat?
Ja, binnen de grenzen van het internationaal recht.
Waarom kiest u er recentelijk steeds vaker voor om buitenlandse dienstplichtigen te helpen met het ontwijken van die dienstplicht (Oekraïne en nu Eritrea)?
Van het helpen ontwijken van de dienstplicht is geen sprake.
Dat vrees voor een onevenredige of onmenselijke bestraffing van dienstweigering of desertie onder omstandigheden kan leiden tot asielbescherming is al decennialang onderdeel van het asielbeleid. Hiertoe kan bijvoorbeeld worden gewezen op het kader dat volgde uit de Antikian-uitspraak van de Rechtseenheidskamer van 12 april 1995 (RV 1995,2 of het arrest van het EU-Hof van 26 februari 2015 in de zaak C-472/13, Shepherd tegen Duitsland.
Hoeveel Eritreeërs verwacht u dat in 2024, 2025 en 2026 een beroep doen op bescherming vanwege de civiele dienstplicht?
Dit is een vraag waar ik op voorhand geen antwoord op kan geven.
Hoe hoog is het inwilligingspercentage voor Eritreeërs in 2021, 2022 en 2023 geweest?
In 2021 werd 35% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit afgewezen. In hetzelfde jaar werd 63% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit ingewilligd en 3% werd op een overige wijze afgedaan.
In 2022 werd 37% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit afgewezen. In 2022 werd 62% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit ingewilligd. 1% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit werd in 2022 op een overige wijze afgedaan.
In 2023 werd 28% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit afgewezen. In hetzelfde jaar werd 71% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit ingewilligd, 1% van de eerste asielaanvragen werd op een overige wijze afgedaan.
35%
37%
28%
63%
62%
71%
3%
1%
1%
Hoeveel Eritreeërs zijn de afgelopen tien jaar Nederland binnengekomen via vluchtelingenbescherming?
Zie de tabel hieronder als antwoord op vraag 11. In deze tabel worden de aantallen eerste aanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit in de jaren 2014 tot en met 2023 uitgesplitst in afgewezen aanvragen, ingewilligde aanvragen en overige afgedane aanvragen.
310
230
400
480
580
340
200
210
230
300
3.260
3.470
5.120
2.800
900
270
390
290
380
370
750
14.730
<10
<10
<10
<10
20
<10
10
20
<10
<10
80
3.780
5.350
3.200
1.380
870
730
500
600
610
1.050
18.070
Hoeveel Eritrese vluchtelingen zijn na eventuele weigering van een verblijfsvergunning in hoger beroep gegaan in 2022 en 2023?
Het totale aantal vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit die een beroep heeft ingediend in 2022 was 190. Hiervan waren 40 beroepszaken na een afwijzing in de algemene asielprocedure (AA), 140 na een Dublin procedure en minder dan 10 na een verlengde asielprocedure (VA).
Het totale aantal vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit die een beroep heeft ingediend in 2023 was 200. Hiervan waren 50 beroepszaken na een afwijzing in de AA, 140 na een Dublin procedure en 10 na een VA procedure.
AA beroep
40
50
90
Dublin beroep
140
140
270
VA beroep
<10
10
20
190
200
390
Na afronding van de bovengenoemde beroepszaken is in 2022 en 2023 gezamenlijk in minder dan 10 gevallen een hoger beroep ingediend door de vreemdeling.
Hoeveel Eritrese vluchtelingen zijn in hoger beroep in het gelijk gesteld en hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen?
Er zijn geen inwilligingen gevonden van personen met de Eritrese nationaliteit na een gegrond (hoger) beroep op een eerste asielaanvraag.
Welke percentage van de aanvragen van Eritrese vluchtelingen is afgewezen omdat op dat moment er nog geen sprake was van een beschermingstitel vanwege de civiele dienstplicht?
De motivering van het afwijzen van een asielaanvraag wordt niet geregistreerd hierdoor kan er geen antwoord worden gegeven op deze vraag.
Waarom zoeken Eritreeërs geen bescherming in Uganda, Kenia, Egypte, Libië, Tunesië, Jordanië of Saoedi-Arabië?
De aanname onder deze vraag is onjuist. Personen met de Eritrese nationaliteit zoeken regelmatig ook bescherming in omringende landen.
Heeft u voldoende opvangplekken voor Eritreeërs die een beroep doen op bescherming vanwege de civiele dienstplicht?
Bij het toekennen van opvangplekken wordt geen onderscheid gemaakt naar de asielmotieven die een asielzoeker heeft. Voorts verwijs ik u in dit verband naar mijn brief gericht aan uw Kamer van 15 april jl.3
Bent u voornemens om Eritreeërs die zich op basis van de sociale dienstplicht naar Nederland te bewegen uit te zonderen van de spreidingswet? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij de uitvoering van de Spreidingswet kan, zoals uw Kamer bekend is, geen onderscheid worden gemaakt naar de asielmotieven die een asielzoeker heeft. Dit zou ook niet wenselijk zijn en in strijd met het recht.
Heeft u overwogen om een nieuwe huisvestingsoplossing voor Eritreeërs die zich hier melden op basis van de sociale dienstplicht te verwijzen naar familie en/of vrienden voor een definitieve woonplek nadat ze een verblijfsstatus hebben gekregen?
Nee. Het staat asielzoekers in beginsel vrij om desgewenst te verblijven bij familie en/of vrienden gedurende de asielprocedure.
Hoe gaat u onderscheid maken tussen Eritreeërs die functioneren als de lange arm van het Eritrese Afewerki-regime en die dat niet zijn?
Zoals ik in mijn brief van 29 maart jl. met uw Kamer heb gedeeld zijn er grofweg drie asielstromen vanuit Eritrea naar Nederland te onderscheiden. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die zich uiteindelijk ontwikkelde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Een tweede golf trad op van 1998–2010 en vluchtte om verscheidene redenen tijdens en na de grensconflicten met Ethiopië. Van deze en de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op vlucht voor het huidige regime, dat dus wordt geleid door de partij waarvan de eerste golf (oorspronkelijk) aanhanger is. Blijkens het ambtsbericht gelden voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s als voor andere Eritreeërs. Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Het is echter waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente asielinstroom.
Hoe moeten burgers en gemeenten uw gedragen en emotionele oproepen om meer opvangplekken voor asielzoekers en statushouders wegen nu u het voor een nieuwe groep vluchtelingen aantrekkelijk maakt om naar Nederland te komen?
Allereerst is Nederland gebonden aan het verlenen van asiel aan personen die internationale bescherming nodig hebben. Dit volgt onder andere uit artikel 78, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), hetgeen is uitgewerkt in de Kwalificatierichtlijn en uit internationale verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag, het Handvest van de EU en het EVRM. Om te bepalen of een verzoek om internationale bescherming gerechtvaardigd is moeten lidstaten er op toezien dat de beslissingen van de beslissingsautoriteit, in de Nederlandse context is dat de IND, over verzoeken om internationale bescherming zijn gebaseerd op een deugdelijk onderzoek, dit volgt uit artikel 10, lid 3 van de Procedurerichtlijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken doet in bepaalde gevallen onderzoek naar de veiligheidssituatie in een land en beschrijft dit in een algemeen ambtsbericht. De recente wijziging in het landenbeleid van Eritrea is een vertaling van de feitelijke situatie daar te lande, zoals blijkt uit het meest recente algemene ambtsbericht van 19 december 2023, naar het asielrechtelijk beleidskader. Artikel 4, lid 3 van de Kwalificatierichtlijn bepaalt dat de beoordeling van een verzoek om internationale bescherming moet plaatsvinden op individuele basis en rekening houdt met onder andere de vraag of de betrokkene bij terugkeer naar het land van herkomst heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade. Uit het recente algemeen ambtsbericht over Eritrea blijkt dat de civiele dienstplicht in Eritrea kan leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Dit heeft geleid tot een beleidswijziging om Eritrese asielzoekers die aannemelijk hebben gemaakt vanwege de civiele dienstplicht te vrezen voor vervolging dan wel ernstige schade de bescherming te verlenen waar zij recht op hebben tenzij uit individuele feiten en omstandigheden (onder meer politieke en sociale klasse van betrokkene en diens leeftijd) blijkt dat hij geen reëel risico loopt op ernstige schade.
Ten tweede, als onderdeel van onze asielsystematiek moet er ook passende opvang worden gerealiseerd voor asielzoekers die in afwachting zijn van hun procedure en huisvesting voor statushouders die een verblijfsvergunning hebben gekregen. Dit staat onder meer in artikel 11, lid 2 onder b van de Vreemdelingenwet. Daarmee voorkomt de Staat potentiële schending van de artikelen 3, dan wel 8 van het EVRM, zo volgt uit de jurisprudentie van het EHRM.
Mijn oproepen tot voldoende opvangplekken volgen, net als wijzigingen in het landenbeleid, uit nationale en Europese regelgeving.
Hoe denkt u dat Nederlanders die al tien jaar of langer op een betaalbare, eigen woonplek wachten kijken naar deze nieuwe grond op basis waarvan extra asielzoekers naar Nederland kunnen komen?
Zoals ik in antwoord op vraag 4 heb aangegeven werkt het kabinet in internationaal verband aan het vergroten van grip op migratie middels brede migratiepartnerschappen. Zoals ik in antwoord op vraag 20 heb aangegeven is de recente wijziging van het landenbeleid Eritrea een vertaling van de feitelijke situatie in Eritrea, zoals blijkt uit het algemeen ambtsbericht, naar het asielrechtelijk beleidskader. Voorts wijs ik u op de aanpassingen zoals ik die heb gecommuniceerd in de brief van 5 maart jl. inzake de geloofwaardigheidsbeoordeling en het groepenbeleid waarmee, in lijn met het internationaal en Europees recht, meer gewicht wordt toegekend aan het individualiseringsvereiste en de bewijslast zo veel mogelijk bij de asielzoeker wordt gelegd. Dit geldt evenzeer voor asielzoekers uit Eritrea.
Heeft u kennisgenomen van bovenstaande artikelen in het NRC van 12 en 18 maart 2024?1
Ja.
Klopt het dat door de top van het Openbaar Ministerie (OM) vorig jaar onder alle parketten een werkinstructie is verspreid die specifiek ziet op de vervolging van asielzoekers voor lichte misdrijven zoals winkeldiefstallen?
Op 5 juni 2023 is door het College van procureurs-generaal een routekaart voor ZSM2 gedeeld om de aanpak van misdrijven gepleegd door overlastgevende asielzoekers die binnenstromen op ZSM te verbeteren. De routekaart bevat handvatten en beoogt bij te dragen aan het (vaker) nemen van een effectieve afdoeningsbeslissing voor deze doelgroep. Dit is ook in het belang van de verdachte. Toepassing van de in de routekaart opgenomen mogelijke strafrechtelijke interventies blijft in alle gevallen een verantwoordelijkheid van de individuele officier van justitie binnen ZSM. De officier van justitie heeft hier ook alle ruimte toe, omdat de routekaart geen dwingend beleid bevat.
Kunt u bevestigen dat deze werkinstructie een nieuw soort geldboete introduceert die is bedacht voor asielzoekers die kleine misdrijven plegen en dat deze geldboete, anders dan normaal, wordt betaald met het aantal dagen dat de asielzoeker in voorarrest doorbrengt?
Het gaat hier niet om een nieuw soort geldboete. Het opleggen van een geldboete door middel van een strafbeschikking voor kleine misdrijven is niet nieuw, maar een bestaand uitgangspunt. Nieuw is dat de strafbeschikking wordt opgelegd met aftrek van de tijd van de inverzekeringstelling. Daarbij wordt de met de strafbeschikking opgelegde geldboete gelijkgesteld aan de door de rechter opgelegde geldboete.
In juni 2023 is abusievelijk ervan uitgegaan dat de strafbeschikking met aftrek van de inverzekeringstelling al in de praktijk kon worden toegepast. Om deze reden is deze vorm van afdoening opgenomen in de routekaart. Kort na verspreiding van de routekaart bleek echter dat deze nog niet kan worden toegepast vanwege noodzakelijke aanpassingen in de systemen voor de informatievoorziening. De strafbeschikking met aftrek is dus nog niet toegepast. Onderzocht wordt hoe dit instrument alsnog in de praktijk kan worden toegepast.
Klopt het dat het doel van de aanpak niet het innen van boetes is maar het opbouwen van documentatie tegen overlastgevende asielzoekers, die daarmee kunnen worden opgenomen in de overlastaanpak waarin hun asielaanvraag sneller kan worden afgewezen?
Misdrijven die worden gepleegd door overlastgevende asielzoekers, veelal uit zogenoemde veilige landen, die in een (nood-)opvang verblijven, tasten in de samenleving het draagvlak aan voor de (nood-)opvang van asielzoekers. Zoals bekend is de nood om voldoende opvangplekken te realiseren hoog en leidt het tekort aan (nood)opvanglocaties tot schrijnende situaties. Binnen die context moeten misdrijven gepleegd door overlastgevende asielzoekers in beginsel een (strafrechtelijke) afdoening krijgen. Het liefst zo snel mogelijk, zodat het overheidsoptreden naar aanleiding van een concreet misdrijf ook zichtbaar is voor de betrokkenen.
Het doel van de strafbeschikking met aftrek is om de officier van justitie een effectieve alternatieve (directe) afdoeningsmodaliteit te geven in tegenstelling tot bijvoorbeeld een dagvaarding. Bij een directe afdoening bij personen zonder vaste woon- of verblijfsplaats (hieronder vallen ook asielzoekers) kan worden voorkomen dat de betrokkene zich onttrekt aan de berechting en tenuitvoerlegging van de straf. Personen zonder vast woon- of verblijfplaats kunnen zich hier namelijk makkelijker aan onttrekken. Daarnaast leidt directe registratie van het strafbare feit in de justitiële documentatie ertoe dat de bestrafte vanaf dat moment geen «first offender» meer is en in aanmerking kan komen voor snelrecht. Dit is echter geen doel op zich.
Het is overigens aan de officier van justitie om te bepalen of in individuele gevallen vervolging wordt ingesteld en voor welke afdoeningsmodaliteit wordt gekozen. Net als in iedere andere zaak wordt bij een strafbaar feit gepleegd door een asielzoeker rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Klopt het dat in deze werkinstructie is vermeld dat «de nieuwe OM aanpak er is gekomen na overleg met bewindslieden»?
Ja.
Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, kunt u aangeven met welke bewindspersonen dat overleg heeft plaatsgehad?
Er is met enige regelmaat overleg tussen het OM en de bewindspersonen van Justitie en Veiligheid over allerlei maatschappelijke thema’s. Het OM heeft na overleg met de betrokken bewindspersonen en de bestuurders van de organisaties in de asielketen en de (schrijnende) situatie in en rondom het asielzoekerscentrum in Ter Apel in de zomer van 2022 gekozen voor een meer actieve opstelling in de asielproblematiek. Zoals ook gemeld in de brief van 1 maart 2024, is het Openbaar Ministerie in september 2022, gelet op de hiervoor geschetste crisis in de asiel(nood)opvang, uit eigen beweging gestart met het verbeteren van de afdoening van misdrijven door overlastgevende asielzoekers (die binnenstromen op ZSM).
Waar misdrijven worden gepleegd, moet adequaat worden opgetreden. Dit is nodig om het maatschappelijk draagvlak voor asielzoekers die zich goed gedragen, niet te laten ondermijnen door misdrijven gepleegd door een kleine overlastgevende groep.
Klopt het dat de werkinstructie suggesties bevat voor juridische grondslagen zodat voor asielzoekers een langer voorarrest dan normaal «niet problematisch hoeft te zijn»?
Nee. De routekaart bevat geen suggesties om een langer voorarrest mogelijk te maken. In de routekaart staat expliciet dat verdachten niet enkel in verzekering kunnen worden gesteld om de strafbeschikking met aftrek toe te passen.
Er wordt wel toegelicht dat als de reeds bevolen inverzekeringstelling (iets) langer voortduurt onder de nieuwe werkwijze, dit niet problematisch hoeft te zijn, aangezien uitreiking van de strafbeschikking onder het onderzoeksbelang valt. De duur van de inverzekeringstelling mag langer zijn indien het onderzoeksbelang dit vergt. Directe uitreiking van de strafbeschikking vereist afronding van het onderzoek, inclusief schuldvaststelling en zou daardoor – om gerechtvaardigde redenen – meer tijd kunnen kosten dan bijvoorbeeld uitreiking van een dagvaarding. De lengte van de inverzekeringstelling wordt dus uitsluitend bepaald door het onderzoeksbelang en niet door de (gewenste) hoogte van de geldboete.
Kunt u deze werkinstructie aan de Kamer doen toekomen?
Ja, de werkinstructie is bijgevoegd.
Vindt u het onderscheid dat met deze aanpak wordt gemaakt doordat bij gelijksoortige delicten een andere aanpak wordt gericht op een specifieke groep verdachten, namelijk asielzoekers, gerechtvaardigd en zo ja, kunt u dat nader toelichten?
De handelingsperspectieven die zijn opgenomen in de routekaart zijn toepasbaar op eenieder die misdrijven pleegt. De routekaart zelf is specifiek toegespitst op asielzoekers.
Gezien het feit dat officieren in het artikel aangeven dat zij in deze aanpak een poging van het OM zien om ten behoeve van een politiek-bestuurlijke aanpak van vreemdelingen het voorarrest van asielzoekers langer op te rekken, zodat vervolgens de boete die wordt opgelegd daarmee wordt verrekend: bent u het eens met de kritische officieren die aangeven dat deze aanpak ertoe kan leiden dat asielzoekers onrechtmatig worden vastgehouden? Zo ja, wat kan eraan worden gedaan om dat te voorkomen? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Nee, het OM heeft deze aanpak bedacht met inachtneming van de wettelijke kaders. Zie ook de antwoorden op de vragen 4, 6 en 7.
Wat is uw visie op het feit dat door een officier van justitie in het artikel wordt aangegeven dat «een inverzekeringstelling is er om iemand gereed te houden voor het onderzoek. Hier draait het Openbaar Ministerie de zaken om en wordt de inverzekeringstelling gebruikt om een straf te executeren. Dat staat op gespannen voet met het Wetboek van Strafvordering»?
Zie het antwoord op vraag 10.
Klopt het dat er vanwege de door verschillende officieren van justitie geuite zorgen hierover intern overleg plaatsvindt bij het OM en de invoering van deze «asielzoekers-boete» nu «on hold» is gezet?
Er is geen sprake van een asielzoekersboete. De strafbeschikking met aftrek is nog niet ingevoerd omdat deze vooralsnog niet uitvoerbaar is vanwege de benodigde aanpassingen van de IV-systemen. Dit is ook zo binnen het OM bekend gemaakt.
Is deze werkinstructie sinds het uitbrengen daarvan in praktijk toegepast? Zo ja, om hoeveel asielzoekers gaat het?
Nee.
Kunt u aangeven welk vervolg aan deze werkinstructie wordt gegeven?
Onderzocht wordt op welke manier de strafbeschikking met aftrek op termijn zou kunnen toegepast als algemene afdoeningsmogelijkheid, toepasbaar op iedere zaak die daarvoor in aanmerking komt. Ik kan nog niet aangeven wanneer dit zal zijn.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden binnen drie weken?
De Kamervragen zijn binnen de gebruikelijke termijn beantwoord.
Maatregelen in het kader van het asiel- en migratiebeleid |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kan de Staatssecretaris een overzicht naar de Kamer sturen van alle maatregelen die, in het kader van het asiel- en migratiebeleid, het kabinet op zichzelf wenselijk zou vinden maar die niet kunnen worden ingevoerd omdat Nederland het Vluchtelingenverdrag heeft ondertekend?
Zoals vaker aangegeven zijn voor het kabinet de geldende verdragen waaronder het Vluchtelingenverdrag het uitgangspunt van kabinetsbeleid en is van aanpassing daarvan thans geen sprake. Om die reden is van maatregelen die niet binnen het Vluchtelingenverdrag geen sprake en kan daarvan geen overzicht worden geboden.
Wel kan ik uw Kamer in dit verband nogmaals wijzen op de verkenning «Terechte vraag, verkeerd aanknopingspunt» van mr. J.P.H. Donner en mr. dr. M. den Heijer. De verkenning richtte zich op de vraag of het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties uit 1951 nog bij de tijd is. De verkenning is op 3 juli 2020 door de toenmalige Staatssecretaris aan de Kamer aangeboden. Uitkomst van de verkenning was onder andere dat de mogelijkheden om nationaal beleid te voeren beperkter zijn geworden, maar dat het Vluchtelingenverdrag daar niet de oorzaak van is. Veel nadrukkelijker vloeien beperkingen, volgens de opstellers, voort uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het recht van de EU en de jurisprudentie inzake het Verdrag en de EU wet- en regelgeving.
Kan de Staatssecretaris een overzicht naar de Kamer sturen van alle voordelen die het Vluchtelingenverdrag Nederland biedt?
Het Vluchtelingenverdrag creëert een aantal rechten en plichten voor zowel de verdragsluitende staten als voor individuele vluchtelingen. Of deze rechten en plichten kunnen of moeten gekwalificeerd als voordelen is geen objectief gegeven. Wel kan ik ook in dit kader wijzen op de in het vorige antwoord genoemde verkenning.
Kan de Staatssecretaris de bovenstaande twee vragen binnen drie weken beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
Gestapelde gezinshereniging |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u toelichting op basis van welke concrete informatie, documenten, adviezen en gesprekken met onafhankelijke deskundigen u concludeerde dat «het gaat over duizenden mensen» wat betreft nareis-op-nareis en kunt u deze informatie de Kamer doen toekomen? 1
Ik heb op basis van de algemene cijfers over nareis plus de totale instroom cijfers en de Stand van de uitvoering5 van de IND geconcludeerd dat nareis op nareis een knelpunt is. De stukken (en cijfers) die op dat moment beschikbaar waren en ambtelijk zijn ingebracht ten behoeve van de bewindspersonenoverleggen over migratie heeft uw Kamer ontvangen bij mijn brief daarover van 10 juli 2023.6
Waarop baseert u dat er sprake zou zijn van meerdere stapelingen achter elkaar, als u het heeft over «nareis op nareis-op-nareis en ga zo maar door»?2
Onze wet- en regelgeving laat op dit moment op verschillende punten onwenselijke ruimte voor misbruik van de nareisprocedure toe. Het betreft gestapelde gezinshereniging waar nareis – op – nareis onderdeel van is. Maar ook gestapelde gezinshereniging op grond van artikel 8 EVRM (recht op gezinsleven). Dit blijkt ook uit het recent gepubliceerde informatieblad van de IND. De IND heeft bovendien deze knelpunten in de Stand van de uitvoering 2023 gesignaleerd.
Hoe verklaart u dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), op navraag van de Volkskrant, aangaf nog niet te weten om hoeveel mensen het ging wat betreft nareis-op-nareis, terwijl u tegelijkertijd aangeeft u uitspraken over «duizenden mensen» te hebben gebaseerd op basis van informatie van de IND?3, 4
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven op basis van welke concrete informatie de IND in 2023 zelf dacht dat het aantal nareis-op-nareis hoger lag?5
Zie antwoord vraag 1.
Waren de signalen van experts, zoals hoogleraar Klaassen, wetenschapper Grutters en VluchtelingenWerk Nederland over de marginale grootte van gestapelde gezinshereniging geen reden tot voorzichtigheid bij uitspraken inzake gestapelde gezinshereniging?6 Zo ja, op welke manier heeft u dit meegenomen in uw commutatie tijdens publieke optredens? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht waarde aan signalen van experts inclusief die in de uitvoeringspraktijk.
Kunt u precies aangeven op welk moment u zich ervan bewust was dat u eerdere uitspraken over «duizenden mensen» wat betreft nareis-op-nareis niet klopte en welke acties u toen heeft ondernomen? Wanneer bent u op de hoogte gesteld van het feit dat de aantallen substantieel lager en marginaal zijn?
In de Stand van de uitvoering 2023 beschreef de IND onbedoelde, en wat mij betreft ongewenste effecten van wet- en regelgeving met betrekking tot het nareisbeleid. De IND signaleerde, wat mij betreft terecht, dat het draagvlak voor beleid afneemt bij misbruik en oneigenlijk gebruik en spreekt de wens uit dat het beleid vereenvoudigd wordt. Zoals bekend bij uw Kamer heeft het kabinet uitvoerig onderhandeld over een breed pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Het nareisbeleid vormde hier een onderdeel van.
De IND heeft onderzocht hoe vaak gestapelde gezinshereniging de afgelopen jaren is voorgekomen en dit begin 2024 opgeleverd. In de publicatie wordt een toelichting op het probleem en een cijfermatige onderbouwing gegeven.
Het kabinet kon geen overeenstemming vinden over het brede pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Dit betekent dat benodigde wijziging van wet- en regelgeving om het benoemde knelpunt te adresseren aan een volgend kabinet is.
Wat is uw appreciatie van het feit dat er vorig jaar, het jaar waarin het kabinet viel, 170 gestapelde gezinshereniging aanvragen zijn ingediend, waarvan er 10 zijn ingewilligd?7
Zoals met uw Kamer gedeeld kon er binnen het kabinet geen overeenstemming gevonden worden op een breed pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Maatregelen op het terrein van nareis vormden een onderdeel van de gevoerde gesprekken
Deelt u de mening dat het feit dat in de periode van 2019–2022 slechts circa 1% van alle ingewilligde nareisaanvragen een ingewilligde nareis op nareisaanvraag was, niet strookt met het beeld dat juist dit beleid een aanzuigende werking zou hebben?8
Zoals blijkt uit het onderzoek van het WODC11 heeft veiligheid in de landen van herkomst, transitielanden en het vestigingsland de grootste invloed op de keuzes van migranten. Het onderzoek concludeert dat het niet te onderbouwen is dat het Nederlandse asielbeleid bij een vertrek uit het land van herkomst een «aanzuigende werking» heeft. Echter, uit kwantitatieve studies blijkt wel dat meerdere factoren, zoals de mogelijkheden voor gezinshereniging, gaan meespelen zodra asielmigranten zich al in de Europese Unie bevinden. Uit deze studies volgt dat het gevoerde beleid – en daarmee dus de mogelijke verschillen in beleid tussen lidstaten – een rol speelt in de afweging in welk land men asiel aanvraagt. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden tot gezinshereniging wel degelijk een rol kunnen spelen in de uiteindelijke keuze van asielmigranten om naar Nederland te komen.
Hoe rijmt u de uitspraken van Staatssecretaris van Ooijen dat juist de ondraagbare beperkingen op gezinshereniging ertoe hebben geleid dat het kabinet viel en uw recente uitspraak dat ongeacht de cijfers van gestapelde gezinshereniging de val van het kabinet onvermijdelijk was?9
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld kon er binnen het kabinet geen overeenstemming gevonden worden op een breed pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Maatregelen op het terrein van nareis vormden een onderdeel van de gevoerde gesprekken.
Het bericht 'Mostafa is ongedocumenteerd, op leeftijd en nergens welkom - behalve in de Pauluskerk in Rotterdam' |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u een indicatie van het aantal dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning in Nederland?
Bestaande methoden die het aantal dakloze mensen in Nederland monitoren, brengen niet specifiek de groep dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning in beeld. Daarom is onbekend hoeveel dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijven.
Op dit moment wordt het aantal dakloze mensen op twee manieren gemonitord op landelijk niveau: De jaarlijkse schatting van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de kwantitatieve monitor dakloosheid van het CBS en VNG-Realisatie, die momenteel samen met Valente en VWS wordt ontwikkeld. Beide methoden geven geen volledig beeld van de groep dakloze mensen.
Om een beter beeld te krijgen van de groep dakloze mensen, zijn het Kansfonds en de Hogeschool Utrecht gestart met een nieuwe telling middels de ETHOS-light methode. Hierbij worden op één dag alle dakloze mensen in een bepaalde regio in kaart gebracht, ongeacht leeftijd, nationaliteit of verblijfstatus. In 2023 is in twee centrumregio’s geteld en in 2024 vindt de telling plaats in zes centrumregio’s. Door gebruik te maken van deze methode krijgen we in ieder geval op regionaal niveau beter zicht op het aantal dakloze mensen en hun profielkenmerken, waardoor regio’s ook beter zicht krijgen op de groep mensen zonder verblijfsvergunning.
Deelt u het beeld uit het artikel dat het aantal dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning – mensen die soms al decennia in Nederland zijn – toeneemt?
Omdat de groep dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning niet afzonderlijk wordt gemonitord door huidige monitoringsmethoden, is het niet mogelijk om feitelijk te verifiëren in hoeverre het beeld klopt dat het aantal dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning toeneemt.
Bent u het eens met de stelling dat de kans dat iemand op hoge leeftijd die al 30, 40 of 50 jaar in Nederland is, teruggaat naar het land van herkomst, nihil is? Zo nee, hoe kunt u terugkeer aannemelijk maken?
Ik begrijp goed dat het voor personen die al lang in een land verblijven lastig kan zijn om terug te keren naar het land van herkomst. Als een persoon echter geen recht (meer) heeft op verblijf dan dient betrokkene Nederland te verlaten. In de eerste plaats moet dus worden vastgesteld dat betrokkene in het geheel geen aanspraak meer zou kunnen maken op verblijf. In de belangenafweging bij artikel 8 EVRM (verblijf o.g.v. gezinsleven of privéleven) worden elementen als langdurig verblijf en voormalig rechtmatig verblijf meegewogen. Betrokkene dient hiertoe zelf een verblijfsaanvraag te doen. Heeft betrokkene geen recht (meer) op verblijf dan is deze zelf verantwoordelijk voor het vertrek.
Indien nodig kan betrokkene voor het vertrek ondersteuning krijgen van de Nederlandse overheid. Mocht het, ondanks herhaalde eigen inspanningen, niet lukken om terug te keren dan kan betrokkene eventueel in aanmerking komen voor een vergunning «buitenschuld».
Als een persoon er desondanks zelf voor kiest om in Nederland te verblijven kan ingezet worden op gedwongen vertrek.
Klopt het dat deze ouderen onder de koppelingswet vallen, wat (onder meer) betekent dat zij onverzekerbaar zijn en dus slechts recht hebben op «medisch noodzakelijke zorg»?
Het koppelingsbeginsel (vastgelegd in artikelen 10 en 11 van de Vreemdelingenwet 2000) is van toepassing op alle vreemdelingen in Nederland. Het recht op verstrekkingen en voorzieningen is, voor zover dit in overeenstemming is met internationale verdragen, afhankelijk van de verblijfsstatus van de betreffende vreemdeling en van de vraag of aan de andere voorwaarden voor de verstrekking of voorziening, vastgelegd in de betreffende materiewetten, wordt voldaan.
Dit geldt ook voor de Wet langdurige zorg (art. 2.1.1 onder lid 2) en daarmee de verzekeringsplicht Zvw. Dat betekent dat indien betrokken niet voldoen aan de betreffende voorwaarden, zij zich niet kunnen verzekeren. Nederland is evenwel gehouden vreemdelingen die zich op Nederlands grondgebied bevinden medisch noodzakelijke zorg te bieden. Het recht op medisch noodzakelijke zorg is een grondrecht (artikel 22 Grondwet) en ook neergelegd in internationale verdragen (art. 11 en 13 ESH, art. 12 IVESCR, art. 15 Richtlijn 2003/9/EG, art. 12 VN Vrouwenverdrag en art. 24 IVRK). Nederland heeft deze verdragen mede ondertekend en is daarom gehouden tot nakoming van de daarin neergelegde verplichtingen. Dat laat onverlet dat een onverzekerde in beginsel zelf de kosten van de zorg moet betalen. Medische noodzakelijke zorg mag echter niet worden geweigerd als blijkt dat iemand onverzekerd is en de kosten niet zelf kan dragen. Als iemand dit niet kan betalen, dan kunnen zorgaanbieders een beroep doen op de regeling onverzekerbare vreemdelingen die wordt uitgevoerd door het CAK.
Vindt u dat «medisch noodzakelijke zorg» voldoet voor dakloze ouderen?
Medisch noodzakelijke zorg wordt gedefinieerd als «zorg die volgens professionele richtlijnen of standaarden geïndiceerd is en die doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de patiënt». Vrijwel alle zorg uit het Nederlandse basispakket en langdurige zorg wordt vergoed door de regeling onverzekerbare vreemdelingen. Alleen genderzorg en IVF zijn uitgesloten. Dat betekent dat ongedocumenteerde dakloze ouderen in beginsel recht hebben op vrijwel alle zorg waar ingezetenen ook recht op hebben, indien de zorgaanbieder bepaalt dat die zorg medisch noodzakelijk is. Met de beschikbaarheid van deze financiële regeling voldoet Nederland aan de internationale verdragen.
Aanvullend hierop zijn er verschillende maatschappelijke initiatieven die zich bekommeren om het lot van ongedocumenteerde dakloze ouderen. Het is goed dat deze initiatieven er zijn en dat zij signalen afgeven over de situatie en verbetermogelijkheden.
Bent u het eens met de stelling dat juist mensen op leeftijd, al helemaal als ze geen dak boven hun hoofd hebben, vaak juist méér zorg nodig hebben dan gemiddeld?
Eén van de knelpunten die diverse veldpartijen in de praktijk zien, is dat de situatie van mensen verslechtert wanneer zij geen dak boven hun hoofd hebben en/of niet op tijd medische zorg krijgen. In veel gevallen worden mensen mede daardoor ziek of verslechtert hun gezondheid. Ik ga ervan uit dat hetzelfde geldt voor dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning, waarbij ik me kan voorstellen dat zij gezien hun bovengemiddelde kwetsbare gezondheid meer zorg nodig hebben dan gemiddeld.
Eind vorig jaar is de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op werkbezoek geweest in de Pauluskerk in Rotterdam. Tijdens dit werkbezoek heeft de Staatssecretaris met betrokken professionals gesproken over de toegang tot medische zorg en dienstverlening van de gemeente voor (dreigend) dakloze mensen in het algemeen. In dat gesprek kwam het bovengenoemde knelpunt ook naar voren.
Herkent u het beeld dat veel van deze mensen lang rond blijven lopen met aandoeningen, waardoor klachten ernstiger worden en duurder om te genezen of verzorgen? Is er een beeld van hoeveel dit kost?
In algemene zin herken ik het beeld dat dakloze mensen – waaronder ook mensen die dakloos en ongedocumenteerd zijn – vaak langer blijven rond lopen met aandoeningen en klachten. Hier heb ik verschillende signalen over ontvangen van onder andere het Leger des Heils en de Pauluskerk. Er zijn geen specifieke gegevens beschikbaar over de zorg die aan dakloze ongedocumenteerde mensen geboden wordt of de kosten die hiermee gemoeid zijn.
Zijn er andere plekken, behalve de in het artikel genoemde Pauluskerk, waar deze dakloze ouderen terecht kunnen voor de zorg die ze nodig hebben?
In geval van medisch noodzakelijke zorg kunnen mensen zich wenden tot alle zorgaanbieders, zie hierover het antwoord op vraag 5. Verder zijn in verschillende steden straatartsen actief die zorg verlenen aan dakloze mensen in het algemeen. Stichting Nederlandse Straatdokters Groep is een maatschappelijk initiatief dat ondersteuning biedt aan het netwerk van straatzorgverleners en krachten bundelt om werkbare, goede zorg toegankelijk te maken voor dak- en thuisloze mensen in het algemeen.
Is er vanuit de departementen enige vorm van beleid (in ontwikkeling) dat ziet op een groeiende groep dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning die steeds meer zorg nodig zal hebben?
Binnen het huidige toelatingsbeleid is ruimte voor beoordeling van de vraag of er nog mogelijkheden zijn om het verblijf van betrokkene toe te staan. Ik verwijs u naar de uitleg hiervan in het antwoord op vraag 3. Er zijn geen ontwikkelingen die gericht zijn op uitbreiding van dat kader.
Verder zijn er vormen van ondersteuning beschikbaar gericht op onderdak en zorg voor ongedocumenteerden waaraan vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt bijgedragen, zoals de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) en het Medisch Opvangproject Ongedocumenteerden (MOO). In de Landelijke Vreemdelingen Voorziening krijgen ongedocumenteerden opvang en begeleiding als zij meewerken aan een bestendige oplossing voor hun situatie, te weten terugkeer, doormigratie of, indien aan de orde, legalisering van verblijf. Medische zorg is waar nodig onderdeel van de begeleiding, onder andere via MOO.
Ook biedt de overheid hulp bij het organiseren van vertrek, waar nodig ook gericht op medische zorg. De gezondheidstoestand van de vreemdeling is uiteraard van belang bij het organiseren van vertrek, bijvoorbeeld indien de medische situatie begeleiding voorafgaand aan en tijdens de reis naar het land van herkomst noodzakelijk maakt.
Indien het antwoord op vraag 9 «nee» luidt, wil dat dan automatisch zeggen dat het Rijk vindt dat gemeenten deze zorg moeten bieden?
Onder verwijzing naar het antwoord op vraag 3 geldt voor alle vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf dat zij Nederland moeten verlaten. Waar nodig kan de overheid hier ondersteuning bij bieden. Indien een vreemdeling van mening is alsnog recht op verblijf te hebben, kan hij of zij een aanvraag indienen bij de IND. In het antwoord op vraag 5 staat beschreven hoe medische zorg is georganiseerd voor vreemdelingen zonder verblijfsrecht.
Verder heb ik in het antwoord op vraag 9 een aantal vormen van beleid geschetst die van toepassing kunnen zijn op deze groep.
Bent u in dat geval bereid met gemeenten in gesprek te gaan over echte oplossingen voor deze groep, die gemeenten ontlasten, minder geld kosten en dakloze ouderen zonder verblijfsvergunning een waardige oude dag bieden?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 9 zie ik hiertoe geen noodzaak. Ik heb een aantal vormen van beleid geschetst die van toepassing kunnen zijn op deze groep waarbij ook gemeenten betrokken zijn. Bij de Landelijke Vreemdelingen Voorziening zijn zowel gemeenten als rijkspartijen nauw betrokken om samen om oplossingen te vinden voor de situatie van ongedocumenteerden.
Kunt u bovenstaande vragen individueel beantwoorden?
Ja.
Gewelddadigheden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. |
|
Isa Kahraman (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zeker vier agenten gewond bij rellen rond bijeenkomst Eritreeërs in Den Haag»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het gaat om zeer ernstige geweldplegingen, temeer daar politie en hulpdiensten zijn belaagd?
Ja. Wij verdelen iedere vorm van geweld, in het bijzonder wanneer dit zich richt tegen onze hulpverleners. Politie en andere hulpverleners staan voor onze veiligheid. Zij moeten te allen tijde hun werk veilig kunnen doen. Tijdens de rellen in Den Haag was er sprake van excessief geweld. De feiten worden momenteel onderzocht door het Openbaar Ministerie. Voor snelle en strenge opsporing en vervolging na geweld tegen werknemers met een publieke taak bestaan de Eenduidige Landelijke Afspraken. Gezien de ernst van deze delicten is bij geweldplegers tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder hulpdiensten, bijvoorbeeld een strafeis van +200 procent van toepassing.
Kunt u aangeven of de betrokken organisaties bij de geweldplegingen van zondag 18 februari jl. in beeld zijn bij de overheid? Zo ja, welke? Zo nee, wat gaat u op korte termijn doen om deze informatie te bemachtigen?
Als Minister doe ik geen uitspraak over welke groepen wél en welke groepen níet in beeld zijn bij de overheid. Het handhaven van de openbare orde is een taak van de politie, en wordt uitgevoerd onder gezag van de burgemeester. De politie en andere (landelijke) diensten hebben verschillende manieren om informatie te vergaren en hier een zo compleet mogelijk beeld op te baseren. De politie adviseert de driehoek op basis van het informatiebeeld.
In hoeverre is er bij het georganiseerde evenement sprake van een lange arm van (ongewenste beïnvloeding door) het Eritrese regime dat middels afpersing en bedreiging een rol speelt binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
Vooralsnog hebben ons geen signalen bereikt dat er sprake was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime.
Is er bij de gewelddadigheden sprake geweest van betrokkenheid van (leden van de) zogeheten Brigade Nhamedu, zoals aangegeven in een verklaring van de burgemeester van Den Haag?
Ik kan geen inhoudelijke mededelingen doen over een lopend strafrechtelijk onderzoek. Bovendien wordt over de identiteit van verdachten – waaronder een eventueel lidmaatschap – geen uitspraken gedaan.
Wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om gewelddadige organisaties, zoals de Brigade Nhamedu, te verbieden? Zo nee, welke acties kunt u ondernemen om de betrokken organisaties alsnog te verbieden?
Er kunnen geen inhoudelijke mededelingen over een lopend strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Daarnaast is het niet aan ons om deze afweging te maken. Artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat het Openbaar Ministerie de rechtbank kan verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren of te ontbinden indien de werkzaamheid van deze rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.
Heeft de overheid in beeld hoeveel en welke personen lid zijn van de bij de gewelddadigheden betrokken organisaties?
Er wordt door politie altijd per casus gekeken naar beschikbare informatie om een informatiebeeld te vormen. Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie en het actuele kennisniveau van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u aangeven wat de verblijfsstatus is van de tot nu toe aangehouden mannen tussen de 19 en 36 jaar?
Over de identiteit van verdachten kunnen geen uitspraken worden gedaan.
Deelt u de mening dat betrokkenheid bij ernstige gewelddadigheden zoals nu in Den Haag hebben plaatsgevonden gevolgen moet hebben voor het verkrijgen van een permanente verblijfstitel of de Nederlandse nationaliteit?
Uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die (ernstige) misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland. Tegelijkertijd zijn de weigering en de intrekking van de verblijfsvergunning gebonden aan de regels die ik in het antwoord op vraag 10 nader toelicht. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het Nederlandse beleid reeds scherp gesteld is.
Is betrokkenheid bij de gewelddadigheden en/of lidmaatschap van bij het geweld betrokken organisaties volgens u voldoende om een verblijfstitel in te trekken en een betreffend persoon terug te sturen naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Als er sprake is van een veroordeling wegens strafbare feiten kan een verblijfsvergunning worden geweigerd of ingetrokken. In het geval van intrekking van een verblijfsvergunning regulier is de glijdende schaal van toepassing (des te langer het verblijf, des te hoger de opgelegde straf moet zijn om verblijf te kunnen intrekken). Als het gaat om mensen die asielrechtelijke bescherming nodig hebben, gelden bovendien de normen die zijn neergelegd in Europese Kwalificatierichtlijn, die weer een uitwerking zijn van internationale verdragen en jurisprudentie. Ten aanzien van deze personen geldt immers, dat is vastgesteld dat zij bescherming van de Nederlandse overheid nodig hebben. Bij terugkeer naar het eigen land zouden zij ernstige problemen kunnen ondervinden. Daarom is in de Europese regelgeving opgenomen wanneer een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Hiervan is in beginsel sprake als de rechter een onherroepelijke gevangenisstraf van ten minste 10 maanden heeft opgelegd. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap. Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Hiervoor is in ons beleid een grens gesteld van tenminste zes maanden gevangenisstraf. Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook is de aard van de misdrijven/gepleegde strafbare feiten van belang. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare- orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Hoeveel asielprocedures van mensen uit Eritrea zijn er de afgelopen vijf jaar behandeld, zowel de nog lopende als de reeds afgehandelde procedures? Hoeveel asielaanvragen zijn toegekend en hoeveel zijn afgewezen in de afgelopen vijf jaar? Is hierbij een differentiatie te maken tussen aanhangers en tegenstanders van het huidige regime?
Tussen 2019 en 2023 zijn er in totaal ca. 3.480 eerste asielaanvragen behandeld, waarvan (afgerond) 36% is afgewezen, 62% is ingewilligd en 1% overig is afgedaan. Per december 2023 zaten er ca. 2.600 eerste asielaanvragen in de werkvoorraad van de IND.
In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime. In de praktijk zijn er echter geen recente gevallen bekend waarin Eritrese asielzoekers zich kenbaar maken als regeringsgezind of waarbij de IND aanwijzingen heeft dat zij regeringsgezind zouden zijn. Mede hierdoor kan de IND geen inschatting geven over het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime.
Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een loyale aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Dit kan betekenen dat de aanvraag wordt afgewezen. Uit de meest recente ambtsberichten van de afgelopen jaren aangaande Eritrea blijkt immers, dat voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s gelden als voor andere Eritreeërs. Vrijwel alle Eritreeërs die recent gevlucht zijn uit het land, voeren echter aan dat zij vluchtten vanwege het zeer repressieve regime en de onbeperkte duur van de dienstplicht. Deze personen zijn vrijwel allemaal op illegale wijze vertrokken en lopen een reëel risico om bij terugkeer aan marteling te worden onderworpen.
Het is waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente en huidige asielinstroom. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die evolueerde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Daarnaast zullen niet alle Eritreeërs in eerste instantie verblijfsrecht in Nederland hebben gekregen op basis van asiel, maar kunnen zij dit ook op reguliere gronden hebben verkregen.
Van de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op de vlucht voor het huidige regime.
Deelt u de mening dat het vreemd is als aanhangers van het Eritrese regime een vluchtelingenstatus zouden krijgen, omdat juist zij geen vervolging in hun land zouden hoeven vrezen?
Zie antwoord vraag 11.
Zijn er signalen dat geweldplegingen binnen Eritrese groepen ook plaatsvinden in andere landen met substantiële Eritrese bevolkingsgroepen, zoals Duitsland en Zweden? Zijn er signalen dat bij dergelijke groepen over de landsgrenzen heen contacten bestaan? Zo ja, bent u bereid om deze problematiek op te brengen in een komende JBZ-Raad van EU-Ministers of deze problematiek anderszins te bespreken met uw EU-collega’s?
Ook in andere landen is geweld gebruikt rondom evenementen van de Eritrese diaspora, waaronder in Zweden, Duitsland, de Verenigde Staten en Israël. In het algemeen kan worden aangenomen dat onder Eritrese diasporagroeperingen onderling contact bestaat. Het kabinet beziet de komende periode met de genoemde lidstaten of agenderen in Europees verband opportuun is.
Het bericht ‘Hoe een schaduwteam van Yesilgöz een omstreden asielaanpak doorvoerde’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Hoe een schaduwteam van Yesilgöz een omstreden asielaanpak doorvoerde»? Kloppen de feiten zoals genoemd in dit artikel? Zo nee, welke niet?1
Het bericht geeft op onderdelen een onjuist beeld over de legitimiteit van de aanpak van overlastgevende asielzoekers. In reactie op het Informatieverzoek van lid Podt wordt bij brief van 1 maart jl. nader toegelicht waarom in september 2022 de Coördinator Nationale Aanpak Overlast is aangesteld en hoe zijn opdracht zich verhoudt tot de inrichting van de procesbeschikbaarheidslocatie.
Waarom heeft u ervoor gekozen niet met uw eigen ambtenaren de aanpak van overlastgevende asielzoekers vorm te geven maar hiervoor een van uw eigen contacten aan te stellen, die een team van vijf mensen uit eigen netwerk aantrekt, waarna er al snel in strijd met de aanbestedingsregels een beveiligingsbedrijf uit dat netwerk wordt aangesteld? Hoe kijkt u hierop terug? Vindt u dit nou een verstandige werkwijze die voor herhaling vatbaar is?
In de zomer van 2022 was sprake van een onhoudbare situatie in de migratieketen, met name in Ter Apel. Het lokaal gezag kondigde een veiligheidsrisicogebied af rondom de COA locatie, en een noodverordening werd uitgevaardigd omdat er sprake was van overlast in het dorp. Deze situatie vroeg om een directe noodoplossing met een brede aanpak.
De aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag door asielzoekers is één van de prioriteiten van dit kabinet. Daarom was de inzet hierop ook onderdeel van de bestuurlijke afspraken van 26 augustus 20222 tussen het kabinet, de VNG, het IPO en het Veiligheidsberaad. In die afspraken is vastgelegd dat het Rijk een project gestart is om extra aandacht te besteden aan dossieropbouw van overlastgevers in het kader van de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak. In die context is in september 2022 de Coördinator Nationale Aanpak Overlast aangesteld. Voor deze versterkte aanpak van overlast, waar onder meer de pilot procesoptimalisatie op is gericht, is structureel budget toegekend. Conform deze lijn wordt uitvoering gegeven aan de motie-Ceder3, die bijna met algemene stemmen is aangenomen4 en ons verzoekt om de pilot procesoptimalisatie structureel in te voeren en waar mogelijk en noodzakelijk toe te passen op andere locaties waar problematiek met overlastgevers speelt. Voor het zomerreces wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Klopt het dat de vreemdelingenpolitie, die de asielzoekers moet gaan selecteren op «overlast», hierop verontwaardigd en bezorgd reageerde omdat het risico aanwezig is dat op afkomst of uiterlijk zal worden geselecteerd, waarmee etnisch profileren en discriminatie op de loer liggen? Welke exacte waarborgen zijn uiteindelijk bedacht en gehanteerd om dit te voorkomen?
Van etnisch profileren in relatie tot de procesbeschikbaarheidslocatie en de pilot procesoptimalisatie is nadrukkelijk geen sprake. In het artikel van NRC wordt verwezen naar interne stukken waarin medewerkers van de politie in dit verband opmerkingen plaatsen. Dat in de verkennende fase van de pilot hierover zorgen zijn gedeeld, laat onverlet dat in het ambtelijke besluitvormingsproces, in gezamenlijkheid, van begin af aan is vastgesteld dat van etnisch profileren geen sprake kan en mag zijn. Met deze randvoorwaarde is de pilot dan ook ingericht.
In februari 2023 is departementale afstemming bereikt met de Coördinator en de politie over een gezamenlijk commitment aan de pilot procesoptimalisatie met inachtneming van de bestaande werkprocessen, procedures, rollen en verantwoordelijkheden. Daarbij is de vastgesteld dat er in de pilot procesoptimalisatie nooit sprake mag zijn van etnisch profileren en dat dit ten alle tijde voorkomen moet worden.5
Is hierbij zelfs aan de orde geweest dat een politiechef die weigerde hieraan mee te werken zou worden overgeplaatst?
Van een verzoek om overplaatsing door de Coördinator Nationale Aanpak Overlast of politieke inmenging hieromtrent is geen sprake geweest.
Wat is uw reactie op de opmerking van de hoogleraar die zegt dat het vastzetten van asielzoekers die niets strafbaars hebben gedaan neerkomt op detentie zonder grondslag?
Bij het plaatsen op de procesbeschikbaarheidslocatie wordt geen vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel aan de vreemdeling opgelegd. Er is dan ook geen sprake van detentie of verkapte detentie. De vreemdeling kan op ieder moment de procesbeschikbaarheidslocatie verlaten. Als de vreemdeling besluit niet langer op de procesbeschikbaarheidslocatie te willen verblijven, heeft dat in beginsel geen impact op zijn aanvraag. De behandeling daarvan gaat door. Het is wel zo, dat als de vreemdeling niet komt opdagen voor bepaalde processtappen, dit impact heeft op de behandelduur en uitkomst van de procedure. Dat is geen uitzondering, maar de reguliere werkwijze.
Klopt het dat de definitie van «overlast» bewust vaag is gelaten? Waarom is daarvoor gekozen?
Asielzoekers komen voor de pilot procesoptimalisatie in beeld bij signalen van overlastgevend gedrag. Denk aan verbale of fysieke agressie in de opvang of omdat uit iemands dossier blijkt dat hij gesignaleerd wordt voor een veroordeling van een strafbaar feit in een andere EU lidstaat. In de Vreemdelingencirculaire 2000 is beschreven wat in ieder geval onder overlast wordt verstaan. Dat overlastgevend gedrag in de Vreemdelingcirculaire 2000 niet uitputtend is vastgelegd, geeft professionals in de keten de ruimte om hierin een gerede afweging te maken. Op grond van het Vreemdelingenbesluit mag de rust- en voorbereidingstijd op bepaalde gronden worden onthouden, bijvoorbeeld indien er sprake is van overlast in een opvangvoorziening. De kern van de werkmethode van de pilot procesoptimalisatie is dus: binnen het bestaande recht de procedures versnellen.
Klopt het dat de vreemdelingenpolitie nog steeds niet volledig wil meewerken aan deze aanpak, omdat «overlast» een breed begrip is en lang niet altijd strafbare feiten betreft en omdat de politie er voor iedereen is en hierin geen werkwijze past die in de praktijk zou kunnen leiden tot profilering van een doelgroep op basis van nationaliteit? Wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat ook het Openbaar Ministerie (OM) onder druk is gezet om bijvoorbeeld winkeldieven, als het asielzoekers betreft, anders te behandelen dan anderen die dit strafbare feit plegen? Hoe zou u dit verschil in aanpak willen kwalificeren?
Het Openbaar Ministerie opereert zelfstandig en onafhankelijk. Daar treden wij of medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op het departement niet in. Het Openbaar Ministerie is in september 2022, gelet op de hiervoor geschetste crisis in de asiel(nood)opvang, uit eigen beweging gestart met het verbeteren van de afdoening van misdrijven door overlastgevende asielzoekers. Het doel is om (vaker) een effectieve afdoeningsbeslissing te nemen binnen de Zorgvuldig Snel Maatwerk-aanpak. Het is aan de officier van justitie of in individuele gevallen vervolging wordt ingesteld. Net als in iedere andere zaak wordt bij een strafbaar feit gepleegd door een asielzoeker rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Bij het verbeteren van de strafrechtelijke aanpak van asielzoekers die misdrijven plegen door het OM is geen sprake geweest van inmenging door het Ministerie van Justitie en Veiligheid of de Coördinator. Het OM heeft de Coördinator hierover in periodieke overleggen enkel geïnformeerd.
Is dit volgens u geen vorm van ongelijke behandeling, zoals ook diverse deskundigen hierover zeggen?
Zie antwoord vraag 8.
Wat vindt u van deze politieke inmenging bij het OM?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom kiest u er als Minister van Justitie en Veiligheid bewust voor de randen van de wet en de rechtsstaat op te zoeken?
Deze vraagstelling neemt een onjuiste veronderstelling als vertrekpunt. In onze reactie op het Informatieverzoek van lid Podt bij brief van 1 maart jl. heb ik toegelicht hoe de pilots zien op het versnellen van processen binnen het bestaande recht.
Zou u dit zo weer doen of zou u, terugkijkend, dit (of onderdelen hiervan) anders aan moeten pakken?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, was in de zomer van 2022 sprake van een onhoudbare situatie in de migratieketen, met name in Ter Apel. Zoals bekend waren er onvoldoende (crisis)noodopvangplekken om mensen onder te brengen. Daardoor waren acute maatregelen in de gehele keten nodig om de druk te verlichten. Met name de situatie in Ter Apel vroeg om een directe noodoplossing met een brede aanpak ten behoeve van de asielzoekers, medewerkers, omwonenden en ondernemers, die lijden onder diegene die overlast veroorzaken en het daarmee verpesten voor iedereen.
Bent u bereid de interne documenten die hierover gaan en waar NRC over bericht openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 1 maart jl. is er uitvoering gegeven aan het Informatieverzoek van lid Podt hieromtrent.
Het bericht over het bij het grofvuil zetten van (gloednieuwe) huisraad van vakantiepark De Lindenberg |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het correct dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) ervoor gekozen heeft om grote hoeveelheden bruikbare huisraad weg te gooien?1
De betreffende locatie is een voormalig vakantiepark dat enige tijd ongebruikt is gebleven en uiteindelijk door de gemeente is opgekocht. Er is bij de overdracht van de locatie veelvuldig en prettig contact geweest met de gemeente.
Na de overdracht aan het COA bleek dat de huisjes en kantoorruimtes vol stonden met diverse spullen van de vorige eigenaar, waaronder matrassen, elektrische apparaten, keukengerei en meer. Om op de geplande startdatum met de verbouwing te kunnen beginnen, moesten alle ruimtes snel worden ontruimd. Er is daarbij gekeken naar de bruikbaarheid van de inventaris. Een deel van de spullen is opgeslagen voor later gebruik in gemeenschappelijke ruimtes. In dit stadium is ook contact gelegd met Domeinen Roerende Zaken in het kader van de regeling materieelbeheer roerende zaken Rijk. Deze konden echter niet tijdig de spullen ophalen, waardoor een eerste lading spullen, afkomstig van ongeveer één derde van de huisjes, inderdaad is afgevoerd naar afvalverwerking.
Het COA kan zich voorstellen dat deze aanpak naar buiten toe een verkeerd beeld gaf. Bij het resterende deel is wel gebruik gemaakt van de regeling materieel beheer roerende zaken van het Rijk en heeft Domeinen Roerende Zaken deze spullen opgehaald. Het COA zal bij toekomstige, vergelijkbare situaties waar mogelijk nog meer bewust contact leggen met relevante lokale organisaties inzake hergebruik van spullen.
Waarom heeft het COA niet besloten deze huisraad te hergebruiken op andere (nieuwe) locaties?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft het COA er niet voor gekozen om deze huisraad te hergebruiken door deze aan te bieden aan de gemeente waar een statushouders een sociale huurwoning krijgt toegewezen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft het COA er niet voor gekozen om deze huisraad aan de kringloopwinkels te schenken?
Zie antwoord vraag 1.
Is er een specifiek protocol of beleid binnen het COA met betrekking tot het omgaan met overgebleven huisraad bij de renovatie van opvanglocaties? Zo ja, hoe wordt dit protocol toegepast in dit specifieke geval?
Ja, het COA hanteert de regeling materieel beheer roerende zaken van het Rijk.
Hoe groot is de post in euro’s voor de herinrichting van een nieuw asielzoekerscentrum van 100 inwoners op het onderdeel huisraad?
Dat is afhankelijk van bijvoorbeeld de hoeveelheid al aanwezige en bruikbare standaard inventaris van het COA. Uitgaande van de volledige nieuwwaarde, wordt voor de huisraad van een in te richten locatie gerekend met € 900 (inclusief btw) per capaciteitsplek. Dit bedrag is inclusief de volledige inrichting van de gemeenschappelijke ruimtes en de inrichting van de ruimtes voor het personeel.
Hoe verhoudt de keuze om bruikbare huisraad weg te gooien zich tot de verantwoordelijkheid van het COA om efficiënt om te gaan met publieke middelen, met name gezien het feit dat deze spullen zijn betaald met belastinggeld?
Het COA streeft er altijd naar om zo efficiënt mogelijk met haar middelen om te gaan en is zich bewust van het feit dat deze middelen afkomstig zijn uit de staatskas. De spullen waar het om ging waren eerder in eigendom van het voormalig vakantiepark en zijn derhalve niet gefinancierd uit publieke middelen.
Uiteraard draagt het COA en haar medewerkers verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige en efficiënte besteding van middelen.
Gaan medewerkers van het COA prive ook zo om met huisraad die nog goed is?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zijn de stappen die het COA neemt om ervoor te zorgen dat toekomstige gevallen van verspilling van bruikbare huisraad worden voorkomen?
Voor het algemeen beleid verwijs ik u naar hetgeen bij vraag 5 is gesteld.
Bij het overnemen van locaties is het uitgangspunt dat deze leeg worden opgeleverd. In gevallen waarin dat niet zo is, is niet voorspelbaar wat vorige eigenaren wel of niet achterlaten. Zoals eerder aangegeven hanteert het COA rondom afvoer van goederen de regeling materieelbeheer roerende zaken van het Rijk.
Hoe verloopt de communicatie en samenwerking tussen het COA en lokale kringlooporganisaties om ervoor te zorgen dat overtollige maar nog bruikbare spullen een tweede leven krijgen?
De communicatie en samenwerking tussen het COA – en ook de bewoners van het COA – en de kringlooporganisaties verloopt over het algemeen prettig en constructief.
Zijn er mogelijkheden voor het COA om in de toekomst beter te plannen en te anticiperen op de hoeveelheid beschikbare huisraad bij renovatieprojecten, zodat er minder verspilling optreedt?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘IND handelt in hoger tempo asielaanvragen af, maar de wachttijd blijft oplopen’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «IND handelt in hoger tempo asielaanvragen af, maar de wachttijd blijft oplopen»?1
Ja.
Hoe kan het dat de IND niet in staat is geweest om de instroom bij te houden, ondanks dat er in 2023 minder asielaanvragen zijn ingediend dan was voorspeld in de Meerjaren Productie Prognose (MPP)?
Het klopt dat de instroom van eerste asielaanvragen in 2023 lager was dan verwacht in het MPP medio scenario. De instroom van eerste aanvragen was in 2023 echter hoger dan wat de IND op basis van haar besliscapaciteit aan kan.2 De IND is een arbeidscapaciteitsorganisatie, wat betekent dat het aantal jaarlijks af te handelen asielzaken afhankelijk is van de beschikbare hoor- en besliscapaciteit ofwel het aantal voor de behandeling van asielzaken opgeleide beschikbare medewerkers. Mede op basis van deze capaciteit worden jaarlijks afspraken met de IND gemaakt over de aantallen af te handelen aanvragen en procedures. Deze aantallen worden opgenomen in de opdrachtbrief en zijn gebaseerd op het IND-jaarplan. Ondanks de uitbreiding van de besliscapaciteit lukt het niet om het aantal beslissingen zo te verhogen dat de asielinstroom kan worden bijgehouden en de voorraden worden afgebouwd. Ik blijf met de IND in gesprek over manieren om de ingezette productieverhoging meerjarig vast te kunnen houden en waar mogelijk te kunnen uitbouwen.
Waarom is er nog steeds geen noodplan ingesteld om de pieken on het asieldomein op te vangen, zoals het onderzoekbureau EY reeds adviseerde in 2021 en de achterstanden ook sinds 2021 oplopen?2
De aanbevelingen van EY zijn door de IND omarmd en uitgewerkt. Over de uitwerking van de maatregelen en de stappen die de IND sindsdien heeft gezet is uw Kamer reeds geïnformeerd in brief van 13 juli 20234.
Bij de uitwerking van de aanbevelingen uit het EY-rapport is bewust ingezet op structurele maatregelen en verbeteringen door onder andere meer inzicht te vergaren en de processen en sturing te verbeteren. Vanzelfsprekend doet de IND ondertussen alles wat ze kunnen om de aanhoudende piek in de asielinstroom op te vangen (zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de capaciteit en versnelling in de behandeling van zaken door het project bespoediging afdoening asiel).
De maatregelen waar de IND op heeft ingezet licht ik bij de beantwoording van vraag 4 nader toe. De maatregelen hebben als doel de doorlooptijden te verbeteren en het verschil tussen wat de IND aan kan en wat er aan aanvragen binnenkomt te verkleinen.
Wat is er sinds het advies van het onderzoeksbureau EY om een noodplan te hebben om lange/grote pieken op te kunnen vangen, gedaan om het verder oplopen van achterstanden binnen het asieldomein te voorkomen?
De IND heeft de afgelopen jaren ingezet op het uitwerken van de aanbevelingen uit het rapport van EY. Dit heeft onder andere geleid tot het oprichten van de Verkeerstoren en het Bedrijfsbureau. Hierdoor kan beter gestuurd worden op de werkvoorraad in relatie tot de beschikbare capaciteit. Het bedrijfsbureau richt zich op de administratieve ontlasting van de hoor- en beslismedewerkers. Daardoor wordt de schaarse besliscapaciteit nu volledig ingezet op de beslistaak. Dit zorgt derhalve voor een structurele verhoging van de productie.
Verder zijn er diverse maatregelen getroffen die eraan moeten bijdragen dat de achterstanden niet verder oplopen, beslissingen tijdig worden genomen en om (intern) beter te kunnen sturen. In de brieven aan uw Kamer van 28 april 2023, 13 juli 2023 en 10 november 2023 zijn deze maatregelen nader uiteengezet5. Zo wordt er in het kader van de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Van Zwol gewerkt aan een voorstel voor een toekomstbestendige bekostigingssystematiek voor de IND. De IND is gebaat bij een toekomstbestendige bekostigingssystematiek, die ondersteunt dat er meerjarige afspraken gemaakt kunnen worden over de opdracht van de IND.
Ook heeft de IND ter versterking van de uitvoering verschillende initiatieven ingezet om de sturing op de doorlooptijden van asielprocedures te verbeteren, zoals een sneller afhandelingsproces voor kansloze herhaalde aanvragen en het instellen van «knopendoorhakteams» bij complexe zaken. Daarbij geldt wel dat de doorlooptijden in zijn algemeenheid verder zullen blijven oplopen. Dit zal zeker ook nog in 2024 gebeuren. Dat komt doordat de productiecapaciteit, ondanks uitbreiding, onvoldoende is om de instroom bij te houden.
De IND is in 2023 gestart met het project Bespoediging Afdoening Asiel (BAA). In dit project zet de IND projectmatig in op het efficiënt afhandelen van asielaanvragen van nationaliteiten die (ingevolge het gevoerde landgebonden beleid) kansrijk zijn en daardoor versneld afgehandeld kunnen worden. Doel is om in totaal netto 13.000 zaken extra af te doen tussen mei 2023 voor 1 augustus 2024. Ook op andere terreinen, bijvoorbeeld met behulp van externe inhuur is de productie verhoogd.
Daarnaast is ook met prioriteit gekeken naar aanvragen van asielzoekers in spoor 4 met nationaliteiten waarvoor juist een laag inwilligingspercentage geldt, in het bijzonder Algerijnse en Moldavische aanvragers. Deze inzet is in 2023 ingevoerd in aanvulling op de reeds bestaande prioriteit die gegeven wordt aan de zogeheten behandelsporen 1 en 2.
Ook blijft de IND inzetten op het continu werven en opleiden van nieuw personeel, om onder andere ook het verzuim en verloop permanent op te kunnen opvangen. Met deze maatregelen kon erger worden voorkomen maar blijft het geheel zorgwekkend. De behandelcapaciteit van de IND kan ondanks al deze maatregelen niet de groei bijhouden van de huidige en de verwachte voorraad asielaanvragen.
Voor 2024 en de jaren daarna is de prognose dat de asielinstroom hoog blijft. Zo heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd dat voor 2024 een totale asielinstroom wordt verwacht tussen de ca. 49.000 en 78.500. Daar moet bij worden vermeld dat de IND volgens de MPP 2024-I in 2024 verwacht ca. 54.8006 asielzaken af te kunnen doen7. Dit is echter slechts een prognose. De voorraad nog te behandelen asielaanvragen bedroeg eind 2023 bijna 50.000 asielaanvragen.
Op welke manier zullen de achterstanden bij de IND in 2024 worden ingelopen? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat de achterstanden opnieuw zullen oplopen?
Op 31 december 2021 had de IND bezetting van in totaal van circa 5.400 FTE. Dit is inclusief externen. Op 31 december 2023 had de IND een bezetting van circa 6.040 FTE, inclusief externen.
Voor directie Asiel en Bescherming was de bezetting op 31 december 2021 circa 1.450 FTE. Dit is inclusief externen. Op 31 december 2023 had directie Asiel en Bescherming een bezetting van in totaal circa 2.150 FTE, inclusief externen. Dit betreft de volledige bezetting van de directie Asiel en Bescherming en niet enkel hoor- en beslismedewerkers. Immers, alle medewerkers dragen (in)direct bij aan de afdoening van asielzaken.
Het aantal zaken dat in spoor 1, 2 en 4 in 2021 is afgedaan is 26.200 zaken, in 2022 waren dat 27.800 zaken en in 2023 34.980 zaken. Daarmee is het aantal beslissingen in spoor 1, 2 en 4 zaken ten opzichte van 2021 met 8.780 zaken (33,5%) toegenomen.
Wat is er sinds de eerste generieke verlenging van de beslistermijnen voor asielzoekers gedaan om de beslistermijn op korte termijn terug te kunnen dringen naar 6 maanden?
Alle hierboven genoemde maatregelen zijn gericht op het terugbrengen van de feitelijke beslistermijn naar maximaal 6 maanden, met uitzondering van aanvragen waarbij om individuele reden er een grond voor verlenging bestaat. Zolang de instroom hoger blijft dan de beschikbare besliscapaciteit zal de voorraad niet ingelopen worden en zal de IND niet op korte termijn in staat zijn toe te werken naar een beslistermijn van 6 maanden.
Op welke wijze is er sinds 2021 gewerkt aan het voorkomen van verzuim en verloop bij de directie asiel?
Vanzelfsprekend werkt de IND net zoals andere overheidsorganisaties structureel aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, aan het waar mogelijk voorkomen van verzuim en waar sprake is van verzuim aan een adequate begeleiding om na herstel snel weer met het werk te kunnen beginnen. Binnen de directie Asiel en Bescherming is geen sprake van een opvallend hoger verzuimpercentage. Om verzuim te voorkomen is er in 2022 een IND-brede meerjarige aanpak ziekteverzuim opgesteld. Binnen de directie Asiel en Bescherming is naar aanleiding daarvan een plan van aanpak arbeidsverzuim opgesteld en is arbeidsverzuim regelmatig onderwerp van gesprek in de prestatiedialoog binnen directie Asiel en Bescherming. Er vindt eveneens monitoring op verzuim plaats. Tevens vinden gesprekken plaats aan de hand van verzuimanalyse en vinden er geregeld gesprekken plaats tussen managers en de bedrijfsarts en bedrijfsmaatschappelijk werk om op die manier het verzuim terug te dringen.
Met een Strategische Personeelsplanning is in 2023 inzichtelijk gemaakt wat de knelpunten zijn als het gaat om o.a. verzuim en verloop vanuit het perspectief van managers. Daarnaast wordt binnen de IND gebruik gemaakt van een medewerkers tevredenheid onderzoek en sinds vorig jaar van een exit onderzoek. Dat loopt naast exitgesprekken die managers met een vertrekkende medewerker voeren. In het exit onderzoek worden vertrekkende medewerkers verzocht een vragenlijst in te vullen omtrent zijn/haar vertrek. Aan de hand van de reacties zal een analyse worden gemaakt wat de redenen van vertrek zijn. Hierop zal de organisatie specifiek HR-beleid opstellen om medewerkers tevredenheid te vergroten en daarmee hopelijk medewerkers te behouden.
Wat zijn de huidige verloop- en verzuimpercentages binnen de directie asiel?
Het uitstroompercentage (verloop) komt in 2023 uit op circa 10%. Het gemiddelde verzuimpercentage voor alle medewerkers binnen de directie Asiel en Bescherming was in 2023 8%.
Wat is momenteel de gemiddelde opleidingsperiode voor het hoor- en beslisbevoegd maken van een hoor- en beslismedewerker bij de IND?
De gemiddelde opleidingsduur voor een nieuwe medeweker voor het behandelen van 1e aanvragen spoor 4 bedraagt één jaar. Gedurende dat jaar volgt de medewerker een basisopleiding asiel waarin zowel theorie wordt aangereikt, als onder begeleiding van ervaren medewerkers in praktijk wordt gehoord en beslist. In die periode dragen zij dus bij aan het behandelen van aanvragen. Aansluitend stromen deelnemers in op hun locatie en worden daar tekenbevoegd. Zolang medewerkers niet tekenbevoegd zijn, mogen zij niet zelfstandig zaken behandelen.
Het aantal opleidingsplaatsen is gelimiteerd want het opleiden van nieuwe medewerkers vraagt ook een substantiële investering van ervaren capaciteit. Op dit moment kan de IND maximaal 180 nieuwe medewerkers per jaar opleiden voor het behandelen van spoor 4 zaken. Deze 180 medewerkers zijn deels voor het vervangen van uitstroom en deels voor uitbreiding van de capaciteit. De IND beziet momenteel of en welke mogelijkheden er zijn om de opleiding van de nieuwe medewerkers efficiënter in te richten.
Wat is het verlooppercentage van hoor- en beslismedewerkers bij de IND die binnen 2 jaar zijn uitgestroomd?
In 2023 zijn circa 100 hoor- en beslismedewerkers (FGR-medewerkers behandelen en ontwikkelen schaal 10 en 11) van de directie Asiel en Bescherming uitgestroomd, waarvan er circa 40 korter dan 2 jaar in dienst geweest.
Hoe wordt voorkomen dat hoor- en beslismedewerkers na de opleidingstermijn weer binnen korte termijn uitstromen?
Er wordt onderzocht op welke fronten het huidige werving en selectieproces verbeterd kan worden om zo ervoor te zorgen dat de nieuwe medewerkers aan de voorkant goed weten wat de functie inhoudt en op deze wijze de juiste medewerker op de juiste functie terecht komt. Daarnaast wordt ook gekeken naar het ontwikkelen van loopbaanpaden binnen de directie, om medewerkers zoveel mogelijk te behouden voor de IND. In deze krappe arbeidsmarkt is het behouden van zittende medewerkers en het vinden en opleiden van nieuwe medewerkers echter ook voor de IND een uitdaging.
Kunt u aangeven wat momenteel het percentage van gehoren is dat uitvalt en wat het effect daarvan is op de doorlooptijden van asielaanvragen?
Er zijn geen betrouwbare cijfers uit de systemen van de IND te genereren over het percentage gehoren dat uitvalt. Daardoor valt ook niet aan te geven wat het effect daarvan is op doorlooptijden. Wat wel duidelijk is dat op het moment dat een gehoor uitvalt, dit betekent dat er opnieuw een gehoor zal moeten worden ingepland. De gemiddelde planhorizon is 6 weken. Het opnieuw plannen van een zaak heeft echter niet enkel effect op de doorlooptijd van die specifieke zaak, het betekent ook dat andere zaken in de voorraad langer moeten wachten op hun gehoor. Daardoor leidt het uitvallen van gehoren tot oplopende doorlooptijden.
Kunt u aangeven wat de oorzaken zijn van het uitvallen van gehoren?
Er kunnen tal van redenen zijn waarom gehoren uitvallen. Een deel van de oorzaken ligt in logistieke problemen, bijvoorbeeld omdat de uitnodiging niet bij de vreemdeling terecht is gekomen of vervoersproblemen. Daarnaast komt het ook voor dat tolken uitvallen, de vreemdeling ziek is of om onbekende redenen niet op komt dagen.
Welke maatregelen treft u om het percentage voor uitval van gehoren terug te dringen?
Om te voorkomen dat uitnodigingen voor gehoren niet bij de vreemdelingen terecht komen, is er bijvoorbeeld ingezet op een betere informatievoorziening tussen het COA en de IND. Hierdoor zou sneller bij de IND bekend moeten zijn wat het huidige verblijfadres van de vreemdeling is. Daarnaast wordt er door de IND op ingezet om voorafgaand aan het gehoor een ontvangstbevestiging te krijgen voor het gehoor. Ook wordt binnen het project BAA geëxperimenteerd met horen op locatie en worden de mogelijkheden onderzocht om vreemdelingen zonder tussenkomst van het COA uit te nodigen voor een gehoor.
Met hoeveel beslissingen is de besliscapaciteit van de IND sinds 2021 toegenomen?
De berichten ‘Steeds meer arbeidsmigranten op straat: 'De opvang moet humaner'’, ‘Een half miljoen arbeidsmigranten: uitbuiting en maatschappelijke onrust’, ‘Veel meer dakloze arbeidsmigranten dan gedacht: zeker 6000’ en ‘Gemeenten blijven dakloze migrant opvang weigeren’. |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Steeds meer arbeidsmigranten op straat: «De opvang moet humaner»»1, «Een half miljoen arbeidsmigranten: uitbuiting en maatschappelijke onrust»2,«Veel meer dakloze arbeidsmigranten dan gedacht: zeker 6000»3, «Gemeenten blijven dakloze migrant opvang weigeren»4 en Staatscommissie migratie: weg met de «onwenselijke verdienmodellen»5 ?
Ja
Kloppen de cijfers van Stichting Barka waaruit blijkt dat vorig jaar zo'n 2500 tot 3000 arbeidsmigranten uit de 11 laatst toegetreden lidstaten van de Europese Unie in Nederland op straat waren beland? Zo nee, kunt u de juiste cijfers aan de Kamer doen toekomen? Waarom worden de cijfers alleen bijgehouden door De Regenboog voor Amsterdam en Barka voor 14 andere steden en niet voor heel Nederland?
De cijfers waar u naar verwijst komen uit 2022 en dit zijn ook de cijfers die wij terugkrijgen van stichting Barka. De monitoring van het aantal dakloze arbeidsmigranten is echter zeer complex. Ten tijde van het opstellen van het Plan van Aanpak kwetsbare dakloze EU-burgers (september 2022) zijn schattingen opgenomen van het aantal dakloze EU-burgers omdat het precieze aantal dakloze EU-burgers in Nederland niet bekend is (het betreft hier niet-Nederlandse dakloze mensen). Het Rode Kruis schatte dat in 2021 in Nederland zo’n 2.500 tot 3.000 EU-burgers dakloos waren (Rode Kruis, Valente, Dokters van de Wereld, 2021). Stichting Barka geeft aan dat zij in 2021 in heel Nederland binnen al hun projecten ongeveer 3.100 kwetsbare EU-burgers hebben ontmoet, waarvan 70% dakloos was (2.170).
Iedere dakloze EU-burger is er één teveel en aantallen van 2.500 tot 3.000 vindt het kabinet te veel. Het is daarom van belang dat we onverkort en met urgentie het Plan van Aanpak kwetsbare dakloze EU-burgers blijven uitvoeren.6
Om meer inzicht te krijgen in de omvang van de groep dakloze mensen, zijn het Kansfonds en Hogeschool Utrecht gestart met een nieuwe telling middels de ETHOS light methode. Hierbij worden op één dag (peildatum) alle dakloze mensen in een bepaalde regio in kaart gebracht. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt in nationaliteit of verblijfstatus. In 2023 is in twee regio’s geteld en in 2024 vindt de telling plaats in zes regio’s.7
Door gebruik te maken van deze methode in Nederland hopen we ook beter zicht te krijgen op de omvang van de groep dakloze arbeidsmigranten die op straat of in de opvang verblijven.
Wat is de reden dat steeds meer arbeidsmigranten op straat komen?
Ook wij ontvangen signalen dat er meer arbeidsmigranten op straat komen. In 2022 is daarom in opdracht van de Ministeries van VWS, SZW en J&V door het IVO nader onderzoek gedaan naar oorzaken waarom arbeidsmigranten op straat terecht komen. Hieruit zijn twee producten voortgekomen.8 In dit onderzoek komt helder naar voren dat er een veelvoud aan redenen is waardoor mensen op straat komen. Deze redenen worden ook benoemd in de door u genoemde artikelen.
In het onderzoek naar «Routes naar dakloosheid» worden 5 voorname redenen opgesomd waarom mensen dakloos raken: 1) werkverlies; 2) voortdurende kwetsbaarheden (opgelopen in het thuisland); 3) verbroken relatie en werkverlies; 4) direct dakloos na aankomst en 5) ernstige gezondheidsproblemen. Het valt in dit onderzoek op dat veel mensen op straat belanden door persoonlijke omstandigheden, onafhankelijk van de werk- en woonomstandigheden (inclusief de zogenaamde «package deals», wat inhoudt dat zowel werk, woning als zorgverzekering door dezelfde partij geregeld wordt). Behalve slechte en onzekere werk- en woonomstandigheden vergroten persoonlijke individuele factoren de kans op dakloosheid, zoals (problematisch) middelengebruik, psychische problematiek en de (nog) ontbrekende binding met Nederland. In het onderzoek blijkt dat 60% van de onderzochte populatie (N=42) vanwege deze persoonlijke omstandigheden op straat kwam. Dit is een belangrijk nuance op het beeld dat dakloosheid onder arbeidsmigranten voor het merendeel veroorzaakt wordt door slecht werkgeverschap en/of package deals. Deze informatie is door de Ministeries van VWS, SZW en J&V gebruikt om passende beleidsmaatregelen op te nemen in het Plan van Aanpak kwetsbare dakloze EU-burgers. Dat is terug te zien in de opbouw van het Plan van Aanpak, dat preventieve maatregelen beschrijft rond bijvoorbeeld slecht werkgeverschap (aanpakken malafide uitzendbureaus), maar ook maatregelen die zien op de persoonlijke situatie van de EU-burger (betere toeleiding naar zorg).
Hebben u en de gemeenten sinds de invoering van het verplicht registreren van tijdelijke verblijfadressen van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP) van mensen die korter dan vier maanden in Nederland blijven voor werk of studie in 2022, beter zicht gekregen in waar de arbeidsmigranten verblijven en of de verblijfplaatsen voldoen aan de wettelijke eisen? Wordt sindsdien op handhaving meer gecontroleerd?
Sinds 2022 is het mogelijk – maar niet verplicht – om een tijdelijk verblijfadres en contactgegevens te registreren in de BRP. Een groot deel van de arbeidsmigranten werkt mee aan het vrijwillig registreren van een verblijfadres. Deze gegevens zijn een eerste stap in de goede richting om meer zicht te krijgen op het verblijf van arbeidsmigranten in Nederland. Er wordt ook een applicatie ontwikkeld waarmee arbeidsmigranten vanaf de tweede helft van 2024 zelf digitaal wijzigingen in hun adresgegevens kunnen doorgeven als zij verhuizen. Voorts zijn recent tellingen van de aantallen tijdelijke verblijfadressen per gemeente gepubliceerd.9
Op dit moment worden aan de eerste gemeenten tijdelijke verblijfadressen verstrekt, zodat deze ook gebruikt kunnen worden in de handhaving van wet- en regelgeving. Als er verblijfplaatsen worden aangetroffen die niet voldoen aan wettelijke eisen kunnen er maatregelen worden getroffen door gemeenten op basis van onder andere de Wet Goed Verhuurderschap.
Herkent u de signalen dat gemeenten vaak onterecht om allerlei bewijzen vragen aan arbeidsmigranten als zij zich melden aan het loket voor opvang en/of Werkloosheidswet (WW)-uitkering? Zo ja, bent u bereid gemeenten hierop aan te spreken?
Het kabinet herkent de signalen dat de juridische werkelijkheid ten aanzien van de rechten van EU-burgers complex is. Om te bepalen of iemand recht heeft op opvang en/of andere sociale voorzieningen, moeten gemeenten daarvoor bepaalde stappen doorlopen en soms vraagt dat ook om bewijs. Daarom hebben de Ministeries VWS, SZW en JenV conform het Plan van Aanpak dakloze EU-burgers in 2023 een rechtentool ontwikkeld. De rechtentool biedt een overzicht van alle reeds bestaande Europese en nationale wet- en regelgeving. De rechtentool biedt gemeenten handvatten om rechten van de persoon die het betreft, beter en gemakkelijker in kaart te brengen. Met de rechtentool wordt in feite onderzocht of de EU-burger recht heeft op gelijke behandeling. Als dat blijkt uit de rechtentool moet de EU-burger ook de reguliere stappen in de Wmo-toets doorlopen op basis waarvan de gemeente beslist over de toegang tot de opvang. Het kan zijn dat bewijs nodig is om bijvoorbeeld vast te stellen hoe lang iemand in Nederland verblijft en/of wat iemands arbeidsverleden is. Dit volgt ook uit de verschillende wet- en regelgeving, met name de Europese richtlijnen. Met de rechtentool in de hand kunnen gemeenten de juiste bewijzen vragen die passen binnen de geldende wet- en regelgeving.
In de oorspronkelijke planning was voorzien dat de rechtentool eind 2023 beschikbaar zou zijn. Op verzoek en in nauwe samenwerking met de gemeenten is besloten de rechtentool eerst te testen om te garanderen dat deze uitvoerbaar is in de praktijk. Daarom wordt de rechtentool in het eerste kwartaal van 2024 getest in zes gemeenten (G4, Eindhoven en Venlo) die ook deelnemen aan de pilot voor kortdurende opvang.
Waarom is de toegezegde «rechtentool» die het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport na de brandbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een jaar geleden heeft toegezegd en eind 2023 beschikbaar zou zijn, vertraagd? Wanneer kunnen de gemeenten beschikken over dit hulpmiddel waarmee ze meer inzicht krijgen in wie recht heeft op opvang?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat een taalbarrière en het niet kennen van de weg in de Nederlandse bureaucratie ertoe leidt dat arbeidsmigranten geen WW-uitkering aanvragen? Kunt u aangeven/inschatten hoe groot deze groep is? Welke stappen gaat u ondernemen om deze arbeidsmigranten te wijzen op en te helpen bij het aanvragen van een WW-uitkering waar ze recht op hebben?
De taalvaardigheid van arbeidsmigranten is enorm belangrijk. Het zorgt ervoor dat de veiligheid op de werkplek verbetert, maar ook dat een goed gesprek bij de huisarts of op de school van de kinderen gevoerd kan worden. Daarom vind ik het belangrijk dat arbeidsmigranten een betere Nederlandse taalvaardigheid ontwikkelen. Uit een recente peiling van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten (onder 1550 arbeidsmigranten) blijkt dat 55% de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig is.10 Dat is te veel.
Er zijn voor arbeidsmigranten verschillende mogelijkheden om de taal te leren. Allereerst kunnen zij gebruik maken van het taalaanbod dat gemeenten aanbieden. Hiervoor hebben de gemeenten gelden beschikbaar uit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Het is ook mogelijk voor EU-arbeidsmigranten om onder bepaalde voorwaarden een lening van maximaal 10.000 euro aan te vragen om vrijwillig in te burgeren.11 Bovendien wil ik dat werkgevers meer verantwoordelijkheid nemen door taalcursussen aan te bieden aan de bij hen werkzame arbeidsmigranten. Hiervoor kunnen zij onder meer subsidie krijgen via het programma Tel mee met Taal van OCW. Verschillende O&O-fondsen bieden ook subsidies aan om taalonderwijs te bekostigen.
Om arbeidsmigranten te helpen bij het effectueren van hun rechten en plichten, waaronder bijvoorbeeld bij het aanvragen van een WW-uitkering, heb ik uw Kamer op 20 oktober 2023 de brief «Verbeteren toegang tot het recht voor kwetsbare werknemers» doen toekomen.12 In deze Kamerbrief heb ik uiteengezet hoe arbeidsmigranten verder ondersteund gaan worden langs 3 sporen: 1) versterkte informatievoorziening en dienstverlening; 2) adviesverlening aan rechtzoekenden (met mogelijkheid van doorverwijzing naar bemiddeling en rechtsbijstand) en 3) laagdrempelige geschilbeslechting via de kantonrechter. Met name onder het eerste spoor gaat het kabinet arbeidsmigranten beter ondersteunen om hun rechten beter te effectueren. Onder dat spoor wordt een landelijk dekkend netwerk van informatiepunten tot stand gebracht (aanvullend op de bestaande punten in bijvoorbeeld Noord-Brabant, Den Haag en Rotterdam). Arbeidsmigranten kunnen bij deze punten terecht voor betrouwbare, eenduidige en begrijpelijke overheidsinformatie. De informatievoorziening heeft ook de functie om de hulpzoekende de weg te wijzen naar de juiste instanties, zoals bijvoorbeeld UWV. Het is namelijk van belang dat bij voorkomende problemen voor kwetsbare werknemers de informatievoorziening naadloos kan overgaan in advies en ondersteuning. Daarnaast versterken we de (meertalige) digitale informatievoorziening via onder andere www.workinnl.nl en zoeken we de samenwerking met landen van herkomst om mensen daar ook beter te informeren.
In dit traject betrekken we werkgevers- en werknemersorganisaties om een aanvullend aanbod te realiseren, waar onder andere taalonderwijs en andere opleidingen in kunnen worden aangeboden.
Vooruitlopend hierop zijn werkgevers- en werknemersorganisaties in Noord-Brabant (als onderdeel van de pilot Brabants Migratie Informatiepunt) reeds bezig met de oprichting van een stichting, waarmee zij onder meer taalonderwijs voor arbeidsmigranten gaan aanbieden.
Worden arbeidsmigranten die dakloos zijn vanwege het verliezen van hun baan begeleid bij een terugkeer naar hun thuisland? Zo ja, op welke schaal gebeurt dit en ziet u mogelijkheden om dit breder op te pakken? Zo nee, waarom wordt dit nog niet opgepakt?
In lijn met het Plan van Aanpak dakloze EU-burgers loopt momenteel in zes pilotgemeenten (G4, Eindhoven en Venlo) een pilot voor kortdurende opvang. Binnen deze pilot wordt aan EU-burgers kortdurende opvang aangeboden in combinatie met hulp om weer aan het werk te gaan of om terug te keren naar het land van herkomst (en waar mogelijk toeleiding naar zorg). Uit een tussenevaluatie blijkt dat de eerste resultaten voorzichtig positief zijn. Voor een deel van de mensen is het gelukt om terug te keren naar werk of naar het land van herkomst. De pilot wordt medio 2024 geëvalueerd waarna zal worden besloten hoe het vervolg vorm te geven.
Deelt u de mening dat wanneer een (uitzend-)onderneming arbeidsmigranten naar Nederland haalt en het werk bij deze onderneming stopt ze of van werk-naar-werk moeten begeleiden of moeten helpen met terugkeer naar hun thuisland? Zo ja, zijn er mogelijkheden om dit in wet- en regelgeving vast te leggen?
Zoals bij vraag 3 aangegeven zijn er meerdere redenen waarom arbeidsmigranten dakloos raken. Waar dit kan worden toegeschreven aan de werkgever, kan verwacht worden dat in het kader van goed werkgeverschap hulp geboden wordt om arbeidsmigranten te begeleiden naar (ander) werk of thuisland. Het kabinet kent voorbeelden van bedrijven die deze verantwoordelijkheid voelen en nemen. Het kabinet verwacht dat het onverkort en met urgentie uitvoeren van de Aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten zal leiden tot een structurele en stevige verbetering van de positie van de arbeidsmigrant. Met de uitvoering van het Plan van Aanpak kwetsbare dakloze EU-burgers verkennen we tegelijkertijd hoe we arbeidsmigranten die dakloos raken zo goed en snel mogelijk kunnen helpen. Het is nog te vroeg om te concluderen dat die initiatieven onvoldoende effect sorteren. Daarnaast lijkt dergelijke wetgeving moeilijk handhaafbaar te zijn, omdat het niet altijd duidelijk is welk bedrijf verantwoordelijk is voor het op straat belanden van een kwetsbare arbeidsmigrant. Daarnaast kan het ook aan de persoonlijke omstandigheden van de EU-burger zelf liggen. Hoewel het kabinet van mening is dat meer werkgevers hun verantwoordelijkheid kunnen nemen in deze situaties, verwacht het kabinet dat de reeds ingezette weg het meeste effect sorteert.
Welke stappen naast het wetsvoorstel rondom toelating tot de uitzendbranche6 zijn er mogelijk en noodzakelijk om de uitbuiting van arbeidsmigranten tegen te gaan?
Het wetsvoorstel rondom toelating tot de uitzendbranche is één onderdeel van de puzzel om misstanden bij arbeidsmigranten tegen te gaan. Het wetsvoorstel behelst 7 van de ruim 50 aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten die momenteel onverkort en met urgentie door het kabinet worden uitgevoerd. Op 1 december 2023 heeft uw Kamer de Jaarrapportage arbeidsmigranten 2023 ontvangen waarin per aanbeveling de voortgang beschreven wordt.14 Daarnaast lopen er nog verscheidene trajecten die ook de uitbuiting van arbeidsmigranten tegengaan, zoals bijvoorbeeld de modernisering van art. 273f Wetboek van Strafrecht en het nieuwe Actieplan Samen tegen Mensenhandel.
Deelt u de opvatting dat omdat Nederland werknemers uit andere Europese Unie (EU-)lidstaten niet kan weigeren, er minder vergunningen moeten worden geven voor nieuwe distributiecentra, er strenger gecontroleerd moet op misstandenen en de arbeidsvoorwaarden moeten worden verbetererd zodat sectoren die drijven op goedkoop werk niet meer rendabel zijn?
Arbeidsmigranten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan verschillende sectoren in onze economie. Dat is ook wat de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 in haar recent verschenen rapport duidelijk maakt. Tegelijkertijd zijn de lusten en lasten van arbeidsmigratie lang niet altijd eerlijk verdeeld. Er blijven nog steeds misstanden bestaan, zeker in laagbetaalde banen met veel onzekerheid. Voor werk, huisvesting en vervoer zijn arbeidsmigranten nog te vaak afhankelijk van hun werkgever.
Met de aanstaande hervorming van de arbeidsmarkt krijgen mensen in flexibele contracten meer zekerheid over hun inkomen en hun rooster, en wordt schijnzelfstandigheid teruggedrongen. Daarnaast kunnen we de positie van arbeidsmigranten verbeteren door onverkort en met urgentie door te gaan met de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Het inzichtelijk maken van de gevolgen van nieuwe bedrijvigheid voor huisvesting (de effectrapportage voor nieuwe bedrijvigheid) en het versterken van de handhaving zijn onderdelen van die uitvoering. Met deze maatregelen wordt Nederland minder aantrekkelijk voor laagbetaalde arbeid en zullen (malafide) werkgevers minder inzetten op de werving van laagbetaalde arbeidsmigranten.
De oorzaken van geconstateerde misstanden liggen dieper. Mede op verzoek van uw Kamer heb ik de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 ingesteld om de consequenties van verschillende demografische ontwikkelingen in kaart te brengen en hier advies over uit te brengen. Dat advies is op 15 januari 2024 uitgebracht. Het kabinet werkt aan een kabinetsreactie waarin hier op teruggekomen wordt.
Aan welke knoppen kan het kabinet draaien zodat het voor een werkgever minder aantrekkelijk wordt om arbeidsmigranten te halen dan te investeren in een robot die er voor zorgt dat er minder arbeidskrachten nodig zijn?
De toegang tot laagbetaalde arbeidsmigratie kan in sommige gevallen de prikkel bij werkgevers verkleinen om zich in te zetten voor verbetering van arbeidsvoorwaarden en investeringen in innovatie. Daarnaast kan arbeidsmigratie gevolgen hebben voor de leefbaarheid van wijken en druk kan verhogen op voorzieningen zoals de zorg, de woningmarkt en het onderwijs.
Het kabinet werkt aan een economie met vier pijlers: een duurzame, innovatieve en weerbare economie waar de samenleving van meeprofiteert. Het kabinet sluit geen sectoren categorisch uit. Voor vestiging of uitbreiding van de bedrijven is plek zolang deze in voldoende mate aan deze vier pijlers voldoen. Dit zijn bijvoorbeeld bedrijven die steeds slimmer werken en met behulp van technologie en andere (sociale) innovaties minder arbeid nodig hebben. Bedrijven die aandacht hebben voor de ontwikkeling en het welzijn van hun medewerkers door «reskilling» en «upskilling». Bedrijven die midden in de samenleving staan: die weten wat er leeft en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.
We moeten meer kijken of economische activiteiten bijdragen aan onze brede welvaart. Nederland werkt toe naar een arbeidsmarkt met meer hoogwaardige banen. Hierbij hoort ook het inzetten op de eerste pijler: innovatie. Daarnaast past hierbij dat we arbeid als schaars goed beschouwen en nadenken over welke arbeidsvraag we aan wensen te moedigen via beleid.
Het is daarbij van belang kritisch te blijven kijken naar de vraag of de bestaande randvoorwaarden en prikkels voor economische activiteiten tot maatschappelijk wenselijke uitkomsten leiden.
Bij de beantwoording van vraag 11 heb ik aangegeven welke stappen dit kabinet zet om de inzet van laagbetaalde arbeid tegen te gaan. Het is aan een volgend kabinet om keuzes te maken ten aanzien van economie en arbeidsmarkt.
Arbeidsmigratie |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzendingen van Zembla1 en EenVandaag2 en Pointer3?
Ja.
Wat vindt u van deze uitzendingen? Bent u het ermee eens dat de maatschappelijke belasting door onder meer arbeidsmigratie in de genoemde sectoren (glastuinbouw, distributiecentra en slachterijen) niet opwegen tegen economische toegevoegde waarde voor Nederland?
Arbeidsmigranten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan verschillende sectoren in onze economie. Dat is ook wat de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 in haar recent verschenen rapport duidelijk maakt. Net als in veel ontwikkelde economieën, is op dit moment de arbeidsmarkt in Nederland krap. De verwachting is dat dit in ieder geval in de zorg en in het onderwijs zo blijft. Ook de technieksector voorziet een langdurige personeelskrapte. Tegelijkertijd laten de uitzendingen treffend zien dat de lusten en lasten van arbeidsmigratie lang niet altijd eerlijk verdeeld zijn, zoals ook benadrukt door het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Er blijven nog steeds misstanden bestaan, zeker in laagbetaalde banen met veel onzekerheid. Voor werk, huisvesting en vervoer zijn arbeidsmigranten nog te vaak afhankelijk van hun werkgever. Arbeidsmigranten wonen en werken daarmee nog te vaak onder omstandigheden die een beschaafd land onwaardig zijn. Daarnaast laten de uitzendingen zien dat de komst van arbeidsmigranten gevolgen kan hebben voor de leefbaarheid van wijken en druk kan verhogen op voorzieningen zoals de zorg, de woningmarkt en het onderwijs. In aanvulling hierop kan de toegang tot laagbetaalde arbeidsmigratie de prikkel bij werkgevers verkleinen om zich in te zetten voor verbetering van arbeidsvoorwaarden en investeringen in innovatie.
Ik ben het met u eens dat de uitzending terecht aandacht vraagt voor een eerlijkere verdeling van de lusten en lasten van arbeidsmigratie en dat arbeidsmigratie schaduwkanten kent. Het afwegen van de maatschappelijke belasting van verschillende economische activiteiten ten opzichte van de toegevoegde waarde is geen makkelijke, maar niettemin een belangrijke zoektocht. Zowel de toegevoegde waarde als de maatschappelijke belasting van bedrijvigheid kennen een smalle en een brede welvaartscomponent. Hierbij kijkt smalle welvaart naar de netto toegevoegde waarde voor het bruto binnenlands product (bbp). Brede welvaart kijkt naar de bredere baten en kosten, nu en in de toekomst, voor de maatschappij (en herkomstlanden van arbeidsmigranten), zoals de druk op ruimte en voorzieningen als gevolg van arbeidsmigratie.
Dit leidt tot de vraag; welke samenleving en economie willen we zijn? Nu en in de toekomst. Het kabinet heeft al een aantal stappen gezet door te werken aan een economie met vier pijlers: innovatief, duurzaam, weerbaar en waar de samenleving van meeprofiteert. Dit staat beschreven in het Perspectief op de Nederlandse Economie.4 In dit perspectief op de economie benadrukt het kabinet het belang van een brede welvaartsvisie op arbeidsmigratie, met aandacht voor de verdeling van lusten en lasten – en de relatie tot de geschetste economische uitdagingen en krapte.5
De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 en Adviesraad Migratie benadrukken het belang van een dergelijke visie op de samenleving en economie en de daaruit volgende keuzes. De komende kabinetsreactie op het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 reflecteert hierop. We willen niet concurreren op arbeidsvoorwaarden. Verder is een nieuw kabinet aan zet voor deze nadere keuzes, waarbij gekeken moet worden wat voor samenleving we willen zijn.
Wat vindt u van de thema’s in deze uitzendingen in relatie tot het gevoerde beleid van de afgelopen 15 jaar van de het kabinet op het gebied van het stimuleren van laagproductief werk, regulering van uitzendbureaus, en de (planologische) sturing van de overheid op deze economische activiteiten?
De uitzendingen laten misstanden zien waar arbeidsmigranten in Nederland te vaak mee te maken hebben, zoals uitbuiting, het verlies van werk en huisvesting bij ziekte en dakloosheid. Daarnaast komt aan bod dat dit gepaard kan gaan met onrust in gemeenten waarin ze worden gehuisvest. Ook komen de demografische ontwikkelingen aan bod, met de oproep tot scherpe politieke keuzes; welk land willen we zijn in 2050, met wat voor soort economie, banen en samenleving?
Beleid heeft invloed. Zo is de combinatie van de flexibiliseringstrend op de arbeidsmarkt (inclusief de gevoerde regulering rond uitzendbureaus) en gevoerd fiscaal beleid van invloed geweest op de samenstelling van de arbeidsmarkt en arbeidsmigratie. Beleid heeft de afgelopen decennia ingezet op stimulering van de werkgelegenheid. Dit heeft ervoor gezorgd dat het werkgelegenheidsniveau in Nederland internationaal vergeleken zeer hoog is en dat is ten goede gekomen aan het welvaartsniveau.
Tegelijkertijd laten de toenemende schaarstes, zoals op het gebied van arbeidsaanbod en ruimte, zien dat deze inzet op vraagstimulering nu en in de toekomst knelpunten creëert en een negatieve impact kan hebben op het brede welvaartsniveau van de samenleving.
Naast bovenstaande beleidsinzet hebben verschillende kabinetten zich de afgelopen 15 jaren al ingezet om misstanden bij arbeidsmigranten te bestrijden. Zo zette de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Lodewijk Asscher, zich onder Kabinet Rutte II in om oneerlijke concurrentie tussen werknemers uit verschillende landen aan te pakken en daarmee verdringing op de arbeidsmarkt tegen te gaan, bijvoorbeeld door het herzien van de detacheringsrichtlijn. Gelijk werk moet hetzelfde worden beloond. Onder Kabinet Rutte III zijn de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten overgenomen. Hiermee werd in gang gezet dat er strengere regels voor uitzendbureaus komen. Zo is op 10 november 2023 het wetsvoorstel toelating ter beschikkingstelling van arbeidskrachten6 naar de Tweede Kamer verzonden. De Nederlandse Arbeidsinspectie is daarnaast de afgelopen jaren flink in capaciteit gegroeid. De Inspectie zal de aankomende jaren, mede als gevolg van het wetsvoorstel toelating ter beschikkingstelling van arbeidskrachten en de modernisering van art. 273f van het Wetboek van Strafrecht, nog verder groeien. Daarbij realiseer ik me dat dit ingezette beleid rond misstanden slechts een deel van de negatieve gevolgen van bepaalde arbeidsmigratie bestrijdt.
De oorzaken van geconstateerde misstanden liggen dieper. Mede op verzoek van uw Kamer heb ik de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 ingesteld om de consequenties van verschillende demografische ontwikkelingen in kaart te brengen en hier advies over uit te brengen. Dat advies is op 15 januari 2024 uitgebracht. Het kabinet werkt aan een kabinetsreactie waarin hier op teruggekomen wordt.
Wat is uw definitie van laagproductief werk? Kunt u voorbeelden geven van beroepen/arbeidsplaatsen die u hieronder schaart?
Laagproductief werk betreft werk met een lage toegevoegde waarde per eenheid productiemiddelen. Als we kijken naar arbeidsproductiviteit, wijst een lage productiviteit op een lage toegevoegde waarde per gewerkt uur. Anders gezegd houdt dit in dat wat er verdiend wordt in een sector minus de kosten die hiervoor gemaakt zijn, laag is per gewerkt uur. Op basis van gegevens over de toegevoegde waarde en aantal gewerkte uren van het CBS kan worden gesteld dat de productiviteit per gewerkt uur relatief laag is in bijvoorbeeld de sectoren cultuur, sport en recreatie, horeca, landbouw, en verhuur en overige zakelijke diensten. Daarnaast kent de publieke sector achterblijvende productiviteitsontwikkelingen.7 Deze productiviteitscijfers geven enkel een indicatie van de netto toegevoegde waarde voor het bbp, oftewel smalle welvaart, zoals beschreven in vraag 2.
Arbeidsproductiviteitscijfers zijn daarmee beperkt indicatief voor het brede welvaartscomponent in de netto, maatschappelijke toegevoegde waarde van een bedrijfstak. Zo kunnen sectoren onbeprijsde externe effecten hebben, zoals op het gebied van ruimte en milieu, zonder dat deze kosten terugkomen in de productiviteitscijfers. Ook kan er sprake zijn van externe baten die niet terugkomen in de cijfers, zoals de natuurwaarde van natuurinclusieve landbouw of een positieve impact op de voedselzekerheid in Nederland.
Verder kunnen binnen sectoren grote verschillen bestaan tussen bedrijven. Dit benadrukt het kabinet ook in haar Perspectief op de economie. Het kabinet stelt dat «bedrijven in Nederland zullen floreren als ze maximale economische, maatschappelijke, ecologische en sociale waarde creëren per gewerkt uur, uitstoot van emissies, beperkte grondstoffen en andere schaarse input, bijvoorbeeld drinkwater.» In haar visie op de economie heeft het kabinet dus een brede visie op productiviteit. Zoals in voorgaande vragen benadrukt, schetst het kabinet in haar visie op de economie dat bedrijven en sectoren in Nederland toekomstbestendig zijn als ze bijdragen aan een duurzame, innovatieve en weerbare economie waarvan mensen in Nederland meeprofiteren.
Deze uitgangspunten bepalen het economisch beleid van het kabinet, en de verwachtingen en inzet van toekomstige bedrijven en sectoren. Verdere keuzes, over wat voor een samenleving we willen zijn, zijn aan een volgend kabinet.
Wat vind u van de conclusie van de Adviesraad Migratie in haar tussenrapport4 dat de welvaart van Nederland daalt als gevolg van de inzet van arbeidsmigranten voor laagproductief werk?
De Adviesraad Migratie stelt dat de inzet van arbeidsmigranten voor laagproductief werk er voor zorgt dat de gemiddelde welvaart in Nederland daalt. Een extra arbeidsmigrant kan echter wel van toegevoegde waarde zijn voor de totale welvaart van een land (het netto bbp), maar tegelijkertijd de gemiddelde welvaart verminderen bij een lage productiviteit.
De Adviesraad Migratie heeft hierbij enkel nog gekeken vanuit de eerder beschreven «smalle» welvaartsinterpretatie, oftewel de netto toegevoegde waarde voor het bbp (per hoofd). Om te bepalen in hoeverre de (gemiddelde) welvaart van Nederland daalt als gevolg van de inzet van arbeidsmigranten voor laagproductief werk, moet vanuit een brede welvaartsperspectief gekeken worden.
Welke (maatschappelijke) gevolgen onderkent u die gepaard gaan met arbeidsmigranten voor laagproductief werk?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2, onderken ik dat de komst van arbeidsmigranten op verschillende manieren voor maatschappelijke belasting kan zorgen vanuit een brede welvaartsperspectief. Zo kan arbeidsmigratie gevolgen hebben voor de leefbaarheid van wijken en de druk op voorzieningen als de zorg, de woningmarkt en het onderwijs vergroten. De lusten en lasten zijn niet altijd eerlijk verdeeld tussen werkgevers, gemeenten, arbeidsmigranten zelf en de rest van de samenleving.
Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten heeft in 2020 gekeken naar verschillende maatschappelijke gevolgen van laagbetaalde arbeidsmigratie. Allereerst hebben misstanden impact op arbeidsmigranten zelf. Daarnaast kunnen de schaduwkanten van arbeidsmigratie impact hebben op Nederlandse burgers. Wanneer een deel van de werkgevers of huisvesters lijkt weg te komen met onderbetaling, overtreding van regelgeving of het niet navolgen van gangbare normen en waarden, wordt het draagvlak voor ons sociale stelsel ondermijnd en ligt een race to the botttom voor de bredere arbeidsmarkt op de loer. Dit leidt tot een ongelijker speelveld tussen bedrijven. Ook kan de inzet van laagbetaalde arbeidskrachten het effect hebben dat werkgevers minder worden geprikkeld om arbeidsvoorwaarden te verbeteren waarmee binnenlands potentieel wordt aangetrokken. Verder remt het mogelijk investeringen in innovatie.
Kunt u een inschatting geven van alle financiële kosten voor de overheidsfinanciën die gepaard gaan met stimulerende maatregelen van arbeidsmigratie, uitgesplitst naar laag- en hoog productief werk over de afgelopen 15 jaar?
Er is geen inschatting te geven van alle financiële kosten ten aanzien van stimulerende maatregelen van arbeidsmigratie. Het beleid is namelijk dusdanig veelsoortig, dat er geen netto kostenbeeld van te maken is.
Vindt u het wenselijk dat er méér arbeids- en energie-intensieve glastuinbouw, distributiecentra, datacenters en slachthuizen in Nederland gevestigd en/of uitgebreid moeten worden?
In de brief Kamerbrief Acquisitie met meer focus beschrijft het kabinet dat het beleid gericht op vestiging of uitbreiding van bedrijven is aangescherpt naar een focus op een gerichtere bijdrage aan brede welvaart. De geopolitieke ontwikkelingen en de toegenomen druk op de woningmarkt, arbeidsmarkt, beschikbare ruimte, elektriciteitsnet en de uitdagingen op het gebied van stikstof maken de noodzaak voor focus op kwaliteit alleen maar groter.
We kunnen en willen niet alles meer faciliteren. Dat betekent dat we er nog bewuster voor kiezen om onze acquisitiecapaciteit zo in te zetten dat we de kans zo groot mogelijk maken dat we aantrekken wat we willen aantrekken.
Het kabinet werkt aan een economie met vier pijlers: een duurzame, innovatieve en weerbare economie waar de samenleving van meeprofiteert. Het kabinet sluit geen sectoren categorisch uit. Voor vestiging of uitbreiding van de bedrijven die u noemt is plek zolang deze in voldoende mate aan deze vier pijlers voldoen. Dit zijn bijvoorbeeld bedrijven die steeds slimmer werken en met behulp van technologie en andere (sociale) innovaties minder arbeid nodig hebben. Bedrijven die aandacht hebben voor de ontwikkeling en het welzijn van hun medewerkers door «reskilling» en «upskilling». Bedrijven die midden in de samenleving staan: die weten wat er leeft en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.
We moeten meer kijken of economische activiteiten bijdragen aan onze brede welvaart. Nederland werkt toe naar een arbeidsmarkt met meer hoogwaardige banen. Hierbij hoort ook het inzetten op de eerste pijler: innovatie. Daarnaast past hierbij dat we arbeid als schaars goed beschouwen en nadenken over welke arbeidsvraag we aan wensen te moedigen via beleid. Het is daarbij van belang kritisch te blijven kijken naar de vraag of de bestaande randvoorwaarden en prikkels voor economische activiteiten tot maatschappelijk wenselijke uitkomsten leiden.
Vindt u dat de economische toegevoegde waarde van méér glastuinbouw, distributiecentra, datacenters en slachthuizen opweegt tegen de maatschappelijke belasting van deze activiteiten?
De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 benadrukt onder meer dat het concurrentievermogen van een aantal sectoren van de Nederlandse economie – in het bijzonder de (glas)tuinbouw, de voedingsindustrie en de distributiesector – deels wordt gezocht in het aantrekken van goedkope arbeidskrachten uit (met name) andere EU-landen.
Tegelijkertijd is er sprake van grote heterogeniteit in de genoemde sectoren. Dat maakt het lastig om een oordeel te vellen in hoeverre voor de gehele sector de maatschappelijke baten opwegen tegen de maatschappelijke belasting ervan. Economische groei is hierbij zeker niet het enige uitgangspunt: het kabinet zet zich in voor de brede welvaart en bestaanszekerheid van alle inwoners van Nederland. Door middel van de effectrapportage bij nieuwe bedrijvigheid, zoals deze nu door de VNG in pilotvorm wordt getest, kunnen zowel (lokale) overheden als het bedrijfsleven vroegtijdig worden aangespoord om na te denken over de effecten van de arbeids- en huisvestingsbehoefte in de gemeente en regio. Op deze wijze probeert de effectrapportage inzicht te verschaffen en bewustwording te creëren bij bedrijven en overheden rondom de misstanden bij de huisvesting van arbeidsmigranten en onnodige druk op voorzieningen te voorkomen.
Zijn de uitzendingen van Pointer, EenVandaag en Zembla voor u aanleiding om aanpassingen te maken in het huidige arbeidsmigratie- en/of ruimtelijke ordeningsbeleid?
De uitzendingen onderstrepen voor mij de urgentie van het urgent en onverkort blijven uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten en ik zie het als ondersteuning van het reeds ingezette beleid.
Daarnaast ondersteunt het de inzet van het huidige kabinet om keuzes over arbeidsmigratie en ruimtelijke ordening te nemen vanuit haar langetermijnvisie op de economie. Het belang hiervan wordt benadrukt door verschillende adviesorganen. Denk aan het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 20509, de verkenning van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)10 en het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).11 Het is aan een volgend kabinet om nadere keuzes hierin te maken.
Bent u bereid om een breder onderzoek te laten doen naar de effecten van het stimuleren van arbeidsmigratie op onze maatschappij? En wilt u daar ook ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en de druk op andere Nederlandse voorzieningen in meenemen?
Zoals aangegeven bij vraag 10 gaan verschillende rapporten reeds in op de vraag wat de effecten zijn van arbeidsmigratie op de maatschappij. Dit voorjaar zal de Adviesraad Migratie bovendien een adviesrapport uitbrengen over de brede welvaartseffecten van arbeidsmigratie. Ik zie dan ook niet de toegevoegde waarde van aanvullend onderzoek naar de effecten van vermeende stimulering ervan. Met voornoemde rapporten in de hand is het aan een volgend kabinet om afwegingen te maken op basis van de effecten geschetst in deze onderzoeken, om vervolgens keuzes te maken over de toekomst van Nederland.
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De tekortkomingen in de geboortezorg voor asielzoekers |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het promotieonderzoek en de daaruit volgende berichtgeving inzake de geboortezorg voor asielzoekers in Nederland?1 2
Ja
Wat is uw reactie op de onderzoeksuitkomsten waarin nogmaals wordt aangetoond dat zwangere asielzoekers meer kans hebben om hun kind te verliezen rond de bevalling, waar eerder naar is gevraagd door het lid Kuzu?3 Welke lessen kunnen er uit dit onderzoek getrokken worden ten opzichte van uw beantwoording destijds?
De berichtgeving bouwt voort op een eerdere publicatie. Er wordt daarbij ook teruggevallen op data die in eerdere publicaties is gebruikt. Dit betreft dezelfde data als waar de eerdere vragen van het lid Kuzu betrekking op hadden.
Wij herkennen de cijfers dan ook en betreuren deze.
Het COA plaatst sinds de zomer van 2023 zwangere vrouwen die bij hun aankomst in Ter Apel 34 weken of langer zwanger zijn in de locatie Musselkanaal. Alle betrokken organisaties (COA, verloskundige praktijk, kraamzorg) op de locatie Musselkanaal zijn hier goed op voorbereid. Punt van aandacht is dat de doorstroom naar andere locaties van de bevallen vrouwen door capaciteitsproblemen stagneert waardoor er niet altijd voldoende plekken vrijkomen voor nieuwe zwangere vrouwen. Het COA werkt binnen de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters met alle betrokken partijen (verloskundigen, gynaecologen. JGZ, kraamzorg, GZA) voortdurend samen om de zorg voor zwangere bewoners op peil te houden of waar nodig te verbeteren. Het COA en de deelnemers van de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters hebben meegewerkt aan het onderzoek en hebben kennisgenomen van de uitkomsten. De aanbevelingen die betrekking hebben op communicatie worden meegenomen in de aanpassingen van de Ketenrichtlijn geboortezorg asielzoeksters.
Wel wijs ik erop dat een deel van de vrouwen die zich in Ter Apel melden al hoogzwanger is bij aankomst in Nederland. Deze vrouwen hebben dus (het grootste) deel van hun zwangerschap geen begeleiding en medische zorg gehad in Nederland en wellicht helemaal geen zorg gedurende de eerdere periode van hun zwangerschap. Dat maakt een vergelijking met de Nederlandse bevolking lastig en het is dan ook niet noodzakelijkerwijs zo dat hogere babysterfte het gevolg is van minder goede zorg aan deze groep zwangere asielzoekers die in Nederland is aangekomen dan aan andere vrouwen in Nederland.
Zijn er maatregelen genomen om deze verontrustende resultaten tegen te gaan sinds uw beantwoording destijds? Zo ja, welke en in hoeverre hebben deze resultaat gehad? Zo nee, waarom niet?
Er is, zoals uiteengezet, geen eenduidige oorzaak aan te wijzen van babysterfte rondom de zwangerschap. In hoeverre de maatregelen zoals benoemd in antwoord 2 resultaat hebben gehad valt daarmee lastig te zeggen.
Bent u nog steeds van mening dat de toegang tot de medische zorg voor asielzoekers voldoende is geborgd, zoals u in de eerder genoemde beantwoording heeft gesteld? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de conclusies van dit promotieonderzoek? Zo nee, welke stappen kunnen genomen worden?
Ja. De toegang tot de geboortezorg is ook voor asielzoeksters in Nederland goed geregeld. Dat neemt niet weg dat het COA altijd blijft kijken waar verbeteringen mogelijk zijn, ook wanneer uitkomsten van onderzoek bekend worden zoals in dit geval. De aanbevelingen uit dit onderzoek worden ook besproken in de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters met vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties.
Hoe verhoudt deze berichtgeving zich tot de inhoud van uw eerder naar de Kamer gestuurde brief «Tolken in de zorg»,4 gezien het feit dat het onderzoek stelt dat onder meer de taalbarrières deze percentages veroorzaken?
De Kamerbrief «tolken in de zorg» is op 27 november jongstleden aan uw Kamer verstuurd. Deze brief heeft betrekking op de inzet van tolken voor anderstaligen binnen de vijf zorgwetten. Deze Kamerbrief benoemt ook dat – binnen de zorgverzekeringswet – sinds 2023 een (tijdelijke) toeslagprestatie is gecreëerd voor de inzet van tolken voor anderstaligen in de geboortezorg (verloskundige zorg en kraamzorg).
De (geboorte)zorg voor asielzoekers valt buiten de scope van de Kamerbrief, want deze valt onder de Regeling Medische Zorg Asielzoekers (RMA). Binnen de RMA is het mogelijk om tolken in te zetten binnen de zorg voor asielzoekers. Dit geldt ook voor de geboortezorg.
Bent u bereid om, naast de eerder aangekondigde onderzoeken en verkenningen inzake (structurele financiering voor) tolkenvoorzieningen, zoals naar gevraagd in de door de Kamer aangenomen motie Paulusma en Bikker,5 te bezien hoe meer tolken ingezet kunnen worden in de geboortezorg voor asielzoekers en hoe dit structureel gefinancierd kan worden?
Zorgverleners kunnen altijd een telefonische tolk inschakelen op kosten van het COA wanneer zij asielzoekers of vergunninghouders behandelen die onder verantwoordelijkheid van het COA vallen. Binnen de zorgverzekeringswet is, zoals bij vraag 5 ook wordt aangegeven, sinds vorige jaar een bekostiging voor verloskundige zorg en kraamzorg mogelijk.
Bent u bereid om, zoals een van de aanbevelingen stelt, zwangere vrouwen (met hun gezin) op specifieke plekken op te vangen en daar alle geboortezorg te concentreren, zodat er minder verplaatsingen van zwangere vrouwen plaatsvinden (prenatale groepszorg)? Zo nee, waarom niet indien dit de geboortezorg, omstandigheden en communicatie tussen zorgverleners verbetert en het aantal verplaatsingen beperkt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 worden sinds afgelopen zomer zwangere vrouwen die bij aankomst in Ter Apel 34 weken zwanger zijn opgevangen in de locatie Musselkanaal mits daar plek is. Niet alle asielzoeksters die (moeten) bevallen in Nederland worden in Musselkanaal opgevangen. Er zijn vrouwen die in het begin van hun zwangerschap aankomen in Ter Apel en naar een andere locatie gaan en er zijn vrouwen die zwanger raken of constateren dat ze zwanger zijn terwijl ze op een opvanglocatie (Ter Apel of anderszins) verblijven.
Wanneer bewoonsters op een andere locatie verblijven en constateren dat zij zwanger zijn, blijven zij gewoon op die locatie wonen en krijgen ze daar de zorg die ze nodig hebben. Wanneer een zwangere vrouw bijvoorbeeld ook schoolgaande kinderen heeft, kent een verhuizing vanwege een zwangerschap naar een speciale locatie ook vele nadelen. Het betekent dan immers twee extra verhuisbewegingen voor de hele familie. Wanneer vrouwen op een locatie speciaal voor zwangeren na de bevalling niet verhuizen, zal deze locatie heel snel vol zijn en is er geen plek meer beschikbaar voor nieuwe zwangeren.
Kunt u separaat reageren op de overige aanbevelingen en conclusies zoals genoemd in het onderzoek, zoals de communicatieproblemen tussen zorgverleners?
Voor wat betreft het terugdringen van het aantal verhuizingen ben ik het eens met de aanbevelingen dat het aantal verhuizingen zo veel als mogelijk gereduceerd moet worden. Dat is overigens onderdeel van een veel bredere wens die het COA en ik al vaker hebben benadrukt. Onnodige verhuisbewegingen zijn onwenselijk en het streven is die terug te brengen. Helaas komen momenteel verhuizingen om diverse redenen veelvuldig voor, zoals ten gevolge van het sluiten van een opvanglocatie of als gevolg van de opvangprocedure. Daarnaast verhuizen bewoners ook op eigen verzoek, bijvoorbeeld naar een azc waar familie verblijft. Zwangere asielzoeksters worden in principe 6 weken voor de uitgerekende datum tot 6 weken na de bevalling niet meer verhuisd of overgeplaatst. Alleen in overeenstemming met GZA, de verloskundig zorgverlener en de asielzoekster ter uitsluiting van medisch risico’s kan van deze termijn worden afgeweken.
De straf- en verblijfsrechtelijke consequenties van misdrijven door asielzoekers. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel van de 5.695 geregistreerde misdrijven door personen in locaties van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) (waaronder 2.320 unieke verdachten) in 2022 hebben geleid tot gedwongen uitzetting/terugkeer van de personen in kwestie? En om welke aantallen ging het in 2023?
Het vertrek van de groep vreemdelingen waar u naar verwijst, namelijk de groep waarover is gerapporteerd in de WODC-rapportage «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisis-noodopvanglocaties 2017–2022»1, wordt niet als zodanig geregistreerd. Wel zijn gegevens bekend over het vertrek van vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS-ers). Dit kunnen vreemdelingen zijn die eerder opvang hebben gehad bij het COA, maar ook vreemdelingen met een reguliere verblijfsachtergrond van wie het verblijfsrecht is beëindigd of vreemdelingen die geen legaal verblijf hebben gehad in Nederland.
In 2022 zijn 970 VRIS-ers uit de caseload van DT&V vertrokken. In 2023 zijn 1.130 VRIS-ers vertrokken.
Ten behoeve van vraag 7 is ook de instroom van VRIS-ers in onderstaande tabel vermeld.
Instroom
1.260
1.260
Aantoonbaar vertrek
Zelfstandig vertrek
90
120
Gedwongen vertrek
620
710
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
270
290
Kunt u een uitsplitsing maken per type misdrijf?
De gegevens over vertrek kunnen in het systeem niet op die manier automatisch worden gekoppeld aan een type misdrijf.
Wel is in bovengenoemde WODC-rapportage «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisis-noodopvanglocaties 2017–2022» een overzicht opgenomen van de delictscategorieën waarvan de personen in COA- en CNO-locaties werden verdacht. Zoals weergegeven in tabel 4.1 van de WODC-rapportage gaat het vooral om vermogensmisdrijven. In 2022 betrof dit 77% van het totaalaantal registraties. De daaropvolgende categorieën zijn geweld, waar ook de delictcategorie seksueel misdrijf onder valt (11%) en vernieling/openbare orde/openbaar gezag (8%). Levensmisdrijven vormen ongeveer 1% van het totaalaantal registraties. Hier geldt dat het over de gehele rapportageperiode voornamelijk om pogingen gaat; in 2% van de gevallen gaat het om een voltooid delict. Bij alle andere categorieën gaat het hoofdzakelijk om voltooide delicten.
In hoeveel gevallen ging het hierbij om personen die in 2022 verdacht werden van meer dan één misdrijf, te weten de helft van het totale aantal verdachten op COA-locaties? Om welke aantallen ging het in 2023?
Jaarlijks publiceert het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum een overzicht van het aantal geregistreerde misdrijven door bewoners van COA-locaties en crisisnoodopvanglocaties. Uit de meest recente rapportage die ik in juni 2023 met uw Kamer heb gedeeld2, volgt dat er in 2022 5.695 verdachten van misdrijven zijn geregistreerd.
Het aantal verdachtenregistraties in 2023 wordt gepubliceerd in de volgende WODC- rapportage die ik naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer kan delen.
De gegevens over vertrek kunnen niet systematisch worden gekoppeld aan het aantal misdrijven waarvan vreemdelingen worden verdacht.
Hoeveel procent van de personen die in 2022 van meer dan vijf misdrijven werden verdacht (conform de gehanteerde categorieën in het WODC-onderzoek «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2022») is uitgezet en hoeveel procent niet? Hoe liggen deze verhoudingen in 2023?
De gegevens over vertrek kunnen in het systeem niet automatisch worden gekoppeld aan het aantal misdrijven waarvan vreemdelingen worden verdacht.
Hoeveel asielzoekers (en/of andere personen die op COA-locaties verbleven) werden de afgelopen vijf jaar veroordeeld voor de delicten aanranding, verkrachting, zware mishandeling, doodslag en moord? Hoeveel van hen zijn uitgezet (en op welke wijze) en hoeveel niet?
In de WODC-rapportage waar ik in de vorige antwoorden naar heb verwezen, wordt ook het aantal afgehandelde misdrijfzaken door het Openbaar Ministerie gerapporteerd. Het gaat hierbij om de cijfers sinds 2019 en uitgesplitst naar delictcategorie.
In 2022 werden door de rechter 180 zaken afgehandeld in de delictcategorie «gewelds- en seksuele misdrijven». Daaronder vallen mishandeling, bedreiging en stalking, seksuele misdrijven, misdrijven tegen het leven en overige gewelds- en seksuele misdrijven. In 165 zaken werd de verdachte schuldig verklaard. In 15 zaken werd de verdachte vrijgesproken.
Voor vertrek van VRIS-ers verwijs ik naar het antwoord op vraag 1. De gegevens over vertrek kunnen niet systematisch worden gekoppeld aan het type misdrijf.
Hoe kan het dat het aantal intrekkingen en afwijzingen van verblijfsvergunningen op grond van de openbare orde is afgenomen van respectievelijk 40 en 30 naar 20 en 10 tussen 2020 en 2022 terwijl zowel het aantal personen op COA-locaties als het aantal incidenten en misdrijven in die periode juist is toegenomen? Heeft deze trend zich in 2023 voortgezet?
Zowel in 2022 als in 2021 zijn 20 verblijfsvergunningen asiel ingetrokken op grond van openbare orde. Het intrekken van een vergunning is overigens niet aan de orde voor de groep asielzoekers die op COA-locaties nog in de asielprocedure zit en aan wie nog geen vergunning is verstrekt.
In 2022 zijn er 10 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde, in 2021 werden 20 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde.3
Er zijn in de eerste zes maanden van 2023 circa 10 asielvergunningen ingetrokken op grond van openbare orde. Er zijn in de eerste zes maanden van 2023 minder dan 10 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde. Hierbij moet worden opgemerkt dat gelet op ontwikkelingen in de jurisprudentie en het RSJ-rapport4 ook veel zaken door de IND noodgedwongen zijn aangehouden, waardoor besluitvorming nog niet mogelijk was.
Hoeveel vreemdelingen met een (aanvraag voor) een verblijfsvergunning asiel zijn in 2022 op grond van het Vreemdeling in de Strafrechtketen (VRIS)-protocol overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), hoeveel van hen zijn in totaal aantoonbaar vertrokken en hoeveel van hen zijn aantoonbaar gedwongen vertrokken? Om welke aantallen ging het in 2023?
Zie het antwoord op vraag 1.
In hoeverre strekt uw wetsvoorstel «Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen» zich tot intrekken of weigeren van verblijfsvergunningen asiel?
Dit wetsvoorstel tot wijziging van artikel 21, vierde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ziet op het al dan niet kunnen afwijzen van een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Het heeft dan ook geen betrekking op het intrekken of afwijzen van een asielvergunning.
Het wetsvoorstel ziet op het wegnemen van een inconsistentie in de Vreemdelingenwet. Het is nu wel mogelijk om van een vreemdeling die hier sinds zijn geboorte of voor zijn vierde levensjaar is gekomen een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken bij ernstige misdrijven, maar het is niet mogelijk een aanvraag voor een verblijfsvergunning onbepaalde tijd van hem af te wijzen bij ernstige misdrijven. Dit kan nu enkel als hij is veroordeeld voor 60+ maanden gevangenisstraf voor drugsdelicten.
Dit wijzigingsvoorstel zal dit wel mogelijk maken. Daarbij wordt aangesloten bij bestaande praktijk van de glijdende schaal (3.86 Vb) waarbij de duur van het rechtmatige verblijf van de vreemdeling wordt afgewogen tegen de inbreuk op de openbare orde (middels het plegen van ernstige misdrijven). Hoe langer het rechtmatige verblijf, hoe ernstiger het gepleegde misdrijf moet zijn om tot afwijzing van de verblijfvergunningsaanvraag onbepaalde tijd over te kunnen gaan.
De voorwaarden voor de verlening en intrekking van de vergunning voor onbepaalde tijd asiel zijn geregeld in artikel 34 en 35 Vw 2000. Een bepaling zoals artikel 21, vierde lid Vw 2000 staat niet in deze artikelen. Alle typen strafbare feiten, mits deze voldoende ernstig zijn, kunnen worden betrokken bij de afwijzing of intrekking van de asielvergunning.
Blijven de grenzen voor het afwijzen of intrekken van een verblijfsvergunning asiel op grond van de openbare orde ook onder dit wetsvoorstel op zes maanden (bij subsidiaire bescherming) en tien maanden (bij een vluchtelingenstatus)?
Aangezien het wetsvoorstel geen betrekking heeft op de verblijfsvergunning asiel, zal het de normen voor het weigeren of intrekken van een asielvergunning op grond van openbare orde niet wijzigen.
Zo ja, deelt u de mening dat de drempel om verblijfsvergunningen asiel op grond van de openbare orde te kunnen weigeren of intrekken fors omlaag moet en welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?
Op 3 oktober 2022 heb ik uw Kamer bericht over een toezegging in een brief van 1 juli 2020 van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om uw Kamer te informeren over het openbare-ordebeleid in asielzaken.5 In de brief van 2022 heb ik aangegeven dat het op dat moment niet opportuun was om eventuele wijzigingen in te zetten in verband met een lopende procedure bij het Hof van Justitie van de EU. Inmiddels, op 6 juli 2023, heeft het Hof uitspraak gedaan. Ik verwacht u op korte termijn verder te kunnen informeren.
Bent u bekend met de recente casus (waarover ik benaderd ben) van een asielzoeker uit Budel die onlangs voor een dubbele aanranding werd veroordeeld tot zes weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar, nadat hij eerder (als bewoner van een ander asielzoekerscentrum) ook al was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor een zedendelict?
Op individuele casuïstiek kan ik niet ingaan.
Zo nee, bent u bereid van deze casus kennis te nemen?
Het is niet aan mij als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om op individueel niveau bemoeienis te hebben met de strafrechtelijke opvolging.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is indien een asielzoeker drie aanrandingen kan plegen zonder daarvoor één dag vast te zitten – laat staan er verblijfsrechtelijke consequenties van te ondervinden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben met u van mening dat hard moet worden opgetreden bij overlastgevend en strafbaar gedrag, waaronder zedendelicten. Zoals ik in het antwoord op vraag 12 heb aangegeven is het echter niet aan mij als Staatssecretaris van asiel en migratie om bemoeienis te hebben met de wijze waarop iemand strafrechtelijk wordt vervolgd en vervolgens veroordeeld.
Ten aanzien van de verblijfsrechtelijke consequenties, geldt dat de IND de verblijfsvergunning asiel kan weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe hoger de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. Na een afwijzend besluit of een intrekking van de IND start de DT&V het terugkeerproces. Dit kan ook vanuit strafdetentie of (aansluitend in) vreemdelingenbewaring.
Deelt u tevens de mening dat het onverteerbaar is dat slachtoffers van dergelijke vergrijpen in hun eigen dorp met angst over straat moeten in de gedachte dat zij de dader opnieuw tegen het lijf kunnen lopen, aangezien deze geen enkele verblijfsrechtelijke consequentie ondervindt van zijn gedrag? Zo nee, waarom niet?
Zonder op de individuele omstandigheden van dit geval in te gaan, wil ik benadrukken dat het absoluut onaanvaardbaar is dat overlastgevend en strafbaar gedrag leidt tot onveiligheid op straat. Overlastgevende en criminele asielzoekers moeten zo snel mogelijk uit ons asiel- en opvangstelsel gehaald worden. Met landelijke en lokale maatregelen bundelen het Rijk en gemeenten hun krachten om overlast en criminaliteit te voorkomen en wanneer dit toch plaatsvindt, effectief aan te pakken. De nationale aanpak, waar het kabinet structureel 45 miljoen euro per jaar voor heeft vrijgemaakt, is te onderscheiden in vier pijlers: snel beslissen in de asielprocedure, maatwerk bieden in de opvang, lik-op-stuk beleid toepassen in de openbare ruimte en inzetten op terugkeer. Het OM zet in op een directe strafrechtelijke afdoening (lik-op-stuk) van een asielzoeker die verdacht wordt van een misdrijf, bijvoorbeeld door (super)snelrecht in te zetten. Op die manier wordt overlastgevend en crimineel gedrag hard aangepakt.
Deelt u de mening dat dergelijke zaken het logischerwijs toch al zeer geringe draagvlak voor het huidige asielbeleid alleen maar verder ondergraven? Zo nee, waarom niet?
Overlastgevend en crimineel gedrag van asielzoekers dragen bij aan onveiligheid en doen inderdaad afbreuk aan het draagvlak voor asielopvang. Om het draagvlak voor asielopvang te behouden, is het daarom van blijvend belang om overlastgevend en crimineel gedrag gericht aan te pakken.
Deelt u het uitgangspunt dat voor asielzoekers die misdrijven zoals aanrandingen en erger plegen geen seconde langer plaats zou moeten zijn in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?
Ten aanzien van de verblijfsrechtelijke consequenties op grond van openbare orde verwijs ik naar het antwoord op vraag 13.