Mogelijke beïnvloeding van Nederlandse media, NGO’s en onderzoeksinstituten |
|
Ralf Dekker (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van enige financiering door het United States Agency for International Development (USAID) aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte, mediabedrijven of NGO’s? Zo ja, bent u bereid de Kamer inzicht te verschaffen in de desbetreffende organisaties en de bedragen die zij van USAID ontvangen?
Er is momenteel vanuit de overheid geen zicht op financiering vanuit USAID aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte mediabedrijven of NGO’s.
Heeft u inzicht in de voorwaarden die USAID stelt aan de financiering van Nederlandse organisaties en kunt u garanderen dat deze financiering niet gepaard gaat met inhoudelijke richtlijnen of politieke verwachtingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen inzage in de specifieke voorwaarden die USAID stelt aan de eventuele financiering van Nederlandse organisaties.
Ontvangen Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID? Zo ja, zijn er richtlijnen om de onafhankelijkheid van academisch onderzoek te waarborgen?
Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten zijn niet verplicht om aan het Ministerie van OCW te melden dat zij geld ontvangen van USAID. Navraag leert dat ook de koepelorganisaties NFU en UNL geen zicht hebben op of dan wel welke Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID ontvangen.
De onafhankelijkheid van academisch onderzoek wordt op verschillende manieren geborgd. Allereerst geeft de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) principes, richtlijnen en normen voor goede en integere wetenschapsbeoefening. De code baseert zich op de principes eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. De code ondersteunt de zelfregulering van onderzoekers en onderzoeksinstellingen en heeft een belangrijke didactische en preventieve functie. Ook biedt de NGWI een toetsingskader waarmee vermeende schendingen van wetenschappelijke integriteit worden beoordeeld en, indien nodig, gesanctioneerd kunnen worden.1
De zelfregulering van het veld uit zich ook in de peer review-procedures die zien op wetenschappelijke resultaten en publicaties. Daarnaast stellen wetenschappelijke tijdschriften als voorwaarde voor publicatie dat subsidies altijd vermeld moeten worden. Ook zijn er richtlijnen voor de interne kwaliteitszorg van universiteiten die toezien op o.a. de kwaliteit van onderzoek. In het kader van de kwaliteitszorg worden onderzoekseenheden elke zes jaar geëvalueerd door externe commissies conform het Strategy Evaluation Protocol (SEP). Eén van de hoofdcriteria van de evaluaties is wetenschappelijke kwaliteit, daaronder valt ook onafhankelijkheid en wetenschappelijke integriteit. De resultaten van de evaluaties worden meegenomen in de interne kwaliteitszorgcycli.
Zijn er afspraken of convenanten tussen de Nederlandse overheid en USAID over de financiering van onderzoeksprogramma’s en zo ja, welke waarborgen bestaan er tegen buitenlandse politieke beïnvloeding?
Nee, die zijn ons niet bekend.
Zijn er Nederlandse mediabedrijven of journalisten die direct of indirect steun ontvangen van het Organized Crime and Corruption Reporting Project (OCCRP), ‘s werelds grootste journalistieke onderzoeksorganisatie die voor meer dan de helft wordt gefinancierd door de Amerikaanse overheid? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat deze financiering geen invloed heeft op journalistieke onafhankelijkheid?
Journalisten zijn in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Persvrijheid betekent onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd. Dit betekent ook dat het kabinet geen uitspraken doet over journalistieke onafhankelijkheid of de manier waarop die in het geding zou zijn. De journalistieke sector bepaalt zelf de journalistieke normen en hoe de sector zich daaraan houdt. De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek is daarvoor belangrijk. Daarin staat onder meer het volgende opgenomen:
«Goede journalistiek is waarheidsgetrouw en nauwgezet, onpartijdig en fair, controleerbaar en integer. Zij laat zich toetsen en gaat op open wijze om met opmerkingen, reacties en klachten. Zelfregulering is de beste manier om daar vorm en inhoud aan te geven en die verantwoordelijkheid te nemen.»2
Hoe beoordeelt u de geclaimde onafhankelijkheid van Nederlandse onderzoeksjournalisten die samenwerken met een organisatie die zich, volgens de Amerikaanse Foreign Assistance Act, moet conformeren aan het Amerikaanse buitenlandse beleid?
Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven, zijn journalisten in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen.
Vormt het feit dat OCCRP-gelden door de Amerikaanse overheid worden geoormerkt voor onderzoek naar specifieke landen zoals Rusland en Venezuela, terwijl misstanden binnen de VS en andere door de VS gesteunde landen buiten beschouwing blijven, volgens u een risico op eenzijdige berichtgeving in Nederland?
Het kabinet beoordeelt niet of berichtgeving eenzijdig is.
Hoe beoordeelt u in deze context het risico van buitenlandse invloed op de Nederlandse publieke opinievorming via media of academische instellingen?
Voor een goed functionerende democratie en een open samenleving zijn een onafhankelijke journalistiek en wetenschap essentieel. Als Minister van OCW sta ik hier pal voor.
Een open samenleving is echter ook kwetsbaar en statelijke actoren proberen via beïnvloedingscampagnes onze open samenleving te ondermijnen. Daarbij richten zij zich ook op het medialandschap. In samenwerking met onafhankelijke onderzoeksinstellingen onderzoekt de Nederlandse overheid deze inmenging.3
Het is bekend dat statelijke actoren proberen zich te mengen in of te bemoeien met de gang van zaken in Nederland. Onder statelijke inmenging valt elke activiteit die de democratische rechtsorde ondermijnt en die wordt ondernomen door een buitenlandse overheid of proxy namens een buitenlandse overheid. Die kunnen ook gericht zijn op het hoger onderwijs en de wetenschap. Ik acht het aannemelijke dat statelijke actoren een poging doen om de publieke opinievorming te beïnvloeden via academische instellingen.
Het kabinet vindt alle vormen van statelijke inmenging volstrekt onacceptabel. Het is essentieel dat we onze open samenleving behouden en tegelijkertijd de weerbaarheid van verschillende doelgroepen tegen statelijke inmenging verhogen. Bewustwording van ongewenste beïnvloeding van onderwijs en onderzoek en ongewenste overdracht van kennis en technologie door statelijke actoren op academische instellingen is een eerste belangrijke stap richting verhoogde weerbaarheid. Daarom voer ik een constante dialoog met kennisinstellingen hierover en ondersteun de instellingen, bijvoorbeeld met het Loket Kennisveiligheid en de Nationale Leidraad.
Verder onderzoek ik hoe ongewenste buitenlandse beïnvloeding (OBI) gericht op kennisinstellingen verder kan worden opgenomen in de kabinetsbrede aanpak. Over de uitkomsten ga ik in gesprek met de kennisinstellingen.
Erkent u in deze context het gevaar van beïnvloeding op Nederlandse politieke besluitvorming, met mogelijk grote (geopolitieke) consequenties tot gevolg?
Zie het antwoord op vraag 8.
Kunt u toelichten in hoeverre de Nederlandse regering de invloed van Westerse buitenlandse inmenging, zoals financiering door USAID van protesten in landen als Oekraïne, Roemenië en Georgië meeweegt in haar beoordeling van de legitimiteit van regeringen en oppositiebewegingen in deze (en mogelijk andere) landen? Zou deze inmenging aanleiding moeten zijn om kritisch te heroverwegen hoe Nederland zich opstelt ten opzichte van dergelijke bewegingen en regeringen?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen van dergelijke Westerse buitenlandse inmenging.
Kunt u aangeven of de regering aanwijzingen heeft dat USAID enige betrokkenheid heeft gehad bij de gebeurtenissen rondom de omverwerping van de Oekraïense regering in 2014 en in hoeverre dit is onderzocht?
Het kabinet heeft hiervoor geen aanwijzingen.
Hoe beoordeelt u de onafhankelijkheid van DPG Media nu blijkt dat het bedrijf honderden miljoenen euro’s ontvangt van de Europese Investeringsbank (EIB), een instelling die eigendom is van alle EU-lidstaten?
U refereert hier aan een lening die is verschaft aan DPG Media waarmee het bedrijf verder digitaliseert en innoveert. Het is aan de EIB om een verzoek te beoordelen. Als Minister van OCW beoordeel ik dit niet.
In hoeverre acht u het wenselijk dat een commercieel mediabedrijf dat een dominante positie heeft in Nederland en België, financieel afhankelijk is van een Europese instelling met politieke en beleidsmatige doelstellingen?
Zie het antwoord op vraag 12.
Op welke manier wordt in Nederland gecontroleerd of mediabedrijven die financiering ontvangen van de EIB of andere EU-instellingen hun redactionele onafhankelijkheid behouden?
Dit wordt niet gecontroleerd. Met het oog op de grondwettelijk geregelde persvrijheid acht het kabinet het ook niet wenselijk daarop controle uit te oefenen.
Bent u van mening dat mediabedrijven die staatssteun of leningen van overheden ontvangen, verplicht moeten worden hierover transparant te rapporteren aan hun lezers en kijkers? Zo nee, waarom niet?
Nee. In Nederland is er sprake van zelfregulering. Dat betekent dat het aan de sector zelf is om hierover afspraken te maken en die na te leven.
Hoe beoordeelt u het risico dat DPG Media, door de financiële steun van de EIB, minder kritisch zal berichten over EU-beleid of specifieke Europese beleidsdoelstellingen zoals de Digital Decade-strategie?
Dit beoordeel ik niet. Als Minister van OCW houd ik mij niet bezig met de inhoud van berichtgeving van welk medium dan ook. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Hoe kunt u garanderen dat Europese financiering van mediabedrijven geen invloed heeft op de pluriformiteit en objectiviteit van de journalistiek in Nederland?
Het is niet aan mij, als Minister van OCW, om daar uitspraken over te doen of garanties te geven. Dit is onder andere geregeld in de Europese Verordening Mediavrijheid. Ziet u hiervoor artikel 4 lid 1 en 2 van de verordening.
Erkent u dat de Nederlandse media, indien zij gefinancierd worden door externe partijen, mogelijk als gevolg daarvan met eenzijdige, niet-objectieve en misleidende berichtgeving indirect invloed hebben op de verkiezingsuitslagen en erkent u dat dergelijke financieringsstructuren een risico vormen voor de integriteit van het verkiezingsproces en derhalve ongewenst zijn?
Het kabinet acht van belang dat informatie over het verkiezingsproces duidelijk en correct is. Het kabinet verstrekt daarom bij iedere verkiezing proactief informatie over het verkiezingsproces via www.elkestemtelt.nl. Wanneer onjuiste berichtgeving het verkiezingsproces mogelijk kan beïnvloeden (bijvoorbeeld valse informatie over hoe te stemmen), spreekt het kabinet dit actief tegen via de eigen communicatiekanalen.
Zoals aangegeven in antwoord 5 betekent persvrijheid onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd en zijn journalisten vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Dit geldt ook voor berichtgeving over verkiezingen. Het kabinet zet zich verder in voor mediawijsheid, zodat burgers kritisch kunnen reflecteren op media.
Hoe beoordeelt u de vergelijking tussen de Europese financiering van DPG Media en de Amerikaanse overheidsfinanciering van media via USAID, gezien de kritiek op laatstgenoemde dat dit de journalistieke onafhankelijkheid aantast?
Het kabinet is niet bekend met deze kritiek.
Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de invloed van buitenlandse financiering op de Nederlandse journalistieke sector en publieke opinievorming en, in het verlengde daarvan, politieke besluitvorming? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment ziet het kabinet daarvoor geen aanleiding.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De Kamer is per brief4 geïnformeerd dat de beantwoording van de vragen niet mogelijk was binnen de gestelde termijn van drie weken en meer tijd vergde.
Bent u bekend met het bericht «Verbijstering over keuze voor Zoë Tauran, S10 en Rondé als Vrijheidsambassadeurs: «Agressieve uitlatingen over Israël»» uit De Telegraaf? Deelt u deze verbijstering? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb het artikel in de Telegraaf gelezen. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is onafhankelijk en bepaalt zelf hoe de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei worden vormgegeven. Bij de wijze waarop de bevrijding en vrijheid op 5 mei worden gevierd probeert het Nationaal Comité 4 en 5 mei een zeker evenwicht te vinden tussen alle verschillende opvattingen die daarover bestaan. Ik respecteer de keuzes die het Nationaal Comité 4 en 5 mei daarbij maakt.
Deelt u de mening dat het Comité 4 en 5 Mei opnieuw provoceert door artiesten uit te nodigen die bekendstaan om uitgesproken anti-Israëlische standpunten en zelf zijn beschuldigd van antisemitisme, ondanks eerdere controverses rondom eerdere ambassadeurs?2
Ik heb begrepen van het Nationaal Comité 4 en 5 mei dat aan de benoeming van de ambassadeurs van de vrijheid een zorgvuldig proces vooraf is gegaan. De ambassadeurs van de vrijheid zijn door het NC benoemd om het belang van vrijheid te benadrukken.
Klopt het dat een van de benoemde ambassadeurs van dit jaar heeft opgetreden tijdens een inzamelingsactie voor de antisemitische organisatie Plant een Olijfboom? Deelt u in dat geval de mening dat diegene zich hierdoor heeft gediskwalificeerd als Ambassadeur van de Vrijheid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?3 4
Het Rijk heeft het Nationaal Comité 4 en 5 mei ingesteld om op een onafhankelijke wijze invulling te geven aan de Nationale Herdenking op 4 mei en de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is derhalve onafhankelijk en bepaalt zelfstandig wie er benoemd worden tot ambassadeur van de vrijheid. Als Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport ben ik daar niet bij betrokken.
Gezien de sterke toename van antisemitisme in Nederland, deelt u de mening dat het tachtig jaar na de bevrijding des te belangrijker is om hier extra aandacht aan te besteden tijdens de herdenking en viering van 4 en 5 mei? Vindt u dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei in dit licht voldoende aandacht besteedt aan antisemitisme? Zou de keuze voor een spreker die dit thema nadrukkelijk adresseert, bijvoorbeeld uit de Joodse gemeenschap, passend zijn? Zo ja, bent u bereid hierover in gesprek te gaan met het Nationaal Comité 4 en 5 mei?5
De toename van antisemitisme in Nederland is zorgelijk en de bestrijding daarvan is een prioriteit van het kabinet. Om deze reden is de «Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030» opgesteld en op 22 november 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd.6
In Nederland kennen we een herdenkings- en herinneringscultuur die door maatschappelijke organisaties wordt vormgegeven. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is daarbij verantwoordelijk gesteld voor de vormgeving van de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met het Nationaal Comité 4 en 5 mei om dit besluit /deze benoemingen per direct terug te draaien, de situatie in de toekomst te voorkomen dat opnieuw sprekers en ambassadeurs worden gekozen die beschuldigd zijn van antisemitisme? Zo ja, bent u daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is onafhankelijk en bepaalt zelfstandig hoe de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei worden vormgegeven. Ik respecteer de keuzes die het Nationaal Comité 4 en 5 mei daarbij maakt.
Het bericht 'Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: Herstel van historisch onrecht' |
|
Chris Stoffer (SGP), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: «Herstel van historisch onrecht»»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland 113 beelden teruggeeft aan de Nigeriaanse overheid, maar dat onbekend is waar de kunst naartoe gaat? Kunt u uitleggen waarom er bij zulke kostbare kunstobjecten niet meer door u gestuurd wordt op de bestemming van deze objecten?
Het klopt dat vanuit de Rijkscollectie 113 objecten zijn teruggegeven aan de Federale Republiek van Nigeria. Deze objecten zijn door Britse militairen geroofd tijdens de plundering van Benin City in 1897, vervolgens verkocht en onderdeel van de Rijkscollectie geworden. Conform het eerder met de Kamer gedeelde beleidskader en het advies van de Adviescommissie teruggave cultuurgoederen uit koloniale context (Commissie Koloniale Collecties) worden geroofde objecten onvoorwaardelijk teruggeven. Het is aan de Nigeriaanse overheid om te besluiten waar deze objecten na de fysieke overdracht zullen worden bewaard en tentoongesteld.
De Nigeriaanse overheid heeft aangegeven dat de objecten onder beheer van de National Commission for Museums and Monuments (NCMM) zullen worden bewaard in een nieuw collectiedepot en dat het voornemen bestaat de objecten tentoon te stellen. De NCMM is een federale organisatie onder het Nigeriaanse Ministerie van Kunst, Cultuur, Toerisme en Creatieve Economie en beheert onder meer 52 musea door het hele land.
Klopt het dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index?2 In hoeverre vindt u het verantwoord om kunst, zonder te weten wat de exacte bestemming is, terug te geven aan een regering met die reputatie?
Het klopt dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index van 2024. Zoals hierboven aangegeven acht ik het, in lijn met het beleidskader en het specifieke advies van de onafhankelijke Commissie Koloniale Collecties, niet passend om voorwaarden te stellen bij de teruggave van objecten die geroofd zijn. Bij de teruggave van deze objecten is het herstel van historisch onrecht het uitgangspunt.
In hoeverre houdt het beleidskader «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» bij een teruggaveverzoek rekening met de manier waarop de kunst correct wordt geconserveerd of dat er sprake is van een stabiel landsbestuur?
In de «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën.
In het geval van geroofde of anderszins onvrijwillig verloren objecten is onvoorwaardelijke teruggave het uitgangspunt. Door het tegen hun wil in bezit nemen van cultuurgoederen, is de bevolking van koloniale gebieden onrecht aangedaan. Met het oog op het herstel van dit historisch onrecht is bij deze objecten het afwegen van belangen en het stellen van voorwaarden bij teruggave niet passend. Dit is vergelijkbaar met het beoordelingskader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog. Ook in dit kader is het uitgangspunt neergelegd dat op de vaststelling van onvrijwillig bezitsverlies onvoorwaardelijke teruggave moet volgen. Wel kan in het beleid rond koloniale collecties in gesprekken met landen van herkomst het belang van brede toegankelijkheid en duurzaam beheer en behoud van de cultuurgoederen worden benadrukt. In dit gesprek kan ook worden bekeken hoe Nederland en het land van herkomst op dit terrein kunnen samenwerken, zoals dat ook nu vaak al gebeurt. Het Wereldmuseum heeft aangegeven de samenwerking met de NCMM rond collectieonderzoek en -beheer ook na teruggave voort te zetten.
In het geval van objecten die niet geroofd zijn maar waarover op basis van een belangenafweging toch is besloten tot teruggave, kunnen eventueel wel voorwaarden aan de teruggave worden verbonden. Gezien de roof van de Benin Bronzen is dat hier niet aan de orde.
Welke garanties tot goede conservering van deze kunstobjecten heeft Nederland gekregen alvorens te besluiten tot restitutie? In hoeverre klopt het dat andere landen restitutie in toenemende mate weigeren op grond van slechte tot geen garanties tot goede conservering?
Garanties over het beheer van de objecten hebben geen rol gespeeld in de besluitvorming over de teruggave.
Er is een internationale beweging richting teruggave van objecten die zijn geroofd in de koloniale periode. Landen maken verschillende afwegingen over de omgang met geroofde objecten in de museale collecties in die landen. Voor de Rijkscollectie draag ik verantwoordelijkheid. Ik sta daarbij voor een rechtvaardige omgang met deze collectie. Daarnaast stimuleer ik de museale samenwerking en kennisuitwisseling tussen instellingen in landen van herkomst en Nederland op het terrein van behoud en beheer.
Klopt het dat Nederland internationaal voorop loopt in het teruggeven van kunstobjecten, terwijl andere landen zoals Engeland daar veel behoudender in optreden? Kunt u uitleggen waarom Nederland daarin volgens u een gidsland zou moeten zijn?
Nederland loopt in de pas met een lange internationale ontwikkeling. In de ministeriële verklaring van Mondiacult 2022, de UNESCO World Conference on Cultural Policies and Sustainable Development, is opgeroepen tot een open en inclusieve internationale dialoog over de teruggave en restitutie van cultureel erfgoed. Musea kijken in toenemende mate kritisch naar de herkomst van de collecties en voeren herkomstonderzoek uit. Veel landen, zoals Duitsland, Frankrijk en België, en instellingen wereldwijd hebben reeds objecten teruggegeven of hebben beleid geformuleerd op dit terrein. Het Verenigd Koninkrijk is hierin tot nu toe inderdaad behoudender.
Ten aanzien van de Benin Bronzen bestaat al bijna twee decennia internationaal overleg en samenwerking tussen vertegenwoordigers uit Nigeria en Europese musea, de zogenaamde Benin Dialogue Group. Nederland is niet het eerste land dat Benin Bronzen teruggeeft aan Nigeria. Zo heeft Duitsland in 2022 reeds besloten tot teruggave van 1130 objecten aan Nigeria en waren er teruggaven door verschillende Britse instellingen, zoals 72 objecten van het Horniman Museum and Gardensin Londen, en 116 objecten van het Cambridge Museum of Archaeology and Anthropology.
In welke mate wijkt uw beleid af of is het een continuering van het restitutiebeleid van uw voorgangers? Klopt het dat de Kamer onder uw voorgangers actief werd geïnformeerd dan wel om instemming werd gevraagd bij restitutie van kunstobjecten? Kunt u aangeven waarom u daar nu van afwijkt?
Het beleid over de omgang met koloniale collecties in Nederland en het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog is ingezet door mijn voorgangers en heb ik ongewijzigd voortgezet.
De Kamer is en wordt geïnformeerd over het beleid en wijzigingen daarvan. Bij besluiten over specifieke casuïstiek in het kader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog of het teruggavebeleid koloniale collecties is het niet gangbaar de Kamer hierover te informeren. Deze besluiten betreffen immers specifieke casuïstiek binnen de vastgestelde beleidskaders. Mijn voorganger Staatssecretaris cultuur en media Gunay Uslu heeft de Kamer op 6 juli 2023 daarentegen wel geïnformeerd over het besluit tot teruggave van objecten aan Indonesië en Sri Lanka, om, zoals is aangegeven in deze brief, de eerste teruggave binnen het nieuwe beleid op basis van de eerste adviezen van de nieuwe ingestelde Commissie Koloniale Collecties te markeren (Kamerstukken II 22–23, 32 820, nr. 509). Bij hiernavolgende teruggaven van objecten uit een koloniale context is, net als bij de teruggave van objecten die zijn geroofd in de Tweede Wereldoorlog, de Kamer niet geïnformeerd, omdat dit uitvoering binnen de met de Kamer gedeelde beleidskaders betrof. Wel zijn de besluiten tot vervreemding gepubliceerd in de Staatscourant.
Kunt u aangeven welke restituties op dit moment op de planning staan? Kunt u de Kamer in de toekomst actief informeren over voornemens tot restitutie? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment behandelt de Commissie Koloniale Collecties verzoeken tot teruggave van Indonesië, Sri Lanka en India. Of deze verzoeken leiden tot teruggave van objecten, hangt af van de advisering van de Commissie Koloniale Collecties. Daarnaast loopt de behandeling van meerdere verzoeken tot teruggave van objecten in de context van de het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog door de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog.
Ik heb niet het voornemen de Kamer te informeren over voornemens tot restitutie bij de behandeling van specifieke casuïstiek. Een besluit tot teruggave is gebaseerd op zorgvuldige en onafhankelijke expertadviezen van de Commissie Koloniale Collecties en de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog op basis van de met uw Kamer gedeelde beleidskaders. De vervreemding van objecten uit de Rijkscollectie wordt conform de Erfgoedwet gepubliceerd in de Staatscourant. Ik zal uw Kamer uiteraard informeren in het geval van wijzigingen van het beleid omtrent restitutie.
Het bericht dat Talpa jaarcijfers aan het zicht onttrekt |
|
Joris Thijssen (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Eelco Heinen (VVD), Beljaarts |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Talpa de jaarcijfers aan het zicht onttrekt via de «Blokker-constructie»?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Alle nv’s en bv’s zijn in beginsel verplicht een jaarrekening op te stellen en openbaar te maken in het handelsregister.2 De moedervennootschap die aan het hoofd van een groep staat, is verplicht een geconsolideerde jaarrekening op te stellen en te publiceren.3 Dochtermaatschappijen waarvan de financiële gegevens zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij, zijn onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van het publiceren van een eigen jaarrekening. Een van die voorwaarden is dat de moedermaatschappij zich aansprakelijk stelt voor de schulden die voortvloeien uit de rechtshandelingen van die dochtermaatschappijen (de zogenaamde «403-verklaring», in artikel 403 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek staan de voorwaarden voor de vrijstelling). Het vervangen van de holding door een nieuwe holding binnen 2 jaar, zoals zou gebeuren in het kader van de voorheen door Blokker en nu door Talpa kennelijk toegepaste constructie, heeft niet tot gevolg dat de publicatieplicht van de dochtervennootschappen vervalt. Die vervalt enkel wanneer de moeder tijdig een geconsolideerde jaarrekening heeft openbaar gemaakt4 en aan de andere voorwaarden uit artikel 2:403, eerste lid, BW is voldaan. Is dat niet het geval, dan is er inderdaad sprake van de schending van de wettelijke openbaarmakingsplicht.5
Bent u het ermee eens dat het kwalijk is dat Talpa al sinds 2012 geen jaarverslag meer heeft uitgebracht?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het met het artikel eens dat het niet publiceren van de jaarverslagen van Talpa middels de «Blokker-constructie» een schending van de publicatieplicht is?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met uw voorganger, Staatssecretaris Mona Keijzer, die in 2018 vaststelde dat de publicatieplicht terugvalt naar de dochter als de topholding verzuimt een jaarrekening te publiceren?
Ja, indien de moedermaatschappij geen geconsolideerde jaarrekening heeft gedeponeerd, is niet voldaan aan de vereisten voor de vrijstelling als bedoeld in artikel 2:403, eerste lid, BW en dient de dochtervennootschap van die moedermaatschappij een enkelvoudige jaarrekening te deponeren bij het handelsregister.6 Zie ook mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Zal Talpa door u, uw ambtenaren of een toezichthoudende instantie worden aangesproken op het schenden van de publicatieplicht of zullen er andere acties worden ondernomen om ervoor te zorgen dat zij gaan voldoen aan de deponeringsplicht?
Het kabinet doet geen uitspraken over individuelen gevallen. In zijn algemeenheid merk ik het volgende op.
Het niet deponeren van de jaarrekening is een economisch delict.7 Het betreft een overtreding op grond van artikel 2, vierde lid, van de Wet op de economische delicten (WED).
Het proces werkt als volgt. De Kamer van Koophandel levert aan het Bureau Economische Handhaving (BEH) van de Belastingdienst – dat een opsporingstaak heeft – de gegevens van ondernemingen die niet of niet tijdig aan de deponeringsverplichting hebben voldaan. De buitengewoon opsporingsambtenaren van het BEH zijn aangewezen als de bevoegde functionarissen om proces-verbaal op te maken.8 Het BEH maakt een selectie uit die ondernemingen op basis van (prioriteits)criteria die door het Openbaar Ministerie (OM) en het BEH zijn opgesteld. Het BEH stelt voor die ondernemingen opsporingsonderzoeken in. De processen-verbaal die het BEH op basis van die opsporingsonderzoeken opstelt, worden ter afdoening naar het Functioneel Parket bij het OM gezonden. Het maximaal aantal daadwerkelijk te onderzoeken rechtspersonen per jaar wordt in afstemming met het OM vastgesteld gegeven de beschikbare capaciteit bij het BEH en het OM. Het Functioneel Parket van het OM beslist vervolgens binnen de wettelijke kaders over de strafrechtelijke afhandeling.
Dit is een proces waar het kabinet in individuele gevallen niet in treedt, noch in relatie tot het BEH, noch in de relatie tot het OM.
Is de «Blokker-constructie» op dit moment legaal?
Als die constructie ertoe leidt dat er noch een geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij, noch een jaarrekening van iedere dochtermaatschappij openbaar wordt gemaakt, dan handelt de onderneming in strijd met de openbaarmakingsplicht. Zie ook mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Welke redenen kunnen bedrijven hebben om jaarcijfers achter te houden?
Ik heb begrepen dat Talpa Network B.V. (hierna: Talpa) zich beroept op de privacy van de enig aandeelhouder John de Mol.9 Verder zullen sommige ondernemingen het mogelijk vervelend vinden om zaken als omzet en winstcijfers te moeten delen met de buitenwereld, ze beschouwen die wellicht als concurrentiegevoelig. Overigens is uit cijfers van de Kamer van Koophandel gebleken dat de rechtspersonen die verplicht zijn een jaarrekening te deponeren bij de Kamer van Koophandel tegenwoordig vrijwel allemaal aan die verplichting voldoen, zij het soms met een vertraging van één tot drie jaar. Na drie jaar wordt een gemiddeld nalevingspercentage van 99% bereikt. Talpa behoort dan ook tot een klein aantal uitzonderingen.
Hoeveel bedrijven in Nederland maken gebruik van deze constructie?
Het is niet bekend hoeveel bedrijven gebruikmaken van de door Talpa toegepaste constructie. Het wordt niet door de desbetreffende ondernemingen gerapporteerd dat die is toegepast.
Is er naar aanleiding van de berichtgeving over de «boekhoudkundige truc» van Blokker in 2018 iets veranderd om deze constructie tegen te gaan? Zo ja, wat? Zo niet, ziet u daar nu wel aanleiding toe?
In de beantwoording van Kamervragen over de «Blokker-constructie» in 2018 hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven dat er geen aanleiding is voor wijziging van de wetgeving. Met hen constateer ik dat de deponeringsplicht onverkort van toepassing is, dat de voorheen door Blokker en nu door Talpa kennelijk toegepaste constructie niet het gewenste effect heeft en dat tegen het niet voldoen aan de publicatieverplichting de nodige sanctiemogelijkheden openstaan (zie hierna en in vraag 6). Bovendien is mij niet gebleken dat deze constructie vaak wordt toegepast en blijkt dat de openbaarmakingsverplichtingen door de meeste bedrijven uiteindelijk worden nageleefd.
Klopt het dat de boete voor het schenden van de deponeringsplicht slechts 23.000 EUR bedraagt?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 6 is het niet deponeren van de jaarrekening een overtreding op grond van artikel 2, vierde lid, WED. Voor deze overtreding kan op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel 5°, WED een hechtenis van ten hoogste een jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie als straf worden opgelegd. Een geldboete van de vierde categorie bedraagt op grond van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten hoogste EUR 25.750. Op grond van artikel 23 lid 7 Sr is bij rechtspersonen verhoging tot een boete van de vijfde categorie mogelijk. Een geldboete van de vijfde categorie bedraagt ten hoogste EUR 103.000. In artikel 23, negende lid, Sr is bepaald dat de bedragen van de geldboetecategorieën elke twee jaar met ingang van de eerste januari bij algemene maatregel van bestuur worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex sinds de vorige aanpassing van deze bedragen. Voorts voorziet de WED in artikelen 7 en 8 in bijkomende straffen en maatregelen, zoals openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Tot slot zouden opdrachtgevers en feitelijk leidinggevenden op grond van artikel 51 Sr vervolgd kunnen worden. Het is het Openbaar Ministerie dat de strafvervolging kan instellen. Het Openbaar Ministerie bepaalt binnen deze wettelijke kaders de daadwerkelijk op te leggen straf. De boete is overigens niet gerelateerd aan de omvang van het vermogen van de vennootschap.
In hoeverre zorgt deze straf voor een afschrikkende werking van het gebruik van dit soort juridische foefjes, als de eigenaren miljonairs of miljardairs zijn?
Een boete is niet het enige instrument in geval van het niet-naleven van de verplichting om de jaarrekening openbaar te maken in het handelsregister. Ten eerste kan iedere belanghebbende10 de nakoming vorderen van die verplichting, zo nodig in een procedure voor de civiele rechter (artikel 2:394, zevende lid, BW). Het is dan niet voldoende als Talpa zou stellen, zoals in het FD-artikel staat vermeld, dat zij de jaarrekening «waar nodig» beschikbaar heeft voor leveranciers en crediteuren. Het gaat bij de hier bedoelde vordering om het afdwingen van de naleving van de algemene verplichting om de jaarrekening via het handelsregister openbaar te maken, zodat eenieder er kennis van kan nemen.
Ten tweede lopen bestuurders het risico om in persoon aansprakelijk gesteld te worden in geval van een faillissement van de vennootschap. Iedere bestuurder is hoofdelijk aansprakelijk jegens de failliete boedel als het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Heeft het bestuur de jaarrekening niet openbaar gemaakt, dan heeft het zijn taak onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement (artikelen 2:138 BW voor de nv respectievelijk artikel 2:248 BW voor de bv). Dit brengt, kort gezegd, met zich mee dat, indien een rapportageplichtige dochtervennootschap failliet zou gaan en zij noch een eigen enkelvoudige jaarrekening heeft gedeponeerd noch is meegenomen in de geconsolideerde jaarrekening van haar moedermaatschappij, de bestuurders van die dochtervennootschap hun taak onbehoorlijk hebben vervuld en dat wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Zij lopen dan het risico aansprakelijk te zijn voor het boedeltekort.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze constructie om de publicatieplicht te omzeilen niet meer kan worden gebruikt en bedrijven als Talpa netjes hun jaarverslagen publiceren?
Zoals hiervoor is uitgelegd, wordt met deze constructie de publicatieplicht niet omzeild, zij is in strijd met de publicatieplicht. Ik zie dan ook geen reden om deze publicatieplicht aan te passen. Er is namelijk voldoende regelgeving ter handhaving van de wettelijke verplichting tot publicatie van de jaarrekening.
Bent u bekend met de brandbrief die Amsterdamse kerken stuurden in verband met het gebrek aan fysieke ruimte om hun diensten en activiteiten plaats te laten vinden? Hoe luidt uw reactie op deze brief?1
Herkent u het beeld dat kerkelijke gemeenschappen in toenemende mate te kampen hebben met ruimtegebrek, door groei van het aantal kerkgangers, doordat huurcontracten van zaalruimte worden opgezegd of doordat noodgedwongen gebruik wordt gemaakt van eigenlijk ongeschikte locaties voor erediensten? Hoe luidt uw reactie hierop?
Erkent u dat kerkelijke gemeenschappen overal in Nederland, maar zeker ook in Amsterdam, een nauwelijks te onderschatten bijdrage leveren aan het functioneren van onze samenleving, bijvoorbeeld op het gebied van vrijwilligerswerk, welzijnswerk, eerstelijnszorg en armoedebestrijding? Hoe waardeert u dit gegeven? Bent u ook bang dat doordat geen ruimte wordt geboden aan kerkelijke gemeenschappen ook dergelijke maatschappelijke initiatieven zullen verdwijnen?
Kunt u bevestigen dat het in vrijheid uitoefenen van het recht op godsdienst (artikel 6 van de Grondwet) óók behelst dat er voldoende fysieke ruimte beschikbaar is om erediensten te houden?
Wat vindt u in het licht van voorgaande vraag van de uitlatingen van het Amsterdamse college van burgemeester en Wethouders «Daarnaast hebben we een scheiding tussen kerk en staat. Ik vind het geen overheidstaak om in de gebiedsontwikkeling in religieuze huisvesting te voorzien» en «principieel vind ik niet dat wij in huisvestingsplannen een x aantal vierkante meters moeten reserveren voor religieuze instellingen»?2
Wat is volgens u een historisch juiste interpretatie van het begrip «scheiding tussen kerk en staat»?
Deelt u de mening dat de scheiding van kerk en staat gemeenten niet belemmert om het gesprek aan te gaan en te spreken over uitdagingen op het gebied van fysieke ruimte om samen te komen? Deelt u de mening dat de scheiding van kerk en staat gemeenten niet belemmert om fysieke ruimte aan kerkelijke gemeenschappen te faciliteren?
Bent u bereid het Amsterdamse college aan te spreken op de grote verantwoordelijk die zij heeft om de vrijheid van godsdienst te waarborgen, ook in de vorm van het faciliteren van voldoende fysieke ruimte om erediensten te laten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Herinnert u zich dat de gemeente Rotterdam in 2017 besloot kerkelijke gemeenschappen uit te sluiten van verhuur van buurthuizen?3 Hoe luidt uw reactie daarop? Deelt u de mening dat het een zorgelijke trend is dat gemeenten onder het mom van «neutraliteit» de uitoefening van de vrijheid van godsdienst onder druk zet?
Ziet u ook in dat het uitoefenen van de vrijheid van godsdienst onder druk komt te staan als meer en meer gemeenten kerkelijke gemeenschappen uitsluiten van het gebruik van hun gemeentelijk vastgoed en weigeren onvoldoende ruimte voor kerkelijke gemeenschappen te reserveren bij stedelijke ontwikkelingen?
Hoe gaat u zich inspannen om gemeenten bewuster te maken van de rol die zij hebben om de uitoefening van het recht op godsdienst te faciliteren door hier ruimte voor beschikbaar te stellen? Kan een herijking van de landelijke handreiking hier een rol in spelen?
Hoe gaat u zich inspannen om voldoende fysieke ruimte voor kerken te waarborgen en kerkelijke gemeenschappen zoals in Amsterdam en Rotterdam perspectief te bieden?
Bent u bereid een verplichting op te nemen om gemeenten in hun Omgevingsvisie of volkshuisvestelijk programma aandacht aan te laten schenken aan voldoende huisvesting voor kerkelijke gemeenschappen? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze geeft u in de rol van Minister van Eredienst invulling aan het waarborgen van voldoende fysieke ruimte voor kerkelijke gemeenschappen? Bent u bereid de kwestie van voldoende fysieke ruimte voor kerkelijke gemeenschappen aan te kaarten in het regulier overleg met de vertegenwoordigers van de kerkelijke gemeenschappen?
Artiesten en concert-/festivalgangers met een beperking |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Eppo Bruins (CU), Karremans |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het manifest «Artiesten met een beperking aan zet»?1 Zo ja, wat vindt u van de constatering van de initiatiefnemers dat mensen met een beperking nauwelijks te zien zijn op podia?
Wat vindt u van opmerkingen van Nederlandse respondenten in het onderzoek Time to Act als «Again, we definitely look to programme disabled artists, but in The Netherlands it’s not even evident yet that disabled people are able to come to theatre in the first place. We’re definitely not there yet», waaruit blijkt dat er zowel voor bezoekers als artiesten en makers met een beperking nog een wereld te winnen is?2
Trekt u zich deze signalen aan en vindt u dat u ook een verantwoordelijkheid heeft om cultuur en culturele evenementen toegankelijk te maken voor iedereen, inclusief mensen met een beperking?
Deelt u de mening dat Nederland nog niet voldoet aan artikel 30 van het VN Verdrag Handicap, waarin expliciet staat dat mensen met een beperking het recht hebben om in de volle breedte van de samenleving mee te doen en toegang dienen te hebben tot hulp(middelen) om te kunnen deelnemen aan o.a. cultuur en sport, en kunt u toelichten of u van mening bent dat er in de afgelopen jaren genoeg voortgang is geboekt?
Op welke onderdelen uit het manifest ziet u een concrete rol voor u als bewindspersoon?
Op welke manier heeft het programma «Onbeperkt Meedoen!» bijgedragen aan het wegnemen van drempels voor mensen met een beperking, zoals bij het bezoeken van een concert of festival?
Welke wezenlijke veranderingen hebben er plaatsgevonden sinds uw ambtsvoorganger in antwoord op Kamervragen in 2021 erkende dat nog niet alle festivals of evenementen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking?3
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor slechthorende of dove mensen bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u ziet voor uzelf met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor dove of slechthorende mensen bij concerten en de beschikbaarheid van schrijftolken en gebarentolken bij voorstellingen en concerten?
Kunt u aangeven hoeveel gebaren- en schrijftolken er momenteel werkzaam zijn in Nederland, hoeveel mensen momenteel een tolkopleiding volgen en welke concrete maatregelen u neemt om het volgen van een tolkopleiding te stimuleren?
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u voor uzelf ziet met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen?
Wat is de status van de routekaart voor inclusieve festivals die in 2021 werd gepresenteerd en wordt deze overal gebruikt?4
Zijn er richtlijnen voor evenementen over hoe om te gaan met mensen die ondersteuning nodig hebben, vanwege bijvoorbeeld medicatiegebruik, rolstoelgebruik of een audiovisuele beperking, en waar kunnen organisaties in de evenementenbranche aankloppen voor informatie, kennis en ondersteuning?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van het manifest «Artiesten met een beperking aan zet» om festivals en evenementen toegankelijker te maken voor mensen met een beperking en de Kamer hierover te informeren, en kunt u ook op basis van deze gesprekken en de behoeften en mogelijkheden de Kamer informeren over welke rol u ziet om festivals en evenementen te ondersteunen op het gebied van toegankelijkheid voor iedereen?
De Zembla uitzending 'Gevlucht en verwaarloosd' van 16 maart 2025 |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Hoe vaak heeft Nidos de afgelopen twee jaar aan de bel getrokken of gerapporteerd dat de werkdruk te hoog was en de workload te hoog was? Wat is daar vanuit uw ministerie mee gedaan?
Welke rapportages zijn er in de loop van de jaren geweest die hebben gewezen op de problemen bij de opvang en begeleiding van minderjarige vreemdelingen, zoals het rapport van de Commissie De Winter (2019) dat in de uitzending wordt genoemd, maar ook de rapportages van de kinderombudsman over de situatie van alleenstaande minderjarigen in Ter Apel (2022)? Kunt u per rapport aangeven welke aanbevelingen niet zijn overgenomen en waarom niet?1 en 2
Klopt het dat er in het rapport van de Commissie De Winter eerder is gewaarschuwd voor de risico’s op onderling geweld en suïcide wanneer de groepsgrootte te groot wordt? Waarom wordt er in dit licht niet, net als bij reguliere jeugdzorg, gekozen om juist toe te werken naar kleinere groepen?
Welke afspraken zijn er met Nidos over de frequentie waarmee voogden hun kinderen minimaal zien? Kan het voorkomen dat kinderen bijvoorbeeld maar éénmaal per maand worden gezien, zoals in de uitzending wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Welke afspraken zijn er met Nidos en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) over de begeleiding op woongroepen (op COA-locaties en in kleinschalige woonvoorzieningen)? Hoe vaak worden kinderen gezien? Kan het voorkomen dat er enkele weken geen begeleiding is, zoals in de uitzending wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Deelt u de mening dat de «opvanglocatie» in Delft, zoals deze in de uitzending te zien is, ongeschikt is voor opvang, laat staan voor de opvang van kinderen? Hoeveel kinderen worden op deze en vergelijkbare opvanglocaties opgevangen? Wat wordt hieraan gedaan?
Waarom wordt gekozen voor kleinschalige opvang waarbij minderjarigen worden begeleid door iemand die niet in het pand of op het terrein aanwezig is? Op welke manier is dit te vergelijken met jongeren uit de reguliere jeugdzorg?
Klopt het dat er sprake is (geweest) van pleeggezinnen waarin kinderen moesten werken, waarin kinderen onvoldoende eten kregen, dat kinderen zijn achtergelaten terwijl pleegouders op vakantie waren en kinderen zijn geplaatst in criminele gezinnen? Zo ja, wat gaat u eraan doen om te zorgen dat dit nooit meer gebeurt?
Klopt het dat er al eerder zorgen waren over 40% van de pleeggezinnen? Waarom zijn vermoedens over ongeschikte gezinnen niet doorgekomen bij de Inspectie Jeugd en Gezin? Waarom is daar (klaarblijkelijk) niet op gehandeld?
Klopt het dat kinderen opnieuw zijn geplaatst bij eerder ongeschikt bevonden pleegouders? Hoe kan dit?
Op welke wijze worden pleeggezinnen gescreend? Wie houdt toezicht op de pleeggezinnen en op welke wijze? Gelden hier andere regels dan in de reguliere pleegzorg? Zo ja, waarom?
Waarom is er geen sprake van een pleegzorgbegeleider? Bent u bereid te kijken of deze kan worden opgenomen om het toezicht op en de begeleiding van pleeggezinnen te verbeteren?
Op welke termijn is er – met alle nu lopende onderzoeken – duidelijkheid over de geschiktheid van de bestaande pleeggezinnen en locaties? Waar kunnen kinderen, pleegouders en andere betrokkenen terecht met vragen hierover?
Welke lessen die recent zijn getrokken uit de reguliere pleegzorg acht u ook relevant voor de pleegzorg bij deze kinderen?
Waarom wordt er überhaupt voor gekozen om met deze kinderen en jongeren zo anders om te gaan dan met kinderen en jongeren in de reguliere jeugdzorg?
Klopt het dat in veel andere landen de zorg voor minderjarigen die zonder ouders asiel hebben aangevraagd of gekregen, is belegd bij de reguliere jeugdzorg? Waarom is daar in Nederland niet voor gekozen? Welke voor- en nadelen ziet u aan het Nederlandse systeem versus het opvangen van minderjarigen in de reguliere jeugdzorg?
Wat vindt u van uitspraken in de documentaire als «we hebben niets beters» en «we moeten roeien met de riemen die we hebben»? Wat had de voogdijorganisatie hier in uw ogen anders moeten doen? Wat ziet u als de verantwoordelijkheid van het departement en de keuzes die er beleidsmatig zijn gemaakt?
Bent u bereid in het licht van deze uitzending onmiddellijk te stoppen met de «tijdelijke maatregelen» ten aanzien van de opvang van kinderen die asiel hebben aangevraagd zoals die zijn ingezet door uw voorganger, zoals de vergroting van de groepsgrootte waarin kinderen worden opgevangen en het doorplaatsen van kinderen naar de volwassenenopvang wanneer zij 17 jaar zijn?
Bent u bereid om niet meer toe te staan dat kinderen worden gehoord door de IND zonder dat er een voogd aanwezig is, zoals eerder aan de Tweede Kamer beloofd? Zo nee, waarom niet?
Hoe wordt de keten van begeleiding en opvang van minderjarigen meer weerbaar gemaakt voor de onherroepelijke plotselinge stijgingen en dalingen in het aantal kinderen dat naar Nederland komt?
Hoe beziet u de mogelijkheden tot verbetering van de opvang en begeleiding van minderjarigen als u tegelijk van plan bent de komende jaren meer dan 80% te gaan bezuinigen op het Nidos?
In hoeverre acht u Nidos in staat om voldoende voogden en begeleiders aan te nemen en te behouden als er in de begroting staat dat er de komende jaren meer dan 80% wordt bezuinigd?
Hoe is de bezettingsgraad op dit moment ten aanzien van het aantal opvangplekken voor minderjarige vreemdelingen? Hoe denkt u voldoende kwalitatief goede plekken in COA-opvang en kleinschalige huisvesting te realiseren zonder spreidingswet?
Bent u bereid met álle ketenpartners te werken aan een verbeterplan, waarin niet alleen aandacht is voor de rol van Nidos, maar ook voor de keuzes die op dit moment vanuit het departement en de gehele keten gemaakt worden met betrekking tot de opvang en begeleiding van minderjarige vreemdelingen? Bent u bereid in dit verbeterplan aandacht te besteden aan financiering, plaatsing, monitoring, werving en behoud van personeel, groepsgrootte, screening en begeleiding van pleegouders, omgang met signalen van de werkvloer en met incidenten en omgang met fluctuaties in de instroom? Bent u bereid dit plan uiterlijk voor de zomer aan de Kamer te doen toekomen?
Bent u bereid deze vragen ruim voor het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 24 april 2025 te beantwoorden?
De Burgerdialoog over de rol van sociale media bij openbare ordeverstoringen |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de specifieke motivatie is geweest om een Burgerdialoog te organiseren?
Kunt u aangeven hoe u toch een positief besluit heeft genomen ten aanzien van het organiseren van de Burgerdialoog, ondanks alle problematiek en waanzinnigheid bij het Burgerberaad Klimaat?
Kunt u een duidelijk beeld schetsen wie er achter de organisatie van de Burgerdialoog schuilgaat? Hoe bent u tot deze organisatie gekomen en welke competenties waren er vereist?
Hoeveel kosten zijn er reeds gemaakt in de voorbereiding van de Burgerdialoog?
Kunt u aangeven welke faciliteiten er voorzien zijn voor de bijeenkomsten?
Kunt u aangeven welke functieomschrijvingen alle medewerkers van het Burgerdialoog krijgen en over hoeveel functies we spreken?
Kunt u aangeven waarom u de Kamer hierover niet geïnformeerd heeft?
Hoeveel kosten zijn er beraamd voor de Burgerdialoog en hoe zijn deze kosten opgebouwd?
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe het proces omtrent het selecteren van deelnemers vormgegeven wordt?
Welke experts zijn er voorzien en aan de hand van welke criteria zullen zij uitgekozen worden?
Het bericht “Lokale wielrenners balen van afgelast NK wielrennen” |
|
Derk Boswijk (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
van Weel , Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Lokale wielrenners balen van afgelast Nederlands kampioenschap (NK) Wielrennen»?1
Hoeveel (lokale) sportevenementen dreigen dit jaar niet door te gaan wegens een gebrek aan politiecapaciteit?
Hoe vaak is in 2023 en 2024 de politie en Mobiele Eenheid (ME) ingezet bij wedstrijden van betaaldvoetbalorganisaties (BVO’s)?
Hoe vaak wordt bijstand verleend door politie-eenheden uit andere (omliggende) regio's voor voetbalwedstrijden?
Heeft deze bijstand in de basisregio's van de dienstdoende agenten geleid tot onderbezetting? Zo ja, kunt u specificeren hoe vaak dit heeft plaatsgevonden?
Kunt u aangeven hoeveel sportevenementen, inclusief amateur- en breedtesport, in gemeenten in 2023 en 2024 negatief zijn geadviseerd door de politie vanwege capaciteitsgebrek?
Hoe beoordeelt u het feit dat kleinschalige sportevenementen, die aansluiten bij het beleidsdoel om sportparticipatie en maatschappelijke cohesie te bevorderen, soms niet door kunnen gaan vanwege een gebrek aan politiecapaciteit?
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat kleinschalige sportevenementen in gemeenten beter ondersteund worden?
Bent u bereid een gezamenlijk protocol op te stellen, samen met de relevante ministeries, waarin de politie-inzet bij kleinschalige sportevenementen gewaarborgd blijft, zodat dergelijke evenementen niet het slachtoffer worden van gebrek aan politiecapaciteit?
Hoe kan volgens u de samenwerking tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie en Veiligheid versterkt worden om sport als middel voor inclusie, cohesie en preventie te ondersteunen?
Een onderzoek naar misstanden bij NPO |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Raad van Toezicht van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) door tussenkomst van de ondernemingsraad de afgelopen twee jaar aanhoudend klachten over intimidatie en onveilig en onvoorspelbaar gedrag, verbaal geweld en het negeren van medewerkers heeft ontvangen?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Heeft naar uw oordeel de Raad van Toezicht bijtijds en adequaat gehandeld op deze signalen?
Vindt u het handelen van de Raad van Toezicht passend bij de urgentie die zou moeten worden gevoeld bij de constatering van de onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen (de onderzoekscommissie-Van Rijn) dat NPO-ers ontevredener over hun directie waren dan de andere ondervraagden?
Had de Raad van Toezicht niet eerder kunnen en moeten besluiten tot een onderzoek naar de mogelijke misstanden? Zo nee, waarom niet?
Wanneer ontving uw departement voor het eerst signalen van een onveilig werkklimaat bij NPO?
Wat waren de uitkomsten van uw gesprek(ken) met de Raad van Toezicht van de NPO?
Wat is uw indruk van de wijze waarop de Raad van Toezicht gevolg heeft gegeven aan uw indringende gesprek?
Welke lessen moeten de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van de NPO uit de recente gebeurtenissen trekken en welke concrete stappen zouden naar uw oordeel gezet moeten worden om snel te komen tot een veilig werkklimaat bij NPO?
In hoeverre gaat u bij de hervorming van de publieke omroep het realiseren van stabiliteit en structurele goede werkverhoudingen betrekken?
Helpt het daarbij dat de aangekondigde taakstellingen ten koste gaan van de programmering? Zo nee, waarom niet?
Komt er nog een onafhankelijk onderzoek naar deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om deze vragen voorafgaande aan het Notaoverleg Media d.d. 14 april 2025 te beantwoorden?
Het werkbezoek van de staatssecretaris van Defensie aan Microsoft en Amazon |
|
Jimme Nordkamp (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen wat het doel was van uw werkbezoek van 3 tot en met 5 maart 2025 aan Microsoft en Amazon in Seattle?1
Kunt u het volledige programma van uw werkbezoek delen, met een overzicht van wie u heeft gesproken en wat het onderwerp van deze gesprekken was?
Heeft u op dit werkbezoek concrete toezeggingen gedaan of afspraken gemaakt? Wat was uw boodschap richting de bedrijven?
Is de inhoud van het werkbezoek en uw inbreng bij de activiteiten afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken?
Deelt u de mening dat, in deze geopolitieke context, Nederland de afhankelijkheid van niet-Europese techbedrijven juist zou moeten verminderen?
Acht u de totale afhankelijkheid van clouddiensten van niet-Europese techbedrijven een mogelijk risico voor de Nederlandse en Europese autonomie en veiligheid?
Heeft het Ministerie van Defensie een strategie voor het terugdringen van strategische afhankelijkheden van niet-Europese techbedrijven? Zo ja, hoe gaat u deze afhankelijkheden verminderen? Zo nee, waarom niet en bent u bereid deze strategie alsnog te ontwikkelen?
Welke strategische investeringen doet het Ministerie van Defensie op het gebied van autonomie in het digitale domein? Acht u het in het belang van de Nederlandse veiligheid om de capaciteit van de Nederlandse en Europese techsector te benutten en versterken door te investeren in hun diensten en deze af te nemen?
Welke acties onderneemt u om Nederlandse en Europese techbedrijven structureel meer te betrekken bij Defensie-aanbestedingen en strategische IT-infrastructuur?
Heeft u een plan om bestaande samenwerkingen met Nederlandse en Europese techbedrijven binnen Defensie op te schalen? Welke acties onderneemt u om dit te bereiken?
Hoe stimuleert u Nederlandse en Europese partijen om mee te dingen naar aanbestedingen op het gebied van defensie en veiligheid? Welke drempels ervaren deze bedrijven momenteel en hoe gaat u die wegnemen?
Heeft u, naast de samenwerking met niet-Europese techbedrijven, ook onderzocht welke Europese cloud- en technologiealternatieven beschikbaar zijn voor Defensie? Zo ja, welke Europese partijen heeft u hiervoor in beeld? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid (alsnog) gesprekken te initiëren met Europese alternatieven zoals OVHcloud, Nextcloud, of het GAIA-X-initiatief?
Wat bedoelt u precies met uw openbare uitspraak: «Met een slimme mix van eigen en commerciële cloudoplossingen vergroten we onze digitale slagkracht»?2
Hoe worden de diensten van Microsoft en Amazon momenteel gebruikt in de Defensie-architectuur? Welke Defensie-onderdelen zijn afhankelijkheid van deze diensten?
Welke gegevens worden door Defensie bewaard, verwerkt, of gedeeld via de clouddiensten van Microsoft en Amazon? Heeft de Verenigde Staten, onder de CLOUD Act, toegang tot deze (gevoelige) gegevens?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Berichten op de sociale media, die uit Nederland komen en oproepen tot haat, geweld en moord in Syrië |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Pieter Omtzigt (NSC), Derk Boswijk (CDA) |
|
van Weel |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van een aantal schandelijke uitspraken op sociale media, waarin opgeroepen lijkt te worden om in Syrië groepen de vermoorden, zoals https://x.com/HaraldDoornbos/status/1898698085716386054?
In welke mate hebben de politie en het Openbaar Ministerie (OM) voldoende zicht op dit soort uitingen van haat en oproepen tot geweld vanaf Nederlandse bodem? Hoe frequent komt dit zover u bekend voor?
Hebben politie en OM de prioriteit, focus en capaciteit om deze vormen van haat op te kunnen sporen en te vervolgen?
Wil u in gesprek gaan met de politie en het OM hierover en terugkoppelen hoeveel zaken van mensen in Nederland die oproepen tot geweld in Syrië onderzocht en vervolgd worden? Kunt u de uitkomsten van de strafbeschikkingen of rechtszaken hierin geven?
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Anti-emancipatoire beïnvloeding in Nederland |
|
Bente Becker (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Nobel , van Weel , Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amerikaanse christenen proberen Europa hun conservatieve agenda op te dringen, en dat gaat gepaard met veel geld»1 en het artikel «Door de radicaal-rechtse omwenteling krijgt deze Nederlandse lobbyist steeds meer macht op het wereldtoneel»?2
Herkent u de berichtgeving dat buitenlandse lobbyclubs, al dan niet gefinancierd of gemotiveerd door statelijke actoren, de maatschappelijke discussie en het politieke beleid in Nederland proberen te beïnvloeden? Kunt u toelichten wat het beeld vanuit het kabinet is?
Deelt u de mening dat deze pogingen om discriminatoir en haatdragend gedachtegoed te verspreiden zeer onwenselijk zijn? Zo ja, wat onderneemt u om dit tegen te gaan?
Herkent u het beeld uit het artikel in Trouw, waarin geschetst wordt dat er in de laatste zeven jaar zeker voor 58 miljoen dollar aan steun vanuit Amerikaanse «ultraconservatieve organisaties» naar Europa vloeit? Hoeveel steun hiervan vloeit naar Nederland? En hoeveel steun vloeit er uit Rusland en islamitische landen?
Welke inspanningen levert het kabinet momenteel om buitenlandse geldstromen die het Nederlandse politieke en maatschappelijke debat proberen te beïnvloeden in kaart te brengen? Welke rol gaat de voorgestelde Wet transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) hierin spelen?
Bent u bereid om de samenwerking van conservatieve Amerikaanse, Russische en islamitische organisaties om met discriminatoire en haatdragende ideeën Europa te beïnvloeden in Europees verband aan te kaarten?
In de artikelen wordt een verband gelegd tussen lobbyisten en organisaties die mogelijk betrokken waren bij het invoeren van de doodstraf op homoseksualiteit in Oeganda, hier zou ook financiering uit Rusland bij betrokken zijn; zijn deze organisaties ook actief in Nederland?
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen van de leden Becker en De Kort waarin u stelt dat de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) geen juridische grondslag heeft om te onderzoeken of en welke organisaties contact leggen met gemeenten en/of organisaties om het maatschappelijke en politieke debat te beïnvloeden?3 Is hier gezien de toenemende berichtgeving over ongewenste buitenlandse beïnvloeding inmiddels voortgang in gemaakt? Wat is de rol van de ESS nu? Bent u bereid de rol uit te breiden?
Bent u bekend met het bericht «Verbijstering over keuze voor Zoë Tauran, S10 en Rondé als Vrijheidsambassadeurs: «Agressieve uitlatingen over Israël»» uit De Telegraaf? Deelt u deze verbijstering? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb het artikel in de Telegraaf gelezen. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is onafhankelijk en bepaalt zelf hoe de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei worden vormgegeven. Bij de wijze waarop de bevrijding en vrijheid op 5 mei worden gevierd probeert het Nationaal Comité 4 en 5 mei een zeker evenwicht te vinden tussen alle verschillende opvattingen die daarover bestaan. Ik respecteer de keuzes die het Nationaal Comité 4 en 5 mei daarbij maakt.
Deelt u de mening dat het Comité 4 en 5 Mei opnieuw provoceert door artiesten uit te nodigen die bekendstaan om uitgesproken anti-Israëlische standpunten en zelf zijn beschuldigd van antisemitisme, ondanks eerdere controverses rondom eerdere ambassadeurs?2
Ik heb begrepen van het Nationaal Comité 4 en 5 mei dat aan de benoeming van de ambassadeurs van de vrijheid een zorgvuldig proces vooraf is gegaan. De ambassadeurs van de vrijheid zijn door het NC benoemd om het belang van vrijheid te benadrukken.
Klopt het dat een van de benoemde ambassadeurs van dit jaar heeft opgetreden tijdens een inzamelingsactie voor de antisemitische organisatie Plant een Olijfboom? Deelt u in dat geval de mening dat diegene zich hierdoor heeft gediskwalificeerd als Ambassadeur van de Vrijheid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?3 4
Het Rijk heeft het Nationaal Comité 4 en 5 mei ingesteld om op een onafhankelijke wijze invulling te geven aan de Nationale Herdenking op 4 mei en de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is derhalve onafhankelijk en bepaalt zelfstandig wie er benoemd worden tot ambassadeur van de vrijheid. Als Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport ben ik daar niet bij betrokken.
Gezien de sterke toename van antisemitisme in Nederland, deelt u de mening dat het tachtig jaar na de bevrijding des te belangrijker is om hier extra aandacht aan te besteden tijdens de herdenking en viering van 4 en 5 mei? Vindt u dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei in dit licht voldoende aandacht besteedt aan antisemitisme? Zou de keuze voor een spreker die dit thema nadrukkelijk adresseert, bijvoorbeeld uit de Joodse gemeenschap, passend zijn? Zo ja, bent u bereid hierover in gesprek te gaan met het Nationaal Comité 4 en 5 mei?5
De toename van antisemitisme in Nederland is zorgelijk en de bestrijding daarvan is een prioriteit van het kabinet. Om deze reden is de «Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030» opgesteld en op 22 november 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd.6
In Nederland kennen we een herdenkings- en herinneringscultuur die door maatschappelijke organisaties wordt vormgegeven. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is daarbij verantwoordelijk gesteld voor de vormgeving van de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met het Nationaal Comité 4 en 5 mei om dit besluit /deze benoemingen per direct terug te draaien, de situatie in de toekomst te voorkomen dat opnieuw sprekers en ambassadeurs worden gekozen die beschuldigd zijn van antisemitisme? Zo ja, bent u daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is onafhankelijk en bepaalt zelfstandig hoe de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei worden vormgegeven. Ik respecteer de keuzes die het Nationaal Comité 4 en 5 mei daarbij maakt.
De emancipatie van lhbtqia+ personen en vrouwen in Nederland |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat alle verschillende onderzoeken en monitoren naar onder meer acceptatie, pesten en geweld tegen lhbtqia+ personen, zowel internationaal als in eigen land, een zeer zorgwekkende tendens laten zien en hoe ziet u in dit licht uw rol als coördinerend bewindspersoon op emancipatiebeleid?
Deelt u de mening dat de toename van (online) haat, geweld, pesterijen en uitsluiting van lhbtqia+ personen vragen om politieke steun en daadkracht in het belang van de acceptatie en veiligheid van lhbtqia+ personen en vindt u ook dat recente uitspraken van de president van de Verenigde Staten dit belang onderstrepen?
Zo ja, kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat er bezuinigd wordt op onder andere organisaties die zich inzetten voor de rechten van vrouwen en lhbtiq+ personen terwijl het aantal meldingen van discriminatie toeneemt en deelt u de mening dat deze bezuinigingen op dit moment zeer onwenselijk zijn en niet te rijmen vallen met de grote zorgen omtrent toenemende discriminatie?
Kunt u nader toelichten welke organisaties geraakt worden door de subsidietaakstelling op emancipatie in de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en welke organisaties zijn dit precies, waar wordt op bezuinigd en welke consequenties heeft dit?
Bent u ook bereid om de voorgenomen bezuinigingen terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Welke onderwerpen ziet u zelf als beleidsprioriteit en welke doelen heeft u en hoe gaat u die bereiken?
Wat gaat u doen om non-consensuele en niet-noodzakelijke medische handelingen bij intersekse kinderen wettelijk te verbieden en kunt u ook een helder tijdsplan leveren voor de uitvoering van deze motie?1
Hoe staat het met de wettelijke regeling voor meerouderschap en meeroudergezag, in lijn met het advies van de staatscommissie Herijking ouderschap?
Wat is er gebeurd sinds de kabinetsbrief van oktober 2024 en kunt u nader toelichten welke concrete maatregelen er tot nu toe zijn genomen en kunt u een helder tijdsplan geven met concrete vervolgstappen?2
Welke concrete maatregelen neemt u om de (sociale) veiligheid van lhbtqia+ vluchtelingen te verbeteren en op welke termijn, gelet op de signalen over discriminatie en onveilige situaties in opvangcentra?3
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is om, mede in lijn met het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) om het verlofstelsel te transformeren, ook transitieverlof voor transgenderpersonen wettelijk te verankeren? Zo ja, wordt dit meegenomen in het traject naar een beter verlofstelsel?4
Welke concrete stappen zet u om het verkrijgen van een X in het paspoort toegankelijker te maken en per wanneer verwacht u dat dit proces (financieel) toegankelijk is, ook voor mensen zonder de middelen voor een gang naar de rechter?
Welke concrete maatregelen neemt u om de rechten van transpersonen en vrouwen beter te beschermen tegen organisaties die deze rechten onder druk zetten en kunt u concreet aangeven wat u heeft geleerd van de situatie in de VS, waarbij deze organisaties de maatschappelijke dialoog en het politiek discours verregaand beïnvloeden?
Bent u het ermee eens dat Regenboogsteden en -provincies een essentiële rol spelen in de bevordering van het lhbtqia+ emancipatie en dat u er alles aan doet om ervoor te zorgen dat de financiële middelen hiervoor niet sneuvelen bij bezuinigingen?
Klopt het dat de Minister van Justitie en Veiligheid niet van plan is de evaluatie van de pilot voor discriminatierechercheurs met de Kamer te delen en is het kabinet bereid de bevindingen alsnog met de Kamer te delen, zodat de Kamer geïnformeerd en weloverwogen kan beslissen over de uitbreiding van het aantal discriminatierechercheurs?
Overbodige regels waardoor vrijwilligers voor carnavalsoptochten dreigen af te haken |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat bouwers van carnavalswagens steeds meer worstelen met alle voorwaarden waaraan ze moeten voldoen, waardoor vrijwilligers afhaken en het de vraag is of er in de toekomst überhaupt nog optochten mogelijk zijn?1
Deelt u de mening dat wet- en regelgeving de carnavalcultuur zo min mogelijk in de weg zou moeten zitten, zeker nu het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland vorig jaar bevestigd heeft dat de carnavalcultuur aan de criteria voor immaterieel erfgoed voldoet zoals gesteld in het UNESCO Verdrag inzake de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed?2
Deelt u de mening dat carnavalsoptochten, en de bouw van carnavalswagens daarvoor, een groot maatschappelijk belang hebben, mede omdat het allerlei mensen van jong tot oud bij elkaar brengt?
Deelt u de mening dat vrijwilligers die hun tijd en energie steken in het bouwen van carnavalswagens zo min mogelijk moeten worden geconfronteerd met nutteloze regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven welke omstandigheden volgens u veranderd zijn waardoor het keuren en verzekeren van carnavalswagens nu moeilijker zou zijn dan voorheen?
Hoe is afgelopen jaren omgegaan met de apk-plicht voor zelfrijdende wagens gebouwd rond een onderstel van bijvoorbeeld een oude vrachtwagen of busje? Is hier recent iets in veranderd?
Is het mogelijk om een uitzondering te maken voor de apk-plicht voor zelfrijdende carnavalswagens, waardoor deze aan minder regels hoeven te voldoen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u, bijvoorbeeld samen met het Verbond van Verzekeraars, inzicht geven hoe de ontwikkeling van de hoogte van verzekeringspremies voor carnavalswagens afgelopen jaren is geweest en hoeveel verzekeraars daadwerkelijk aan schade hebben moeten uitkeren?
Bent u bereid in de ondersteuning aan vrijwilligersorganisaties bij de toepassing van wet- en regelgeving die u voor eind van dit jaar heeft aangekondigd in reactie op het onderzoek «Regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen» ook op te nemen hoe vrijwilligers het best kunnen omgaan met plichten zoals rond de keuring en verzekering van carnavalswagens? Zo nee, waarom niet?
Bent u, als bewindspersoon die verantwoordelijk is met het bevorderen van vrijwilligerswerk, bereid zich in te zetten voor minder regelgeving voor de bouwers van carnavalswagens? Zo ja, op welke wijze kunt u aan minder regelgeving voor deze vrijwilligers bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Nieuwe trend bij online pesten: ‘Het is ongelooflijk triest gedrag’’ |
|
Wijen-Nass |
|
van Weel |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe trend bij online pesten: «Het is ongelooflijk triest gedrag»»?1
Deelt u de mening dat consistent pestgedrag buitengewoon invasief is voor het slachtoffer en schadelijk voor de geestelijke gezondheid?
Bent u bereid om pestgedrag op te nemen in de voorgenomen Wet strafbaarstelling psychisch geweld?
Bent u bereid om het voor scholen mogelijk te maken, pesters door te verwijzen naar bureau-HALT, wanneer de school kan aantonen dat het pestgedrag dermate ernstig is?
Het bericht 'Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: Herstel van historisch onrecht' |
|
Chris Stoffer (SGP), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: «Herstel van historisch onrecht»»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland 113 beelden teruggeeft aan de Nigeriaanse overheid, maar dat onbekend is waar de kunst naartoe gaat? Kunt u uitleggen waarom er bij zulke kostbare kunstobjecten niet meer door u gestuurd wordt op de bestemming van deze objecten?
Het klopt dat vanuit de Rijkscollectie 113 objecten zijn teruggegeven aan de Federale Republiek van Nigeria. Deze objecten zijn door Britse militairen geroofd tijdens de plundering van Benin City in 1897, vervolgens verkocht en onderdeel van de Rijkscollectie geworden. Conform het eerder met de Kamer gedeelde beleidskader en het advies van de Adviescommissie teruggave cultuurgoederen uit koloniale context (Commissie Koloniale Collecties) worden geroofde objecten onvoorwaardelijk teruggeven. Het is aan de Nigeriaanse overheid om te besluiten waar deze objecten na de fysieke overdracht zullen worden bewaard en tentoongesteld.
De Nigeriaanse overheid heeft aangegeven dat de objecten onder beheer van de National Commission for Museums and Monuments (NCMM) zullen worden bewaard in een nieuw collectiedepot en dat het voornemen bestaat de objecten tentoon te stellen. De NCMM is een federale organisatie onder het Nigeriaanse Ministerie van Kunst, Cultuur, Toerisme en Creatieve Economie en beheert onder meer 52 musea door het hele land.
Klopt het dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index?2 In hoeverre vindt u het verantwoord om kunst, zonder te weten wat de exacte bestemming is, terug te geven aan een regering met die reputatie?
Het klopt dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index van 2024. Zoals hierboven aangegeven acht ik het, in lijn met het beleidskader en het specifieke advies van de onafhankelijke Commissie Koloniale Collecties, niet passend om voorwaarden te stellen bij de teruggave van objecten die geroofd zijn. Bij de teruggave van deze objecten is het herstel van historisch onrecht het uitgangspunt.
In hoeverre houdt het beleidskader «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» bij een teruggaveverzoek rekening met de manier waarop de kunst correct wordt geconserveerd of dat er sprake is van een stabiel landsbestuur?
In de «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën.
In het geval van geroofde of anderszins onvrijwillig verloren objecten is onvoorwaardelijke teruggave het uitgangspunt. Door het tegen hun wil in bezit nemen van cultuurgoederen, is de bevolking van koloniale gebieden onrecht aangedaan. Met het oog op het herstel van dit historisch onrecht is bij deze objecten het afwegen van belangen en het stellen van voorwaarden bij teruggave niet passend. Dit is vergelijkbaar met het beoordelingskader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog. Ook in dit kader is het uitgangspunt neergelegd dat op de vaststelling van onvrijwillig bezitsverlies onvoorwaardelijke teruggave moet volgen. Wel kan in het beleid rond koloniale collecties in gesprekken met landen van herkomst het belang van brede toegankelijkheid en duurzaam beheer en behoud van de cultuurgoederen worden benadrukt. In dit gesprek kan ook worden bekeken hoe Nederland en het land van herkomst op dit terrein kunnen samenwerken, zoals dat ook nu vaak al gebeurt. Het Wereldmuseum heeft aangegeven de samenwerking met de NCMM rond collectieonderzoek en -beheer ook na teruggave voort te zetten.
In het geval van objecten die niet geroofd zijn maar waarover op basis van een belangenafweging toch is besloten tot teruggave, kunnen eventueel wel voorwaarden aan de teruggave worden verbonden. Gezien de roof van de Benin Bronzen is dat hier niet aan de orde.
Welke garanties tot goede conservering van deze kunstobjecten heeft Nederland gekregen alvorens te besluiten tot restitutie? In hoeverre klopt het dat andere landen restitutie in toenemende mate weigeren op grond van slechte tot geen garanties tot goede conservering?
Garanties over het beheer van de objecten hebben geen rol gespeeld in de besluitvorming over de teruggave.
Er is een internationale beweging richting teruggave van objecten die zijn geroofd in de koloniale periode. Landen maken verschillende afwegingen over de omgang met geroofde objecten in de museale collecties in die landen. Voor de Rijkscollectie draag ik verantwoordelijkheid. Ik sta daarbij voor een rechtvaardige omgang met deze collectie. Daarnaast stimuleer ik de museale samenwerking en kennisuitwisseling tussen instellingen in landen van herkomst en Nederland op het terrein van behoud en beheer.
Klopt het dat Nederland internationaal voorop loopt in het teruggeven van kunstobjecten, terwijl andere landen zoals Engeland daar veel behoudender in optreden? Kunt u uitleggen waarom Nederland daarin volgens u een gidsland zou moeten zijn?
Nederland loopt in de pas met een lange internationale ontwikkeling. In de ministeriële verklaring van Mondiacult 2022, de UNESCO World Conference on Cultural Policies and Sustainable Development, is opgeroepen tot een open en inclusieve internationale dialoog over de teruggave en restitutie van cultureel erfgoed. Musea kijken in toenemende mate kritisch naar de herkomst van de collecties en voeren herkomstonderzoek uit. Veel landen, zoals Duitsland, Frankrijk en België, en instellingen wereldwijd hebben reeds objecten teruggegeven of hebben beleid geformuleerd op dit terrein. Het Verenigd Koninkrijk is hierin tot nu toe inderdaad behoudender.
Ten aanzien van de Benin Bronzen bestaat al bijna twee decennia internationaal overleg en samenwerking tussen vertegenwoordigers uit Nigeria en Europese musea, de zogenaamde Benin Dialogue Group. Nederland is niet het eerste land dat Benin Bronzen teruggeeft aan Nigeria. Zo heeft Duitsland in 2022 reeds besloten tot teruggave van 1130 objecten aan Nigeria en waren er teruggaven door verschillende Britse instellingen, zoals 72 objecten van het Horniman Museum and Gardensin Londen, en 116 objecten van het Cambridge Museum of Archaeology and Anthropology.
In welke mate wijkt uw beleid af of is het een continuering van het restitutiebeleid van uw voorgangers? Klopt het dat de Kamer onder uw voorgangers actief werd geïnformeerd dan wel om instemming werd gevraagd bij restitutie van kunstobjecten? Kunt u aangeven waarom u daar nu van afwijkt?
Het beleid over de omgang met koloniale collecties in Nederland en het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog is ingezet door mijn voorgangers en heb ik ongewijzigd voortgezet.
De Kamer is en wordt geïnformeerd over het beleid en wijzigingen daarvan. Bij besluiten over specifieke casuïstiek in het kader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog of het teruggavebeleid koloniale collecties is het niet gangbaar de Kamer hierover te informeren. Deze besluiten betreffen immers specifieke casuïstiek binnen de vastgestelde beleidskaders. Mijn voorganger Staatssecretaris cultuur en media Gunay Uslu heeft de Kamer op 6 juli 2023 daarentegen wel geïnformeerd over het besluit tot teruggave van objecten aan Indonesië en Sri Lanka, om, zoals is aangegeven in deze brief, de eerste teruggave binnen het nieuwe beleid op basis van de eerste adviezen van de nieuwe ingestelde Commissie Koloniale Collecties te markeren (Kamerstukken II 22–23, 32 820, nr. 509). Bij hiernavolgende teruggaven van objecten uit een koloniale context is, net als bij de teruggave van objecten die zijn geroofd in de Tweede Wereldoorlog, de Kamer niet geïnformeerd, omdat dit uitvoering binnen de met de Kamer gedeelde beleidskaders betrof. Wel zijn de besluiten tot vervreemding gepubliceerd in de Staatscourant.
Kunt u aangeven welke restituties op dit moment op de planning staan? Kunt u de Kamer in de toekomst actief informeren over voornemens tot restitutie? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment behandelt de Commissie Koloniale Collecties verzoeken tot teruggave van Indonesië, Sri Lanka en India. Of deze verzoeken leiden tot teruggave van objecten, hangt af van de advisering van de Commissie Koloniale Collecties. Daarnaast loopt de behandeling van meerdere verzoeken tot teruggave van objecten in de context van de het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog door de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog.
Ik heb niet het voornemen de Kamer te informeren over voornemens tot restitutie bij de behandeling van specifieke casuïstiek. Een besluit tot teruggave is gebaseerd op zorgvuldige en onafhankelijke expertadviezen van de Commissie Koloniale Collecties en de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog op basis van de met uw Kamer gedeelde beleidskaders. De vervreemding van objecten uit de Rijkscollectie wordt conform de Erfgoedwet gepubliceerd in de Staatscourant. Ik zal uw Kamer uiteraard informeren in het geval van wijzigingen van het beleid omtrent restitutie.
Mogelijke beïnvloeding van Nederlandse media, NGO’s en onderzoeksinstituten |
|
Ralf Dekker (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van enige financiering door het United States Agency for International Development (USAID) aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte, mediabedrijven of NGO’s? Zo ja, bent u bereid de Kamer inzicht te verschaffen in de desbetreffende organisaties en de bedragen die zij van USAID ontvangen?
Er is momenteel vanuit de overheid geen zicht op financiering vanuit USAID aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte mediabedrijven of NGO’s.
Heeft u inzicht in de voorwaarden die USAID stelt aan de financiering van Nederlandse organisaties en kunt u garanderen dat deze financiering niet gepaard gaat met inhoudelijke richtlijnen of politieke verwachtingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen inzage in de specifieke voorwaarden die USAID stelt aan de eventuele financiering van Nederlandse organisaties.
Ontvangen Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID? Zo ja, zijn er richtlijnen om de onafhankelijkheid van academisch onderzoek te waarborgen?
Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten zijn niet verplicht om aan het Ministerie van OCW te melden dat zij geld ontvangen van USAID. Navraag leert dat ook de koepelorganisaties NFU en UNL geen zicht hebben op of dan wel welke Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID ontvangen.
De onafhankelijkheid van academisch onderzoek wordt op verschillende manieren geborgd. Allereerst geeft de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) principes, richtlijnen en normen voor goede en integere wetenschapsbeoefening. De code baseert zich op de principes eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. De code ondersteunt de zelfregulering van onderzoekers en onderzoeksinstellingen en heeft een belangrijke didactische en preventieve functie. Ook biedt de NGWI een toetsingskader waarmee vermeende schendingen van wetenschappelijke integriteit worden beoordeeld en, indien nodig, gesanctioneerd kunnen worden.1
De zelfregulering van het veld uit zich ook in de peer review-procedures die zien op wetenschappelijke resultaten en publicaties. Daarnaast stellen wetenschappelijke tijdschriften als voorwaarde voor publicatie dat subsidies altijd vermeld moeten worden. Ook zijn er richtlijnen voor de interne kwaliteitszorg van universiteiten die toezien op o.a. de kwaliteit van onderzoek. In het kader van de kwaliteitszorg worden onderzoekseenheden elke zes jaar geëvalueerd door externe commissies conform het Strategy Evaluation Protocol (SEP). Eén van de hoofdcriteria van de evaluaties is wetenschappelijke kwaliteit, daaronder valt ook onafhankelijkheid en wetenschappelijke integriteit. De resultaten van de evaluaties worden meegenomen in de interne kwaliteitszorgcycli.
Zijn er afspraken of convenanten tussen de Nederlandse overheid en USAID over de financiering van onderzoeksprogramma’s en zo ja, welke waarborgen bestaan er tegen buitenlandse politieke beïnvloeding?
Nee, die zijn ons niet bekend.
Zijn er Nederlandse mediabedrijven of journalisten die direct of indirect steun ontvangen van het Organized Crime and Corruption Reporting Project (OCCRP), ‘s werelds grootste journalistieke onderzoeksorganisatie die voor meer dan de helft wordt gefinancierd door de Amerikaanse overheid? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat deze financiering geen invloed heeft op journalistieke onafhankelijkheid?
Journalisten zijn in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Persvrijheid betekent onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd. Dit betekent ook dat het kabinet geen uitspraken doet over journalistieke onafhankelijkheid of de manier waarop die in het geding zou zijn. De journalistieke sector bepaalt zelf de journalistieke normen en hoe de sector zich daaraan houdt. De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek is daarvoor belangrijk. Daarin staat onder meer het volgende opgenomen:
«Goede journalistiek is waarheidsgetrouw en nauwgezet, onpartijdig en fair, controleerbaar en integer. Zij laat zich toetsen en gaat op open wijze om met opmerkingen, reacties en klachten. Zelfregulering is de beste manier om daar vorm en inhoud aan te geven en die verantwoordelijkheid te nemen.»2
Hoe beoordeelt u de geclaimde onafhankelijkheid van Nederlandse onderzoeksjournalisten die samenwerken met een organisatie die zich, volgens de Amerikaanse Foreign Assistance Act, moet conformeren aan het Amerikaanse buitenlandse beleid?
Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven, zijn journalisten in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen.
Vormt het feit dat OCCRP-gelden door de Amerikaanse overheid worden geoormerkt voor onderzoek naar specifieke landen zoals Rusland en Venezuela, terwijl misstanden binnen de VS en andere door de VS gesteunde landen buiten beschouwing blijven, volgens u een risico op eenzijdige berichtgeving in Nederland?
Het kabinet beoordeelt niet of berichtgeving eenzijdig is.
Hoe beoordeelt u in deze context het risico van buitenlandse invloed op de Nederlandse publieke opinievorming via media of academische instellingen?
Voor een goed functionerende democratie en een open samenleving zijn een onafhankelijke journalistiek en wetenschap essentieel. Als Minister van OCW sta ik hier pal voor.
Een open samenleving is echter ook kwetsbaar en statelijke actoren proberen via beïnvloedingscampagnes onze open samenleving te ondermijnen. Daarbij richten zij zich ook op het medialandschap. In samenwerking met onafhankelijke onderzoeksinstellingen onderzoekt de Nederlandse overheid deze inmenging.3
Het is bekend dat statelijke actoren proberen zich te mengen in of te bemoeien met de gang van zaken in Nederland. Onder statelijke inmenging valt elke activiteit die de democratische rechtsorde ondermijnt en die wordt ondernomen door een buitenlandse overheid of proxy namens een buitenlandse overheid. Die kunnen ook gericht zijn op het hoger onderwijs en de wetenschap. Ik acht het aannemelijke dat statelijke actoren een poging doen om de publieke opinievorming te beïnvloeden via academische instellingen.
Het kabinet vindt alle vormen van statelijke inmenging volstrekt onacceptabel. Het is essentieel dat we onze open samenleving behouden en tegelijkertijd de weerbaarheid van verschillende doelgroepen tegen statelijke inmenging verhogen. Bewustwording van ongewenste beïnvloeding van onderwijs en onderzoek en ongewenste overdracht van kennis en technologie door statelijke actoren op academische instellingen is een eerste belangrijke stap richting verhoogde weerbaarheid. Daarom voer ik een constante dialoog met kennisinstellingen hierover en ondersteun de instellingen, bijvoorbeeld met het Loket Kennisveiligheid en de Nationale Leidraad.
Verder onderzoek ik hoe ongewenste buitenlandse beïnvloeding (OBI) gericht op kennisinstellingen verder kan worden opgenomen in de kabinetsbrede aanpak. Over de uitkomsten ga ik in gesprek met de kennisinstellingen.
Erkent u in deze context het gevaar van beïnvloeding op Nederlandse politieke besluitvorming, met mogelijk grote (geopolitieke) consequenties tot gevolg?
Zie het antwoord op vraag 8.
Kunt u toelichten in hoeverre de Nederlandse regering de invloed van Westerse buitenlandse inmenging, zoals financiering door USAID van protesten in landen als Oekraïne, Roemenië en Georgië meeweegt in haar beoordeling van de legitimiteit van regeringen en oppositiebewegingen in deze (en mogelijk andere) landen? Zou deze inmenging aanleiding moeten zijn om kritisch te heroverwegen hoe Nederland zich opstelt ten opzichte van dergelijke bewegingen en regeringen?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen van dergelijke Westerse buitenlandse inmenging.
Kunt u aangeven of de regering aanwijzingen heeft dat USAID enige betrokkenheid heeft gehad bij de gebeurtenissen rondom de omverwerping van de Oekraïense regering in 2014 en in hoeverre dit is onderzocht?
Het kabinet heeft hiervoor geen aanwijzingen.
Hoe beoordeelt u de onafhankelijkheid van DPG Media nu blijkt dat het bedrijf honderden miljoenen euro’s ontvangt van de Europese Investeringsbank (EIB), een instelling die eigendom is van alle EU-lidstaten?
U refereert hier aan een lening die is verschaft aan DPG Media waarmee het bedrijf verder digitaliseert en innoveert. Het is aan de EIB om een verzoek te beoordelen. Als Minister van OCW beoordeel ik dit niet.
In hoeverre acht u het wenselijk dat een commercieel mediabedrijf dat een dominante positie heeft in Nederland en België, financieel afhankelijk is van een Europese instelling met politieke en beleidsmatige doelstellingen?
Zie het antwoord op vraag 12.
Op welke manier wordt in Nederland gecontroleerd of mediabedrijven die financiering ontvangen van de EIB of andere EU-instellingen hun redactionele onafhankelijkheid behouden?
Dit wordt niet gecontroleerd. Met het oog op de grondwettelijk geregelde persvrijheid acht het kabinet het ook niet wenselijk daarop controle uit te oefenen.
Bent u van mening dat mediabedrijven die staatssteun of leningen van overheden ontvangen, verplicht moeten worden hierover transparant te rapporteren aan hun lezers en kijkers? Zo nee, waarom niet?
Nee. In Nederland is er sprake van zelfregulering. Dat betekent dat het aan de sector zelf is om hierover afspraken te maken en die na te leven.
Hoe beoordeelt u het risico dat DPG Media, door de financiële steun van de EIB, minder kritisch zal berichten over EU-beleid of specifieke Europese beleidsdoelstellingen zoals de Digital Decade-strategie?
Dit beoordeel ik niet. Als Minister van OCW houd ik mij niet bezig met de inhoud van berichtgeving van welk medium dan ook. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Hoe kunt u garanderen dat Europese financiering van mediabedrijven geen invloed heeft op de pluriformiteit en objectiviteit van de journalistiek in Nederland?
Het is niet aan mij, als Minister van OCW, om daar uitspraken over te doen of garanties te geven. Dit is onder andere geregeld in de Europese Verordening Mediavrijheid. Ziet u hiervoor artikel 4 lid 1 en 2 van de verordening.
Erkent u dat de Nederlandse media, indien zij gefinancierd worden door externe partijen, mogelijk als gevolg daarvan met eenzijdige, niet-objectieve en misleidende berichtgeving indirect invloed hebben op de verkiezingsuitslagen en erkent u dat dergelijke financieringsstructuren een risico vormen voor de integriteit van het verkiezingsproces en derhalve ongewenst zijn?
Het kabinet acht van belang dat informatie over het verkiezingsproces duidelijk en correct is. Het kabinet verstrekt daarom bij iedere verkiezing proactief informatie over het verkiezingsproces via www.elkestemtelt.nl. Wanneer onjuiste berichtgeving het verkiezingsproces mogelijk kan beïnvloeden (bijvoorbeeld valse informatie over hoe te stemmen), spreekt het kabinet dit actief tegen via de eigen communicatiekanalen.
Zoals aangegeven in antwoord 5 betekent persvrijheid onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd en zijn journalisten vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Dit geldt ook voor berichtgeving over verkiezingen. Het kabinet zet zich verder in voor mediawijsheid, zodat burgers kritisch kunnen reflecteren op media.
Hoe beoordeelt u de vergelijking tussen de Europese financiering van DPG Media en de Amerikaanse overheidsfinanciering van media via USAID, gezien de kritiek op laatstgenoemde dat dit de journalistieke onafhankelijkheid aantast?
Het kabinet is niet bekend met deze kritiek.
Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de invloed van buitenlandse financiering op de Nederlandse journalistieke sector en publieke opinievorming en, in het verlengde daarvan, politieke besluitvorming? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment ziet het kabinet daarvoor geen aanleiding.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De Kamer is per brief4 geïnformeerd dat de beantwoording van de vragen niet mogelijk was binnen de gestelde termijn van drie weken en meer tijd vergde.
Adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Judith Uitermark (NSC), Marjolein Faber (PVV), Schoof , van Weel |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt?1
Ik heb ervan kennisgenomen dat in de media berichten zijn verschenen over de veronderstelde strekking van de adviezen.
Klopt het dat het zeer uitzonderlijk is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken voordat ze formeel openbaar worden gemaakt? Zo nee, welke voorbeelden kent u?
Blijkens het artikel zouden er (mondelinge) mededelingen zijn gedaan over het dictum en onderdelen van het advies. Dat is voor zover mij bekend niet gebruikelijk.
Klopt het dat alleen het betrokken ministerie c.q. de betrokken ministeries de stukken van de Afdeling advisering heeft/hebben ontvangen?
Dat is mij niet bekend. Mij is bekend dat de beide adviezen op donderdag 6 februari door de Afdeling advisering van de Raad van State aan het Ministerie van Asiel en Migratie zijn verstuurd. Vervolgens zijn zij door de Afdeling advisering conform de wettelijke plicht daartoe openbaar gemaakt, zoals gebruikelijk door publicatie op de website van de Raad van State. Dat gebeurde op maandag 10 februari 2025.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk en strafbaar is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het onwenselijk wanneer mededelingen worden gedaan over adviezen van de Raad van State, voordat deze openbaar zijn gemaakt door de Raad van State. Het is niet aan mij te kwalificeren of in een dergelijk geval sprake is van strafbaar handelen.
Gaat u aangifte doen van het lekken van deze stukken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daarvoor heb ik thans onvoldoende aanknopingspunten.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 13 februari beantwoorden?
Dit is ondanks de inspanningen helaas niet gelukt.
Hoe blikt u terug op de herdenking, die naar aanleiding van de bevrijding van Auschwitz precies tachtig jaar geleden werd gehouden, waar zes dagen en vijf nachten lang de namen van de meer dan 100.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust werden voorgelezen in voormalig Kamp Westerbork?
Ik heb zelf tijdens deze herdenking namen voorgelezen, ik vond dit indrukwekkend en emotioneel. Ik vind het van groot belang dat de namen van de oorlogsslachtoffers niet worden vergeten en wij blijvend herinnerd worden waartoe discriminatie, uitsluiting en antisemitisme kunnen leiden.
Deelt u de mening dat in een tijd waarin polarisatie, antisemitisme en racisme toenemen, terwijl de kennis over de Holocaust zorgwekkend afneemt, het van belang is de kennis en geschiedenis over wat zich heeft afgespeeld in Kamp Westerbork over te dragen aan nieuwe generaties?
Ja, ik deel deze mening. Het is van groot belang dat de geschiedenis zoals deze zich heeft afgespeeld op de tastbare plekken waar nu de Nationale Herinneringscentra gevestigd zijn, zoals Kamp Westerbork, wordt overgedragen aan huidige en toekomstige generaties.
Wat is uw reactie op de financiële tekorten waarmee Herinneringscentrum Kamp Westerbork al jaren wordt geconfronteerd waardoor er groot achterstallig onderhoud is ontstaan?
De afgelopen jaren zijn er vanuit het Ministerie van VWS structureel extra middelen beschikbaar gekomen voor onder meer groot onderhoud en educatie. Tevens heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS toegezegd- in reactie op de motie Bikker c.s1 – dat ik samen met de herinneringscentra een solide toekomstplan uit zal werken. Vooruitlopend op dit plan heb ik voor 2025 eenmalig extra middelen gereserveerd voor de door het Ministerie van VWS gesubsidieerde herinneringscentra, waaronder ook een bedrag voor Kamp Westerbork. Ik zal u middels een reguliere brief over de stand van zaken rond het beleid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII (OHW) informeren over de versterking van de herinneringscentra. Deze brief zal ik naar verwachting rond de zomer van 2025 naar de Kamer versturen.
Deelt u de mening dat, in lijn met het kabinet dat veel waarde hecht aan holocausteducatie, het noodzakelijk is om Herinneringscentrum Kamp Westerbork toekomstbestendig te maken? Zo ja, welke plannen heeft u hiervoor?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u een reactie geven op het plan voor de toekomst dat Herinneringscentrum Kamp Westerbork zelf heeft voorgesteld?
Op 30 januari jl. heeft Kamp Westerbork een financieringsplan voor de vernieuwing met het Ministerie van VWS gedeeld. Ik ben dit plan aan het bestuderen en bekijken welke rol de Rijksoverheid daarin kan spelen.
Vindt u ook dat het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zich moet kunnen ontwikkelen om aan de stijgende vraag te voldoen naar informatie over de rol van Kamp Westerbork tijdens de Tweede Wereldoorlog maar ook daarna, onder andere ten aanzien van de Molukse geschiedenis?
Ik vind het van belang dat – nu en in de toekomst – zoveel mogelijk mensen een bezoek kunnen brengen aan Kamp Westerbork. Dit opdat iedereen kennis kan nemen van de rol van het kamp in de geschiedenis, inclusief de Molukse geschiedenis.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het voeren van gesprekken met herinneringscentra en specifiek Herinneringscentrum Kamp Westerbork over het toekomstbestendig maken?1
De afgelopen periode zijn vanuit het Ministerie van VWS gesprekken gevoerd met de herinneringscentra over de financiële situatie en toekomstbestendigheid. Op basis hiervan bepaal ik verdere vervolgstappen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 informeer ik de Kamer hierover via de stand van zaken brief OHW.
Het ledencriterium van omroepen en de onduidelijkheid daarover |
|
Claire Martens-America (VVD) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Herinnert u zich de door u gedane uitspraken in het wetgevingsoverleg Media van 2 december 2024, waarin u aangaf het belang van het bieden van rust rondom de gevolgen van het niet halen van het ledencriterium van samenwerkingsomroepen te delen?
Ja.
Herrinert u zich uw eigen antwoord op de vraag, waarin u aangaf dat negatieve conseqenties van het niet halen van de juiste ledenaantallen bij samenwerkingsomroepen onwenselijk zou zijn, en u hier op terug zou komen?
Ja.
Herinnert u zich voorts de door u in datzelfde wetgevingsoverleg geuite ambitie om op de kortst mogelijke termijn inzicht te geven in de vraag of omroepen rekening moeten houden met een peildatum en als gevolg daarvan moeten beginnen met het werven van leden?
Ja.
Klopt het dat die peildatum is vastgesteld op 28 februari 2026?
Ja.
Klopt het voorts dat het voor omroepen nog niet duidelijk is of zij zich na de hervormingen van het stelsel moeten baseren op meer criteria dan een ledencriterium, waardoor zij zich genoodzaakt voelen zich voor te bereiden op het werven van leden?
Ja.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat omroepen nu gaan investeren in campagnes en marketing om leden te werven zonder dat duidelijk is of dit criterium blijft staan en dat zij die middelen beter elders zouden kunnen gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Ziet u mogelijkheden om te voorkomen dat omroepen investeren in het werven van leden om het ledencriterium te halen?
Ik heb bij uw Kamer een wetsvoorstel ingediend om de huidige concessie- en erkenningsperiode met twee jaar te verlengen. Daarmee is er tijd om de hervorming van de publieke omroep te realiseren per 1 januari 2029. Omroepen weten dan ruim van tevoren hoe het bestel eruit komt te zien en of het ledencriterium nog een rol speelt. Maar zolang de concessie- en erkenningsperiode niet verlengd is, gelden de huidige wettelijke regels. Hierover heb ik uw Kamer onder andere geïnformeerd in de Mediabegrotingsbrief van 20 november jongstleden, en ik heb dit eerder ook met de NPO en de omroepen gedeeld.1 Indien het wetsvoorstel tot verlenging niet wordt aangenomen, gaat dus op 1 januari 2027 een nieuwe concessie- en erkenningsperiode in. Een hervorming van het bestel is dan echter nog niet gerealiseerd. Dat betekent dat in dat geval het verlenen van erkenningen nogmaals volgens de huidige wettelijke procedure zal moeten plaatsvinden. Om op dat scenario voorbereid te zijn (en omdat dit de huidige wettelijke situatie is), heb ik een peildatum voor de ledentelling moeten vaststellen. Deze datum heb ik later in de tijd gezet dan ik normaal gesproken zou doen, om zoveel mogelijk tijd te gunnen aan de omroepen. Dit scenario heeft nadrukkelijk niet mijn voorkeur. Met een snelle behandeling van het wetsvoorstel voor de verlenging van de huidige concessie- en erkenningsperiode kan de door u en de omroepen en NPO gewenste duidelijkheid spoedig geboden worden.
Met het vaststellen van de peildatum heb ik overigens geen onomkeerbare stappen genomen, ook niet in het licht van de bredere hervorming. Zodra het wetsvoorstel tot verlenging tot wet is verheven, zal ik de peildatum en de overige termijnen die van toepassing zijn aanpassen, afhankelijk van de vraag of het ledencriterium überhaupt gehandhaafd blijft.
Die duidelijkheid kan ik verschaffen zodra beide Kamers zich hebben uitgesproken over het wetsvoorstel om de huidige concessie- en erkenningsperiode te verlengen.
Welke duidelijkheid kunt u de omroepen bieden voorafgaand aan de hervormingen van de Mediawet en op welke termijn kunt u die duidelijkheid verschaffen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar in ieder geval vóór de aanvang van het Voorjaarsreces, beantwoorden?
Ja.
Het weigeren van een Israëlische comedian door theaters in Amsterdam |
|
Ulysse Ellian (VVD), Joost Eerdmans (EénNL), Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU), Claudia van Zanten (BBB) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Boom Chicago cancelt shows van Joods-Israëlische comedian: «Gezien de reacties konden we niet anders»»?1
Het is onverteerbaar dat een culturele instelling zodanige reacties krijgt of zodanig wordt bedreigd dat een voorstelling wordt geannuleerd. Het is zeer te betreuren dat daardoor het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden. Een artiest of kunstenaar is op grond van de vrijheid van meningsuiting vrij om zich zonder politieke of maatschappelijke inmenging te uiten naar eigen inzicht. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van Sponder.
Hoe beoordeelt u dat de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder wordt verwezen naar een «Joodse locatie» en wie spreekt u daar op aan?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren.
Wat zegt het u dat er niet is overlegd met politie of gemeente voordat de shows werden geannuleerd?
Het is onwenselijk dat Boom Chicago niet de weg naar de lokale driehoek heeft gevonden. Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden, maar ik zie ook dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Klopt het dat sindsdien ongeveer vijftien theaters in Amsterdam geweigerd hebben om Sponder een podium te bieden, waarbij veiligheid als reden wordt aangedragen en hoe beoordeelt u dat?
Ik heb begrepen dat er contact is gelegd met een aantal Amsterdamse instellingen. Bij het vinden van een alternatieve locatie op korte termijn spelen verschillende zaken een rol, zoals beschikbaarheid en geschiktheid. Programmeringen staan lang van te voren vast, waardoor ruimte op korte termijn niet in overvloed aanwezig is. Als veiligheid als reden wordt aangedragen is het eens te meer zorgwekkend dat culturele instellingen zich blijkbaar niet vrij voelen om te programmeren en zich zorgen maken over veiligheid van publiek en medewerkers.
Bent u ermee bekend of in deze gevallen telkens het contact met de Amsterdamse driehoek is opgezocht?
Ik heb contact gehad met de wethouder en met Kunsten ’92 over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan gewist dat B&W Amsterdam is aangehaakt en daarmee indirect de lokale driehoek.
Is er inmiddels een oplossing gevonden zodat Sponder alsnog kan optreden?
Er lopen gesprekken om het optreden alsnog mogelijk te maken en samen te kijken wat daarvoor nodig is. Als er een podium is dat op korte termijn ruimte kan maken in de programmering zal OCW contact opnemen met de betreffende burgemeester om te overleggen wat nodig is uit veiligheidsoverwegingen.
Hoe beoordeelt u deze weigeringen, mede in het licht van de afspraken die met de culturele sector zijn gemaakt gedurende de Catshuissessies en meent u dat er in lijn met deze afspraken wordt gehandeld?
Het is belangrijk dat culturele instellingen hun uiterste best doen om artistieke vrijheid te garanderen. Tegelijk is het onverteerbaar dat culturele instellingen wordt bedreigd of geïntimideerd vanwege hun programmering. Dat is een aantasting van het vrije woord en de vrijheid van expressie. Mede op basis van de Catshuissessies verwacht ik een inspanning vanuit de culturele sector om meerstemmigheid in de sector mogelijk te maken. Daar hebben de aanwezigen zich aan verbonden en ik vertrouw daar ook op.
Is er in deze gevallen gehandeld in lijn met de handreiking zoals die is opgesteld door Kunsten’92? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
Nee, er is niet in lijn met deze handreiking gehandeld. Boom Chicago is een commerciële organisatie die niet is aangesloten bij een koepelorganisatie waardoor de handreiking de instelling niet bereikt heeft.
Welke vervolgacties onderneemt u naar aanleiding van deze weigeringen en in het licht van uw antwoorden op bovenstaande vragen?
Ik heb contact gehad met de Amsterdamse wethouder en met Kunsten ’92 waarbij ik mijn zorgen heb geuit over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan vergewist dat er naar wordt gestreefd een podium te vinden voor het geannuleerde optreden. Overigens is de beschikbare tijd daarvoor beperkt omdat dhr. Sponder op dit moment bezig is met een internationale tour.
Daarbij is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
Bent u op de hoogte van het bericht over de afgelasting van de shows van de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder bij Boom Chicago1?
Ja.
Vindt u dat Boom Chicago niet had moeten annuleren bij bedreigingen, maar in plaats daarvan aangifte had moeten doen en had moeten samenwerken met de politie en gemeente om de veiligheid van Joodse artiesten te waarborgen?
Ja. Het is zeer te betreuren dat het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden als gevolg van intimiderende reacties en bedreiging. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van dhr. Sponder. De vrijheid van expressie is essentieel en mag niet onder druk komen te staan. Het is daarom belangrijk dat culturele instellingen goed voorbereid zijn op het moment dat er signalen van verstoring zijn.
Vindt u niet dat het schokkend en antisemitisch is dat deze Joodse artiest door de directeur van Boom Chicago wordt verwezen naar een «Joodse locatie of clublocatie»?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren. Er lopen gesprekken om het optreden van de heer Sponder alsnog mogelijk te maken en wat daarvoor nodig is.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederland een veilige omgeving blijft voor Joodse artiesten, gezien incidenten zoals de afgelasting bij Boom Chicago, de verstoring van het concert van Lenny Kuhr, het weren van Joodse artiesten door Theater De Generator en de annulering van optredens van Yemen Blues, en welke maatregelen neemt u om antisemitische druk en intimidatie in de culturele sector te voorkomen?
Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden. Ik constateer dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Er zijn verder gesprekken gevoerd tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om de toegang tot de lokale driehoek te waarborgen. Daarnaast is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.