Het bericht 'Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de vereniging De Hollandsche Molen de noodklok luidt?
Molens zijn onlosmakelijk verbonden met onze Nederlandse identiteit en een prachtig voorbeeld van erfgoed dat veel Nederlanders aanspreekt. De instandhouding hiervan is in het belang van ons allemaal. Vereniging De Hollandsche Molen speelt hierbij als koepelorganisatie voor de molens een belangrijke rol. Ik neem daarom graag kennis van hun observaties.
Heeft u kennisgenomen van de inventarisatie van de vereniging De Hollandsche Molen over het extra geld dat volgens hen nodig is en wat vindt u hiervan?
Ja. Zoals ik in mijn brief over de uitkomsten van de Verkenning financiering monumentenzorg van 20 juni 2024 heb aangegeven is er grote druk op de middelen voor regulier onderhoud in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) en de restauratieregelingen van de provincies.2 Dit merken ook de moleneigenaren.
Op 21 november 2023 is een wijziging van de Sim gepubliceerd waarin het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor molens op basis van loon- en prijsontwikkelingen is verhoogd van € 10.000 naar ongeveer € 12.000 per jaar. Om zoveel mogelijk eigenaren subsidie te kunnen verstrekken is daarnaast het subsidiepercentage in de Sim verlaagd van 60% naar 50% voor eigenaren van gebouwde en groene rijksmonumenten. Omdat het subsidiepercentage voor molens is gekoppeld aan het absolute maximumbedrag van € 12.000 leidt deze verlaging voor molens tot een relatief grotere daling van het maximale subsidiebedrag dan bij de andere categorieën rijksmonumenten waar de subsidiabele kosten worden bepaald op basis van een percentage van de herbouwwaarde van maximaal 0,5 procent per jaar. De herbouwwaarde ontwikkelt zich immers mee met het niveau van lonen en prijzen.
Reden om de subsidie aan moleneigenaren op andere wijze te bepalen, is dat 0,5 procent herbouwwaarde te weinig zou zijn om molens te kunnen onderhouden vanwege de snellere slijtage van bewegende delen. Deze gehanteerde methodiek brengt ook mee dat voor geen enkele andere monumentencategorie in de Sim de zekerheid op subsidie zo groot is als bij molens. Uit de gegevens van de RCE blijkt dat nagenoeg alle eigenaren van de 1.148 rijksmonumentale molens afgelopen jaren Sim-subsidie hebben ontvangen.
Wat betreft de opgave voor groot onderhoud en restauratie is vorig jaar als onderdeel van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg de restauratieopgave voor niet-woonhuisrijksmonumenten in beeld gebracht.3 Uit dit onderzoek volgt dat er om de restauratieachterstand terug te brengen naar de doelstelling van maximaal 10 procent rijksmonumenten in matige of slechte onderhoudsstaat er € 1,22 miljard nodig is. Uit het onderzoek komt naar voren dat ook rijksmonumentale molens een substantieel onderdeel uitmaken van deze opgave.
Ik heb toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de verdere stappen die ik wil zetten met betrekking tot de financieringsproblematiek van (grote) monumenten. Daarbinnen heeft ook de problematiek van de molens mijn aandacht.
Is bekend hoeveel van de 1.200 molens in Nederland inmiddels een zogenaamde «grote renovatie» nodig heeft?
Vereniging De Hollandsche Molen geeft aan dat molens eens in de 10–15 jaar groot onderhoud nodig hebben. De restauratiecyclus bedraagt gemiddeld één keer per 30 jaar. Deze cycli zijn voor molens korter dan bij andere rijksmonumenten, omdat er sneller slijtage plaatsvindt door bewegende onderdelen. Elk jaar hebben er dus zo’n 80 tot 120 molens groot onderhoud of restauratie nodig. Volgens De Hollandsche Molen blijft dat aantal over de jaren heen stabiel.
Is bekend of het aantal molens dat een grote renovatie nodig heeft de afgelopen 5 jaar is gestegen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kunt u betekenen voor alle vrijwilligers die helpen bij het in stand houden van molens?
Een belangrijk onderdeel van de instandhoudingsopgave van molens is het inwerking houden van de molen. Daarvoor is van belang dat vrijwilligers een opleiding kunnen volgen tot molenaar. De overheid ondersteunt het Gilde van Molenaars dan ook financieel en geeft subsidie voor de opleidingen en het examineren van de molenaars. Het is positief te constateren dat de interesse voor het molenaarsambacht in de lift zit. Op 1 februari jl. heeft een recordaantal van 110 nieuwe molenaars hun getuigschrift in ontvangst mogen nemen.
Daarnaast heeft Nederland in januari 2024 het Verdrag van Faro ondertekend. Kern van het verdrag is de maatschappelijke, verbindende waarde van cultureel erfgoed.
Als onderdeel van de concrete invulling van dit verdrag ondersteun ik de inzet van erfgoedparticipatiecoaches. Zij bieden coaching rondom verschillende knelpunten die erfgoedvrijwilligers, vrijwillige besturen of burgerinitiatieven ervaren. Hier kunnen ook vrijwilligers die helpen molens in stand te houden gebruik van maken. Deze coaches werken vanuit de twaalf provinciale erfgoedhuizen.
Zijn er afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over het verstrekken van aanvullende subsidies om molens te onderhouden en hierdoor te behouden?
Ja. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 verloopt de verdeling van de restauratiesubsidies voor niet-woonhuisrijksmonumenten, waaronder molens, via de provincies. OCW heeft hiervoor structureel € 20 miljoen in het Provinciefonds gestort. De afspraak die met de provincies is gemaakt, is dat zij dit bedrag matchen. Provincies bepalen zelf op basis van welke criteria zij de middelen verdelen en welke percentages ze hierbij hanteren.
Herkent u het probleem dat molens ook bedreigd worden omdat oprukkende bebouwing en hoge bomen steeds meer wind wegnemen?
Ja, deze problematiek herken ik. Ook gemeenten, provincies en waterschappen zijn hiermee bekend. Gemeenten hebben de opdracht om in het omgevingsplan rekening te houden met het cultureel erfgoed in hun gemeente en daarmee ook met de windvang en watertoevoer van de molen (de molenbiotoop). Sommige provincies hebben regels voor de molenbiotoop in hun provinciale verordening opgenomen. De RCE heeft in samenwerking met het erfgoedveld voorbeeldregels over het functioneren van de molen (draaien en malen) beschikbaar voor gemeenten.4 De RCE brengt het onderwerp ook geregeld bij gemeenten, provincies en waterschappen onder de aandacht. In de belangenafweging kunnen gemeenten en provincies anders besluiten. Via IPO en VNG zal ik deze problematiek nogmaals onder de aandacht brengen.
Denkt u dat dit probleem voldoende bekend is bij gemeenten en provincies? Zo nee, kunt u dit onder de aandacht brengen van gemeenten en provincies?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bekend met de Kamerbreed aangenomen motie van de leden Van der Wal en Mohandis over binnen de bestaande budgettaire kaders van de ministeries van OCW, BZK, VWS en Defensie een oplossing vinden voor het voortzetten van de garantieregeling voor bevrijdingsfestivals (t.v.v. 36 600 VIII, nr. 25)? Zo ja, wat is de huidige stand van zaken rond de gesprekken over de organisatie van Bevrijdingsfestivals voor 2025?
Lukt het, met de viering van de tachtigste verjaardag van de bevrijding in het achterhoofd, om de gebruikelijke festivals in veertien steden te organiseren en hiervoor een garantieregeling te organiseren? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat juist op dit moment, met het oog op de tachtigste verjaardag van de bevrijding, een gezamenlijke bijdrage aan een garantieregeling van significante betekenis is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het belangrijk is om de festivals tijdig duidelijkheid te geven over een eventuele garantieregeling voor 2025? Zo ja, kunt u de eerdere schriftelijke vragen van de leden Mohandis en Slagt-Tichelman, onderliggende vragen en de wijze van uitvoering van de motie Van der Wal en Mohandis voor het kerstreces beantwoorden?
Praalwagens |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuwsbericht van L1 «Praalwagens naar de sloop door aangescherpte regels voor optochten?» van dinsdag 14 januari 2025?1
Ja.
Bent u bekend met de zorgen van carnavalsverenigingen over de nieuwe (veiligheids)regels voor praalwagens? Zo ja, hoe beoordeelt u deze zorgen en kunt u aangeven welke consequenties deze nieuwe regels hebben voor de carnavalsverenigingen?
Praalwagens vormen geen aparte voertuigcategorie, maar vallen onder verschillende bestaande voertuigcategorieën met elk (deels) andere regels. Voor zover dit in het artikel wordt benoemd, lijken de zorgen over de nieuwe regelgeving te gaan over de Algemene Periodieke Keuring (APK)-, registratie- en kentekenplicht voor landbouw- of bosbouwvoertuigen en mobiele machines. Deze regelgeving is reeds ingegaan per 1 januari 2021. Volgens deze regelgeving moeten sinds 1 januari 2022 alle landbouw- of bosbouwtrekkers en bepaalde motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines en getrokken voertuigen, een eigen kentekenbewijs hebben.
De enige wijziging die per 1 januari 2025 is ingegaan met betrekking tot bovenstaande regeling, is dat de kentekenplaatplicht is ingegaan voor de voertuigen die al een kentekenbewijs hebben sinds 1 januari 2022. Verder moeten land- en bosbouwvoertuigen met een datum van eerste toelating na 1 januari 2021 na vier jaar voor het eerst een APK ondergaan. Deze regels vloeien voort uit een Europese richtlijn (2014/45/EU) en zijn onder andere gemaakt om de verkeersveiligheid te verbeteren.
Er zijn echter uitzonderingen.
Voertuigen die zelf gebouwd worden, dienen een individuele goedkeuring te verkrijgen voor toegang tot de openbare weg. Dit is een bestaande procedure. Praalwagens die voorzien zijn van een motor (zelfbouw/rijdend) zijn voor de regelgeving al motorrijtuigen en zijn bovendien geen landbouw- of bosbouwtrekker of mobiele machine. Deze moeten voldoen aan de eisen gesteld in de Wegenverkeerswet 1994. Aan deze eisen en regelgeving is de afgelopen jaren niets gewijzigd.
Er wordt in het nieuwsartikel verder gesproken over een verzekeringsplicht. Motorrijtuigen moeten verzekerd zijn op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verzekeringsplicht geldt sinds 1965, met als doel om derden (waaronder toeschouwers) te beschermen. Voor aanhangers geldt geen aparte verzekeringsplicht; aanhangers die zijn gekoppeld aan een motorrijtuig, vallen onder de verzekering van het trekkende motorrijtuig. Het hangt van de verzekeringsovereenkomst af welke voorwaarden gelden. Hierbij is het mogelijk om, zoals in het nieuwsbericht al wordt genoemd, een collectieve verzekering af te sluiten.
Deelt u de mening dat het zonde is dat traditionele wagens, vaak met historisch en cultureel erfgoed, nu naar de sloop verdwijnen vanwege de hoge kosten om te voldoen aan de nieuwe regels? Zo ja, welke stappen wilt u ondernemen om dit te voorkomen?
Carnaval is een belangrijk onderdeel van de culturele traditie voor een deel van de Nederlandse bevolking, net zoals bijvoorbeeld bloemencorso’s onderdeel uitmaken van de plaatselijke tradities in andere delen van Nederland. Dit wordt mede onderstreept door de aanmelding van de carnavalscultuur in het netwerk als immaterieel erfgoed door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) in 2024. De regelgeving omtrent de Algemene Periodieke Keuring (APK) heeft als doelstelling om de verkeersveiligheid te vergroten. Zoals aangegeven bij vraag 2, geldt de kentekenplicht niet voor een landbouw- of bosbouwaanhangwagen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/u én welke in gebruik genomen is vóór 1-1-2021. Hiermee zijn er reeds stappen genomen om traditionele voertuigen die voldoen aan deze uitzondering uit te sluiten van de kentekenplicht.
Deelt u de zorg dat de nieuwe regels voor praalwagens een grotere impact hebben op regio’s met kleinere carnavalsverenigingen, zoals in Limburg of Brabant, waar het carnaval een belangrijke culturele traditie is?
Zie antwoord 3.
Heeft u zicht op hoeveel carnavalsverenigingen door de aangescherpte regels niet meer kunnen deelnemen aan carnavalsoptochten?
Er is geen data beschikbaar omtrent welke carnavalsverenigingen welk type voertuig inzetten bij carnavalsoptochten. Daardoor is het niet vast te stellen óf en op hoeveel verenigingen er impact is. Het is de verantwoordelijkheid van de voertuigeigenaar om ervoor te zorgen het voertuig aan de juiste eisen voldoet.
Was er voldoende en tijdige communicatie naar de betrokken carnavalsverenigingen over de aankomende veranderingen in de regelgeving?
Er is geen communicatie uitgestuurd naar specifiek alle carnavalsverenigingen. Wel zijn er openbare mededelingen gedaan inzake het besluitvormingsproces, de implementatietermijn en de impact op belanghebbenden, welke zijn overgenomen door verschillende belangenorganisaties binnen de landbouwsector. Daarnaast zijn er gedurende het gehele traject verschillende gesprekken geweest met branchepartijen, zoals Federatie Historische Automobiel- en Motorfietsclubs (FEHAC), Fabrikanten van Machines en Installaties voor de Bouwindustrie (FMIB) en Cumela. Met de communicatie is er getracht alle informatie zo breed mogelijk te delen. Verder zijn via de Stichting Overlegorgaan Algemene Periodieke Keuring (SO-APK) alle bij de APK betrokken partijen geïnformeerd.
Kunt u bevestigen dat alle relevante partijen op de hoogte waren van de deadline en de kosten die gepaard gaan met de nieuwe regels?
Zie antwoord 6.
Deelt u de zorg dat deze regelgeving traditionele, lokaal verankerde evenementen, zoals carnavalsoptochten, kan schaden? Wat wordt gedaan om dit te voorkomen?
Zie antwoord 3.
Zijn er volgens u alternatieven voor carnavalsverenigingen om praalwagens te behouden zonder dat ze te maken krijgen met extra hoge kosten voor keuringen en aanpassingen? Zo ja, welke opties kunnen worden onderzocht?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, geldt de kentekenplicht niet voor een landbouw- of bosbouwaanhangwagen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/u én welke in gebruik genomen is vóór 1-1-2021. Verder geldt de APK-plicht niet voor land- en bosbouwvoertuigen met een maximumconstructiesnelheid van 40 km/u of minder.
Welke bredere effecten verwacht u van deze regelgeving op andere evenementen in Nederland die gebruik maken van praalwagens (zoals bloemencorso’s of fruitcorso’s) of vergelijkbare voertuigen?
Praalwagens zijn geen aparte voertuigcategorie. Hiermee is de regelgeving onder vraag 2 mede van toepassing op andere evenementen die gebruik maken van de genoemde voertuigencategorieën.
Het weigeren van een Israëlische comedian door theaters in Amsterdam |
|
Ulysse Ellian (VVD), Joost Eerdmans (EénNL), Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU), Claudia van Zanten (BBB) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Boom Chicago cancelt shows van Joods-Israëlische comedian: «Gezien de reacties konden we niet anders»»?1
Het is onverteerbaar dat een culturele instelling zodanige reacties krijgt of zodanig wordt bedreigd dat een voorstelling wordt geannuleerd. Het is zeer te betreuren dat daardoor het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden. Een artiest of kunstenaar is op grond van de vrijheid van meningsuiting vrij om zich zonder politieke of maatschappelijke inmenging te uiten naar eigen inzicht. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van Sponder.
Hoe beoordeelt u dat de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder wordt verwezen naar een «Joodse locatie» en wie spreekt u daar op aan?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren.
Wat zegt het u dat er niet is overlegd met politie of gemeente voordat de shows werden geannuleerd?
Het is onwenselijk dat Boom Chicago niet de weg naar de lokale driehoek heeft gevonden. Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden, maar ik zie ook dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Klopt het dat sindsdien ongeveer vijftien theaters in Amsterdam geweigerd hebben om Sponder een podium te bieden, waarbij veiligheid als reden wordt aangedragen en hoe beoordeelt u dat?
Ik heb begrepen dat er contact is gelegd met een aantal Amsterdamse instellingen. Bij het vinden van een alternatieve locatie op korte termijn spelen verschillende zaken een rol, zoals beschikbaarheid en geschiktheid. Programmeringen staan lang van te voren vast, waardoor ruimte op korte termijn niet in overvloed aanwezig is. Als veiligheid als reden wordt aangedragen is het eens te meer zorgwekkend dat culturele instellingen zich blijkbaar niet vrij voelen om te programmeren en zich zorgen maken over veiligheid van publiek en medewerkers.
Bent u ermee bekend of in deze gevallen telkens het contact met de Amsterdamse driehoek is opgezocht?
Ik heb contact gehad met de wethouder en met Kunsten ’92 over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan gewist dat B&W Amsterdam is aangehaakt en daarmee indirect de lokale driehoek.
Is er inmiddels een oplossing gevonden zodat Sponder alsnog kan optreden?
Er lopen gesprekken om het optreden alsnog mogelijk te maken en samen te kijken wat daarvoor nodig is. Als er een podium is dat op korte termijn ruimte kan maken in de programmering zal OCW contact opnemen met de betreffende burgemeester om te overleggen wat nodig is uit veiligheidsoverwegingen.
Hoe beoordeelt u deze weigeringen, mede in het licht van de afspraken die met de culturele sector zijn gemaakt gedurende de Catshuissessies en meent u dat er in lijn met deze afspraken wordt gehandeld?
Het is belangrijk dat culturele instellingen hun uiterste best doen om artistieke vrijheid te garanderen. Tegelijk is het onverteerbaar dat culturele instellingen wordt bedreigd of geïntimideerd vanwege hun programmering. Dat is een aantasting van het vrije woord en de vrijheid van expressie. Mede op basis van de Catshuissessies verwacht ik een inspanning vanuit de culturele sector om meerstemmigheid in de sector mogelijk te maken. Daar hebben de aanwezigen zich aan verbonden en ik vertrouw daar ook op.
Is er in deze gevallen gehandeld in lijn met de handreiking zoals die is opgesteld door Kunsten’92? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
Nee, er is niet in lijn met deze handreiking gehandeld. Boom Chicago is een commerciële organisatie die niet is aangesloten bij een koepelorganisatie waardoor de handreiking de instelling niet bereikt heeft.
Welke vervolgacties onderneemt u naar aanleiding van deze weigeringen en in het licht van uw antwoorden op bovenstaande vragen?
Ik heb contact gehad met de Amsterdamse wethouder en met Kunsten ’92 waarbij ik mijn zorgen heb geuit over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan vergewist dat er naar wordt gestreefd een podium te vinden voor het geannuleerde optreden. Overigens is de beschikbare tijd daarvoor beperkt omdat dhr. Sponder op dit moment bezig is met een internationale tour.
Daarbij is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
Artiesten en concert-/festivalgangers met een beperking |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Eppo Bruins (CU), Karremans |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het manifest «Artiesten met een beperking aan zet»?1 Zo ja, wat vindt u van de constatering van de initiatiefnemers dat mensen met een beperking nauwelijks te zien zijn op podia?
Wat vindt u van opmerkingen van Nederlandse respondenten in het onderzoek Time to Act als «Again, we definitely look to programme disabled artists, but in The Netherlands it’s not even evident yet that disabled people are able to come to theatre in the first place. We’re definitely not there yet», waaruit blijkt dat er zowel voor bezoekers als artiesten en makers met een beperking nog een wereld te winnen is?2
Trekt u zich deze signalen aan en vindt u dat u ook een verantwoordelijkheid heeft om cultuur en culturele evenementen toegankelijk te maken voor iedereen, inclusief mensen met een beperking?
Deelt u de mening dat Nederland nog niet voldoet aan artikel 30 van het VN Verdrag Handicap, waarin expliciet staat dat mensen met een beperking het recht hebben om in de volle breedte van de samenleving mee te doen en toegang dienen te hebben tot hulp(middelen) om te kunnen deelnemen aan o.a. cultuur en sport, en kunt u toelichten of u van mening bent dat er in de afgelopen jaren genoeg voortgang is geboekt?
Op welke onderdelen uit het manifest ziet u een concrete rol voor u als bewindspersoon?
Op welke manier heeft het programma «Onbeperkt Meedoen!» bijgedragen aan het wegnemen van drempels voor mensen met een beperking, zoals bij het bezoeken van een concert of festival?
Welke wezenlijke veranderingen hebben er plaatsgevonden sinds uw ambtsvoorganger in antwoord op Kamervragen in 2021 erkende dat nog niet alle festivals of evenementen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking?3
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor slechthorende of dove mensen bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u ziet voor uzelf met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor dove of slechthorende mensen bij concerten en de beschikbaarheid van schrijftolken en gebarentolken bij voorstellingen en concerten?
Kunt u aangeven hoeveel gebaren- en schrijftolken er momenteel werkzaam zijn in Nederland, hoeveel mensen momenteel een tolkopleiding volgen en welke concrete maatregelen u neemt om het volgen van een tolkopleiding te stimuleren?
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u voor uzelf ziet met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen?
Wat is de status van de routekaart voor inclusieve festivals die in 2021 werd gepresenteerd en wordt deze overal gebruikt?4
Zijn er richtlijnen voor evenementen over hoe om te gaan met mensen die ondersteuning nodig hebben, vanwege bijvoorbeeld medicatiegebruik, rolstoelgebruik of een audiovisuele beperking, en waar kunnen organisaties in de evenementenbranche aankloppen voor informatie, kennis en ondersteuning?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van het manifest «Artiesten met een beperking aan zet» om festivals en evenementen toegankelijker te maken voor mensen met een beperking en de Kamer hierover te informeren, en kunt u ook op basis van deze gesprekken en de behoeften en mogelijkheden de Kamer informeren over welke rol u ziet om festivals en evenementen te ondersteunen op het gebied van toegankelijkheid voor iedereen?
Anti-emancipatoire beïnvloeding in Nederland |
|
Bente Becker (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Nobel , van Weel , Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amerikaanse christenen proberen Europa hun conservatieve agenda op te dringen, en dat gaat gepaard met veel geld»1 en het artikel «Door de radicaal-rechtse omwenteling krijgt deze Nederlandse lobbyist steeds meer macht op het wereldtoneel»?2
Herkent u de berichtgeving dat buitenlandse lobbyclubs, al dan niet gefinancierd of gemotiveerd door statelijke actoren, de maatschappelijke discussie en het politieke beleid in Nederland proberen te beïnvloeden? Kunt u toelichten wat het beeld vanuit het kabinet is?
Deelt u de mening dat deze pogingen om discriminatoir en haatdragend gedachtegoed te verspreiden zeer onwenselijk zijn? Zo ja, wat onderneemt u om dit tegen te gaan?
Herkent u het beeld uit het artikel in Trouw, waarin geschetst wordt dat er in de laatste zeven jaar zeker voor 58 miljoen dollar aan steun vanuit Amerikaanse «ultraconservatieve organisaties» naar Europa vloeit? Hoeveel steun hiervan vloeit naar Nederland? En hoeveel steun vloeit er uit Rusland en islamitische landen?
Welke inspanningen levert het kabinet momenteel om buitenlandse geldstromen die het Nederlandse politieke en maatschappelijke debat proberen te beïnvloeden in kaart te brengen? Welke rol gaat de voorgestelde Wet transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) hierin spelen?
Bent u bereid om de samenwerking van conservatieve Amerikaanse, Russische en islamitische organisaties om met discriminatoire en haatdragende ideeën Europa te beïnvloeden in Europees verband aan te kaarten?
In de artikelen wordt een verband gelegd tussen lobbyisten en organisaties die mogelijk betrokken waren bij het invoeren van de doodstraf op homoseksualiteit in Oeganda, hier zou ook financiering uit Rusland bij betrokken zijn; zijn deze organisaties ook actief in Nederland?
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen van de leden Becker en De Kort waarin u stelt dat de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) geen juridische grondslag heeft om te onderzoeken of en welke organisaties contact leggen met gemeenten en/of organisaties om het maatschappelijke en politieke debat te beïnvloeden?3 Is hier gezien de toenemende berichtgeving over ongewenste buitenlandse beïnvloeding inmiddels voortgang in gemaakt? Wat is de rol van de ESS nu? Bent u bereid de rol uit te breiden?
Overbodige regels waardoor vrijwilligers voor carnavalsoptochten dreigen af te haken |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat bouwers van carnavalswagens steeds meer worstelen met alle voorwaarden waaraan ze moeten voldoen, waardoor vrijwilligers afhaken en het de vraag is of er in de toekomst überhaupt nog optochten mogelijk zijn?1
Deelt u de mening dat wet- en regelgeving de carnavalcultuur zo min mogelijk in de weg zou moeten zitten, zeker nu het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland vorig jaar bevestigd heeft dat de carnavalcultuur aan de criteria voor immaterieel erfgoed voldoet zoals gesteld in het UNESCO Verdrag inzake de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed?2
Deelt u de mening dat carnavalsoptochten, en de bouw van carnavalswagens daarvoor, een groot maatschappelijk belang hebben, mede omdat het allerlei mensen van jong tot oud bij elkaar brengt?
Deelt u de mening dat vrijwilligers die hun tijd en energie steken in het bouwen van carnavalswagens zo min mogelijk moeten worden geconfronteerd met nutteloze regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven welke omstandigheden volgens u veranderd zijn waardoor het keuren en verzekeren van carnavalswagens nu moeilijker zou zijn dan voorheen?
Hoe is afgelopen jaren omgegaan met de apk-plicht voor zelfrijdende wagens gebouwd rond een onderstel van bijvoorbeeld een oude vrachtwagen of busje? Is hier recent iets in veranderd?
Is het mogelijk om een uitzondering te maken voor de apk-plicht voor zelfrijdende carnavalswagens, waardoor deze aan minder regels hoeven te voldoen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u, bijvoorbeeld samen met het Verbond van Verzekeraars, inzicht geven hoe de ontwikkeling van de hoogte van verzekeringspremies voor carnavalswagens afgelopen jaren is geweest en hoeveel verzekeraars daadwerkelijk aan schade hebben moeten uitkeren?
Bent u bereid in de ondersteuning aan vrijwilligersorganisaties bij de toepassing van wet- en regelgeving die u voor eind van dit jaar heeft aangekondigd in reactie op het onderzoek «Regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen» ook op te nemen hoe vrijwilligers het best kunnen omgaan met plichten zoals rond de keuring en verzekering van carnavalswagens? Zo nee, waarom niet?
Bent u, als bewindspersoon die verantwoordelijk is met het bevorderen van vrijwilligerswerk, bereid zich in te zetten voor minder regelgeving voor de bouwers van carnavalswagens? Zo ja, op welke wijze kunt u aan minder regelgeving voor deze vrijwilligers bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Het weigeren van een Israëlische comedian door theaters in Amsterdam |
|
Ulysse Ellian (VVD), Joost Eerdmans (EénNL), Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU), Claudia van Zanten (BBB) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Boom Chicago cancelt shows van Joods-Israëlische comedian: «Gezien de reacties konden we niet anders»»?1
Het is onverteerbaar dat een culturele instelling zodanige reacties krijgt of zodanig wordt bedreigd dat een voorstelling wordt geannuleerd. Het is zeer te betreuren dat daardoor het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden. Een artiest of kunstenaar is op grond van de vrijheid van meningsuiting vrij om zich zonder politieke of maatschappelijke inmenging te uiten naar eigen inzicht. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van Sponder.
Hoe beoordeelt u dat de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder wordt verwezen naar een «Joodse locatie» en wie spreekt u daar op aan?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren.
Wat zegt het u dat er niet is overlegd met politie of gemeente voordat de shows werden geannuleerd?
Het is onwenselijk dat Boom Chicago niet de weg naar de lokale driehoek heeft gevonden. Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden, maar ik zie ook dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Klopt het dat sindsdien ongeveer vijftien theaters in Amsterdam geweigerd hebben om Sponder een podium te bieden, waarbij veiligheid als reden wordt aangedragen en hoe beoordeelt u dat?
Ik heb begrepen dat er contact is gelegd met een aantal Amsterdamse instellingen. Bij het vinden van een alternatieve locatie op korte termijn spelen verschillende zaken een rol, zoals beschikbaarheid en geschiktheid. Programmeringen staan lang van te voren vast, waardoor ruimte op korte termijn niet in overvloed aanwezig is. Als veiligheid als reden wordt aangedragen is het eens te meer zorgwekkend dat culturele instellingen zich blijkbaar niet vrij voelen om te programmeren en zich zorgen maken over veiligheid van publiek en medewerkers.
Bent u ermee bekend of in deze gevallen telkens het contact met de Amsterdamse driehoek is opgezocht?
Ik heb contact gehad met de wethouder en met Kunsten ’92 over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan gewist dat B&W Amsterdam is aangehaakt en daarmee indirect de lokale driehoek.
Is er inmiddels een oplossing gevonden zodat Sponder alsnog kan optreden?
Er lopen gesprekken om het optreden alsnog mogelijk te maken en samen te kijken wat daarvoor nodig is. Als er een podium is dat op korte termijn ruimte kan maken in de programmering zal OCW contact opnemen met de betreffende burgemeester om te overleggen wat nodig is uit veiligheidsoverwegingen.
Hoe beoordeelt u deze weigeringen, mede in het licht van de afspraken die met de culturele sector zijn gemaakt gedurende de Catshuissessies en meent u dat er in lijn met deze afspraken wordt gehandeld?
Het is belangrijk dat culturele instellingen hun uiterste best doen om artistieke vrijheid te garanderen. Tegelijk is het onverteerbaar dat culturele instellingen wordt bedreigd of geïntimideerd vanwege hun programmering. Dat is een aantasting van het vrije woord en de vrijheid van expressie. Mede op basis van de Catshuissessies verwacht ik een inspanning vanuit de culturele sector om meerstemmigheid in de sector mogelijk te maken. Daar hebben de aanwezigen zich aan verbonden en ik vertrouw daar ook op.
Is er in deze gevallen gehandeld in lijn met de handreiking zoals die is opgesteld door Kunsten’92? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
Nee, er is niet in lijn met deze handreiking gehandeld. Boom Chicago is een commerciële organisatie die niet is aangesloten bij een koepelorganisatie waardoor de handreiking de instelling niet bereikt heeft.
Welke vervolgacties onderneemt u naar aanleiding van deze weigeringen en in het licht van uw antwoorden op bovenstaande vragen?
Ik heb contact gehad met de Amsterdamse wethouder en met Kunsten ’92 waarbij ik mijn zorgen heb geuit over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan vergewist dat er naar wordt gestreefd een podium te vinden voor het geannuleerde optreden. Overigens is de beschikbare tijd daarvoor beperkt omdat dhr. Sponder op dit moment bezig is met een internationale tour.
Daarbij is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
Bent u op de hoogte van het bericht over de afgelasting van de shows van de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder bij Boom Chicago1?
Ja.
Vindt u dat Boom Chicago niet had moeten annuleren bij bedreigingen, maar in plaats daarvan aangifte had moeten doen en had moeten samenwerken met de politie en gemeente om de veiligheid van Joodse artiesten te waarborgen?
Ja. Het is zeer te betreuren dat het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden als gevolg van intimiderende reacties en bedreiging. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van dhr. Sponder. De vrijheid van expressie is essentieel en mag niet onder druk komen te staan. Het is daarom belangrijk dat culturele instellingen goed voorbereid zijn op het moment dat er signalen van verstoring zijn.
Vindt u niet dat het schokkend en antisemitisch is dat deze Joodse artiest door de directeur van Boom Chicago wordt verwezen naar een «Joodse locatie of clublocatie»?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren. Er lopen gesprekken om het optreden van de heer Sponder alsnog mogelijk te maken en wat daarvoor nodig is.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederland een veilige omgeving blijft voor Joodse artiesten, gezien incidenten zoals de afgelasting bij Boom Chicago, de verstoring van het concert van Lenny Kuhr, het weren van Joodse artiesten door Theater De Generator en de annulering van optredens van Yemen Blues, en welke maatregelen neemt u om antisemitische druk en intimidatie in de culturele sector te voorkomen?
Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden. Ik constateer dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Er zijn verder gesprekken gevoerd tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om de toegang tot de lokale driehoek te waarborgen. Daarnaast is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
Het bericht 'Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de vereniging De Hollandsche Molen de noodklok luidt?
Molens zijn onlosmakelijk verbonden met onze Nederlandse identiteit en een prachtig voorbeeld van erfgoed dat veel Nederlanders aanspreekt. De instandhouding hiervan is in het belang van ons allemaal. Vereniging De Hollandsche Molen speelt hierbij als koepelorganisatie voor de molens een belangrijke rol. Ik neem daarom graag kennis van hun observaties.
Heeft u kennisgenomen van de inventarisatie van de vereniging De Hollandsche Molen over het extra geld dat volgens hen nodig is en wat vindt u hiervan?
Ja. Zoals ik in mijn brief over de uitkomsten van de Verkenning financiering monumentenzorg van 20 juni 2024 heb aangegeven is er grote druk op de middelen voor regulier onderhoud in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) en de restauratieregelingen van de provincies.2 Dit merken ook de moleneigenaren.
Op 21 november 2023 is een wijziging van de Sim gepubliceerd waarin het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor molens op basis van loon- en prijsontwikkelingen is verhoogd van € 10.000 naar ongeveer € 12.000 per jaar. Om zoveel mogelijk eigenaren subsidie te kunnen verstrekken is daarnaast het subsidiepercentage in de Sim verlaagd van 60% naar 50% voor eigenaren van gebouwde en groene rijksmonumenten. Omdat het subsidiepercentage voor molens is gekoppeld aan het absolute maximumbedrag van € 12.000 leidt deze verlaging voor molens tot een relatief grotere daling van het maximale subsidiebedrag dan bij de andere categorieën rijksmonumenten waar de subsidiabele kosten worden bepaald op basis van een percentage van de herbouwwaarde van maximaal 0,5 procent per jaar. De herbouwwaarde ontwikkelt zich immers mee met het niveau van lonen en prijzen.
Reden om de subsidie aan moleneigenaren op andere wijze te bepalen, is dat 0,5 procent herbouwwaarde te weinig zou zijn om molens te kunnen onderhouden vanwege de snellere slijtage van bewegende delen. Deze gehanteerde methodiek brengt ook mee dat voor geen enkele andere monumentencategorie in de Sim de zekerheid op subsidie zo groot is als bij molens. Uit de gegevens van de RCE blijkt dat nagenoeg alle eigenaren van de 1.148 rijksmonumentale molens afgelopen jaren Sim-subsidie hebben ontvangen.
Wat betreft de opgave voor groot onderhoud en restauratie is vorig jaar als onderdeel van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg de restauratieopgave voor niet-woonhuisrijksmonumenten in beeld gebracht.3 Uit dit onderzoek volgt dat er om de restauratieachterstand terug te brengen naar de doelstelling van maximaal 10 procent rijksmonumenten in matige of slechte onderhoudsstaat er € 1,22 miljard nodig is. Uit het onderzoek komt naar voren dat ook rijksmonumentale molens een substantieel onderdeel uitmaken van deze opgave.
Ik heb toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de verdere stappen die ik wil zetten met betrekking tot de financieringsproblematiek van (grote) monumenten. Daarbinnen heeft ook de problematiek van de molens mijn aandacht.
Is bekend hoeveel van de 1.200 molens in Nederland inmiddels een zogenaamde «grote renovatie» nodig heeft?
Vereniging De Hollandsche Molen geeft aan dat molens eens in de 10–15 jaar groot onderhoud nodig hebben. De restauratiecyclus bedraagt gemiddeld één keer per 30 jaar. Deze cycli zijn voor molens korter dan bij andere rijksmonumenten, omdat er sneller slijtage plaatsvindt door bewegende onderdelen. Elk jaar hebben er dus zo’n 80 tot 120 molens groot onderhoud of restauratie nodig. Volgens De Hollandsche Molen blijft dat aantal over de jaren heen stabiel.
Is bekend of het aantal molens dat een grote renovatie nodig heeft de afgelopen 5 jaar is gestegen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kunt u betekenen voor alle vrijwilligers die helpen bij het in stand houden van molens?
Een belangrijk onderdeel van de instandhoudingsopgave van molens is het inwerking houden van de molen. Daarvoor is van belang dat vrijwilligers een opleiding kunnen volgen tot molenaar. De overheid ondersteunt het Gilde van Molenaars dan ook financieel en geeft subsidie voor de opleidingen en het examineren van de molenaars. Het is positief te constateren dat de interesse voor het molenaarsambacht in de lift zit. Op 1 februari jl. heeft een recordaantal van 110 nieuwe molenaars hun getuigschrift in ontvangst mogen nemen.
Daarnaast heeft Nederland in januari 2024 het Verdrag van Faro ondertekend. Kern van het verdrag is de maatschappelijke, verbindende waarde van cultureel erfgoed.
Als onderdeel van de concrete invulling van dit verdrag ondersteun ik de inzet van erfgoedparticipatiecoaches. Zij bieden coaching rondom verschillende knelpunten die erfgoedvrijwilligers, vrijwillige besturen of burgerinitiatieven ervaren. Hier kunnen ook vrijwilligers die helpen molens in stand te houden gebruik van maken. Deze coaches werken vanuit de twaalf provinciale erfgoedhuizen.
Zijn er afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over het verstrekken van aanvullende subsidies om molens te onderhouden en hierdoor te behouden?
Ja. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 verloopt de verdeling van de restauratiesubsidies voor niet-woonhuisrijksmonumenten, waaronder molens, via de provincies. OCW heeft hiervoor structureel € 20 miljoen in het Provinciefonds gestort. De afspraak die met de provincies is gemaakt, is dat zij dit bedrag matchen. Provincies bepalen zelf op basis van welke criteria zij de middelen verdelen en welke percentages ze hierbij hanteren.
Herkent u het probleem dat molens ook bedreigd worden omdat oprukkende bebouwing en hoge bomen steeds meer wind wegnemen?
Ja, deze problematiek herken ik. Ook gemeenten, provincies en waterschappen zijn hiermee bekend. Gemeenten hebben de opdracht om in het omgevingsplan rekening te houden met het cultureel erfgoed in hun gemeente en daarmee ook met de windvang en watertoevoer van de molen (de molenbiotoop). Sommige provincies hebben regels voor de molenbiotoop in hun provinciale verordening opgenomen. De RCE heeft in samenwerking met het erfgoedveld voorbeeldregels over het functioneren van de molen (draaien en malen) beschikbaar voor gemeenten.4 De RCE brengt het onderwerp ook geregeld bij gemeenten, provincies en waterschappen onder de aandacht. In de belangenafweging kunnen gemeenten en provincies anders besluiten. Via IPO en VNG zal ik deze problematiek nogmaals onder de aandacht brengen.
Denkt u dat dit probleem voldoende bekend is bij gemeenten en provincies? Zo nee, kunt u dit onder de aandacht brengen van gemeenten en provincies?
Zie antwoord vraag 8.
Praalwagens |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuwsbericht van L1 «Praalwagens naar de sloop door aangescherpte regels voor optochten?» van dinsdag 14 januari 2025?1
Ja.
Bent u bekend met de zorgen van carnavalsverenigingen over de nieuwe (veiligheids)regels voor praalwagens? Zo ja, hoe beoordeelt u deze zorgen en kunt u aangeven welke consequenties deze nieuwe regels hebben voor de carnavalsverenigingen?
Praalwagens vormen geen aparte voertuigcategorie, maar vallen onder verschillende bestaande voertuigcategorieën met elk (deels) andere regels. Voor zover dit in het artikel wordt benoemd, lijken de zorgen over de nieuwe regelgeving te gaan over de Algemene Periodieke Keuring (APK)-, registratie- en kentekenplicht voor landbouw- of bosbouwvoertuigen en mobiele machines. Deze regelgeving is reeds ingegaan per 1 januari 2021. Volgens deze regelgeving moeten sinds 1 januari 2022 alle landbouw- of bosbouwtrekkers en bepaalde motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines en getrokken voertuigen, een eigen kentekenbewijs hebben.
De enige wijziging die per 1 januari 2025 is ingegaan met betrekking tot bovenstaande regeling, is dat de kentekenplaatplicht is ingegaan voor de voertuigen die al een kentekenbewijs hebben sinds 1 januari 2022. Verder moeten land- en bosbouwvoertuigen met een datum van eerste toelating na 1 januari 2021 na vier jaar voor het eerst een APK ondergaan. Deze regels vloeien voort uit een Europese richtlijn (2014/45/EU) en zijn onder andere gemaakt om de verkeersveiligheid te verbeteren.
Er zijn echter uitzonderingen.
Voertuigen die zelf gebouwd worden, dienen een individuele goedkeuring te verkrijgen voor toegang tot de openbare weg. Dit is een bestaande procedure. Praalwagens die voorzien zijn van een motor (zelfbouw/rijdend) zijn voor de regelgeving al motorrijtuigen en zijn bovendien geen landbouw- of bosbouwtrekker of mobiele machine. Deze moeten voldoen aan de eisen gesteld in de Wegenverkeerswet 1994. Aan deze eisen en regelgeving is de afgelopen jaren niets gewijzigd.
Er wordt in het nieuwsartikel verder gesproken over een verzekeringsplicht. Motorrijtuigen moeten verzekerd zijn op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verzekeringsplicht geldt sinds 1965, met als doel om derden (waaronder toeschouwers) te beschermen. Voor aanhangers geldt geen aparte verzekeringsplicht; aanhangers die zijn gekoppeld aan een motorrijtuig, vallen onder de verzekering van het trekkende motorrijtuig. Het hangt van de verzekeringsovereenkomst af welke voorwaarden gelden. Hierbij is het mogelijk om, zoals in het nieuwsbericht al wordt genoemd, een collectieve verzekering af te sluiten.
Deelt u de mening dat het zonde is dat traditionele wagens, vaak met historisch en cultureel erfgoed, nu naar de sloop verdwijnen vanwege de hoge kosten om te voldoen aan de nieuwe regels? Zo ja, welke stappen wilt u ondernemen om dit te voorkomen?
Carnaval is een belangrijk onderdeel van de culturele traditie voor een deel van de Nederlandse bevolking, net zoals bijvoorbeeld bloemencorso’s onderdeel uitmaken van de plaatselijke tradities in andere delen van Nederland. Dit wordt mede onderstreept door de aanmelding van de carnavalscultuur in het netwerk als immaterieel erfgoed door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) in 2024. De regelgeving omtrent de Algemene Periodieke Keuring (APK) heeft als doelstelling om de verkeersveiligheid te vergroten. Zoals aangegeven bij vraag 2, geldt de kentekenplicht niet voor een landbouw- of bosbouwaanhangwagen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/u én welke in gebruik genomen is vóór 1-1-2021. Hiermee zijn er reeds stappen genomen om traditionele voertuigen die voldoen aan deze uitzondering uit te sluiten van de kentekenplicht.
Deelt u de zorg dat de nieuwe regels voor praalwagens een grotere impact hebben op regio’s met kleinere carnavalsverenigingen, zoals in Limburg of Brabant, waar het carnaval een belangrijke culturele traditie is?
Zie antwoord 3.
Heeft u zicht op hoeveel carnavalsverenigingen door de aangescherpte regels niet meer kunnen deelnemen aan carnavalsoptochten?
Er is geen data beschikbaar omtrent welke carnavalsverenigingen welk type voertuig inzetten bij carnavalsoptochten. Daardoor is het niet vast te stellen óf en op hoeveel verenigingen er impact is. Het is de verantwoordelijkheid van de voertuigeigenaar om ervoor te zorgen het voertuig aan de juiste eisen voldoet.
Was er voldoende en tijdige communicatie naar de betrokken carnavalsverenigingen over de aankomende veranderingen in de regelgeving?
Er is geen communicatie uitgestuurd naar specifiek alle carnavalsverenigingen. Wel zijn er openbare mededelingen gedaan inzake het besluitvormingsproces, de implementatietermijn en de impact op belanghebbenden, welke zijn overgenomen door verschillende belangenorganisaties binnen de landbouwsector. Daarnaast zijn er gedurende het gehele traject verschillende gesprekken geweest met branchepartijen, zoals Federatie Historische Automobiel- en Motorfietsclubs (FEHAC), Fabrikanten van Machines en Installaties voor de Bouwindustrie (FMIB) en Cumela. Met de communicatie is er getracht alle informatie zo breed mogelijk te delen. Verder zijn via de Stichting Overlegorgaan Algemene Periodieke Keuring (SO-APK) alle bij de APK betrokken partijen geïnformeerd.
Kunt u bevestigen dat alle relevante partijen op de hoogte waren van de deadline en de kosten die gepaard gaan met de nieuwe regels?
Zie antwoord 6.
Deelt u de zorg dat deze regelgeving traditionele, lokaal verankerde evenementen, zoals carnavalsoptochten, kan schaden? Wat wordt gedaan om dit te voorkomen?
Zie antwoord 3.
Zijn er volgens u alternatieven voor carnavalsverenigingen om praalwagens te behouden zonder dat ze te maken krijgen met extra hoge kosten voor keuringen en aanpassingen? Zo ja, welke opties kunnen worden onderzocht?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, geldt de kentekenplicht niet voor een landbouw- of bosbouwaanhangwagen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/u én welke in gebruik genomen is vóór 1-1-2021. Verder geldt de APK-plicht niet voor land- en bosbouwvoertuigen met een maximumconstructiesnelheid van 40 km/u of minder.
Welke bredere effecten verwacht u van deze regelgeving op andere evenementen in Nederland die gebruik maken van praalwagens (zoals bloemencorso’s of fruitcorso’s) of vergelijkbare voertuigen?
Praalwagens zijn geen aparte voertuigcategorie. Hiermee is de regelgeving onder vraag 2 mede van toepassing op andere evenementen die gebruik maken van de genoemde voertuigencategorieën.
Bent u bekend met de Kamerbreed aangenomen motie van de leden Van der Wal en Mohandis over binnen de bestaande budgettaire kaders van de ministeries van OCW, BZK, VWS en Defensie een oplossing vinden voor het voortzetten van de garantieregeling voor bevrijdingsfestivals (t.v.v. 36 600 VIII, nr. 25)? Zo ja, wat is de huidige stand van zaken rond de gesprekken over de organisatie van Bevrijdingsfestivals voor 2025?
Lukt het, met de viering van de tachtigste verjaardag van de bevrijding in het achterhoofd, om de gebruikelijke festivals in veertien steden te organiseren en hiervoor een garantieregeling te organiseren? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat juist op dit moment, met het oog op de tachtigste verjaardag van de bevrijding, een gezamenlijke bijdrage aan een garantieregeling van significante betekenis is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het belangrijk is om de festivals tijdig duidelijkheid te geven over een eventuele garantieregeling voor 2025? Zo ja, kunt u de eerdere schriftelijke vragen van de leden Mohandis en Slagt-Tichelman, onderliggende vragen en de wijze van uitvoering van de motie Van der Wal en Mohandis voor het kerstreces beantwoorden?
Het bericht dat de cultuursector een kaalslag vreest |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht1 dat uit onderzoek dat in opdracht van onder meer het Cultuurfonds en Kunsten ’92 is uitgevoerd blijkt dat de cultuursector zwaar zal worden geraakt door de voorgenomen bezuinigingen? Zo ja, bent u het met de directeur van het Cultuurfonds eens dat gesproken kan worden van een kaalslag? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het bericht en het onderzoek dat is uitgevoerd. Ik realiseer mij goed dat de keuzes van het kabinet impact zullen hebben op de cultuursector.
Wat vindt u van de uitkomsten van dit onderzoek? Heeft u zelf onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijke gevolgen van uw voorgenomen bezuinigingen en btw-verhoging op kunst en cultuur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, komen uw bevindingen overheen met deze onderzoeksuitkomsten?
Ik vind het een overzichtelijk rapport, waarin ook de waarde van de sector voor Nederland goed wordt beschreven. De keuze voor het afschaffen van het verlaagde btw-tarief op culturele producten en diensten, waar overigens ook sport onder valt, is onder andere gemaakt op basis van de evaluatie van de verlaagde btw-tarieven. Hieruit volgde dat het verlaagd btw-tarief over het algemeen deels doeltreffend, maar geen doelmatig instrument is om de beoogde doelen te bereiken. Voor de voorgenomen btw-verhoging is verder geen specifieke impactanalyse verricht.
Onderschrijft u het levensgrote gevaar van een negatief domino-effect waardoor alle inkomstenbronnen van de cultuursector geraakt zullen worden, oplopend tot 200 tot 250 miljoen minder inkomsten per jaar, veroorzaakt door minder private inkomsten uit kaartverkoop (door de voorgenomen btw-verhoging), de te verwachten teruglopende gemeentesubsidies en de lagere afdrachten uit goededoelenloterijen? Zo nee, waarom niet? Denkt u ook niet dat deze maatregelen de culturele instellingen in de regio extra hard zullen raken en dat cultuur minder of zelfs niet toegankelijk worden voor lagere en middeninkomens? Zo nee, waarom niet?
De culturele sector heeft een uitgesproken heterogeen karakter. De afzonderlijke deelsectoren en disciplines kunnen niet over één kam worden geschoren, er zijn grote verschillen in kostenstructuren en verdienpotentieel van de verschillende sectoren, disciplines, regio’s en ondernemers. Ik ben mij ervan bewust dat een deel van de sector inderdaad te maken kan krijgen met een stapeling van verschillende maatregelen en dat dit van invloed kan zijn op de toegankelijkheid en spreiding van culturele activiteiten. Daar staat tegenover dat het kabinet een aantal maatregelen heeft uitgewerkt op het gebied van bestaanszekerheid en ten behoeve van de koopkracht van huishoudens en het ondernemersklimaat. Ook is er voor de periode 2025–2028, in vergelijking met het budget waarmee de vorige periode is gestart, structureel € 152,4 miljoen per jaar meer beschikbaar voor de culturele basisinfrastructuur, inclusief fondsen.
Klopt het dat uw voorgenomen maatregelen deels zijn gebaseerd op verouderde cijfers over de veronderstelde prijselasticiteit in de cultuursector? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om de aan de kabinetsvoornemens ten grondslag liggende feiten en cijfers onafhankelijk te laten valideren? Zo nee, waarom niet?
De keuzes die het kabinet heeft gemaakt met betrekking tot het verlaagde btw-tarief zijn gebaseerd op het eerdergenoemde onderzoek, het streven naar fiscale vereenvoudiging en de ambtelijke verkenning naar de fiscale regelingen. Het budgettaire belang van het verlaagde btw-tarief op culturele producten en diensten is gebaseerd op cijfers van het CBS en bijgesteld sinds het Hoofdlijnenakkoord. Daarnaast is de raming voor het afschaffen van het verlaagde btw-tarief reeds gecertificeerd door het Centraal Planbureau.
Welke gevolgen verwacht u van de voorgenomen kabinetsmaatregelen ten aanzien van de uitvoering van de gewenste uitgangspunten van fair pay? Deelt u de mening dat de voorgenomen kabinetsmaatregelen er niet toe mogen leiden dat kunstenaars en makers terugvallen in hun inkomen?
Culturele instellingen die vanuit de basisinfrastructuur (bis) subsidie van de Rijksoverheid ontvangen, zijn vanaf 2025 verplicht tot eerlijke betaling (fair pay). Voor deze instellingen geldt dat zij zich per 1 januari 2025 moeten verbinden aan collectieve tariefafspraken. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aansluiten bij een CAO of honoreringsrichtlijn. De fair practice code is een code die is opgesteld voor en door het culturele veld. Ik zie het als de verantwoordelijkheid van het veld om zich tot deze code te verhouden. Het onderschrijven van de fair practice code is een voorwaarde voor subsidiëring door de Rijksoverheid; daarmee wordt en blijft «fair pay» de norm.
Welke gevolgen verwacht u van de voorgenomen kabinetsmaatregelen voor het lokale culturele leven? Deelt u de vrees dat gemeenten en provincies niet in staat zullen zijn om bijvoorbeeld de lokale muziekscholen, culturele verenigingen, theaters en regionale professionele gezelschappen adequaat te ondersteunen en dat dus een substantieel aantal cultuuruitingen zal ophouden te bestaan? Zo nee, waarom niet?
Allereerst over gemeentefinanciën in het algemeen. Gemeenten en provincies hebben zorgen over hun financiën, en hoe zij met het geld dat zij vanuit het Rijk krijgen hun taken goed kunnen uitvoeren. Daar ben ik me van bewust. In 2026 is er inderdaad minder geld beschikbaar dan in 2025. Dit komt doordat het extra budget in 2022 tot en met 2025 voor een groot deel incidenteel is. Daarbij merk ik echter ook op dat dit budget historisch hoog was. De middelen die gemeenten ontvangen uit het gemeentefonds zijn bestedingsvrij. Gemeenten en provincies voeren hun eigen beleid op cultuur en bepalen daarin hun eigen prioriteiten. Het is dan ook niet aan mij om iets te zeggen over hoeveel budget gemeenten aan cultuur kunnen of moeten uitgeven. Overigens zie ik dat gemeenten en provincies de zorg voor cultuur heel serieus nemen. Ik vind het belangrijk dat we ook vertrouwen hebben in de keuzes die zij maken. Daarnaast ben ik gesprek met IPO en VNG over het maken van bestuurlijke afspraken over cultuurbeoefening, zodat we ons als overheden gezamenlijk kunnen blijven inzetten voor een gezonde infrastructuur en toegankelijkheid door het land. Onderwijs in muziek, dans, drama, beeldende vorming aan personen jonger dan 21 jaar is overigens vrijgesteld van btw; op deze activiteiten heeft het afschaffen van het verlaagde btw-tarief dus geen invloed.
Waarom is niet eerder een degelijke impactanalyse gemaakt van de voorgenomen btw-verhoging? Bent u bereid om deze analyse alsnog uit te voeren voor cultuurgoederen? Zo nee, waarom niet?
Het vorige kabinet heeft naar aanleiding van het rapport over fiscale regelingen een ambtelijke verkenning laten uitvoeren. De verkenning is op 15 september 2023 met uw Kamer gedeeld. In deze verkenning is een globale inschatting gemaakt van de effecten van de btw-verhoging. Het kabinet heeft geen noodzaak gezien om verder onderzoek te doen naar de impact op deze sector. De btw-maatregelen worden in 2028 geëvalueerd. Hierin zal gekeken worden naar de mate waarin de verhoging wordt doorberekend aan consumenten en daarmee het effect op de vraag. Tot slot zal er na invoering een eerste analyse gedaan worden van de korte termijn impact van de btw-maatregelen.
Bent u bereid om in overleg te treden met vertegenwoordigers van de kunst- en cultuursector om te bezien hoe de te vrezen teruggang van 9 tot 12 procent kan worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben altijd bereid in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de kunst- en cultuursector. Onlangs heb ik bijvoorbeeld al kennis gemaakt met Kunsten ’92 en ben ik in gesprek met cultuurwethouders. Ook heeft een vertegenwoordiging van de culturele en creatieve sector over de verhoging van het btw-tarief gesproken met de Staatssecretaris van Financiën. Mijn beleid blijft erop gericht te zorgen voor een hoogwaardig cultureel aanbod in heel Nederland. Dat doe ik onder andere middels het financieren van de culturele basisinfrastructuur (BIS) en de Rijkscultuurfondsen. Tegelijk moeten we beseffen dat het kabinet keuzes moet maken in wat het kan en wil doen, binnen de financiële mogelijkheden die er zijn. Ik besef mij dat dit invloed kan hebben op het culturele aanbod in Nederland en dat er soms moeilijke keuzes gemaakt moeten worden door instellingen, waarbij de conclusie ook kan zijn dat een activiteit niet meer haalbaar is.
Bent u bereid om de voorgenomen kabinetsvoornemens zoals bijvoorbeeld inzake de btw-verhoging op cultuurgoederen te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het intrekken van het verlaagde btw-tarief op culturele producten en diensten is een keuze van het kabinet en deze wordt altijd integraal bezien. Ik ben blij dat het kabinet heeft besloten de voorgenomen versobering van de giftenaftrek te heroverwegen. Dat betekent dat particuliere giften aan culturele organisaties kunnen blijven worden afgetrokken. Daarnaast wil ik samen met mijn collega’s onderzoeken of er nog andere manieren zijn om het geven aan, in dit geval, cultuur te stimuleren. De uitkomsten van het onderzoek naar de giftenaftrek bieden hiervoor kansen.
Een brand op een balkon waar een lhbti+ vlag hing |
|
Ines Kostić (PvdD), Songül Mutluer (PvdA) |
|
van Weel , Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het akelig gebeuren in Breda waar, waarschijnlijk door brandstichting, een brand uitbrak op een balkon waar een lhbti+ vlag hing en waarbij het appartement volledig uitbrandde?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de brandstichting volgens politie mogelijk te maken had met de regenboogvlag?
Het is zorgwekkend en boosmakend wanneer een voorwerp zoals een regenboogvlag object van haat wordt. Voor mij staat de regenboogvlag in de eerste plaats voor het idee dat iedereen openlijk moet kunnen houden van wie die wil houden en daar ook in vrijheid uiting aan moet kunnen geven, zonder bang te hoeven zijn voor geweld, vandalisme, discriminatie of andere negatieve of hatelijke uitingen. Wel moet ik hierbij de kanttekening plaatsen dat het onderzoek nog loopt en het voorbarig is om nu al conclusies te trekken uit dit specifieke incident.
Deelt u de mening dat een ieder mag zijn wie hij/zij/die wil zijn en dat als iemand ervoor kiest om een regenboogvlag op te hangen, dat moet kunnen zonder gevaar?
Ja, die mening deel ik. Het is van groot belang dat iedereen in Nederland, dus ook lhbtiq+ personen, zich veilig en geaccepteerd voelen. Iedereen moet kunnen zijn wie die wil zijn en iedereen moet op een veilige manier kunnen deelnemen aan onze samenleving. Het ophangen van een regenboogvlag is een vrijheid waar niet aan getornd mag worden.
Welke nazorg is geboden aan het betreffende slachtoffer van dit misdrijf?
Na de brandstichting hebben zowel de wethouder als de burgemeester van gemeente Breda een gesprek gevoerd met het slachtoffer om de situatie te bespreken en ondersteuning te bieden. Ook COC Tilburg-Breda e.o. staat in nauw contact met het slachtoffer en onderhoudt regelmatig overleg. Verder worden slachtoffers van strafbare feiten bij het doen van aangifte gewezen op ondersteuning door Slachtofferhulp Nederland. Vanwege de privacy en de veiligheid van het slachtoffer doe ik geen verdere uitspraken over deze specifieke zaak.
Welke acties worden thans genomen om dit soort haatmisdrijven, die aan het toenemen zijn, richting lhbti+ personen te voorkomen?
Acties vinden op allerlei niveaus plaats. Maatschappelijke organisaties, zoals het COC en andere aan de lhbtiq+ gemeenschap gelieerde organisaties, spelen daarbij een belangrijke rol. De overheid ondersteunt hen bijvoorbeeld via strategische partnerschappen. Zo werken ze aan maatschappelijke acceptatie, gelijke behandeling en veiligheid van lhbtiq+ personen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkt vanuit haar portefeuille aan het bevorderen van veiligheid en acceptatie van lhbtiq+ personen. Dit gebeurt onder andere door in te zetten op burgerschapsonderwijs. Scholen moeten via burgerschapsvorming aandacht besteden aan het bijbrengen van kennis van en respect voor verschillen, onder meer voor seksuele diversiteit. Het Expertisepunt Burgerschap biedt handvatten en informatie voor scholen over hoe zij hun burgerschapsopdracht en onderwijs vorm kunnen geven.
Daarnaast steunt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Stichting School en Veiligheid (SSV), een organisatie die zich inzet voor een sociaal veilig schoolklimaat. Dat doen ze onder andere door het geven van actuele informatie en deskundig advies aan scholen via hun website, trainingen, conferenties en een adviespunt.
Verder biedt COC Nederland ondersteuning aan scholen door bijvoorbeeld het faciliteren van Gender & Sexuality Alliances (GSA’s), het organiseren van Paarse Vrijdag en het opbouwen van een docentennetwerk. Ook laat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een onderzoek uitvoeren naar de dalende acceptatie van lhbtiq+ personen in Nederland.
Maakt u zich ook zorgen over de toename van discriminatie en geweld tegen lhbti+ personen, ook nu niet alle gemeenten en provincies regenbooggemeenten zijn en lang niet alle gemeenten en provincies hier beleid op maken?
Ja, ik maak me zorgen en vind het feit dat er nog steeds zoveel discriminatie van en geweld tegen lhbtiq+ personen plaatsvindt onacceptabel.
Op dit moment zijn er 55 gemeenten die meedoen aan het programma regenboogsteden, en het worden er steeds meer. Dat is een positieve ontwikkeling. Maar belangrijker is dat er in heel Nederland beleid is dat erop gericht is dat iedereen veilig kan zijn, ongeacht wie je bent of van wie je houdt.
Wat gaat u de komende tijd doen om alle gemeenten en provincies te verleiden en ertoe te bewegen om acties te ondernemen voor de veiligheid van lhbti+ personen en daar beleid op te maken? Wat gaat u doen als ze dat weigeren of daar niet toe in staat zijn?
Laat mij beginnen te stellen, dat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik de 55 gemeenten in het programma Regenboogsteden steunen. De Regenboogsteden zetten zich in voor het verbeteren van de sociale acceptatie en veiligheid van lhbtiq+ personen. Zij ontvangen hiervoor een financiële bijdrage, en worden daarnaast ook inhoudelijk geadviseerd door kennisinstituut Movisie.
Daarnaast zijn er nog veel meer gemeenten die zelfstandig lhbtiq+ beleid ontwikkelen en zich tot Regenbooggemeente hebben uitgeroepen. De uitwisseling van kennis en de verbinding tussen de Regenboogsteden en de zelfstandige gemeenten worden gefaciliteerd door Movisie. In totaal komen we daarmee in Nederland op meer dan 100 steden die actief bezig zijn met acceptatie en veiligheid van lhbtiq+ personen.
Alle gemeenten kunnen gebruik maken van de vrij toegankelijke handreikingen op de website van Movisie voor het maken van lhbtiq+ beleid op gemeentelijk niveau.
Ik juich toe dat gemeenten zich inzetten voor lhbtiq+ personen, ofwel via het programma Regenboogsteden, dan wel als zelfstandige regenbooggemeente. Het is uiteindelijk aan gemeenten zelf om een Regenboogstad te worden.
Welke aanvullende acties gaat u de komende tijd zelf ondernemen om de veiligheid van lhbti+ personen te waarborgen, zowel preventief als repressief? Meer specifiek, welke investeringen gaat u doen in het onderwijs, juist nu blijkt dat de acceptatie van lhbti+ personen onder jongeren aan het afnemen is?
Uit de GGD Jeugdmonitor blijkt dat in een aantal regio’s in Nederland minder jongeren hebben gezegd dat ze homoseksualiteit normaal vinden dan in voorgaande jaren. Het is belangrijk om te melden dat het om een enkele vraag ging in een deel van de GGD regio’s, en dat dit dus geen uitgebreid onderzoek naar acceptatie van lhbtiq+ personen is geweest, en ook niet representatief is voor heel Nederland.
Dat gezegd hebbende is het duidelijk dat er nog steeds te veel incidenten plaatsvinden richting lhbtiq+ personen in Nederland. Vanaf dit najaar zal ik daarom samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een vervolginzet vormgeven, gericht op het bevorderen van de veiligheid van de lhbtiq+ gemeenschap. Het is van belang om daarbij naar oorzaken van gedrag te kijken, zodat het ongewenste gedrag bij de wortel aangepakt kan worden. Naar deze zaken gaat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dan ook onderzoek doen, in samenspraak met het COC. De onderzoeksopdracht wordt dit najaar door de Staatssecretaris uitgezet. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht voor de zomer van 2025. Daarnaast gebeurt er al veel in het kader van het onderwijs. Zo wordt er hard gewerkt om het Wetsvoorstel Vrij en Veilig Onderwijs uiterlijk 2025 bij uw Kamer in te dienen. Dit wetsvoorstel stelt verschillende maatregelen om de veiligheid op scholen te verbeteren. Ook is de wegwijzerwebsite www.jouwveiligeschool.nl opgericht, waarop scholen informatie kunnen vinden om de sociale veiligheid van leerlingen te bevorderen. Verder ondersteunt het kabinet verschillende organisaties, zoals SSV en COC, waarbij scholen terecht kunnen voor ondersteuning en advies op het gebied van sociale veiligheid en acceptatie van lhbtiq+ leerlingen.
Voor de repressieve kant verwijs ik naar het initiatiefwetsvoorstel discriminatoir aspect als strafverzwaringsgrond (35 709) dat bij de Tweede Kamer aanhangig is. De initiatiefnemers hebben beoogd de wettelijke strafverzwaringsgrond die in dat voorstel van toepassing zal zijn bij strafbare feiten met een discriminatie-aspect, nauw te laten aansluiten bij het discriminatie-aspect dat in het huidige strafvorderingsbeleid van het openbaar ministerie aanleiding geeft om een hogere straf te eisen.
Wanneer verschijnt het nieuwe actieplan tegen geweld tegen lhbti+ personen?
De evaluatie van het Actieplan Veiligheid LHBTI 2019–2022 is op 14 mei 2024 aan de Kamer aangeboden. Een van de kritiekpunten uit de evaluatie was dat de samenhang in dat actieplan ontbrak. Dat nemen we ter harte. Daarom hechten de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik aan een zorgvuldig proces. Dit najaar wordt een project gestart dat moet resulteren in een vervolgaanpak. Wij verwachten uw Kamer daar komend voorjaar verder over te kunnen informeren.
Bent u voornemens om de afspraken uit het Regenboog Stembusakkoord 2023 over de aanpak van discriminatie en geweld tegen de regenbooggemeenschap uit te voeren, waaronder een toename van 4 naar 40 discriminatierechercheurs, meer tijd en geld voor de roze in blauw- politieteams, verplichte aanpak van discriminatie op de politieacademie en meer tijd, beleid en capaciteit voor de aanpak van online discriminatie? Zo ja, op welke wijze en wanneer?
In het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma heeft het kabinet aangekondigd dat er maatregelen worden genomen tegen geweld gericht tegen lhbtiq+-personen. Zoals reeds aangegeven in mijn antwoord op vraag 8 zal ik samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vanaf dit najaar aan een vervolginzet vormgeven. Ten aanzien van online discriminatie zal door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dit najaar een plan van aanpak aan uw Kamer toegestuurd worden.
Ten aanzien van de discriminatierechercheurs, de roze in blauw- politieteams en de verplichte aanpak van discriminatie op de politieacademie kan ik uw Kamer het volgende meegeven. Momenteel worden stappen gezet om het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie-Politie (ECAD-P) structureel in te bedden in de politieorganisatie. In het regeerakkoord staat dat het kabinet het ECAD-P structureel zal gaan financieren. Met dit besluit wordt ruimte gemaakt voor verdere besluitvorming over de toekomstige vormgeving van deze werkwijze en inrichting van het ECAD-P binnen de politie. Ik zal uw Kamer hierover informeren in het tweede halfjaarbericht politie 2024. Roze in blauw netwerk is onderdeel van het Netwerk Divers Vakmanschap (NDV). Voor alle teams binnen het NDV van de politie is een korpsregeling vastgesteld; hierin staat beschreven hoeveel diensttijd de NDV-leden kunnen inzetten voor hun werkzaamheden van het NDV. Voor wat betreft de politieacademie: de aanpak van discriminatie en racisme is een standaard onderdeel van het curriculum op de politieopleiding.
Op welke wijze geeft u uitvoering aan de motie van de leden Mutluer en Westerveld over nader onderzoek doen naar intersectionele vormen van discriminatie en oplossingsrichtingen?2
In 2021 zijn in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kennistafels georganiseerd over hoe een intersectionele benadering de preventieve aanpak van racisme en discriminatie kan versterken. De inzichten gaven aanleiding om verder te verkennen hoe intersectioneel denken en werken kan worden versterkt bij Rijksambtenaren in het domein van de discriminatie en racisme aanpak. In opdracht van de voormalig Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid is door Expertisecentrum Diversiteitsbeleid (ECHO) de Pilot intersectionele blik in de discriminatie aanpak ontwikkeld en uitgevoerd.
Op het gebied van emancipatie is de inzet om te kijken naar groepen van mensen die op verschillende assen kunnen afwijken van de geldende norm. Zo hebben de Emancipatiemonitor en Lhbtiq+-monitor expliciet aandacht voor vrouwen en lhbtiq+ personen met- en zonder beperking. Ook voor de monitor over representatie in de media streeft het kabinet ernaar om meerdere achtergrondkenmerken in kaart te brengen. De eerstvolgende editie van de monitor, die begin november 2024 uitkomt, kijkt naar de representatie van vrouwen en personen met een beperking. Bij volgende edities kunnen ook de andere achtergrondkenmerken worden toegevoegd.
Op deze manier is er aandacht voor de raakvlakken van discriminatiegronden. De Alliantie Verandering van Binnenuit richt zich op lhbtiq+ personen en personen met een migratieachtergrond, die zowel vanwege hun gender, hun migratieachtergrond en/of hun godsdienst gediscrimineerd worden.
Er is ook een financiële bijdrage geleverd aan verkennend onderzoek naar de ervaringen en behoeften van oudere queer personen van kleur door het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS).
Het bericht 'Opnieuw irritatie in carnavalswereld Limburg over datum voorjaarsvakantie' |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
Eppo Bruins (CU), Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Opnieuw irritatie in carnavalswereld Limburg over datum voorjaarsvakantie»?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom er, ondanks de vrijheid die scholen hebben, geen rekening is gehouden met carnaval als dynamisch immaterieel erfgoed bij het vaststellen van de voorjaarsvakantie voor de regio Zuid in 2025?
Voorop staat dat alle scholen die dat willen, gewoon hun voorjaarsvakantie tijdens de carnavalsweek kunnen houden. Er zijn immers maar drie vakanties die landelijk (verplicht) worden vastgesteld: kerstvakantie, zomervakantie en één week meivakantie. De herfst- en de voorjaarsvakantie zijn adviesdata. Scholen kunnen hier dus van afwijken en de data van deze vakanties zelf vaststellen.
Deze adviesdata worden bepaald door een afweging tussen verschillende maatschappelijke belangen waarbij het onderwijskundige belang voorop staat. Het onderwijsveld heeft een voorkeur voor een ritme van 7 à 8 weken school, één week vakantie. Hierover zijn dan ook afspraken gemaakt met de sectorraden. Dit uitgangspunt bepaalt dus de periode van de herfst -en voorjaarsvakantie.
Daarnaast spelen er ook culturele belangen, waarbij altijd rekening wordt gehouden met carnaval. Dit is echter niet altijd mogelijk vanwege erg vroege of late carnavalsdata in relatie tot de voorkeur van het onderwijs voor het schema «7 à 8 weken school en dan een week vakantie». Dat is echter ruim van tevoren bekend, en veel (maar niet alle) scholen in het zuiden van Nederland wijken dan ook af van de voorjaarsvakantiedata als carnaval vroeg of laat in het jaar valt.
Dit gebeurt nu dus in 2025. Ook in 2027 zullen de adviesdata van de voorjaarsvakantie niet passen en zullen veel scholen in Brabant en Limburg zich waarschijnlijk niet aan de adviesdata houden. Dit is in het verleden ook al vele malen op deze manier opgelost.
Welke afwegingen hebben ertoe geleid dat er is gekozen voor een voorjaarsvakantie in de regio Zuid die niet samenvalt met de carnavalsweek?
Zoals bij het antwoord op vraag 2 vermeld, heeft het funderend onderwijs een voorkeur voor een ritme van 7 à 8 weken school, één week vakantie. Hierover zijn dan ook afspraken gemaakt met de sectorraden. Dit uitgangspunt bepaalt dus de planning van de schoolvakanties, waaronder de adviesweken voor de herfst -en voorjaarsvakantie. Daarbij wordt ook rekening gehouden met regio’s en scholen – ook in de vakantieregio Zuid (waar naast Noord Brabant en Limburg ook Zeeland en een groot aantal gemeenten in Gelderland onder vallen) – waar het niet samenvallen van de voorjaarsvakantie met de carnavalsweek geen problemen oplevert. Aangezien sprake is van adviesdata voor de voorjaarsvakantie kunnen scholen de week kiezen die in hun context het best passend is.
Hoe waardeert u lokaal cultureel erfgoed, zoals carnaval, bij de besluitvorming rondom schoolvakanties?
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap houdt bij de planning van de schoolvakanties altijd met veel verschillende aspecten rekening. Dat geldt ook voor de data van landelijke feestdagen en de planning van de centrale examens. Er wordt bij het vaststellen van de adviesdata voor de voorjaarsvakanties dus ook altijd zoveel mogelijk rekening gehouden met de data voor carnaval.
Bent u bereid om in de toekomst overleg te plegen met regionale instanties zoals de Samewirkende Limburgse Vastelaovesvereniginge voordat dergelijke beslissingen worden genomen?
We hebben vorig jaar constructieve gesprekken gevoerd met aan carnaval gerelateerde organisaties, ook in het licht van de doorstroomtoets, waaronder de Brabantse Carnavalsfederatie, en onderwijsorganisaties. De relevante input en inzichten hebben we meegenomen. We houden bij het bepalen van de nieuwe voorlopige vakantiedata al zo goed mogelijk rekening met veel verschillende aspecten, waaronder de data van het carnaval.
Bent u op de hoogte van de ergernis die leeft onder de Limburgse bevolking, onderwijsinstellingen en lokale politici en -bestuurders over de vastgestelde data voor de voorjaarsvakantie en wat is hierop uw reactie?
Ik ben hiervan op de hoogte. Het is dan ook een wezenlijk belang dat al jarenlang wordt meegewogen. Het is echter niet het enige belang.
Bij het bepalen van de vakantiedata zijn de belangen die samenhangen met goed onderwijs voor leerlingen de eerste prioriteit. Het gaat daarbij onder meer om het pedagogisch proces, het kind, de schoolorganisatie, de doorstroomtoets en het eindexamen; deze gebeurtenissen in het schooljaar zijn nu belangrijke mijlpalen voor de bepaling van de data. Daarnaast spelen maatschappelijke en culturele belangen, zoals carnaval, een rol. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderschrijft dat carnaval een belangrijke culturele traditie is en houdt daarom altijd ook rekening met de data voor carnaval bij het vooraf in elkaar zetten van de vakantiedata. En gelukkig kunnen de scholen gewoon de voorjaarsvakantie plannen tijdens carnaval.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze signalen uit de regio serieus te nemen en in toekomstige besluitvorming te incorporeren?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u toezeggen dat regionaal cultureel erfgoed, zoals het vieren van carnaval, in de toekomst een duidelijkere plek krijgt in beleidsvorming omtrent schoolvakanties?
Dit is momenteel al het geval. In het najaar van 2024 staat een evaluatie gepland van de Regeling vaststelling schoolvakanties (het laatste onderzoek was uit 2015).2 Hierbij zal ook de rol van carnaval in de vakantiedata worden geëvalueerd.
Hoe worden besluiten over schoolvakanties gecommuniceerd met scholen in regio's waar culturele evenementen zoals carnaval een aanzienlijke impact hebben op de lokale gemeenschap?
Besluiten over de vakantiedata worden gecommuniceerd via de Staatscourant, via de maandelijkse nieuwsbrieven voortgezet onderwijs en primair onderwijs van het Ministerie van OCW en via www.rijksoverheid.nl. De webpagina’s over de schoolvakanties zijn verreweg de meest bezochte pagina’s van www.rijksoverheid.nl.
Hoe beoordeelt u het belang van cultureel erfgoed voor de samenhang en identiteit van de regio en op welke manier speelt dit mee in de landelijke beleidsvorming?
April jl. heeft uw Kamer een brief ontvangen over immaterieel erfgoed.3 Hierin komt naar voren dat immaterieel erfgoed, zoals carnaval, essentieel is voor onze identiteit. Het geeft uitdrukking aan wie we zijn en is voor veel mensen van grote culturele waarde. Carnaval geeft beoefenaars een gevoel van sociale verbondenheid.
Uit het antwoord op vraag 4 blijkt dat carnaval, als cultureel erfgoed, een plek heeft in de landelijke beleidsvorming omtrent schoolvakanties.
De instandhouding en herbestemming van kerkgebouwen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Welke waarde hecht u aan de instandhouding van kerkelijk erfgoed en de herbestemming van kerken die hun oorspronkelijke functie verliezen?
Ik hecht hier veel waarde aan. Het Nederlands religieus erfgoed is ongekend rijk en divers. Kerkgebouwen zijn dragers van betekenis en zingeving. De herbestemming van kerken die hun oorspronkelijke functie verliezen heeft vaak ook een emotionele lading en gaat gepaard met herinneringen aan vervlogen tijden. De opgave voor de instandhouding van het religieus erfgoed is groot. Daarom ondersteun ik de instandhouding en herbestemming van dit erfgoed via onder meer het samenwerkingsverband Toekomst Religieus Erfgoed (TRE). Ook kunnen kerkeigenaren gebruikmaken van de herbestemmingsregeling. Een belangrijk deel van het budget van de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (Sim) komt ten goede aan kerkgebouwen. Tot slot worden talrijke monumentale kerken ondersteund via de structurele en incidentele restauratieregelingen van rijk en provincies.
Op welke manier wilt u doorgaan met de uitvoering en doorontwikkeling van de nationale kerkenaanpak, zoals deze invulling krijgt in het programma Toekomst religieus erfgoed?
Het samenwerkingsverband TRE bestaat uit overheden, gebedshuiseigenaren en vertegenwoordigers van erfgoedorganisaties. Samen zetten zij zich in voor de toekomst van het religieus erfgoed, onder meer door kennisdeling, het opstellen en uitwerken van kerkenvisies en het uitzetten van onderzoeken, bijvoorbeeld naar beheervormen en de implementatie van kerkenvisies. TRE loopt tot en met 2025 door. De nadruk zal in deze periode liggen op een goede kennisborging en praktische uitwerking van alles wat het TRE in de afgelopen jaren heeft voortgebracht.
Bent u voornemens om het programma Toekomst religieus erfgoed voor de komende jaren te verlengen en met minimaal hetzelfde budget als in 2024 in de begroting op te nemen, zowel in 2025 als daarna? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht waarde aan het programma Toekomst religieus erfgoed. Het programma loopt door tot en met 2025. Over het vervolg zal ik uw Kamer voor de zomer van 2025 informeren.
Op welke manier wilt u komende jaren gemeenten ondersteunen bij het uitvoeren van de kerkenvisies, zoals in Haarlem met het project «Buurtbakens» gebeurt? Bent u bereid om in het kader van het programma Toekomst religieus erfgoed ook aandacht te geven aan de opvolging van de opgestelde kerkenvisies, waar het project «Buurtbakens» een voorbeeld van is, deze opvolging te monitoren en hierover de Kamer te informeren?
Ik draag de kerkenvisies en de daaruit voortkomende projecten een warm hart toe. Het ondersteunen en monitoren van het uitvoeren van de kerkenvisies is een belangrijke taak binnen het TRE. Of en hoe deze taak wordt voortgezet, is afhankelijk van het besluit dat wordt genomen over het vervolg van het programma. Hierover zal ik de Kamer voor de zomer van 2025 informeren.
Erkent u dat, naast inzetten op het behoud van het gebouw, de oorspronkelijke functie van een kerkgebouw van waarde is? Ziet u dat behoud van functie ervoor kan zorgen dat kerkgebouwen in stand worden gehouden en een goede bestemming hebben voor de toekomst?
De oorspronkelijke functie van een kerkgebouw is van belangrijke emotionele en maatschappelijke waarde. Daar staat tegenover dat steeds minder Nederlanders met regelmaat een kerk of kerkdienst bezoeken. De verwachting is daarom dat in de aankomende jaren honderden kerkgebouwen hun religieuze functie verliezen. Waar mogelijk wordt daarom ook ingezet op nevengebruik van het religieus erfgoed.
Bent u bereid om de mogelijkheid tot het behoud van de oorspronkelijke functie van een kerkgebouw onderdeel te laten zijn het programma Toekomst religieus erfgoed, bijvoorbeeld door gemeenten te vragen de wensen en obstakels van (internationale) christelijke geloofsgemeenschappen die op zoek zijn naar een ruimte mee te nemen?
De toekomst van kerkgebouwen met behoud van de oorspronkelijke functie is al vanaf het begin onderdeel van het programma Toekomst religieus erfgoed. Graag kijk ik in overleg met de partijen binnen het TRE op welke wijze hier nog verder aandacht aan kan worden besteed, bijvoorbeeld als het gaat om de ruimtevraag van geloofsgemeenschappen en hoe dit het beste onder de aandacht van gemeenten gebracht kan worden.
Bent u voornemens om de doelstelling van maximaal tien procent restauratieachterstand bij niet-woonhuis rijksmonumenten binnen tien jaar te halen? Zo ja, op welke manier wilt u deze doelstelling halen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de uitkomsten van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg van 20 juni 20241 is er een aanvullende financieringsopgave van € 770 miljoen om de restauratieachterstand onder niet-woonhuis rijksmonumenten binnen 10 jaar terug te brengen naar 10 procent. Provincies, gemeenten en eigenaren van niet-woonhuisrijksmonumenten kunnen dit bedrag niet geheel zelf opbrengen. Binnen de huidige budgettaire kaders is het daarom niet mogelijk om invulling te kunnen geven aan deze doelstelling.
Hoe luidt uw reactie op het feit dat voor restauratieopgaven die de provinciale restauratieregelingen qua financiële omvang overstijgen, het huidige financieringsstelsel niet toereikend is, zoals geconcludeerd in het onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureaus Hylkema Erfgoed en Fenicks?1
Uit de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg is gebleken dat de financiering van grote restauratieopgaven een belangrijk knelpunt vormt. Reden hiervoor is dat deze categorie opgaven vanwege hun financiële omvang niet in voldoende mate kan worden bediend door de provinciale restauratieregelingen. Komende periode wil ik samen met provincies bekijken op welke wijze deze opgaven in de toekomst beter kunnen worden geadresseerd.
Bent u bereid om te onderzoeken hoe instandhouding van monumenten (bijvoorbeeld kerkgebouwen) integraal kan worden ondersteund, waarbij restauratie waar nodig samengaat met herbestemming en verduurzaming, zoals geadviseerd in het rapport?
De verdeling van de restauratiemiddelen voor niet-woonhuis rijksmonumenten verloopt via de provincies. Hoe provinciale en landelijke regelingen op elkaar inwerken is onderdeel van het gesprek met de provincies dat ik in de komende periode aanga. De bevindingen van het uitgevoerde onderzoek zal ik bij deze gesprekken betrekken.
Bent u reeds op de hoogte (gebracht) van het langlopende en intense dossier dansmisbruik, waarbij gedupeerden na jarenlange misstanden nu ervaren dat tegemoetkoming, excuses en traumazorg uitblijven?
Ja, de Minister van OCW en ik zijn op de hoogte gesteld van dit gevoelige dossier en vinden het afschuwelijk wat de slachtoffers is overkomen. De maatregelen die door onze voorgangers in gang zijn gezet zullen we daarom met overtuiging verder uitwerken. Onlangs nog heeft het kabinet een Ethische Commissie Dansen en een Opvolgingscommissie Dansen ingesteld.
Kunt u zich voorstellen dat de antwoorden van uw voorganger op de Kamervragen van 2 juli 2024 uiterst kil zijn overgekomen bij de slachtoffers? Waar komt deze koude beantwoording vandaan? Met wie is er gesproken ter voorbereiding van de beantwoording van deze Kamervragen?1
Het is belangrijk dat de zorgen van de slachtoffers serieus worden genomen.
In de periode na het uitkomen van het rapport Schaduwdansen (mei 2023) is door onze voorgangers met verschillende groepen het gesprek gevoerd, ook met (voormalige) dansers die kritisch zijn ten aanzien van het ingezette traject met de Alliantie Dans Veilig.
De uitkomsten van deze gesprekken zijn gebruikt bij het inrichten van het proces en zijn onder meer mede aanleiding geweest voor het instellen van twee commissies: de Opvolgingscommissie Dansen en de Ethische Commissie Dansen2. De opvolgingscommissie beoordeelt in hoeverre de aanbevelingen uit Schaduwdansen voldoende worden opgevolgd. De ethische commissie voert gesprekken met de deelnemers in het traject en buigt zich over eventuele andere ethische kwesties die boven komen. In de opvolgingscommissie nemen ook dansers deel.
Het is wenselijk dat in het traject om te komen tot verbeteringen in de sector, dit gesprek vanuit de sector zelf wordt gevoerd. Daarom heeft de Alliantie Dans Veilig expertgroepen met daarin onder andere dansers samengesteld. De expertgroepen hebben als doel om verbeteringen te bevorderen op een aantal belangrijke onderwerpen. De werving voor de deelname hieraan stond open voor alle dansers.
Waarom antwoordde uw voorganger op de vraag over de opmerkingen van slachtoffers dat de problemen alleen op papier worden opgelost, VWS de zorgplicht niet nakomt, er weinig vertrouwen is in de alliantie en de meldpunten, en de zwijgcultuur en machtsmisbruik in stand worden gehouden, dat u «een ander signaal vanuit het veld beluistert, vertegenwoordigd door de Alliantie», en dat beeld niet herkent? Deelt u de mening dat u serieuze zorgen van slachtoffers niet kunt negeren door slechts naar de Alliantie te luisteren? Dat de danssector andere geluiden afgeeft dan de vele slachtoffers die uit de sector zijn wil toch niet zeggen dat de vele slachtoffers die de sector uit zijn, niet gehoord en gezien zouden moeten worden, dat deze geen excuses, tegemoetkoming en traumazorg verdienen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u echt dat alles op alles wordt gezet om de misstanden in de toekomst te voorkomen en slachtoffers op alle fronten herstel te bieden en uitvoering te geven aan de aangenomen Kamermoties?
Ja. De danssector bestaat uit veel verschillende disciplines. Van dansen binnen een (sport)bond, kleinere commerciële (dans)scholen, culturele dansgezelschappen, showbizz industrie tot aan een ballet- of kunstopleiding. Dit maakt de sector divers en complex. De rol en invloed van de bonden in de danswereld is relatief beperkt en hun verantwoordelijkheid voor individueel grensoverschrijdend gedrag is gering. Vanwege de versnippering die in het onderzoek wordt geconstateerd is de Alliantie Dans Veilig opgericht om gezamenlijk te werken aan een veilige dans- en werkomgeving. De Alliantie bestaat uit vijftien (koepel)organisaties en wordt ondersteund en geadviseerd door een veelheid aan dansers en experts om samen aan de opvolging van de aanbevelingen te werken. De Alliantie ontvangt hiervoor subsidie van het Rijk. De Alliantie is erop gericht misstanden in de toekomst te voorkomen en heeft ook namens de sector een campagne ontwikkeld met een boodschap waarin het leed van de dansers wordt erkend.
Bent u bereid zelf het gesprek aan te gaan met gedupeerden die hier een heel ander beeld bij hebben?
De voormalig Staatssecretaris van Cultuur en Media en voormalig Minister voor Langdurige Zorg en Sport hebben het afgelopen jaar reeds meermaals met slachtoffers gesproken, wat zij als indrukwekkend en moedig van de slachtoffers hebben ervaren. De uitkomsten van deze gesprekken zijn gebruikt bij het inrichten van het proces en zijn onder meer mede aanleiding geweest voor het instellen van twee commissies. Het is belangrijk het proces ook nu zorgvuldig te doorlopen.
Deelt u de mening dat een tegemoetkoming en traumazorg terechte verzoeken zijn, die ook in andere sectoren geboden zijn na ernstige misstanden? Want kunt u doen om er voor te zorgen dat dit er alsnog gaat komen? Waarom zou dit niet voor slachtoffers gerealiseerd kunnen worden?
De Minister van OCW en ik zijn ervan doordrongen dat de gebeurtenissen die de slachtoffers hebben meegemaakt, traumatisch kunnen zijn geweest. Goede professionele (na)zorg is nodig. Binnen de verzekerde zorg kunnen dansers na een doorverwijzing door de huisarts terecht binnen de psychologische zorg die geboden worden door het ARQ Nationaal Psychotrauma centrum. Dit is een overkoepelende organisatie over de organisaties ARQ Centrum’45 en ARQ IVP. ARQ Centrum’45 is gevestigd in Oegstgeest en biedt op die locatie derdelijns traumazorg aan complexe zorgvragers. Veelal aan (oud) militairen, brandweer en politie. ARQ IVP werkt met een landelijk dekkend netwerk van klinisch psychologen die psychologische zorg verlenen aan minder complexe zorgvragers. Voor de minder complexe zorgvragen heeft de Alliantie Dans Veilig een samenwerkingsovereenkomst gesloten met ARQ IVP zodat dansers in hun eigen regio versneld terecht kunnen bij een psycholoog uit het netwerk van ARQ IVP. De Alliantie ontwikkelt (met input van slachtoffers) samen met ARQ IVP een training voor de aangesloten therapeuten om hun context specifieke kennis te vergroten. Zowel Mores, CVSN en overige vertrouwenspersonen binnen de danssector worden door de Alliantie Dans Veilig geïnformeerd over de mogelijkheid om gebruik te maken van dit netwerk.
Wat betreft een tegemoetkoming aan slachtoffers is dat aan de sector zelf. Dat is hier niet de rol van de overheid. Als het gaat om individuele zaken en compensatie kennen we in Nederland het strafrecht en het burgerlijk recht, waarop slachtoffers een beroep kunnen doen.
Waarom is de vaststelling dat professionals aangeven dat «dansers in de meeste gevallen geen hoog specialistische zorg nodig hebben en vaak eerder gebaat zijn bij lokale zorg of ondersteuning» leidend? Erkent u dat er wel degelijk dansers zijn die wel hoog specialistische zorg nodig hebben omdat anders ernstige trauma’s gebagatelliseerd worden? Wat kan er voor hen gedaan worden?
Dansers kunnen binnen de reguliere hoog specialistische zorg (ARQ Centrum ’45) terecht met een doorverwijzing door de huisarts. Voor minder complexe zorgvragen kunnen dansers terecht bij een lokale therapeut aangesloten bij het netwerk van ARQ IVP. De onlangs gesloten samenwerkingsovereenkomst tussen de Alliantie en ARQ IVP zie ik als positief.
Waarom is ook de klokkenluider op geen enkele manier tegemoet gekomen, gesteund en beschermd?
Zoals u in de beantwoording op vragen 2, 3 en 5 kunt lezen is door de voormalig Staatssecretaris van Cultuur en Media en voormalig Minister voor Langdurige Zorg en Sport een aantal malen gesproken met dansers die slachtoffer zijn geweest van grensoverschrijdend gedrag, waaronder ook met klokkenluiders. Over individuele gesprekken doen we geen uitspraken.
Voor ondersteuning in de vorm van zorg, zie het antwoord op de vragen 6 en 7.
Bent u bereid om met een frisse blik naar het rapport en alle Kamervragen te kijken, de documentaire «Dansen voor je leven» te bekijken, met de klokkenluider en andere dansers in gesprek te gaan en opnieuw te bezien wat er voor hen gedaan kan worden om dit trieste dossier goed af te sluiten?
De documentaire Dansen voor je leven is aangrijpend. Verbeteringen hebben daarnaast ook tijd nodig. Op dit moment wordt hieraan gewerkt door de partijen en dansers die zijn aangesloten bij de Alliantie Dans Veilig. De Minister van OCW en ik blijven betrokken bij de inspanningen.
Het bericht ‘(Oud-)topsporters noemen lagere inkomsten ‘ramp voor de clubs’: ‘Bezuinig niet op sport’’ |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Inge van Dijk (CDA), Michiel van Nispen |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Deelt u, de stelling in het artikel dat juist in ons verdeelde land, sport een verbinder is?1
Sport kan mensen met de uiteenlopende achtergronden verbinden. Door samen sport te beleven, ontstaan waardevolle ontmoetingen die onder andere omstandigheden niet zouden plaatsvinden.
Is het volgens u belangrijk om verbindende factoren in onze samenleving te koesteren en versterken?
Ja, want samen kun je meer. En dat zien we bij uitstek terug in de sportwereld. Door samen te kijken, een bardienst of «fluitbeurt» te delen en met elkaar of juist tegen elkaar te sporten, kan sport bijdragen aan het versterken van die verbindingen voor de hele maatschappij.
Vindt u het redelijk om van onze vrijwilligers te verwachten dat ze nog meer bij gaan dragen om de gaten die gaan ontstaan als gevolg van het gebrek aan middelen dicht te lopen?
Vrijwilligers vervullen al decennia lang een enorme waarde voor de Nederlandse sport. Mede door hun inzet is de sportvereniging betaalbaar en bestuurbaar gebleven. En hoezeer de vrijwilliger ook toegewijd en loyaal is, zijn of haar bijdrage mag nooit als vanzelfsprekend gezien worden. Ook niet wanneer in de toekomst mogelijk nieuwe gaten zouden ontstaan.
Kunt u voor een eerstvolgende debat Sport een reactie aan de Kamer sturen hoe u de motie Mohandis c.s. over een meerjarig strategie voor sportverenigingen (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 134) gaat uitvoeren?
Zoals aangegeven in de brief2 van 2 april 2024 streef ik ernaar uw Kamer hier voor het wetgevingsoverleg over begrotingsonderdeel Sport en Bewegen voor het jaar 2025, nader over te informeren.
Wanneer informeert u de Kamer over de uitkomst van de gesprekken en acties die het kabinet onderneemt en gaat ondernemen met betrekking tot regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen naar aanleiding van het «Eindrapport onderzoek regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen», zoals toegezegd in de Kamerbrief over eindrapport onderzoek regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen?2
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg informeert uw Kamer naar verwachting in het vierde kwartaal van 2024 over de aanpak regeldruk vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen.
Hoe kijkt u naar de voorstellen die het CDA gedaan heeft in de fractievisie «Vereniging Nederland: Het betrokken alternatief voor de BV Nederland»?3 Bent u bereid op de voorstellen afzonderlijk te reageren?
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg gaat de voorstellen van het CDA bekijken en zal in de Kamerbrief over de aanpak regeldruk aangeven in hoeverre deze voorstellen wel of niet overgenomen kunnen worden.
Hoe kijkt u naar de voorstellen die GroenLinks-PvdA heeft gedaan in hun actieplan «Het onmisbare cement van onze samenleving»4 Bent u bereid op de voorstellen afzonderlijk te reageren?
Het actieplan «Het onmisbare cement van onze samenleving» richt zich op drie actielijnen, waarbij de ondersteuning van verenigingen en vrijwilligers, verduurzaming en de wettelijke verankering van sport centraal staan. Op deze actielijnen reageer ik hieronder.
Ik herken het belang van de ondersteuning van verenigingen en vrijwilligers. Daarom stel ik via het Sportakkoord budget beschikbaar om het technisch-, bestuurlijk- en vrijwillig kader te versterken en zo de verenigingen te ondersteunen. Het gaat hierbij onder andere om bestuurscoaching, het opleiden van trainers of de mogelijkheid om een module vrijwilligersmanagement te volgen. Daarnaast richt ik de clubondersteuning effectiever in door een landelijk dekkend netwerk van sport- en beweegloketten op te zetten, waar clubs zich kunnen melden met hun ondersteuningsvraag. Vervolgens wordt hier een passend ondersteuningsaanbod aan gekoppeld, afhankelijk van de behoefte die een club heeft. Via de brede SPUK kunnen sportverenigingen bovendien via de gemeente clubkadercoaches of verenigingsmanagers aanvragen om hun uitvoeringskracht te vergroten.
Daarnaast heeft het lid Mohandis c.s. een motie ingediend om in samenspraak met vertegenwoordigers van sportverenigingen te komen tot een meerjarige strategie voor sportverenigingen6. In de brief van 2 april jongstleden heeft de Minister van VWS aangegeven eerst inzicht te willen krijgen in knelpunten waar sportverenigingen mee te maken hebben en te verdiepen op de genoemde thema’s door middel van onderzoek, aangevuld met gesprekken met de sector7. Zoals door mijn ambtsvoorganger in deze brief werd gecommuniceerd, verwacht ik u de voor het wetgevingsoverleg eind 2024 nader te informeren over de uitkomsten van deze analyse.
Ten aanzien van verduurzaming verwijs ik graag naar de brief van mijn ambtsvoorganger8 over de verduurzaming waarin uw Kamer reeds is geïnformeerd over de samenwerking met het Nationaal Klimaat Platform. In dit kader verken ik wat nodig is om de verduurzaming van de sportsector te blijven ondersteunen. Ook ben ik in gesprek met VSG over de coördinerende rol die de 27 VSG-regio’s hierin kunnen vervullen. De uitkomsten van deze trajecten zal ik betrekken in de meerjarige strategie zoals bij het antwoord op vraag 4 aangekondigd staat.
Tot slot beschrijft het actieplan het belang van een wettelijke basis om sport als essentieel neer te zetten. Daarbovenop doet het actieplan een aantal suggesties die zouden kunnen landen in een sportwet. Uw Kamer heeft de motie9 van de leden Van den Brink en Heerema aangenomen die de regering verzoekt de voorgenomen verkenning van een mogelijke kaderwet voor sport te koppelen aan de resultaten van de gemaakte afspraken en pas in 2026 te bezien of een sportwet noodzakelijk is. In de motie wordt overwogen dat sport en bewegen primair van de samenleving is, waarbij verenigingen, vrijwilligers en anderen de sport grotendeels van onderop organiseren en de overheid zich dus terughoudend dient op te stellen en ondersteunend dient te zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft bij Kamerbrief10 van 5 februari 2024 aangegeven vanwege deze aangenomen motie geen verdere stappen te zetten om te komen tot een sportwet. Als gevolg hiervan zal dit pas in 2026 worden bezien. Tot die tijd zal ik echter goede voorstellen om het sportbeleid te verbeteren serieus overwegen. Zeker als we daarmee de toegankelijkheid van sportaanbieders kunnen vergroten.
Deelt u de urgentie om de motie Inge van Dijk over onderzoek naar een tariefdifferentiatie in de kansspelbelasting (Kamerstuk 36 418, nr. 81) uit te voeren? Zo ja, op welke termijn en wijze gaat u dat doen? Zo nee, welke andere mogelijkheden ziet u wel om te investeren in Sport en Bewegen?
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst is verantwoordelijk voor de kansspelbelasting en voor de uitwerking van deze motie. Tijdens het debat over de voorjaarsnota op 4 juni jl. heeft zijn ambtsvoorganger aangegeven dat het onderzoek waar de motie om vraagt loopt. Afronding is voorzien in het derde kwartaal van 2024. De uitkomsten van dit onderzoek kunt u met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst bespreken.
Voor mogelijkheden om de geldstromen vanuit kansspelen aan de sport te vervangen verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 9.
Welke mogelijkheden ziet u om de afhankelijkheid van sport van de opbrengsten uit kansspelen te laten afnemen?
Op dit moment ontvangt NOC*NSF een directe afdracht van de Nederlandse Loterij (NLO). Een belangrijk gedeelte van de begroting van NOC*NSF is afkomstig uit de afdracht van de NLO. Deze middelen zijn vrij besteedbaar en dragen daarmee voor een belangrijk gedeelte bij aan het realiseren van de doelstellingen die NOC*NSF nastreeft. Daarnaast ontvang NOC*NSF een financiële bijdrage van de Rijksoverheid, private sponsoren/investeerders, leden van de sportbonden zelf en bijdragen van gemeenten en provincies.
Om de sport minder afhankelijk te laten zijn van de opbrengsten uit kansspelen zou deze afdracht vervangen moeten worden door inkomsten vanuit een alternatieve bron. Vanuit de Rijksoverheid is daar op dit moment echter geen dekking voor.
Deelt u de mening dat de bezuinigingen op sport een garantie zijn op hogere kosten in de nabije toekomst binnen ons zorgsysteem, dat al op klappen staat volgens de beoogd-minister van VWS, gezien onder andere de gezondheidswinst, hogere levensverwachting en lagere zorgkosten van sporten?
Het kabinet zal de komende periode een besluit nemen over de uitwerking van maatregelen zoals genoemd in het hoofdlijnenakkoord. Los van deze vraag zie ik de grote gezondheidswaarde van sport natuurlijk ook. Bijvoorbeeld in het tegengaan van diverse ziekten11, tegengaan van eenzaamheid en bevorderen van het aantal gezonde levensjaren.
Bent u bereid de Tweede Kamer een overzicht te sturen van de alle bezuinigingen van «zeker 45 miljoen euro per jaar» op sport als gevolg van het hoofdlijnenakkoord, zoals gesteld in eerdergenoemd artikel?
Ik heb kennis genomen van de inhoud van de open brief met de onderbouwing vanuit NOC*NSF. Op Prinsjesdag zal het kabinet de voornemens voor 2025 presenteren. Het kabinet zal op een later moment een besluit nemen over de voornemens voor 2026 en latere jaren. Daarbij zal ik mij als Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport vanzelfsprekend hard maken voor een sportlandschap waar iedereen zonder belemmering veilig kan sporten en bewegen.
De afhandeling van de misstanden in de danswereld en de omgang met slachtoffers |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Mohammed Mohandis (PvdA), Wieke Paulusma (D66), Inge van Dijk (CDA), Michiel van Nispen |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Gräper-van Koolwijk |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het Ministerie van VWS volgens slachtoffers te weinig doet om misstanden in de danswereld aan te pakken?1 Hoe kan het dat tegemoetkoming, excuses en traumazorg uitblijven? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de acties vanuit het Ministerie van OCW op dit dossier, bijvoorbeeld daar waar het gaat om de versterking van de positie van dansers binnen opleidingen?
Wij betreuren het dat slachtoffers vinden dat de overheid te weinig doet om de misstanden aan te pakken. Vorig jaar mei, na het verschijnen van het rapport Schaduwdansen, hebben we met de danssector en slachtoffers gesproken en is de Alliantie Dans Veilig (verder «Alliantie») opgericht. De Alliantie kent inmiddels 15 partners en het eerste jaar heeft in het teken gestaan van luisteren, verbinden en het bepalen van de aanpak.
Er is gesproken met bonden, de Alliantie en professionals vanuit de zorgverlening over een tegemoetkoming, over excuses en traumazorg richting slachtoffers. De Alliantie heeft met de partners een erkenningsboodschap richting alle dansers gemaakt. Eén boodschap vanuit alle partners van de Alliantie waarmee zij naar alle dansers die geconfronteerd zijn met grensoverschrijdend gedrag erkenning uitspreken voor het leed dat hen is aangedaan. De partners geven aan dat zij zich bewust zijn dat een cultuur is ontstaan waarin ruimte voor grensoverschrijdend gedrag is geweest en dat dit nooit had mogen gebeuren. De erkenningsboodschap vormt onderdeel van de campagne vanuit de Alliantie en is eind januari 2024 als uiting naar buiten gebracht. De partners hebben deze video met een eigen boodschap verspreid naar de dansers en hun achterban. De Alliantie heeft positieve reacties vanuit de danswereld ontvangen.
Vanuit de gesprekken die het Ministerie van VWS met zorgaanbieder ARQ Centrum ’45 gevoerd heeft en middels de brief die ARQ Centrum ’45 aan de Minister van VWS heeft gestuurd (zie bijgevoegd), vinden wij het van belang dat er voor slachtoffers passende zorg beschikbaar is en dat slachtoffers daar goed over geïnformeerd worden. In de gesprekken met deze instanties geven de professionals aan dat dansers in de meeste gevallen geen hoog specialistische zorg nodig hebben en vaak eerder gebaat zijn bij lokale zorg of ondersteuning. Indien zorg gewenst is, dan bepaalt de huisarts welke hulp het beste past. Met het Integraal Zorg Akkoord (IZA) wordt ingezet op goede en toegankelijke zorg en worden maatregelen genomen om de wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg te verkorten.
De Alliantie is momenteel in gesprek met ARQ IVP over de mogelijkheden tot een samenwerking waarbij de Alliantie een training ontwikkelt voor de aangesloten therapeuten. Op deze wijze kan er voor de dansers, die geen hoog specialistische zorg nodig hebben, een netwerk ontstaan van lokale therapeuten met kennis over de danssector waar zij terecht kunnen. De verwijzing vindt via de huisarts plaats.
Zowel Mores, het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) en overige vertrouwenspersonen binnen de danssector worden door de Alliantie geïnformeerd over de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van dit netwerk.
Het Ministerie van OCW zet op verschillende manieren in op verbetering van de sociale veiligheid in het dansonderwijs. Zo is op 30 november 2023 een OCW danstafel georganiseerd. Hier is de Minister van OCW samen met de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld Mariëtte Hamer in gesprek gegaan met slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag in de danssector. In navolging van dit gesprek heeft de Minister van OCW recentelijk een gesprek gevoerd met een aantal kunstonderwijsinstellingen uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het hoger beroepsonderwijs (hbo) en de beide sectorraden, over het verbeteren van de sociale veiligheid op de opleidingen.
Meer in algemene zin worden vanuit OCW maatregelen getroffen om de sociale veiligheid binnen instellingen te versterken. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt in eerste instantie bij de instellingen zelf. De Minister van OCW ziet het als zijn taak om instellingen hierin te stimuleren en ondersteunen. Daarom heeft de Minister van OCW vorig jaar zomer zijn integrale aanpak sociale veiligheid gepresenteerd voor het hbo en het wetenschappelijk onderwijs2. Over de voortgang hiervan heeft hij uw Kamer recentelijk geïnformeerd.3 Als onderdeel van deze aanpak wordt er gewerkt aan een zorgplicht voor instellingen om sociale veiligheid breder in de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) te verankeren, waarmee de Inspectie van het Onderwijs handvatten krijgt om hierop toe te zien.
Ook in het mbo heeft de Minister van OCW met een brede coalitie afspraken gemaakt over sociale veiligheid, met de werkagenda mbo. Zo breiden scholen hun sociaal veiligheidsplan uit en betrekken ze studenten en personeel daarbij. De Minister van OCW vindt het belangrijk instellingen de kans te geven om samen op te trekken en van elkaar te leren als het gaat om het verbeteren van de sociale veiligheid. Hiervoor is hij het landelijk programma sociale veiligheid voor het hbo, wo en de wetenschap gestart, als onderdeel van zijn integrale aanpak sociale veiligheid. Voor de uitvoering van het landelijk programma heeft hij een regiegroep ingesteld waarvoor hij in de periode 2024 tot en met 2027 jaarlijks € 4 miljoen beschikbaar stelt.
Wat is de stand van zaken met de afhandeling van de aangenomen moties van de Tweede Kamer hierover?2
Onlangs is de verzamelbrief over de moties en toezeggingen sport en bewegen door de Minister van VWS naar de Tweede Kamer verzonden, de moties met betrekking tot de danssector vormen daar onderdeel van.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van slachtoffers dat de problemen alleen op papier worden opgelost, VWS de zorgplicht niet nakomt, er weinig vertrouwen is in de alliantie en de meldpunten, en de zwijgcultuur en machtsmisbruik in stand worden gehouden? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanpak sociale veiligheid die kunsthogescholen op dit moment ontwikkelen en de stappen die de sector zelf heeft gedaan in dit dossier?
Wij beluisteren een ander signaal vanuit het veld, vertegenwoordigd door de Alliantie, en herkennen dat beeld niet. Het afgelopen jaar was een jaar van voorbereiding en is de Alliantie in de steigers gezet. Nu worden de aanbevelingen nader uitgewerkt waaronder de ontwikkeling van een keurmerk voor dansscholen.
Het kunstonderwijs heeft een langjarige aanpak op het gebied van sociale veiligheid. In dat kader is gezamenlijk een Code Sociale Veiligheid opgesteld, met daarin afspraken over wat hogescholen met kunstopleidingen minimaal doen op het gebied van sociale veiligheid. De sector gebruikt tussentijdse rapporten om kritisch op de eigen inspanningen te reflecteren. Het beeld dat uit de monitoring van afgelopen zomer komt is dat veel zaken uit de Code reeds gerealiseerd zijn: zo hebben alle instellingen gedragscodes, gecertificeerde vertrouwenspersonen (intern en extern, voor zowel medewerkers als studenten), klachtenprocedures, en werken zij aan professionalisering van medewerkers op het terrein van sociale veiligheid en pedagogisch en didactische vaardigheden.
De hogescholen zijn momenteel bezig dit beleid structureel gestalte te geven en te borgen binnen de instellingen. Er wordt op de hogescholen werk gemaakt van een cultuurverandering, die vraagt om langdurige en blijvende aandacht.
Per wanneer kunnen slachtoffers rekenen op tegemoetkoming, excuses en ondersteuning bij psychische problematiek? Per wanneer zal zijn geregeld dat plegers van grensoverschrijdend gedrag niet meer in de sportsector kunnen werken om te voorkomen dat nieuwe slachtoffers worden gemaakt?
In de bovengenoemde verzamelbrief over de moties en toezeggingen sport en bewegen komt ook de stand van zaken van deze moties aan de orde.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Na eerder een uitstelbrief te hebben gestuurd doen wij u hierbij de beantwoording toekomen.
Het afgelasten van concerten van het Jerusalem Quartet |
|
Don Ceder (CU) |
|
Gräper-van Koolwijk , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Het Concertgebouw ervoor gekozen heeft om de concerten van het Jerusalem Quartet op 16 en 18 mei 2024 af te gelasten, met als reden de veiligheid van de medewerkers, bezoekers en musici?
Ja, hiervan heb ik kennis genomen.
Deelt u de mening dat hiermee de vrijheid van expressie van deze artiesten in het geding gekomen is?
Ja. Ik wil benadrukken dat dit een zeer onwenselijke situatie is. Ik betreur de annulering van het concert van dit Israëlische ensemble dan ook zeer. Afgelopen maandag (13 mei) is tijdens de Catshuissessie door o.a. afgevaardigden vanuit de culturele sector en leden van het kabinet uitvoerig gesproken over de waarde van
meerstemmigheid en het belang dat culturele instellingen een veilige ruimte faciliteren, voor iedereen. Dit vraagt «moed en steun». Moed vanuit de gehele samenleving. Vanuit de sector is ook benadrukt dat de culturele sector deze rol wil spelen. De vrijheid van expressie is essentieel en mag niet onder druk komen te staan.
Hoe verhoudt deze aankondiging zich tot het gesprek wat u had met de culturele sector waarin deze heeft benadrukt «dat een voorstel of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten,» zoals u schreef in antwoord op eerdere Kamervragen?1
Mijn uitspraak van toen geldt nog steeds: het mag niet zo zijn dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt uiteindelijk bij culturele instellingen; zij zijn zelf verantwoordelijk voor hun programmering en voor de veiligheid van de medewerkers en het publiek. Het Concertgebouw geeft aan dat zij bij het concert van het Jerusalem Quartet de veiligheid in het gebouw niet kunnen garanderen in verband met de aangekondigde demonstraties. De protesten die de afgelopen weken in Amsterdam hebben plaatsgevonden zijn daarbij een belangrijke factor geweest. Ik heb begrip voor dit besluit. Het besluit van Het Concertgebouw is niet alleen een incident in de culturele sector, maar raakt aan een breder maatschappelijk vraagstuk met een gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid. We moeten er met elkaar alles aan doen om te verzekeren dat de dreiging van geweld en intimidatie niet loont.
Is er contact geweest tussen u en Het Concertgebouw in de aanloop naar dit besluit, mede in het licht van het voorgaande?
Nee.
Is er contact geweest tussen Het Concertgebouw en de driehoek van Amsterdam bij de totstandkoming van dit besluit? Ziet de driehoek ook noodzaak om de concerten af te gelasten?
Er was contact gelegd vanuit Het Concertgebouw met partners binnen de driehoek. Het Concertgebouw heeft echter zelf de beslissing genomen om dit concert af te gelasten, voordat er een advies vanuit de driehoek was gegeven.
Op welke manier kunt u zich inzetten om ervoor te zorgen dat de concerten alsnog doorgang kunnen vinden?
Ik heb begrepen dat Het Concertgebouw bezig is vervangende data te vinden om de concerten alsnog te laten plaatsvinden.
Kunt u toezeggen om opnieuw in gesprek te gaan met de culturele sector om te voorkomen dat er in de toekomst meer culturele activiteiten zullen worden geannuleerd?
Ja. Er is direct na het naar buiten komen van dit besluit contact geweest met Het Concertgebouw en Kunsten ’92. De komende tijd zal ik aan de hand van deze casus met de sector verkennen hoe we kunnen voorkomen dat zich opnieuw een situatie voordoet waarin een organisatie zich genoodzaakt ziet een activiteit te annuleren vanwege dreiging.
Kunt u deze vragen uiterlijk woensdag 15 mei 2024 beantwoorden, aangezien het eerste concert gepland was op 16 mei aanstaande?
Helaas is het door de benodigde afstemming niet gelukt om de vragen binnen één dag te beantwoorden. De vragen zijn voorafgaand aan het eerste geplande concert op 16 mei aan u verstuurd.
Het vernielen van een unieke archeologische vindplaats in de gemeente Emmen |
|
Sandra Beckerman |
|
Gräper-van Koolwijk |
|
Kent u het bericht «Unieke archeologische vindplaats vernietigd door bouw distributiecentrum»?1
Ja
Deelt u de mening dat het uiterst afkeuringswaardig is dat de gemeente Emmen -bewust- heeft gekozen voor de vernieling van een unieke archeologische vindplaats door de bouw van een distributiecentrum?
Ja. Het is duidelijk dat de gemeente Emmen fouten heeft gemaakt bij de verkoop van de grond en bij het nemen van het besluit op de omgevingsvergunning. De gemeente was op de hoogte van de potentieel zeer hoge archeologische waarde van het terrein, maar koos er voor om geen voorwaarden te stellen gericht op de bescherming van archeologische vondsten en sporen. Ik heb deze zaak zeer serieus genomen en me – via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) – tot het uiterste ingespannen om te voorkomen dat deze vindplaats zou verdwijnen.
Omdat het terrein niet van rijkswege was beschermd had de RCE geen formele rol bij vergunningverlening of advisering. De RCE was dan ook niet betrokken bij de totstandkoming van de omgevingsvergunning, die reeds was afgegeven toen men voor het eerst van deze casus hoorde. Desondanks heeft de RCE diverse gesprekken gevoerd met de gemeente en de ontwikkelaar. Daarbij werd getracht om – vanwege de veelbelovende resultaten van het inventariserend archeologisch vooronderzoek – nader onderzoek te laten plaatsvinden, zoals een opgraving. Toen dit niet kansrijk bleek, is onderzocht of het terrein kon worden aangewezen als rijksmonument. In weerwil van gemaakt afspraken, werd het terrein in de tussentijd toch vergraven.
De RCE heeft vervolgens (november 2023) aan de provincie Drenthe verzocht om interbestuurlijk toezicht toe te passen. Een dergelijk traject is inmiddels gestart. De provincie heeft contact gehad met de gemeente Emmen. Het is nog niet bekend of men naar aanleiding daarvan nadere stappen wil zetten. Ik heb de RCE verzocht om dit proces nauwlettend te volgen en hierover in gesprek te blijven met de provincie.
Welke stappen wilt u zetten richting de gemeente Emmen die bewust kozen voor het vernielen van een unieke archeologische vindplaats?
Het is aan de lokale democratie en het interbestuurlijk toezicht door de provincie om te bepalen welke conclusies worden getrokken uit deze casus en welke maatregelen daar bij kunnen horen.
Klopt het dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, na overleg met het ministerie, deze unieke vindplaats had willen aanwijzen als Rijksmonument? Het vernielen van Rijksmonumenten kan strafrechtelijk vervolgd worden als economisch delict, is deze mogelijkheid er nu ook? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u wel?
Het klopt dat de RCE heeft onderzocht of het terrein zou kunnen worden aangewezen als rijksmonument. Technisch was dit mogelijk, maar omdat korte tijd later bleek dat het gebied al was vergraven, heeft de aanwijzing niet plaatsgevonden. Hierdoor is er geen mogelijkheid tot strafrechtelijke vervolging op basis van de Erfgoedwet.
Er zijn ook geen andere mogelijkheden voor strafrechtelijke vervolging: een gemeente kan niet worden vervolgd om het niet volgen van het eigen beleid. De ontwikkelaar heeft – ten aanzien van de omgang met archeologische waarden – voldaan aan de vergunning die door de gemeente is afgegeven.
De enige mogelijkheid is het toepassen van interbestuurlijk toezicht door de provincie Drenthe. Een dergelijk traject is inmiddels gestart, zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u voorts de mening dat het in het huidige archeologiebestel onvoldoende mogelijk is om in te grijpen wanneer een gemeente te weinig doet om haar wettelijke taken op het gebied van archeologie uit te voeren?
Over het algemeen functioneert het gedecentraliseerde archeologiestelsel goed, zoals ook de Raad voor Cultuur constateerde in het rapport Archeologie bij de tijd uit 2022. Wanneer een gemeente (bewust) haar wettelijke taken verzaakt, biedt het stelsel voldoende mogelijkheden om in te grijpen via het interbestuurlijk toezicht door de provincie.
Echter, hoe goed we alles ook regelen via wetgeving, beleid en stelsel, wanneer een gemeente hier niet naar handelt, delft het erfgoed het onderspit. Omdat voorkomen beter is dan genezen, werk ik aan bewustwording, kennisvergroting en structurele versterking van de taakuitvoering op het gebied van erfgoed bij gemeenten en provincies. Samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG), ben ik hiervoor het programma Erfgoed & Overheid gestart, waarover ik uw Kamer informeerde in mijn beleidsreactie op de beleidsdoorlichting erfgoed2.
Dit programma richt zich op het versterken van de capaciteit, kennis en competenties bij provincies en gemeenten voor de uitvoering van erfgoedtaken. Op dit moment organiseer ik in elke provincie een bijeenkomst, waar ik in gesprek ga met de gemeenten over waar ze tegenaanlopen in de dagelijkse praktijk. Zo zien we waar we nu staan. Daarnaast stel ik een adviescommissie aan, die zich zal buigen over de normatieve vraag wat er qua mensen, middelen en processen nodig is voor gedegen erfgoedzorg.
Op deze manier krijgen gemeenten en provincies een handvat om te reflecteren op waar ze nu staan en waar ze naartoe willen. Vanuit het programma Erfgoed & Overheid worden vervolgens middelen beschikbaar gesteld voor maatwerkoplossingen, zoals cofinanciering van een regio-archeoloog. Hiervoor is structureel € 3 miljoen per jaar beschikbaar.
Herkent u dat de monitor van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed laat zien dat een groot aantal gemeenten slechts met moeite in de basis in goed archeologiebeleid weet te voorzien?
Ik herken dat er verbetering mogelijk is bij de uitvoering van erfgoedtaken bij gemeente. Daarom ben ik, samen met IPO en VNG, het programma Erfgoed & Overheid gestart. Binnen dit programma is structureel € 3 miljoen beschikbaar voor maatwerkoplossingen waarmee gemeenten hun taken op het gebied van archeologisch erfgoed een impuls kunnen geven.
Herkent u voorts dat het, 17 jaar na de wettelijke decentralisatie, pijnlijk is dat 130 gemeenten geen gemeente- of regioarcheoloog hebben?
De gemeente vervult een sleutelrol binnen de zorg voor archeologie. Om dit goed te kunnen doen, is inhoudelijke expertise van groot belang. Men kan hier op verschillende manieren over beschikken. Een gemeente kan een eigen archeoloog in dienst hebben, gebruik maken van de inzet van een regioarcheoloog, of bijvoorbeeld expertise inhuren via een (vast) adviesbureau. Het is niet per definitie zo dat gemeenten die geen eigen archeologische kennis hebben, hun taken niet goed kunnen vervullen.
Het is aan de provincies om er – via het interbestuurlijk toezicht – op toe te zien dat gemeenten hun taken op het gebied van archeologie goed uitvoeren, in welke vorm dan ook.
Welke stappen wilt u zetten om de kwaliteit van archeologie bij gemeenten te verhogen? Wilt u alsnog de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur voor de versterking van de inhoudelijke rol van gemeenten opvolgen?2
In de beleidsreactie4 op het rapport Archeologie bij de Tijd van de Raad voor Cultuur, is aangegeven hoe wordt omgegaan met de aanbevelingen van de Raad. Het belang van voldoende capaciteit en deskundigheid op het gebied van archeologie bij gemeenten wordt daarbij erkend. Via het programma Erfgoed & Overheid ondersteun ik gemeenten bij het structureel verbeteren van de uitvoering van hun erfgoedtaken, zie ook het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat in het huidige archeologiebestel het (interbestuurlijk) toezicht onvoldoende is uitgewerkt, wat ingrijpen wanneer gemeenten hun taak niet goed uitvoeren, vrijwel niet mogelijk is?
In 2020 constateerde de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IOE) onvolkomenheden in de uitvoering van het interbestuurlijk toezicht door provincies.6 Hierop hebben provincies, gemeenten en de Ministeries van OCW en BZK zich gezamenlijk gebogen over een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed. In 2023 is vanuit deze groep een actieplan opgeleverd, met daarin een voorstel voor een nieuwe manier van werken.7 Ik heb de financiële middelen die daarvoor nodig zijn ter beschikking gesteld.
De voorgestelde verbeteringen gaan uit van gemeenschappelijke uitgangspunten voor een basis toezichtvariant. Elke provincie kan daar bovenop maatwerk toepassen, gericht op de lokale omstandigheden. Het betreft een data-gedreven aanpak, waarmee kan worden bepaald welke gemeenten (extra) aandacht behoeven. Ik vertrouw erop dat dit het toezicht op de uitvoering van taken op het gebied van archeologie (en van erfgoed in den brede) zal versterken en blijf hierover in gesprek met het IPO.
Herkent u dat de Raad voor Cultuur reeds gewaarschuwd heeft dat het huidige interbestuurlijke toezicht «geen mogelijkheid voor effectieve sturing of controle op minimale kwaliteit» biedt?3
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid alsnog de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur voor het versterken van het toezicht op de kwaliteit van archeologie bij gemeenten op te volgen? Zo nee, welke maatregelen wilt u wel nemen?
Zie antwoord vraag 9.
Moeten de taken van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uitgebreid worden om tot een beter archeologisch bestel te komen?
Ik onderschrijf de conclusie uit de beleidsdoorlichting van het archeologisch bestel dat het huidige systeem in de basis functioneert. De diverse bestuurslagen hebben verschillende taken en verantwoordelijkheden binnen dit bestel. De rol van gemeenten en provincies is daarbij van grote waarde, omdat zij meer zicht hebben op wat er lokaal speelt dan het rijk en daarmee dus dichter op het erfgoed zitten. Het ligt dan ook niet voor de hand om het takenpakket van de RCE zodanig uit te breiden dat de autonomie van de andere overheidslagen wordt ingeperkt.
Om tot een beter archeologisch bestel te komen zet ik in op structurele versterking van de uitvoering van de wettelijke taken bij gemeenten en provincies via het programma Erfgoed & Overheid. Daarbij is ook aandacht voor de samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over cultuur?
Ja
Het bericht ‘Oeganda handhaaft een van de strengste antihomowetten ter wereld’ |
|
Roelien Kamminga (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Oeganda handhaaft een van de strengste antihomowetten ter wereld»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat het Grondwettelijk Hof in Oeganda heeft uitgesproken de «antihomoseksualiteitswet 2023» niet terug te draaien?
Het kabinet is zeer teleurgesteld dat het Grondwettelijk Hof in Oeganda de Anti-Homosexuality Act niet onconstitutioneel heeft verklaard. Hoewel enkele elementen uit de wet ongrondwettelijk zijn verklaard en dus zullen worden verwijderd uit de wetstekst, blijft de Anti-Homosexuality Act verder van kracht. De wet is discriminerend, leidt tot uitsluiting en kan leiden tot geweld.
Deelt u de mening dat dit een zeer zorgwekkende ontwikkeling is en het des te meer van belang is om kritisch te wegen of en welke steun we vanuit het ontwikkelingssamenwerkingsbudget geven aan Oeganda?
Ja, het kabinet is van mening dat dit een zeer zorgelijke ontwikkeling is. Vorig jaar heeft het kabinet, in reactie op het invoeren van de wet, dan ook aanpassingen doorgevoerd in de ontwikkelingssamenwerking met Oeganda.
Zo heeft het kabinet de directe steun aan de centrale Oegandese overheid stopgezet door af te zien van financiering van het Justice Law and Order(JLOS) programma en door beurzen voor overheidsvertegenwoordigers onder het Orange Knowledge Programma op te schorten. Zie verder de antwoorden op vragen 5–7.
Is het kabinet, dan wel de ambassade, nu of eerder in het traject in contact getreden met de Oegandese regering naar aanleiding van deze aangenomen wet? Zo ja, wat is er uit dit contact voortgekomen? Zo nee, bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
Nederland is veelvuldig in contact getreden met de Oegandese regering in aanloop naar de totstandkoming van de wet (zie ook antwoorden op Kamervragen van het lid Klink met kernmerk 2023Z05176 d.d. april 2023).
Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in september 2023, en marge van de AVVN in New York, haar zorgen over deze wetgeving kenbaar gemaakt aan de Oegandese Minister van Buitenlandse Zaken. Ook in de periode tussen aanname van de wet en de uitspraak van het Hof heeft de waarnemend Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dit gedaan in een gesprek met de Oegandese Minister van Justitie in februari 2024. Daarnaast heeft de Minister van Buitenlandse Zaken daags na de uitspraak van het Hof de teleurstelling van het kabinet in persoon kenbaar gemaakt aan de vice-president van Oeganda. Ook op ambtelijk niveau wordt in contact met Oegandese overheidsvertegenwoordigers doorlopend aandacht gevraagd voor de negatieve gevolgen van de wet en worden onze zorgen overgebracht. Tevens is samen met andere EU-lidstaten na de uitspraak van het Hof een verklaring gepubliceerd waarin wordt benadrukt dat de wet tegen internationale mensenrechtenwetgeving in gaat en de EU zich zal blijven inzetten voor alle Oegandezen, ongeacht seksuele oriëntatie of gender identiteit.
De betreffende vertegenwoordigers van de Oegandese overheid hebben aangegeven dat ze ons standpunt begrijpen en accepteren, maar dat ze ook te maken hebben met een parlementair proces en de uitspraak van hun rechterlijke macht. Zij zijn ook kritisch op de reacties van Nederland en andere Westerse landen op het instellen van de wet. In diplomatiek contact wordt gewezen op de invloed van Westerse groepen die lobbyen voor de totstandkoming van deze wetgeving en tevens op de «dubbele standaarden» die Westerse landen zouden hanteren door zich kritisch uit te spreken over de wet.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland financieel steun verleent aan Oeganda en zo ja, om hoeveel euro per jaar dit gaat? Kunt u daarnaast aangeven hoeveel er door de Nederlandse overheid de afgelopen 10 jaar geïnvesteerd is in de rechtsstaat van Oeganda? Welke positieve resultaten heeft dit opgeleverd?
Het kabinet heeft, middels de voorgenoemde aanpassingen in de ontwikkelingssamenwerking, de directe steun aan de centrale Oegandese overheid stopgezet. Zo is, als ook genoemd in het antwoord op vraag 3, de financiering van het Justice Law and Order(JLOS) programma stopgezet en zijn de beurzen voor overheidsvertegenwoordigers onder het Orange Knowledge Programma opgeschort.
Nederland investeerde over de periode van 2013–2023 gemiddeld 60 miljoen euro per jaar in Oeganda. Deze investeringen worden gedaan via multilaterale instellingen, de Wereldbank, internationale ngo’s, lokale ngo’s en de private sector. De bijdragen aan VN organisaties die ook actief zijn in Oeganda (bijv. UNHCR) zijn hierin niet meegenomen.
In de periode 2013–2023 heeft Nederland in totaal 73,3 miljoen euro geïnvesteerd op het gebied van veiligheid en rechtsorde. 17,8 miljoen euro hiervan betrof directe steun aan de centrale Oegandese overheid door middel van het Justice Law and Order(JLOS) programma. De Nederlandse investeringen op het gebied van veiligheid en rechtsorde hebben over de jaren positieve resultaten opgeleverd. Bijvoorbeeld, in 2021 hebben bijvoorbeeld 352.000 mensen toegang tot recht verkregen via met Nederlandse steun tot stand gekomen centra waar politie, openbaar aanklagers en rechtbanken samenkomen en beschikbaar zijn voor publiek. In een brief aan uw Kamer op 19 oktober 2022 zijn u de laatst behaalde resultaten van het JLOS-programma toegekomen.
Heeft Nederland in het kader van de «antihomoseksualiteitswet 2023» projecten in Oeganda stopgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 5. In reactie op de aanname van de Anti-Homosexuality Act heeft het kabinet in 2023 het Orange Knowledge Programme beurzen voor Oegandese overheidsvertegenwoordigers gepauzeerd, alsook de gesprekken met de Oegandese overheid over mogelijke vervolgsteun aan JLOS gestaakt.
Door de steun aan JLOS te stoppen heeft het kabinet het signaal afgegeven dat Nederland opkomt voor het waarborgen van mensenrechten en in het bijzonder van lhbtiq+-personen. Ook wordt hiermee voorkomen dat Nederland instituties steunt die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze wet.
Bent u voornemens om na dit bericht (meer) projecten in Oeganda stop te zetten?
Nee. Het kabinet is van mening dat het stopzetten van andere programma’s (die de Oegandese centrale overheid niet rechtstreeks steunen) de Oegandese bevolking juist zal benadelen. O.a om die reden vindt het kabinet het stopzetten van programma’s met lokale en internationale organisaties gericht op andere thema’s, zoals de opvang in de regio, de private sector en voedselzekerheid, niet wenselijk. Dit zou ook niet in het belang zijn van Nederland, bijvoorbeeld als het gaat om het bieden van perspectief aan migranten en vluchtelingen in de regio om de noodzaak om door te reizen te verkleinen. Het kabinet vindt het belangrijk om het maatschappelijk middenveld (waaronder organisaties die opkomen voor de rechten van lhbtiq+), ngo’s en multilaterale organisaties zoals de Verenigde Naties te blijven steunen. Zij werken onder andere aan projecten die de negatieve effecten van deze wet mitigeren of die bijdragen aan inclusieve toegang tot recht en gezondheid. Ook zijn deze organisaties actief op het gebied van andere prioriteiten als het voorkomen van radicalisering of illegale geldstromen.
Het kabinet heeft de projecten met directe (financiële) steun aan de centrale Oegandese overheid reeds stopgezet in 2023.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland de LHBTIQ+-gemeenschap in Oeganda steunt? Gaan er bijvoorbeeld middelen vanuit het Mensenrechtenfonds naar partnerorganisaties in Oeganda?
Ja, het kabinet steunt de lhbtiq+-gemeenschap in hun streven naar een menswaardig bestaan in Oeganda. Het kabinet blijft daartoe ook projecten steunen die de positie lhbtiq+-gemeenschap en het maatschappelijk middenveld versterken.
Zowel het ministerie in Den Haag als de Nederlandse ambassade in Kampala overleggen doorlopend met partners die in de Oegandese context werken om de situatie van de lhbtiq+-gemeenschap te verbeteren. Hierbij staan de behoeften van de Oegandese lhbtiq+-gemeenschap voorop.
Vanuit verschillende partnerschappen ondersteunt het kabinet diverse activiteiten in Oeganda, die zich richten op het verbeteren van de positie en gelijke rechten van de lhbtiq+-gemeenschap in Oeganda, alsmede hun toegang tot gezondheid, incl. op hiv/aids. Zo ondersteunt Nederland vanuit het budget voor Mondiale Gezondheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten twee programma’s die bijdragen aan toegang voor de lhbtiq+-gemeenschap tot de publieke gezondheidszorg en aan de gecoördineerde reactie van het maatschappelijk middenveld op de wet en de bredere anti-lhbtiq+-sentimenten in de samenleving.
Vanuit het Mensenrechtenfonds werkt de Nederlandse ambassade in Oeganda nauw samen met mensenrechtenorganisaties die zich inzetten voor het beschermen van mensenrechtenverdedigers, door o.a. financiële, juridische en logistieke steun te verlenen aan deze mensenrechtenverdedigers die in direct gevaar verkeren.
Hiernaast staat de Nederlandse ambassade in Kampala in contact met de lhbtiq+-gemeenschap in Oeganda en steunt deze. Zo reikte de Nederlandse ambassade in december nog een ambassade Mensenrechtentulp met bijgaande financiële ondersteuning uit aan een lhbtiq+-mensenrechtenverdediger die samenwerkt met ouders van lhbtiq+-personen om meer begrip en bondgenoten voor de gemeenschap te genereren.
Daarnaast steunt de ambassade, samen met andere donoren, een programma dat zich richt op het bredere maatschappelijk middenveld. Dit programma levert een bijdrage aan de versterking van de democratische waarden en de bescherming en bevordering van de maatschappelijke ruimte en de mensenrechten. Gezien de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld en na aanname van de Anti-Homosexuality Act heeft Nederland eind 2023 besloten om de bijdrage aan dit programma te verhogen.
Deelt u de mening dat het juist nu van groot belang is om de LHBTQI+ gemeenschap in Oeganda te steunen en kunt u er in dit kader alles aan doen om te voorkomen dat middelen die ten goede komen aan LHBTQI+-projecten in Oeganda worden stopgezet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe staat het met het besluit van de Wereldbank om het verlenen van nieuwe leningen aan Oeganda op te schorten als reactie op het invoeren van de «antihomoseksualiteitswet 2023»? En kunt u aangeven wat het effect van dit laatste bericht hierop gaat zijn? Zijn er daarnaast nog andere maatregelen mogelijk die de Wereldbank kan nemen in dit kader? Zo ja, waar bestaan deze maatregelen uit?
Het besluit van de Wereldbank van 8 augustus 2023 is nog altijd van kracht. De Wereldbank werkt samen met de Oegandese overheid aan maatregelen om discriminatie en uitsluiting in door de Wereldbank gefinancierde projecten te voorkomen. Die onderhandelingen zijn grotendeels afgerond. De uitspraak door het Hof zal hierop enige invloed hebben, omdat sommige problematische clausules van de oorspronkelijke wet nu ongrondwettelijk zijn verklaard. De Wereldbank werkt ook aan een mechanisme om te toetsen of de te nemen maatregelen in de praktijk ook effectief zijn.
Het kabinet wil deze onderhandelingen en de toets afwachten, zodat kan worden vastgesteld of deze in voldoende mate bescherming bieden.
Ziet u nog mogelijkheden voor andere internationale organisaties om hun steun aan de Oegandese regering te verminderen in reactie op het invoeren van de «antihomoseksualiteitswet 2023»? Zo ja, op welke wijze zou dit kunnen worden geïmplementeerd?
Alle internationale organisaties en bilaterale ontwikkelingspartners in Oeganda nemen het risico op discriminatie en uitsluiting als gevolg van de anti-homoseksualiteit wet serieus. Onder leiding van de Wereldbank en VN stemmen zij onderling af hoe zij discriminatie en uitsluiting het beste kunnen voorkomen in hun programma’s. Daarbij worden ook mensenrechten- en lhbtiq+-organisaties actief betrokken. Ook internationale en bilaterale ontwikkelingspartners houden, net als Nederland, rekening met het niet benadelen van de Oegandese bevolking in de afweging tot het eventueel stopzetten van programma’s.
Is er vanuit de Equal Rights Coalition, waar Nederland onderdeel van uitmaakt, druk uitgeoefend op Oeganda om de «antihomoseksualiteitswet 2023» in te trekken? Zo ja, waar bestond deze druk uit?
In antwoord op uw eerdere vragen, dat u op 4 juli 2023 is toegekomen (2023Z09656), is het kabinet hier reeds op ingegaan. Sindsdien is de situatie in Oeganda binnen de Equal Rights Coalition meermaals besproken, meest recent tijdens de internationale diplomatie-werkgroep van 20 maart jl.
Leden van de Equal Rights Coalition hebben onder andere afspraken gemaakt over het bilateraal adresseren van de zorgen over de wet en het onderling delen van de uitkomsten hiervan. Zo is ook informatie uitgewisseld tussen een aantal lhbtiq+-gezanten en mensenrechtenambassadeurs van gelijkgezinde landen.
Is het instellen van de «antihomoseksualiteitswet 2023» in strijd met internationale verdragen waar Oeganda partij is? Zo ja, om welke verdragen gaat het en zal Nederland dit bij Oeganda onder de aandacht brengen?
Ja, de Anti-Homosexuality Act is, zoals ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten verklaard heeft, in strijd met diverse internationale verdragen op het gebied van mensenrechten waar Oeganda partij is. In het bijzonder het strafbaar stellen van consensuele seksuele relaties, en de mogelijke toepassing van de doodstraf daarop. Nederland heeft de zorgen hierover op diverse momenten en niveaus opgebracht – zie tevens het antwoord op vraag 4 – en zal dit blijven doen.
Hoe wordt er met de Verenigde Staten of andere landen samengewerkt om Oeganda te bewegen om haar antihomowet in te trekken?
Er is doorlopende intensieve samenwerking met gelijkgezinde bilaterale partners en multilaterale partners en VN over de druk op de lhbtiq+-gemeenschap en de gevolgen van de wet. Daarbij gaat het om gezamenlijke analyses, delen van informatie over de gevolgen van de wet en ondersteuning aan de lhbtiq+-gemeenschap, en over de dialoog met de overheid.
Ziet u een risico op eventuele precedentwerking van antihomowetgeving in andere landen? Zo ja, wat kan Nederland of de internationale gemeenschap doen om dit te voorkomen?
Ja, het kabinet ziet het risico op precedentwerking. In verscheidene landen zijn homoseksuele handelingen strafbaar onder het strafrecht. Daarnaast neemt het aantal landen met antihomowetgeving helaas niet af, maar juist toe. Voorbeelden van landen waar discussies worden gevoerd over dergelijke wetten of uitsluiting van lhbtiq+ in zijn algemeenheid zijn Burundi, Ghana, Ethiopië, Kenia, Malawi, Mali, Niger, Senegal, Tanzania en Zambia.
Het meest recente voorbeeld in Afrika, vergelijkbaar met Oeganda, betreft Ghana. De Ghanese bevolking ontvangt ontwikkelingshulp via maatschappelijke organisaties. In Ghana ligt het voorstel tot deze wetgeving nog bij de rechterlijke macht. In dit proces moet nog een uitspraak worden gedaan en moet de wet nog worden ondertekend door de President.
Het kabinet is van mening dat elke actie afgestemd moet worden met de betreffende lhbtiq+-gemeenschap. Zij kennen zowel hun eigen behoeften als de lokale contexten het beste en derhalve weegt hun advies zwaar voor het kabinet.
Zijn er meer landen in Afrika die ontwikkelingssteun ontvangen en tegelijkertijd ook antihomowetten willen invoeren of afgelopen periode hebben ingevoerd?
Zie antwoord vraag 15.
Het artikel “Cultuursector wil veiligheidsprotocol na verstoring concert Lenny Kuhr” |
|
Ulysse Ellian (VVD), Claire Martens-America (VVD) |
|
Gräper-van Koolwijk |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Cultuursector wil veiligheidsprotocol na verstoring concert Lenny Kuhr»1 en de verklaring van VSCD2, NAPK3 en VNPF4?
Ja.
Deelt u de mening dat elke vorm van intimidatie, geweld en andere ordeverstoringen bij optredens van Joodse artiesten volstrekt onacceptabel zijn?
Zoals ik aan heb gegeven tijdens het vragenuur van 26 maart en de Minister-President namens het gehele kabinet heeft benadrukt in zijn brief van 28 maart, heeft antisemitisme geen plaats in onze samenleving. Ik vind het zeer zorgelijk als culturele evenementen worden afgelast vanwege antisemitisme. Als dat wel gebeurt, moeten we daar krachtig tegen optreden.
Er is een toename van zorgen onder de Joodse gemeenschap in Nederland over hun veiligheid. Die zorgen neemt het kabinet zeer serieus. Het mag niet zo zijn dat dreiging ertoe leidt dat artiesten niet meer vrij zijn in het doen van culturele uitingen.
In Nederland vormen vrijheid van expressie, vrijheid van meningsuiting en de vrijheid voor vreedzaam protest, de basisvoorwaarden voor een open en democratische samenleving. Deze culturele vrijheid is van groot belang. Juist de culturele sector is daarbij een plek waar we elkaar ontmoeten en dichter bij elkaar kunnen komen. Culturele uitingen kunnen bovendien bijdragen aan wederzijds begrip voor verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving. Het is dit wederzijds begrip en het gesprek dat we moeten koesteren.
Ik heb met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Het uitgangspunt is dat de culturele sector een openbare plek is en dat moet worden voorkomen dat activiteiten vanwege hun inhoud of persoonskenmerken van de artiest niet kunnen doorgaan. Antisemitische incidenten mogen nooit leiden tot beïnvloeding van de programmering. Daar is ook met de vertegenwoordigers van de sector over gesproken en zij benadrukken dit. We delen met elkaar de overtuiging dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn. Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is.
Deelt u de mening dat in de culturele sector nooit ruimte voor antisemitisme mag zijn, en dat elke vorm van antisemitisme bestreden moet worden?
Ja.
Kunt u toezeggen dat u alles op alles gaat zetten om de veiligheid van Joodse artiesten te garanderen?
De bestrijding van antisemitisme, ook in de cultuursector, heeft de volle aandacht van het kabinet en de gehele Nederlandse overheid. Uw kamer ontvangt op korte termijn een brief van het kabinet over dit onderwerp.
Sluit u zich aan bij de verklaring van VSCD, NAPK en VNPF dat een veiligheidsprotocol moet worden vastgesteld?
Net zoals de VSCD, NAPK en VNPF hebben verklaard ben ik van mening dat iedereen, van makers tot medewerkers en publiek, veilig moeten zijn binnen onze huizen en op onze podia. Er is – ook in deze door tegenstellingen gekenmerkte tijd – geen plek voor acties of intimidaties ingegeven door antisemitisme, xenofobie, moslimdiscriminatie, genderdiscriminatie of iedere andere uiting die strijdig is met onze Grondwet. Zoals hierboven aangegeven, heb ik met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn. Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is.
Welke stappen gaat u nemen om preventieve veiligheidsmaatregelen te nemen?
Ik vind het waarborgen van de veiligheid bij culturele evenementen en het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van racisme belangrijk. Zoals hierboven aangegeven, is tijdens mijn gesprek met de sector afgesproken dat partijen in de cultuursector samen komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn. Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is.
Op welke manier zorgt u ervoor dat geen voorstellingen met Joodse artiesten geannuleerd worden om veiligheidsbezwaren?
Zoals ik eerder tijdens het vragenuur aangaf is het aan de sector zelf om invulling te geven aan de inhoud van voorstellingen. Vrijheid van expressie en vrijheid van meningsuiting zijn een groot goed in onze open en democratische samenleving. We moeten ervoor waken dat deze niet in het geding komen. De sector gaf tijdens ons gesprek aan dat we met elkaar de overtuiging delen dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. De gemaakte afspraken onderstrepen dat we met elkaar vanuit deze overtuiging handelen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat cultuur en media op 11 april?
Ja.
Het bericht 'WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme' |
|
Maikel Boon (PVV), Martine van der Velde (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het annuleren van culturele evenementen vanwege de dreiging van antisemitisme een verkeerd signaal afgeeft en dat men hiermee lijkt te wijken voor Jodenhaat? Zo ja/nee, kunt u uw standpunt toelichten?
Zoals ik aan heb gegeven tijdens het vragenuur van 26 maart en de Minister-President namens het gehele kabinet heeft benadrukt in zijn brief van 28 maart, heeft antisemitisme geen plaats in onze samenleving. Ik vind het zeer zorgelijk als culturele evenementen worden afgelast vanwege antisemitisme.
De Joodse gemeenschap in Nederland maakt zich in toenemende mate zorgen over hun veiligheid. Die zorgen nemen we zeer serieus. Het mag niet zo zijn dat dreiging ertoe leidt dat artiesten niet meer vrij zijn in het doen van culturele uitingen.
Culturele vrijheid is van groot belang. Juist de culturele sector is daarbij een plek waar we elkaar ontmoeten en dichter bij elkaar kunnen komen. Culturele uitingen kunnen bijdragen aan wederzijds begrip voor verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving.
Hoe beoordeelt u de rol van de overheid bij het waarborgen van de veiligheid van culturele evenementen en het bestrijden van discriminatie, in het bijzonder gezien de opkomst van antisemitisme?
Ik vind het waarborgen van de veiligheid bij culturele evenementen en het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van racisme heel belangrijk. Ik heb met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Het uitgangspunt is dat de culturele sector een openbare plek is en dat moet worden voorkomen dat activiteiten vanwege hun inhoud of persoonskenmerken van de artiest niet kunnen doorgaan. Antisemitische incidenten mogen nooit leiden tot beïnvloeding van de programmering. Daar is ook met de vertegenwoordigers van de sector over gesproken en zij benadrukken dit. We delen met elkaar de overtuiging dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn.
Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is. De lokale driehoek is in elke gemeente namelijk verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid.
De aanpak van antisemitisme is een integraal onderdeel van de kabinetsbrede inzet tegen discriminatie. Naast repressie is ook preventie van belang waarbij onder meer wordt ingezet op bewustwording via Holocausteducatie in het onderwijs, aandacht voor antisemitisme in het inburgeringstraject en bewustwording van kwetsende antisemitische spreekkoren in het voetbal. In opdracht van het Ministerie van SZW ondersteunt de Anne Frank Stichting het Spreekkorenproject. Om negatieve stereotyperingen te doorbreken, is het Ministerie van SZW eind 2023 een pilot gestart voor interreligieuze dialoogsessies tussen jongeren met verschillende geloofsovertuigingen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding speelt als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol in het contact met de Joodse gemeenschap, de rest van de maatschappij en het buitenland.
Voor antisemitisme is geen plaats in onze samenleving. Op korte termijn zal het Kabinet uw Kamer nader informeren over de verdere aanpak van antisemitisme.