Ingediend | 18 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 14 februari 2018 (na 27 dagen) |
Indieners | Bart van Kent , Sandra Beckerman |
Beantwoord door | Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | bouwen en verbouwen gezondheidsrisico's huisvesting natuur en milieu stoffen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z00607.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1160.html |
In onderstaande beantwoording van uw vragen ga ik uitgebreid in op de vragen die u stelt naar aanleiding van de inhoud van het Cobouw-artikel. De beantwoording van deze vragen beschouw ik dan ook als mijn reactie op het Cobouw-artikel.
In 2013 is onderzoek gedaan naar de risico’s van gespoten PUR-schuim voor bewoners door TNO. Uw Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 29 augustus 2013 door de voormalige Minister voor Wonen en Rijksdienst3 en aanvullend op 11 september 20134. Het TNO-onderzoek laat geen causale relatie zien tussen gespoten PUR-schuim en gezondheidsklachten, maar heeft deze ook niet volledig kunnen uitsluiten. Gezien de toen gesignaleerde gezondheidsklachten was er wel reden om uit voorzorg de gezondheidsrisico’s serieus te nemen en heeft de sector voorzorgsmaatregelen genomen. In 2014 heeft ook het advies- en ingenieursbureau RPS5 metingen gedaan waaruit blijkt dat genomen maatregelen voldoende voorzorg zouden moeten bieden.
Verder heeft de Gezondheidsraad op 14 december 2017 een conceptrapport ter commentaar gepubliceerd over de beroepsmatige blootstelling aan di-isocyanaten. De commentaarperiode loopt nog. Hierna brengt de Gezondheidsraad een definitief rapport uit dat vervolgens wordt aangeboden aan de Staatssecretaris van SZW. Op basis hiervan wordt na advies van de SER door de Staatssecretaris van SZW een grens/referentie waarde vastgesteld op basis waarvan de gezondheid van werknemers beschermd kan worden. Het is aan de werkgevers om deze waarde te hanteren in het kader van de Arbeidsomstandigheden-regelgeving.
Ja, ik streef naar zoveel mogelijk duidelijkheid over de risico’s. Daarom is het een goede zaak dat hier onderzoek naar gedaan is, zoals vermeld in mijn antwoord op vraag 2.
Voor wat betreft de werknemers is overigens het in beeld hebben van de risico’s van het werk en het inzetten van doeltreffende beschermende maatregelen de verantwoordelijkheid van de werkgever. Ook als er geen publieke grenswaarde of referentiewaarde is, is een werkgever verplicht de blootstelling aan gevaarlijke stoffen te beoordelen en op basis daarvan beschermende maatregelen te treffen.
Het definitieve rapport van de Gezondheidsraad geeft mogelijk ook nieuwe informatie die bruikbaar is voor de beoordeling van de risico’s voor bewoners. Als dit het geval is dan zal ik TNO/RPS verzoeken hun rapporten hierop te herijken.
Gecertificeerde verwerkers dienen te werken volgens de certificeringsregelingen. Hierin zijn ook veiligheidsmaatregelen voor bewoners vastgelegd, zoals het tijdelijk verlaten van de woning. Gecertificeerde verwerkers van gespoten PUR-schuim worden door certificerende instellingen op de naleving gecontroleerd. Volgens de sector wordt thans circa 90% van de werkzaamheden uitgevoerd door gecertificeerde isolatiebedrijven. Het is aan gebouweigenaren om te kiezen voor een gecertificeerd bedrijf.
Ik vind het belangrijk dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden en twee uur daarna er daadwerkelijk geen bewoners in de woning aanwezig zijn. Ik wil dit daarom als eis opnemen in het Bouwbesluit 2012. Deze eis is dan rechtstreeks geldend, ook voor niet-gecertificeerde bedrijven en voor de bewoners. Een wijziging van het Bouwbesluit 2012 daartoe zal ik nog dit jaar aan uw Kamer voorleggen.
Bij gecertificeerde isolatiebedrijven wordt dit gecontroleerd door de certificerende instellingen. In de certificeringsregelingen is geforceerde ventilatie namelijk vastgelegd en gecertificeerde bedrijven moeten zich hier aan houden. Certificerende instellingen voeren (onaangekondigd) controles uit op de werkzaamheden van een bedrijf. Dit gebeurt per 1.500 m2 geïsoleerde vloer, dit betekent dat ongeveer 1 op de 25 woningen wordt gecontroleerd. Als er een tekortkoming wordt geconstateerd moet het bedrijf corrigerende maatregelen nemen. Naast de controles door de certificerende instelling moet een bedrijf ook eigen controles uitvoeren bij de projecten. Op basis van al deze controles verklaart de certificerende instelling op het voor een bedrijf afgegeven certificaat dat er een gerechtvaardigd vertrouwen is dat het bedrijf bij voortduring voldoet aan de eisen waaronder de toepassing van geforceerde ventilatie.
Het is belangrijk dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden daadwerkelijk geforceerde ventilatie wordt toegepast ook ter voorkoming van eventuele risico’s voor de bewoners na afloop. Ik wil dit daarom als eis opnemen in het Bouwbesluit 2012. Deze eis is dan rechtstreeks geldend, ook voor niet-gecertificeerde bedrijven. Een wijziging van het Bouwbesluit 2012 daartoe zal ik nog dit jaar aan uw Kamer voorleggen.
Het is juist dat tijdens en direct na de werkzaamheden geen metingen worden verricht om de hoeveelheid stoffen te bepalen. Dit is ook niet verplicht. Wel hebben TNO en RPS in 2013 en 2014 een aantal metingen verricht in woonvertrekken tijdens en direct na het aanbrengen van gespoten PUR-schuim. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 2.
Zoals door de voormalig Minister voor Wonen en Rijksdienst in de brief van 29 augustus 2013 is gemeld, heeft de branche naar aanleiding van de klachten uit 2012/13 diverse voorzorgsmaatregelen genomen om de kans op blootstelling aan isocyanaten te minimaliseren. Een belangrijke voorzorgsmaatregel om mogelijke blootstelling aan isocyanaten bij bewoners te voorkomen, is dat bewoners tijdens het aanbrengen en tot twee uur na het aanbrengen van gespoten PUR-schuim niet in de woning aanwezig behoren te zijn.
Dit is naar mijn mening nog steeds een belangrijke voorzorgsmaatregel. Ik vind het waarborgen dat mensen tijdens en direct na aanbrengen niet aanwezig zijn in de woning belangrijk. Zoals hiervoor aangegeven ben ik daarom ook voornemens om de voorzorgsmaatregel dat bewoners tijdens en tot twee uur na het aanbrengen van gespoten PUR-schuim niet in de woning aanwezig mogen zijn, op te nemen in het Bouwbesluit 2012. Evenals het voorschrijven van geforceerde ventilatie tijdens het aanbrengen van gespoten PUR-schuim.
Gecertificeerde bedrijven dienen de in 2013 aangescherpte richtlijnen na te komen. De naleving van deze richtlijnen wordt door certificerende instellingen gecontroleerd. Bij bedrijven die zijn gecertificeerd wordt door de certificerende instelling 1 (onaangekondigde) inspectie per 1.500 m2 geïsoleerde oppervlakte uitgevoerd tijdens en na toepassing van gespoten PUR-schuim. Bij tekortkomingen kunnen corrigerende en preventieve maatregelen volgen, of -bij ernstige overtredingen- opschorting of intrekking van het certificaat.
Uit informatie die de certificerende instellingen beschikbaar hebben gesteld met betrekking tot het verwerken van gespoten PUR-schuim, blijkt dat er in 2017 eenmaal sprake is geweest van schorsing van het certificaat en eenmaal van de beëindiging van de certificatieovereenkomst. Verder is in 2014 (het jaar na aanscherping van de richtlijnen) sprake geweest van één schriftelijke waarschuwing, één schorsing, één opschorting en is één keer de certificatieovereenkomst beëindigd. In de periode 2015 en 2016 is volgens informatie van de certificerende instellingen geen sprake geweest van schorsingen of intrekkingen van certificaten.
Werkgevers zijn op grond van de Arbeidsomstandighedenwet al wettelijk verplicht om hun werknemers te beschermen tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
In EU-verband is er in 2016 door Duitsland een restrictievoorstel gedaan voor di-isocyanaten (de stofgroep waar bij het aanbrengen van PUR-schuim de aandacht zich op concentreert) in het kader van REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie van Chemische stoffen). Dit leidt mogelijk in 2018 tot wettelijke verankering van richtlijnen voor het werken met di-isocyanaten. De kern van het voorstel is dat het werken met deze stoffen wordt gebonden aan trainingen met examinering van werknemers. Het voorstel omvat ook maatregelen ter bescherming van omstanders/bewoners bij toepassing van PUR-schuim als isolatiemateriaal. Als het voorstel wordt aangenomen zijn bedrijven hier rechtstreeks (zonder omzetting naar Nederlandse regelgeving) aan gebonden.
Het is uiteraard buitengewoon vervelend als mensen gezondheidsklachten ervaren. In hoeverre deze klachten zijn ontstaan voor of na aanscherping van de certificeringsrichtlijnen in 2013 is mij niet bekend. Met deze aanscherping is bewerkstelligd dat bedrijven met de juiste voorzorgsmaatregelen gespoten PUR-schuim aanbrengen. Voor wat betreft het TNO-rapport verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Wel heb ik navraag gedaan bij het RIVM over het aantal meldingen dat de afgelopen jaren bij de GGD’en zijn binnengekomen. De GGD’en in Nederland registreren meldingen over gezondheidsklachten die de melder aan een milieufactor relateert (of waarbij de melder bezorgd is over zijn gezondheid gerelateerd aan een milieufactor) via het programma «OSIRIS». Het RIVM beheert dit databestand. Twee GGD’en registreren de meldingen in een eigen systeem. Van de gegevens uit Osiris wordt iedere twee jaar een rapportage opgesteld. Uit die rapportage (Osiris 2017) blijkt dat in de periode 2015–2016, vier mogelijke PUR-gerelateerde klachten zijn gemeld bij de betreffende GGD’en. Er zijn ook meldingen van beroepsziekten als gevolg van blootstelling aan PUR-schuim en/of isocyanaten bekend bij het Nederlandse Centrum voor Beroepsziekten (23 gevallen m.b.t. isocyanaten, waarvan drie gevallen m.b.t. purschuim). Ik beschik helaas niet over gegevens over meldingen bij huisartsen.
Om bewoners/gebruikers te ondersteunen in de vraag of hun klachten zouden kunnen worden veroorzaakt door deze isocyanaten, is er sinds 2016 een diagnoseprotocol beschikbaar op basis waarvan mensen die klachten ervaren zich kunnen laten onderzoeken. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 10.
Om meer zicht en duidelijkheid te krijgen over de door bewoners gemelde gezondheidsklachten heeft mijn ambtsvoorganger de sector inderdaad gevraagd om aan dat onderwerp aandacht te besteden in hun actieplan. Dit verzoek heeft geleid tot een overleg tussen Kennisplatform PUR, GGD, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ArbeidsDermatologisch Centrum VUmc Amsterdam en de Polikliniek Mens en Arbeid van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten AMC.
Naar aanleiding van dat gesprek hebben VUmc, AMC en GGD Groningen een medisch diagnoseprotocol opgesteld voor klachten die mogelijk te maken hebben met gespoten PUR-schuim. Het Ministerie van BZK heeft de helft van de ontwikkelkosten gesubsidieerd. Het protocol is in 2016 opgeleverd en openbaar beschikbaar op diverse websites.9 Mensen die klachten ervaren kunnen op basis van dat protocol worden onderzocht. Ik ben van mening dat met het opgestelde protocol een belangrijke stap is gezet voor een uniforme wijze van afhandeling van mogelijke gezondheidsklachten.
Op basis van een geharmoniseerde classificatie onder de CLP-verordening (over classificatie, etikettering en verpakking van chemische stoffen) is op EU-niveau vastgesteld dat de zogenaamde di-isocyanaten, grondstof voor PUR-schuim, sensibiliserend zijn voor de luchtwegen. Dit houdt in dat de sensibiliserende werking van deze stoffen dus breed wordt onderkend. Toch staan de stoffen niet op de zogenaamde REACH-kandidatenlijst van substances of very high concern, omdat deze lijst een specifieke vorm van regulering binnen de REACH-verordening beoogt, waar vooralsnog niet voor is gekozen. Deze kandidatenlijst is namelijk het voorstadium voor een zogenaamde autorisatie en in dit geval is op EU-niveau geoordeeld dat de risico’s van de stof beter beheerst kunnen worden met een zogenaamde restrictie dan met een autorisatie. De kern van het voorstel is dat het werken met deze stoffen wordt gebonden aan trainingen met examinering van werknemers. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan bescherming van omstanders/bewoners bij toepassing van PUR-schuim als isolatiemateriaal. De Europese Commissie zal naar verwachting medio 2018 met een voorstel voor regulering komen. Zie verder mijn antwoord op vraag 8.
Ja.