Beperkte investeringscapaciteit van woningcorporaties in Waddinxveen en Midden-Holland |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Herinnert u zich de mede door u getekende regionale woondeal Midden-Holland? Herinnert u zich dat er in Waddinxveen grote potentiële bouwlocaties zijn, waar de komende jaren meer dan 3.000 woningen gerealiseerd worden, waarvan circa 800 sociale huurwoningen en 330 middenhuurwoningen?1 Herinnert u zich dat er in de regio Midden-Holland grote potentiële bouwlocaties zijn, waar de komende jaren 20.000 woningen gerealiseerd worden, waarvan circa 5.500 sociale huurwoningen en 2.000 middenhuurwoningen?
Ja, ik ben bekend met de woningbouwopgave en bouwlocaties uit de woondeal Midden-Holland.
Bent u bekend met de unieke situatie waarin de woningmarktregio Midden-Holland verkeert; waarbij het als een van de kleinste woningmarktregio’s in Nederland veel bouwlocaties heeft om sociale huurwoningen te bouwen, maar dit vanwege de te krappe investeringscapaciteit van de corporaties niet mogelijk is? Wat vindt u van deze situatie?
Ik ben bekend met de situatie in de Woondealregio Midden-Holland.
Uit de herijking van de Nationale Prestatieafspraken (NPA)2 is ook een actualisatie uitgevoerd van de doorrekeningen over de haalbaarheid van de opgave. Uit deze berekening blijkt dat de corporaties in de regio onvoldoende financiële middelen hebben om alle opgaven tot 2035 te kunnen realiseren. Dit heeft niet voor alle woningbouwprojecten met sociale huurwoningen gevolgen, omdat uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat een deel van de woningcorporaties de komende jaren wel financiële ruimte heeft. De situatie in Midden-Holland vraagt wel om maatregelen op de lange termijn (zie antwoord 6). Ik vind het van belang dat corporaties in een vroeg stadium betrokken worden bij de planvorming, waardoor eventuele knelpunten vroeg worden gesignaleerd.
Herkent u het beeld dat in toenemende mate een beroep moet worden gedaan op commerciële ontwikkelaars voor de bouw van sociale huurwoningen, omdat de corporaties onvoldoende investeringscapaciteit hebben? Herkent u het beeld dat de instandhoudingstermijn van dergelijke sociale huurwoningen meestal terugvalt tot maximaal 25 jaar, de huur op de maximale liberalisatiegrens wordt gezet en er over deze projecten geen prestatieafspraken (over thema’s zoals beschikbaarheid, leefbaarheid, zorg, veiligheid) gemaakt kunnen worden? Wat vindt u van deze ontwikkeling?
Ik herken het beeld dat commerciële ontwikkelaars en woningcorporaties elkaar kunnen aanvullen, wanneer blijkt dat een van de twee partijen niet in de nieuwbouw van sociale huur kan, of wil investeren. Het terugdringen van het woningtekort in de sociale huur is namelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid, waarbij zowel de commerciële ontwikkelaars/investeerders en woningcorporaties een belangrijke rol hebben. Ik herken ook dat er verschillen zijn in hoe de partijen zich verhouden tot het in stand houden van sociale huur. Woningcorporaties zijn gebonden aan wettelijke kaders uit de Woningwet, en kunnen bij het uitoefenen van hun publieke taak, beroep doen op staatsteun zoals het afsluiten van geborgde leningen. Andere verhuurders dan woningcorporaties hebben geen toegang tot staatsteun, maar zijn ook niet gebonden aan voorwaarden van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en de Autoriteit woningcorporaties.
Het is niet mijn bedoeling om alle verschillen tussen woningcorporaties en commerciële verhuurders ten aanzien van de verhuur van sociale huur weg te nemen. Het huurprijsniveau van sociale- en middenhuur woningen wordt gereguleerd met WWS-puntensysteem (woningwaarderingsstelsel) en geldt voor corporaties en marktpartijen. Daarnaast kunnen ook woningen met een huur tegen de WWS-punten grens, een passend thuis bieden voor huishoudens die dit financieel kunnen dragen. Ik vind het wel belangrijk dat er een heldere definitie is van wat een sociale huurwoning is. Hiervoor doe ik binnen het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting een voorstel.
Bent u bekend met de prestatieafspraken 2025 tussen de gemeente Waddinxveen en de corporatie Woonpartners Midden Holland?2
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de tabel in de bijlage van deze prestatieafspraken met een doorkijk voor de komende jaren, waarin wordt aangeven dat de corporatie over twee jaar voorlopig geen investeringscapaciteit meer heeft om de vele sociale huurwoningen te bouwen? Weet u dat het gaat om ruim 700 sociale huurwoningen? Wat vindt u daarvan?
Ik heb kennisgenomen van de prestatieafspraken die Woonpartners Midden-Holland heeft gesloten met de gemeente Waddinxveen. Uit de indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties (IBW)4 die jaarlijks wordt berekend komt reeds naar voren dat de betreffende woningcorporatie over beperkte investeringscapaciteit beschikt. Daar moet wel bij worden opgemerkt dat het hier gaat om een aanvullende investeringscapaciteit bovenop de reeds in de eigen begroting ingerekende opgaven. Desalniettemin valt op dat Woonpartners Midden-Holland bij volledige realisatie van de voorgenomen investeringen in vergelijking met andere woningcorporaties beperktere ruimte heeft voor aanvullende investeringen.
Tegelijkertijd is Woonpartners Midden-Holland niet de enige woningcorporatie die actief is in de regio Midden-Holland. In de woondealregio zijn in totaal elf woningcorporaties actief. Uit de bijlage van de prestatieafspraken van Woonpartners Midden-Holland komt niet naar voren of deze andere woningcorporaties een bijdrage kunnen leveren in het realiseren van de benodigde nieuwbouwwoningen in de gemeente Waddinxveen. Op basis hiervan kan ik niet beoordelen of er een regionale verkenning van onderlinge solidariteit heeft plaatsgevonden. Zoals we ook in de NPA5 hebben afgesproken wordt verwacht dat woningcorporaties elkaar helpen bij het realiseren van de volkshuisvestelijke opgaven.
Ook is het mogelijk om de naastgelegen regio’s te benaderen voor hulp bij het realiseren van de opgaven in Midden-Holland. Uit de NPA komt naar voren dat de woondealregio Samenwerkende Regio’s over een grote investeringscapaciteit beschikt. De investeringsruimte in deze regio is namelijk groter dan de eigen regionale opgave. In het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting doe ik een voorstel om de werkgebieden groter te maken, zodat corporaties in een regio als de Samenwerkende Regio’s (woningmarktregio Drechtsteden) ook meer mogelijkheden krijgen om corporaties in een andere regio (zoals in de woningmarktregio Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam, waartoe Waddinxveen behoort) te helpen, bijvoorbeeld met een onderlinge financiële bijdrage.
Deelt u de mening dat het, gegeven de enorme nood aan betaalbare (huur)woningen, onuitlegbaar is dat corporaties wel de personele capaciteit en potentiële bouwlocaties bezitten, maar onvoldoende investeringscapaciteit hebben om woningen te ontwikkelen, en daardoor de woningbouw van betaalbare woningen stokt? Hoe wilt u deze problematiek aanpakken?
Ik deel de mening dat de bouw van voldoende sociale huurwoningen van belang is en dat corporaties hierin een belangrijke rol spelen. Eind vorig jaar heb ik op de Woontop de resultaten gepresenteerd van de met de corporatiesector en VNG overeengekomen NPA6. Hieruit komt naar voren dat op landelijk niveau de investeringsopgaven van woningcorporaties in de periode tot 2035 financieel haalbaar zijn. In sommige regio’s komen de financiële grenzen van woningcorporaties bij volledige realisatie van de opgaven op het gebied van woningbouw en verduurzaming eerder in zicht, soms al in dit decennium, terwijl andere regio’s voldoende financiële middelen hebben. Een groot deel van deze regionale tekorten kan met aanvullende regionale of provinciale solidariteit tussen corporaties worden opgevangen. In een beperkt aantal regio’s zal hoogstwaarschijnlijk landelijke samenwerking nodig zijn om de opgave volledig te kunnen realiseren en de tekorten op te vangen.
Ik ben mij er tegelijkertijd ook van bewust dat solidariteit tussen woningcorporaties niet van de ene op de andere dag is gerealiseerd. Het vraagt een grote inspanning en cultuurverandering van de sector om woningcorporaties elkaar ook buiten de eigen regio te laten helpen met de volkshuisvestelijke opgave. Het Duurzaam prestatiemodel7, dat ik het afgelopen jaar samen met de sector heb uitgewerkt, is een behulpzaam middel om deze cultuurverandering te stimuleren. Daarnaast werk ik aan een voorstel om onderlinge solidariteit te faciliteren en het instrument projectsteun beter bruikbaar te maken om – via een heffing aan de hele corporatiesector – als landelijk sluitstuk van solidariteit ingezet te kunnen worden. Ook ondersteun ik financieel de bouw van betaalbare woningen via onder andere de stimuleringsregeling Flex- en Transformatie, waarvan het loket op dit moment geopend is. Momenteel werk ik aan een realisatiestimulans waarvan de uitgangspunten zijn gedeeld op de Woontop. Hierover verwacht ik uw Kamer nog voor de zomer te informeren. Met deze maatregelen zorg ik ervoor dat de woningbouw van betaalbare huurwoningen door woningcorporaties op gang blijft.
Bent u bekend met het feit dat er geen corporaties in de regio Midden-Holland of in de provincie Zuid-Holland zijn die Waddinxveen en Woonpartners kunnen helpen om deze sociale huurwoningen te bouwen via projectsteun? Erkent u dat het solidariteitsbeginsel hier dus geen uitkomst biedt? Hoe luidt uw reactie hierop? Welke maatregelen neemt u om dit probleem aan te pakken?
Bij de herijking van de NPA is ook een actualisatie uitgevoerd van de doorrekeningen over de haalbaarheid van de opgave. Uit deze berekening blijkt dat alle woningcorporaties in Midden-Holland gezamenlijk, niet voldoende financiële middelen hebben om alle opgaven tot 2035 te kunnen realiseren. Tegelijkertijd blijkt ook uit de doorrekening8 dat er binnen de provincie Zuid-Holland verschillende regio’s beschikken over aanvullende investeringscapaciteit, zoals de woondealregio Samenwerkende Regio’s. Ik herken dit beeld dus gedeeltelijk en ook hier geldt een verschil in de financiële capaciteit op kortere en langere termijn. Uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat er in de regio Midden-Holland momenteel voldoende financiële middelen aanwezig zijn om elkaar te helpen bij de realisatie van woningbouwprojecten, maar dat deze regio bij volledige realisatie onvoldoende financiële middelen heeft op de lange termijn. Het solidariteitsbeginsel biedt op het niveau van de woondealregio dan geen uitkomst meer, maar zou bovenregionaal wel voor een oplossing kunnen bieden, indien nodig in de vorm van projectsteun.
Tegelijkertijd is het – gelet op de bouwopgave voor de corporatiesector – goed om oog te houden voor de investeringspositie van woningcorporaties. Daarom heb ik in de herijkte NPA ook afgesproken om samen met de corporatiesector verder te werken aan een gezamenlijk beeld van het investeringsklimaat voor investeringen in huurwoningen en daarbij ook specifiek te kijken naar de beleidsmatige opties voor het verbeteren van de investeringspositie van woningcorporaties. Het doel daarvan is inzicht te krijgen in de mogelijkheden om tijdig te kunnen anticiperen op het treffen van passende maatregelen, in het geval de woningcorporatiesector in de toekomst tegen zijn financiële grenzen loopt. Een goed inzicht in de mogelijkheden voor lastenverlichting of subsidiëring is van belang om te voorkomen dat woningcorporaties genoodzaakt worden hun investeringen voortijdig te beperken. Dit onderzoek staat los van de dekking die gevonden dient te worden voor de budgettaire effecten die een eventuele maatregel met zich meebrengt. Daarnaast dient een dergelijke maatregel ook in overeenstemming te zijn met de staatssteunregels en uitvoerbaar te zijn.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat ook de versnellingstafel(s) nauwelijks uitkomst bieden, omdat de gesprekken in de regio Midden-Holland steeds vastlopen op het knelpunt van het tekort aan investeringscapaciteit bij de corporaties? Erkent u dat er daardoor geen versnellingen te maken zijn?
Ik ben van mening dat de vertegenwoordigers van overheden, corporaties en marktpartijen in de regionale Versnellingstafel Midden-Holland een belangrijke rol vervullen om projecten aan te jagen en ook te komen tot voldoende bouw in de sociale huur. De Versnellingstafel signaleert ook knelpunten zoals de investeringscapaciteit van corporaties, die partijen aanpakken op een bovenregionaal niveau zoals in de Landelijke Versnellingstafels of in het overleg met de betrokken koepels. Dat is de wijze waarop versnelling kan worden gemaakt.
Deelt u de mening dat aanpassing van projectsteunvoorwaarden (waar u als Minister primair verantwoordelijk voor bent) noodzakelijk is om de ambities uit de woondeal Midden-Holland (waar u mede-ondertekenaar van bent) te kunnen halen? Bent u bereid zich hiervoor in te spannen?
Ik vind het te voorbarig om nu te constateren dat de toepassing van projectsteun (en daarmee aanpassing van de projectsteunvoorwaarden) nodig is om de ambities uit de woondeal Midden-Holland te halen. Projectsteun is een instrument uit de Woningwet waarmee corporaties, op aanvraag en als laatste middel, een financiële bijdrage voor noodzakelijke volkshuisvestelijke investeringen kunnen verkrijgen. Deze bijdrage wordt opgehaald via een heffing die aan de hele corporatiesector wordt opgelegd. Ik bereid momenteel een wijziging van projectsteun voor aan de hand van een aantal uitgangspunten die nu ook al gelden. Projectsteun is pas aan de orde als blijkt dat regionale solidariteit niet voor een (volledige) oplossing zorgt, de aanvrager onvoldoende investeringscapaciteit heeft om de volkshuisvestelijke opgaven te realiseren en de projecten waarvoor projectsteun wordt aangevraagd bijdragen aan het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente.
In regio’s waar solidariteit geen uitkomst biedt en waar de volkshuisvestelijke en financiële noodzaak van projectsteun buiten kijf staan, kan projectsteun worden ingezet om de opgaven te verwezenlijken. Ik zal per geval beoordelen of aan wettelijke voorwaarden voor het verkrijgen van projectsteun is voldaan.
Herinnert u zich uw brief3 waarin gesteld werd dat «hoewel ik van corporaties verwacht dat ze zich eerst inspannen om er met elkaar in de regio uit te komen, zal ik collectieve projectsteun als het nodig is inzetten om de grote opgave die we met elkaar hebben te realiseren»? Bent u bereid in de casus rond Waddinxveen en Midden-Holland collectieve projectsteun in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik sta nog steeds achter het uitgangspunt dat collectieve projectsteun ingezet kan worden als dit na alle inspanningen van de regio aanvullend noodzakelijk blijkt. In het Besluit toegelaten instellingen 2015 (hierna: BTIV) is neergelegd aan welke randvoorwaarden een woningcorporatie die projectsteun aanvraagt moet voldoen om in aanmerking te komen voor een projectsteunbijdrage. Ik werk deze randvoorwaarden momenteel verder uit en streef ernaar mijn wijzigingen op zeer korte termijn in internetconsultatie te brengen. Mocht ik op basis van een eventuele aanvraag voor projectsteun tot het oordeel komen dat projectsteun in Waddinxveen en Midden-Holland zou moeten worden ingezet, dan kan dit instrument tijdig worden ingezet om een verdere vertraging in de realisatie van de opgaven te voorkomen, de regio heeft op korte termijn immers voldoende middelen.
Bent u bereid de huidige projectsteunvoorwaarden aan te passen om gevallen zoals in Waddinxveen, maar ook breder in Nederland, binnen twee jaar te kunnen helpen, zodat de woningbouwopgave hier op korte en middellange termijn geen schade aan ondervindt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke mogelijkheden ziet u om de huidige projectsteun versneld uit te breiden, bijvoorbeeld door voorwaarden voor de projectsteun eenvoudiger maken?
Een heffing op andere woningcorporaties is geen licht instrument en een aanvraag tot collectieve projectsteun dient door een woningcorporatie dus altijd goed onderbouwd te worden. Een projectsteunaanvraag zal onder andere gepaard moeten gaan met informatie over het project, zienswijzen van verschillende partijen die ondersteunen dat een projectsteunaanvraag nuttig en noodzakelijk is en inzicht in dat onderlinge solidariteit geen oplossing is.
Daarnaast wil ik onderlinge solidariteit ook aantrekkelijker maken. Daarom zal ik binnen de voorziene wijziging van het instrument projectsteun, ook een vorm van vrijwillige onderlinge projectsteun mogelijk maken. Hierdoor wordt het fiscaal aantrekkelijker om financiële middelen aan een woningcorporatie met onvoldoende middelen over te dragen.
Kunt u aangeven wanneer u de wijziging van de Woningwet en onderliggende regelgeving met betrekking tot projectsteun bij de Kamer zult indienen? Bent u nog steeds van mening dat deze wijziging in 2025 in werking kan gaan? Wilt u de voorgestelde wetswijziging daartoe voor de zomer van 2025 aan de Kamer toezenden?
Ik streef ernaar de voorgestelde wijziging van projectsteun in het voorjaar in internetconsultatie te brengen, ik zal daarna zo spoedig mogelijk een voorstel aan uw Kamer zenden.
Ziet u andere mogelijkheden om cases waarbij de bouw van sociale huurwoningen door corporaties verhinderd wordt door gebrek aan investeringscapaciteit los te trekken, anders dan via wijziging van de regels omtrent projectsteun? Bent u bereid daarvoor gericht middelen uit de 5 miljard woningbouwgelden uit het Hoofdlijnenakkoord, zoals uit de Woningbouwimpuls of de realisatiestimulans, aan te wenden?
Momenteel werk ik aan verschillende financiële instrumenten om de bouw van betaalbare woningen te stimuleren. Dit heeft ook invloed op de financiële positie van woningcorporaties. Met de Woningbouwimpuls, stimuleringsregeling Flex en Transformatie, het gebiedsbudget en de realisatiestimulans worden financiële bijdragen gedaan aan gemeenten voor het realiseren van betaalbare woningen. Voor alle drie geldt dat eisen en voorwaarden van deze instrumenten aansluiten bij de betaalbaarheidsdoelstellingen van het kabinet. Sociale huurwoningen horen daar uiteraard bij. Gemeenten en corporaties kunnen lokale afspraken maken over de benutting van deze financiële instrumenten. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor corporaties om de rente van hun leningen fiscaal af te trekken per 1 januari 2025 verhoogd van 20% naar 24,5%, ook dit draagt bij aan de investeringscapaciteit van woningcorporaties.
Kunt u een overzicht geven in welke mate de problematiek zoals in Waddinxveen en Midden-Holland in andere gemeenten en woningmarktregio’s speelt? Kunt u aangeven in welke gemeenten en woningmarktregio’s deze problematiek ook urgent is en in de komende jaren tot stilvallende woningbouw van sociale huurwoningen zal leiden?
Een regio in de provincie Zuid-Holland waar vergelijkbare problematiek speelt, is de regio Haaglanden. In Haaglanden lopen de woningcorporaties eerder tegen hun grenzen aan dan in de regio Midden-Holland. Gezien deze positie van de woningcorporaties in Haaglanden voeren we samen met de regio en woningcorporaties een pilot uit gericht op de reikwijdte van de investeringscapaciteit en de werking van solidariteit in de corporatiesector. De uitkomsten hiervan kunnen ook van meerwaarde zijn voor de regio Midden-Holland.
Verder komt uit de NPA naar voren dat er meer regio’s zijn die hun regionale investeringsopgave niet volledig kunnen financieren. Regio’s met de grootste financiële tekorten zijn naast Haaglanden, de Metropoolregio Amsterdam, de regio Utrecht (U16), de regio Groningen-Assen en de Regio Eemsdelta. Een regionaal financieel tekort wil overigens niet zeggen dat dit op korte termijn al tot problemen gaat leiden met betrekking tot de bouwopgave. Ook in deze regio’s beschikken woningcorporaties, mede door de afschaffing van de verhuurderheffing, over een goede financiële uitgangspositie. Corporaties hebben daardoor de komende jaren ruimte om volop te investeren in hun volkshuisvestelijke opgaven. Wel lopen de woningcorporaties in deze regio’s eerder tegen hun financiële grenzen aan dan woningcorporaties in andere regio’s. Zoals hiervoor aangegeven verwacht ik ook van woningcorporaties uit andere regio’s een bijdrage om de opgaven in regio’s met financiële tekorten aan te pakken. Voor de regio’s in aardbevingsgebieden geldt bovendien dat er middelen beschikbaar worden gesteld uit de versterkingsopgave. In de financiële doorrekening van de NPA is hier nog geen rekening mee gehouden.
‘Gerommel’ met versterkingsrapporten van onveilige huizen in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Kent u het bericht «Groninger Mark krijgt versterkingsrapport voor niet-bestaande schoorsteen: «Is mijn huis wel veilig?»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Mark een conceptrapport heeft van zijn huis waarin staat dat de binnenwanden moeten worden versterkt, maar dit in het definitieve rapport ontbreekt? Hoe kan het dat in het definitieve rapport ineens de versterking van een schoorsteen wordt aanbevolen, terwijl het huis geen schoorsteen heeft?
Ik vind het enorm vervelend voor de bewoner dat het definitieve rapport een dergelijke fout bevat. In dit uitzonderlijke geval wil ik toelichting geven op de individuele situatie.
Tussen een conceptrapport en het definitieve rapport kunnen verschillen zitten. Het conceptrapport wordt namelijk gecontroleerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) op fouten of omissies. Als deze worden geconstateerd, dan wordt het rapport teruggestuurd naar het ingenieursbureau. Het ingenieursbureau is verantwoordelijk voor de kwaliteit en inhoud van het rapport, daarmee ook voor eventuele aanpassingen.
Een onafhankelijk en gespecialiseerd ingenieursbureau stelt, op basis van een opname van de woning, een beoordelingsrapport op. In dit specifieke geval viel tijdens de controle door de NCG op dat het ingenieursbureau een versterkingsmaatregel voorstelde voor de binnenwand van de woning. In de beoordelingsrapporten van soortgelijke woningen in de omgeving stond deze maatregel niet. Daarom heeft NCG het ingenieursbureau gevraagd om te verklaren hoe ze tot deze versterkingsmaatregel kwamen en het conceptrapport teruggestuurd. Het ingenieursbureau heeft toen opnieuw berekeningen uitgevoerd en geconcludeerd dat de versterkingsmaatregel niet van toepassing is. Daarom staat deze versterkingsmaatregel niet in het definitieve rapport.
Een andere storende fout is helaas niet opgemerkt: het versterken van een niet-bestaande schoorsteen. Ik vind het uitermate vervelend dat deze fout niet is opgemerkt door het ingenieursbureau en NCG, ondanks de controlemechanismen. De fout heeft geen effect op de veiligheid van de woning. Ik begrijp ook heel goed dat een dergelijke fout tot wantrouwen leidt bij bewoners, en bij de betreffende bewoner in het bijzonder. NCG heeft hierover contact opgenomen met de betreffende bewoner en dit toegelicht tijdens een bewonersavond.
Begrijpt u dat de betrokken gedupeerde zegt: «Ze doen er alles aan om ons met een fooi af te schepen»? Wilt u voordat u deze vraag afdoet als «ik kan niet ingaan op individuele casuïstiek» overwegen dat dit een breder gedragen gevoel is onder gedupeerden? Begrijpt u voorts dat bewoners zich zorgen maken over de veiligheid van hun woning?
In het algemeen begrijp ik dat fouten in versterkingsadviezen leiden tot onzekerheid over de betrouwbaarheid van het advies en daarmee de veiligheid van de woning. Om dit gevoel weg te nemen en meer recht te doen aan de terechte behoeften van bewoners ga ik de processen meer richten op het centraal stellen van bewoners. Daarom breidt NCG bijvoorbeeld haar bewonersreis op projectbasis uit tot een bewonerscontactreis. De contactmomenten, het proces en de communicatie zelf worden daardoor aangepast op de behoefte van de bewoner.
Ik wil benadrukken dat geld geen rol speelt en dat we onveilige huizen koste wat het kost versterken.
Wie heeft de aanpassingen in het rapport gedaan?
Het ingenieursbureau, zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Mag de NCG rapporten van deskundigen aanpassen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 2.
Wie mogen er aanpassingen doen in deskundigenrapporten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe vaak worden versterkingsrapporten aangepast?
Die beslissing wordt genomen door het betreffende ingenieursbureau en er is vanuit NCG geen regelmaat voor aanpassingen te noemen. Een rapport kan om verschillende redenen terug worden gestuurd naar het ingenieursbureau. Bijvoorbeeld omdat er nog vragen zijn, er een bijlage mist of er nog onduidelijkheden zijn over de uitgangspunten van het rapport. Dit hoeft niet altijd te zien op de conclusie van het rapport. Ik kan niet aangeven in hoeveel gevallen het tot een aanpassing leidt, omdat dit niet wordt geregistreerd. Wel toetst NCG altijd of de opmerkingen of vragen afdoende zijn beantwoord.
Kunnen alle gedupeerden in de versterkingsoperatie hun conceptrapport ontvangen?
Nee, want dat zou onnodig tot onduidelijkheid en onzekerheid kunnen leiden bij bewoners als er nog fouten of omissies in het rapport zitten die aangepast moeten worden. De bewoner ontvangt daarom alleen een definitief beoordelingsrapport dat is gecontroleerd door NCG.
Wie bewaakt de kwaliteit van versterkingsrapporten? Is er externe controle op de NCG? Is er interne controle op de kwaliteit van de versterkingsrapporten binnen de NCG?
De kwaliteit van versterkingsadviezen wordt op verschillende manieren bewaakt: er zijn wettelijke eisen2 en er is interne controle van NCG en ingenieursbureaus.
NCG houdt zich aan de wettelijke veiligheidsnorm en aan de rekenmethoden waarover het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) adviseert. Beoordelingen worden voor NCG uitgevoerd door gespecialiseerde en onafhankelijke ingenieursbureaus. Zij onderzoeken of woningen veilig zijn met een rekenmethode uit de NPR 9998 of de Typologieaanpak. Ingenieursbureaus zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging op hun geleverde beoordelingen.
Naast de wettelijke eisen voert NCG kwaliteitscontroles uit op de opgeleverde rapporten. De kwaliteitscontroles zijn risicogestuurd en worden uitgevoerd door specialisten van NCG. Zij werken in de meeste situaties van grof naar fijn. Eerst wordt gecontroleerd op de belangrijkste hoofdaspecten. Bij constatering van afwijkingen wordt in meer detail gecontroleerd. Als eerdere controles daar aanleiding toe geven kan een gedetailleerde controle ook direct worden uitgevoerd. Het proces wordt onder andere op basis van het vier-ogenprincipe uitgevoerd, zodat tunnelvisie wordt voorkomen.
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteitsborging binnen de gehele versterkingsoperatie. De verwachting is dat dit onderzoek in februari wordt gepubliceerd. Ik zal dit onderzoek naar uw Kamer sturen. Ook is het mogelijk dat ACVG inhoudelijk onderzoekt of steekproeven doet en adviseert. Zo heeft NCG, met betrokkenheid van ACVG, een kwaliteitstoets op typologische beoordelingen gedaan, toen er signalen waren dat hier fouten waren gemaakt.3
Herkent u dat er al langere tijd grote zorgen zijn over de kwaliteit van de versterkingsrapporten die gedupeerden ontvangen? Herkent u dat dat ook zichtbaar is in het aantal bezwaren dat wordt ingediend? Deelt u de kritiek op de kwaliteit van rapporten en besluiten? Welke stappen heeft u gezet sinds deze zorgen aan u kenbaar zijn gemaakt? Welke stappen wilt u nog zetten?
Ik wil hierbij benadrukken dat begrijpelijke en empathische communicatie, die past bij het individu, belangrijk is. Om dit te realiseren blijft de NCG inzetten op het verbeteren van de communicatie met bewoners.
De afgelopen maanden zijn er meerdere berichten in de media verschenen over de kwaliteit van beoordelingsrapporten. Ik vind het ontzettend vervelend als bewoners een rapport ontvangen dat fouten bevat. Bewoners moeten kunnen vertrouwen op de juistheid en volledigheid van hun rapport. Tegelijkertijd zijn fouten nooit helemaal te voorkomen. In gevallen waar er fouten in het rapport staan, gaat de NCG gezamenlijk met de bewoner op zoek naar een oplossing. Elke fout moet onderzocht en opgelost worden en leiden tot het verbeteren van het proces. De veiligheid van de bewoner staat altijd voorop.
Ik heb onlangs met een vertegenwoordiging van mijnbouwadvocaten gesproken over dit onderwerp en heb aangeboden om de deskundigen van het bureau en de deskundigen van de bewoners aan tafel te zetten om elkaars visie over het rapport te bespreken. Indien daar geen eenduidige conclusie uit komt, laat ik een derde onafhankelijke deskundige partij naar de zaak kijken. Gezien de aanhoudende berichten wil ik een onderzoek laten doen naar de kwaliteit van de beoordelingsrapporten. Ik zal met ACVG en NCG in overleg gaan hoe we de kwaliteit van de beoordelingsrapporten kunnen gaan controleren en welke partij dit kan gaan uitvoeren. Ik informeer uw Kamer hier voor het einde van het eerste kwartaal van dit jaar over.
Er zijn inderdaad bij NCG in 2024 meer bezwaren ingediend naar aanleiding van de beoordelingsrapporten. Tegelijkertijd heeft NCG de afgelopen jaren ook veel grotere aantallen beoordelingen laten uitvoeren. Het is voor bewoners belangrijk om te weten of hun woning veilig is. Daarom doet NCG er alles aan om bewoners zo snel mogelijk hun beoordelingsrapport te geven. Dat beoordelingsrapport moet duidelijk zijn en kloppen. Bewoners die vragen hebben over hun beoordelingsrapport kunnen terecht bij hun bewonersbegeleider. Ook kunnen ze het uitgebreide inspectierapport en de bijbehorende berekeningen van hun woning bij de NCG opvragen. Op verzoek kan het ingenieursbureau ook een toelichting geven aan de bewoner over de beoordeling. Indien een bewoner dan alsnog bedenkingen heeft over de beoordeling, kan hij eventueel in bezwaar en beroep tegen het besluit.
Door de grote hoeveelheid beoordelingen dat NCG afgelopen jaar heeft uitgevoerd, kon het in gevallen langer duren voordat er antwoord was op de vragen van bewoners. In veel gevallen gaan bewoners daarom pro-forma in bezwaar, om de bezwaartermijn niet te laten verlopen. Indien de bewoner aangeeft meer tijd nodig te hebben, gaat NCG echter ook coulant om met eventuele termijnen. Op deze manier krijgen bewoners alsnog de door hen gevraagde informatie of uitleg of kunnen ze een gesteld gebrek mee laten wegen in de besluitvorming. NCG neemt in deze fase alle tijd om samen met de bewoner naar een oplossing te zoeken.
Naar aanleiding van de ervaringen die NCG heeft opgedaan in de communicatie van de beoordelingsrapporten in 2024, gaat NCG onder andere meer persoonlijke contactmomenten creëren met bewoners tijdens het gehele versterkingsproces. Bijvoorbeeld door aan de keukentafel uitleg te geven over beoordelingen of besluiten van NCG. Of door na de versterking in gesprek te gaan over hoe het gaat in de versterkte woning en om eventuele vragen of zorgpunten te bespreken en op te lossen. Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Bushoff en Beckerman.4
Welke stappen wilt u zetten om te zorgen dat gedupeerden altijd een goed rapport krijgen over hun woning?
Zie het antwoord op vraag 10. Aanvullend zal ik NCG wijzen op het belang van een goed functionerende kwaliteitsborging, intern en bij de externe ingenieursbureaus.
Zorgen kwalitatieve tekortkomingen in de versterkingsrapporten voor vertraging in de versterkingsoperatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In september 2024 heb ik met uw Kamer de diepteanalyse naar de haalbaarheid van 2028 gedeeld.5 In de analyse besteedt NCG aandacht aan het risico dat de operatie vertraagt doordat versterkingsadviezen of beoordelingsrapporten niet tijdig beschikbaar zijn of van onvoldoende kwaliteit zijn en welke maatregelen genomen kunnen worden om deze vertraging te beperken. NCG beperkt de vertraging door bij de start van ieder project direct een ingenieursbureau te betrekken bij de uitwerking van het versterkingsrapport. Hierdoor worden eventuele kwalitatieve tekortkomingen in de meeste gevallen direct herkend en tegelijk opgelost. Dit kwartaal zal ik opnieuw kijken naar de risico’s uit de diepteanalyse en uw Kamer daarover – en de genomen maatregelen – informeren.
Naar aanleiding van het amendement Beckerman is er een regeling gekomen die gedupeerden in de versterkingsoperatie het recht geeft op een eigen deskundige, werkt deze regeling nu optimaal? Is er voldoende capaciteit? Volstaat het bedrag wat gedupeerden hiervoor kunnen krijgen?
De eigenaar van een woning kan ervoor kiezen om een bouwkundig en/of financieel adviseur in te schakelen. Een eigenaar heeft recht op 20 uur voor bouwkundig advies en 20 uur voor financieel advies. Mocht een bewoner meer uren nodig hebben, dan is dat – indien voldoende onderbouwd – mogelijk. Tot op heden zijn er ongeveer 800 aanvragen voor een onafhankelijk bouwadviseur ingediend en ongeveer 130 voor een financieel adviseur. NCG heeft geen signalen dat de capaciteit ontoereikend zou zijn of dat de beschikbare uren niet afdoende zijn. In het kader van de regeling Rechtsbijstand heeft een bewoner recht op kosteloze rechtsbijstand of mediation en in dat kader ook recht op bouwkundig en/of financieel advies.
Wanneer en hoe geeft u uitvoering aan de uitspraak van de Raad van State van oktober 2024 dat de NCG niet voldoet aan haar vergewisplicht?
Dit betreft tussenuitspraken in individuele zaken. NCG heeft in die zaken de gelegenheid gekregen om een aanvullende motivering te geven. Omdat dit nog onder de rechter ligt, doe ik hierover op dit moment geen inhoudelijke uitspraken.
Zie ook het eerdere antwoord op uw vraag, TK 2024–2025, 33 529, nr. 564 (vraag 8).
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ja.
De uitvoering van de aangenomen motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) die tot doel had om alle gedupeerden die eigen geld hadden moeten investeren in de versterking, schadeloos te stellen?
Bewoners die kosten gemaakt hebben voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, of kosten die daar direct uit voortkomen, moeten die kosten vergoed krijgen. NCG heeft een meldpunt ingericht waar bewoners zich kunnen melden en analyseert deze meldingen, waar nodig met gemeenten. Bij het meldpunt van de NCG hebben zich in totaal 214 bewoners gemeld. Hiervan vallen 127 adressen onder regie NCG en 87 adressen onder regie van de gemeenten (Batch 1588).
Hoeveel meldingen zijn er binnengekomen bij het meldpunt van de Nationaal Coordinator Groningen (NCG)? Hoeveel zijn er toegekend? Hoeveel zijn er afgewezen?
Er zijn 214 meldingen binnengekomen.
Voor de 127 meldingen waarvan de versterking valt onder regie van de NCG, geldt dat er inmiddels 92 zijn afgehandeld. Bij 11 meldingen heeft een vergoeding plaatsgevonden, 5 bewoners hebben hun melding ingetrokken, 1 melding is vergoed door IMG en 75 meldingen zijn afgewezen. Daarnaast is in 10 meldingen een voorgenomen besluit verstuurd en zijn nog 25 meldingen in behandeling.
Ten aanzien van de 87 meldingen gedaan door bewoners uit de Batch 15881 geldt dat er 6 meldingen af zijn gehandeld, dat er in 24 meldingen een voorgenomen besluit is verzonden, er in 51 meldingen een informatiebrief is verstuurd en in 4 meldingen is er separaat contact met de desbetreffende gemeente. Deze informatiebrieven zijn verstuurd omdat een aantal meldingen verder wordt geanalyseerd. Dit doet de NCG samen met de gemeente door te toetsen of het gekregen budget voldoende was voor een functioneel vergelijkbare woning. Het streven is om bewoners in de komende maanden uitsluitsel te geven over hun melding.
Tot nu toe is in totaal € 143.873 vergoed voor Batch 1588-meldingen en € 118.028 voor regie-NCG-meldingen. Kosten die zijn gemaakt voor de noodzakelijke versterking moeten worden vergoed, hier is dus vooraf geen vast bedrag voor geraamd. Ik heb met de gemeenten contact om te borgen dat zij voldoende middelen hebben om bewoners te kunnen compenseren in het geval blijkt dat bewoners zelf kosten hebben moeten maken voor de noodzakelijke versterking van hun woning.
Hoeveel geld is er in totaal uitgegeven aan de uitvoering van deze motie? Was er vooraf een bedrag geraamd?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u per batch of regeling aangeven hoeveel mensen zich hebben gemeld en hoeveel meldingen zijn afgewezen en toegekend?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden gemeenten gecompenseerd die mensen uit Batch 1588 moeten compenseren die kosten hebben gemaakt voor de versterking? Gaat dit op declaratiebasis met het rijk of is hier een vast bedrag voor afgesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Krijgt u net als wij signalen dat juist bewoners die niet onder de NCG vielen, maar wel kosten hebben gemaakt voor de versterking, nu afgewezen worden bij het Meldpunt kosten versterking?
Er hebben zich bewoners gemeld in verband met de kosten die ze hebben gemaakt voor versterking. Al deze bewoners hebben een afwijzing gekregen, omdat er nooit een beoordeling heeft plaatsgevonden of versterking noodzakelijk was. Ook is er in de overeenkomsten met de NAM vaak afgesproken dat bewoners akkoord gaan met het afgesproken bedrag en in de toekomst geen aanspraak meer maken voor nieuwe vergoedingen (finale kwijting).
Ik heb recentelijk met twee bewoners gesproken van wie de afhandeling onder de NAM valt. Deze bewoners hebben hun zorgen geuit en aangegeven dat de afwijzing in hun ogen onredelijk is omdat deze overeenkomsten vaak onder druk van verdere procedures werden afgesloten. Op basis van dit gesprek onderzoek ik of en zo ja hoe alsnog een vergoeding van kosten zou kunnen worden gegeven in het geval de afspraken met de NAM als onredelijk kunnen worden gezien. Ik informeer uw Kamer voor de zomer over de uitkomsten van deze verkenning.
Herkent u dat bewoners die in de versterking zaten voor de trajecten dievia de NCG liepen en die een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met de NAM of Centraal Veilig Wonen (CVW), vaker een afwijzing ontvangen? Is een strikt juridische benadering van artikel 13j, zevende lid hier debet aan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent u dat veel mensen in Batch 1588 eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking? Herkent u zich in de woorden van uw voorganger dat hij «geschrokken was van de verhalen» van deze mensen?
Tot nu toe hebben 87 bewoners aangegeven dat zij eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking van hun woning. De NCG toetst samen met gemeenten of deze bewoners een functioneel vergelijkbare woning hebben kunnen kopen en/of realiseren van het door hen eerder ontvangen budget. Ik wil bewoners zo snel als mogelijk duidelijkheid geven over de vraag of zij voor aanvullende vergoeding in aanmerking komen. Tegelijkertijd wil ik ook een goed en ordentelijk besluit nemen: zorgvuldig, eenduidig en met aandacht voor de specifieke situatie van de bewoner. Bij een voorgenomen besluit krijgt een bewoner altijd een termijn om met een zienswijze te reageren hierop. Als een bewoner meer tijd nodig heeft voor deze zienswijze, dan wordt daar ruimhartig mee omgegaan. Streven is om bewoners in de komende maanden definitief uitsluitsel te geven over het (gedeeltelijk) toekennen of afwijzen van hun melding.
Als blijkt dat er kosten zijn gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, vind ik het belangrijk dat deze alsnog worden vergoed. Echter, niet in alle gevallen vindt er een vergoeding plaats. Dit komt omdat is vastgesteld dat bewoners volgens de bestaande kaders hebben gekregen waar ze recht op hadden. Ik snap dat dit misschien niet voor alle bewoners de uitkomst is waar ze op hadden gehoopt. Daar heb ik ook oog voor. Voordat bewoners een definitief besluit ontvangen, kunnen zij hun zienswijze delen. Als zij dat willen, kunnen zij ook persoonlijk toelichting krijgen op het voorgenomen besluit. Ook kunnen bewoners tegen het definitieve besluit in bezwaar en beroep.
Herkent u voorts dat een deel van deze mensen uit Batch 1588 in de week voor kerst een afwijzing heeft gekregen voor de aanvraag voor compensatie voor de kosten gemaakt voor de versterking? Waarom zijn deze mensen afgewezen? Waarom krijgen zij, na lang gewacht te hebben, maar tot 14 januari 2025 de tijd om te reageren op deze afwijzing? Is dat niet veel te kort? In deze vakantieperiode is het toch bijna onmogelijk om hiervoor ondersteuning te vinden?
Zie antwoord vraag 8.
Herkent u tevens dat een groot deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en er nog nader onderzoek wordt gedaan? Hoe lang gaat dat duren? Wie doet dit onderzoek en waarom?
Ja. Het klopt dat een deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en dat er nader onderzoek wordt gedaan. Bijvoorbeeld om goed te kunnen beoordelen of vergoeding op zijn plaats is. Dit nader onderzoek doe ik samen met NCG en gemeenten en zal ik zo snel mogelijk afronden.
Waarom wordt het geld dat mensen uit Batch 1588 krijgen en nu dus wel gecompenseerd worden, op een SNN- rekening gestort? Deze rekeningen worden toch bijna gesloten nu de vijfjaarstermijn bijna verstrijkt? Waarom krijgen mensen het bedrag niet op hun eigen rekening uitbetaald?
De gemeente is betrokken bij de toekenningen vanuit het meldpunt. Bij een klein aantal meldingen is geconstateerd dat de memo ondergrens niet (goed) is toegepast. Voor deze bewoners heeft een budgetverhoging plaatsgevonden, binnen de werkwijze van batch 1588. Dit gebeurt via het bouwdepot bij SNN. Het bedrag dat is toegewezen is bedoeld om de kosten te dekken die horen bij de sloop/nieuwbouw of versterking van de woning. In deze gevallen was het depot nog niet afgesloten. Dit depot is tot vijf jaar nadat de beschikking is verleend beschikbaar. Deze termijn kan op verzoek van de eigenaar worden verlengd. Mocht het meldpunt bijdragen doen aan adressen waarvan de subsidie reeds is vastgesteld en het depot gesloten, kan het zijn dat de betaling rechtstreeks via NCG plaatsvindt. Deze situatie heeft zich tot nu toe nog niet voorgedaan.
Heeft u zich reeds verdiept in de situatie van huurders en eigenaren in Batch 1588 die nog bezig zijn met de versterking en daarbij problemen ervaren, zoals het niet hebben van een passende wisselwoning of het niet krijgen van een vergelijkbare nieuwe woning? Zo nee, wilt u dit gaan doen? Is de € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen er ook voor de bewoners in Batch 1588?
De toekenning van wisselwoningen gaat via de gemaakte afspraken, waarbij in specifieke gevallen maatwerk is toegepast. De memo ondergrens wordt toegepast om te toetsen of het toegekende budget voldoende is voor een functioneel vergelijkbare woning. De € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen is niet van toepassing voor de bewoners in Batch 1588. Voor knelpunten in batch 1588 is een risicofonds opgenomen in het totaal budget voor batch 1588.
Wat wilt u doen voor de bewoners uit Batch 1588 en andere batches die te maken hebben met (soms ernstige) bouwfouten?
Op 20 januari jl. heb ik hierover een brief naar uw Kamer gestuurd.2 Zoals ik het lid Beckerman heb toegezegd3 zal ik ook met de gemeenten in gesprek gaan over het toezicht op bouwfouten om het aantal bouwfouten waar bewoners mee geconfronteerd worden tot een minimum te beperken, ook voor bewoners uit Batch 1588. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor de zomer informeren over de uitkomsten van de doorlichting van de NCG en het gesprek met de gemeenten.
In 2019 heeft de Hoge Raad bevestigd dat gederfd woongenot materiele schade is; klopt het dat hier tot op heden nog geen compensatieregeling voor is? Wanneer komt deze regeling?
Het klopt dat er nog geen regeling is voor gederfd woongenot. Het IMG heeft een pilotstudie gedaan om inzicht te krijgen hoe compensatie voor verschillende situaties uitpakt. Op basis van deze studie gaat het IMG dit jaar een besluit nemen over de ontwikkeling van de regeling.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Herstel Groningen van 30 januari 2025?
Ja.
Het artikel 'De Raad van State versnelt de bezwaarprocedures woningbouw' |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het NRC-artikel «De Raad van State versnelt de bezwaarprocedures woningbouw»?1
Ja.
Waarom maakt u nu toch verschil tussen de aanpak van het actuele tekort en de rest van de bouwprojecten in tegenstelling tot wat u tijdens het begrotingsdebat aangaf, namelijk dat u geen verschil wilde maken in de aanpak van het actuele tekort en de rest, zoals NSC u verzocht?
Het realiseren van 100.000 woningen per jaar is ons gezamenlijk doel. Daarbij maak ik geen onderscheid tussen het actuele tekort en de rest. Want, uiteindelijk hebben we het over dezelfde woningen, locaties en bouwvergunningen. Als Minister beschik ik over instrumenten en bevoegdheden om de woningbouw als geheel te versnellen. Dat zijn financiële instrumenten – als bijvoorbeeld de Woningbouwimpuls (Wbi) en Startbouwimpuls (Sbi) – en juridisch instrumenten. Met het programma STOER zet ik in op het schrappen van tegenstrijdige en overbodige regelgeving. Over het geheel van bevoegdheden die ik tot mijn beschikking heb, heb ik de toezegging gedaan om uw Kamer een brief te sturen. De brief zal onderdeel zijn van de tweede nota van wijzigingen van het wetsvoorstel «Versterking Regie Volkshuisvesting». Bovengenoemd zet ik in om de woningbouw als geheel te versnellen.
Wat is ervoor nodig om, zoals NSC heeft verzocht via het begrotingsdebat, een projectmatige aanpak te verbreden naar het hele actuele tekort van 400.000 woningen in plaats van een aanpak, die zoals u tijdens het debat aangaf, geen verschil maakt?
Woningbouw vindt plaats op duizenden locaties in Nederland, groot en klein. Veel van de projecten (kunnen) worden versneld door een lokale aanpak via de versnellingstafels. Dat werkt het beste omdat het meestal gaat om specifieke situaties als bijvoorbeeld het uitplaatsen van een bedrijf of lokale ontsluiting.
Het idee om projecten gebundeld voor te leggen voor een vergunning (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning) gaat verder dan in de voormalige Crisis-en herstelwet mogelijk was. Dit is juridisch niet eenvoudig, omdat de vergunningen uiteindelijk per locatie door de betrokken gemeente als bevoegd gezag wordt verleend. Met de Kamerbrief2 over de Woontop van 11 december heb ik u geïnformeerd over de door mij gemaakte wederkerige afspraken die gericht zijn op de concrete uitvoering. Concrete oplossingen om de woningbouw als geheel te versnellen. Uiteraard betrekken we de ervaringen van de Crisis- en herstelwet bij de uitvoering van de Woontopafspraken.
Welke andere belemmeringen, naast het vastlopen van bezwaarprocedures, zijn er nog meer voor de woningbouw?
In de Kamerbrief3 «Voortgangsrapportage programma woningbouw» en specifiek in het hoofdstuk over de kritische succesfactoren in de bijgevoegde voortgangsrapportage wordt nader ingegaan op de belemmeringen. Samen met betrokken partners zet ik in op het komen tot een vermindering hiervan door bijvoorbeeld waar mogelijk de regels te vereenvoudigen, of zelfs te schrappen. Voor een deel vraagt dit aanpassing van regelgeving om conflicterende, tegenstrijdige en overbodige bouw- en ruimtelijke regels te schrappen en procedures te versnellen. Dat doe ik via het programma STOER. Andere belemmeringen kunnen aangepakt worden zonder aanpassing van regelgeving. Dat doe ik bijvoorbeeld via de realisatiestimulans, het voorzetten van de Woningbouwimpuls en extra investeringen in infrastructuur.
Kunt u van elke bouwlocatie aangeven welke belemmering(en) er spelen?
Elke bouwlocatie heeft zijn eigen combinatie van belemmeringen. In elk van de 35 Woondeals is een inventarisatie van de specifieke lokale en regionale belemmeringen opgenomen. Het adresseren van belemmeringen wordt gedaan aan lokale en regionale versnellingstafels. Regio-overstijgende knelpunten kunnen worden ingebracht op bijvoorbeeld de landelijke versnellingstafel. Over de werkzaamheden en aanpak van de landelijke versnellingstafel woningbouw heb ik u onlangs geïnformeerd via het jaarverslag zoals opgenomen in de Kamerbrief4 over «Voortgang financiële regelingen woningbouw» van 19 december 2024. Daarnaast blijf ik actief in gesprek met mijn medekabinetsleden als het gaat om landelijke belemmeringen als bijvoorbeeld netcongestie.
Welke belemmeringen die er nu spelen kunnen gebundeld aangepakt worden?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u voldoende bevoegdheden om snelheid aan te brengen in disputen die spelen tussen verschillende overheden en/of waterschappen?
Deze vraag beantwoord ik samen met vraag 8 en 9.
Kunt u specifiek aangeven bij welke woningbouwprojecten sprake is van een dergelijk dispuut en hoe lang dit al gaande is?
Deze vraag beantwoord ik samen met vraag 7 en 9.
Kunt u aangeven hoe snel u deze disputen gaat oplossen?
Het mag duidelijk zijn dat het voorkomen van disputen tussen overheden en/of waterschappen altijd de voorkeur heeft. Al staat het overheden en/of waterschappen vrij om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen plannen in hun omgeving of die hun bevoegdheden raken. Bestuurlijk interveniëren is vaak sneller dan formele bevoegdheden op deze wijze in zetten. Voor de gebiedsontwikkeling van het Middengebied in de Zuidplaspolder heb ik de heer Wim Kuijken gevraagd om een rol te vervullen als onafhankelijk adviseur. De afgelopen periode heeft hij verkennende gesprekken gevoerd met de betrokken partijen. Zijn bevindingen hoop ik binnenkort van hem te ontvangen. Op basis hiervan zal op korte termijn in samenspraak met de betrokken partijen een vervolgstap worden bepaald.
Kunt u aangeven bij hoeveel projecten er momenteel sprake is van afschalen door oplopende kosten veroorzaakt door vertraging?
In de Kamerbrief5 over «Voortgang financiële regelingen woningbouw» heb ik u geïnformeerd over de eerder beschikbaar gestelde middelen van het huidige kabinet en de vorige kabinetten. Zo’n driekwart van de projecten die een bijdrage ontvingen verlopen volgens afspraak. Bij de projecten die een wijzigingsverzoek hebben ingediend gaat het in vele gevallen om een combinatie van specifieke lokale factoren als ingewikkelde infrastructurele ingrepen, tijdrovende uitplaatsingen van bedrijven en versnipperd grondeigendom die vaak spelen bij complexe gebiedsontwikkelingen. Tijdens mijn bestuurlijke gesprekken in het kader van de Woondeals blijf ik hierover in gesprek met betrokken partijen.
Kunt u aangeven hoeveel projecten er in 2024 afgeblazen zijn en/of op het punt staan om afgeblazen te worden door oplopende kosten veroorzaakt door vertraging?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen één voor één, onderbouwd en binnen drie weken beantwoorden?
Een uitstelbericht is reeds naar u verzonden.
Het bericht ‘Risico’s met bouwmateriaal vol gevaarlijke stoffen al jaren bekend, Rekenkamer kritisch’ |
|
Bart van Kent |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Waarom luistert u niet naar de signalen van de Algemene Rekenkamer, ILT en de Arnhemse omgevingsdienst, die u waarschuwen voor de risico’s van verkeerde toepassingen van immobilisaat?1
Deelt u de mening van de Omgevingsdienst Arnhem, dat immobilisaat een tikkende tijdbom is? Zo nee, waarom niet?
Welke stappen gaat u nemen om verdere vervuiling van het milieu door immobilisaat bij bedrijventerrein 7Poort in Zevenaar te voorkomen?
Welke stappen gaat u nemen om te voorkomen dat afvalstoffen vrijkomen op de nieuwbouwlocatie waar 11.000 heipalen door de fundering zijn geramd, zoals aangegeven door de Omgevingsdienst Arnhem?2
Bent u bereid de rekening voor het opruimen van het milieu te sturen naar opdrachtgevers en aannemers die verantwoordelijk zijn voor deze milieuvervuiling?
Wat is uw reactie op het advies van de Arnhemse Omgevingsdienst, om gebruik van immobilisaat te verbieden in en rondom gebieden waar drinkwater wordt gewonnen?
Bent u van mening dat alleen een informatieplicht voldoende is om omwonenden te beschermen tegen immobilisaat? Zo nee, welke verdere stappen gaat u zetten?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat bedrijven de regels rondom immobilisaat goed naleven?
Kunnen we uw uitspraak dat recyclen nuttig is, maar niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de bodem, interpreteren dat de belangen van volksgezondheid en milieu zwaarder wegen dan de belangen van de industrie?3 Zo ja, hoe gaat u dit waarmaken?
Het bericht ‘Meer woningen krijgen vergunning zonder bouwstart’ |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit artikel?1
Wat vindt u van het gegeven dat woningbouwers stellen dat wanneer hobbels weggenomen zijn en alle vergunningen verleend zijn, zij alsnog niet kunnen starten met bouwen?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat na het verlenen van vergunningen voor bouwprojecten, er bij deze projecten ook echt gestart kan worden met de bouw?
Welke financiële gevolgen zijn er voor de bouwers en projectontwikkelaars wanneer, ondanks dat vergunning verleend zijn, zij niet kunnen starten met de bouw?
Wat betekent het niet kunnen starten met de bouw voor de hypotheken die mensen nu afgesloten hebben voor hun betaalbare koopwoning?
Welke oplossingen bent u bereid te bieden aan de bouwers, projectontwikkelaars en kopers ten aanzien van de financiële gevolgen die zij ondergaan door het niet kunnen starten met de bouw wanneer vergunningen verleend zijn?
Kunt u deze vragen binnen drie weken één voor één beantwoorden?
Renovatie van wijken met erfgoedwaarde zoals Meezenbroek |
|
Ines Kostić (PvdD), Habtamu de Hoop (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht Ophef rond plannen voor sloop in Heerlense wijk Meezenbroek en Boze Heerlenaren in verzet tegen sloopkogel door historische volksbuurt?1 2
Wat vindt u van de voorgenomen sloop in Meezenbroek? En hoe beoordeelt u het feit dat bewoners zich onvoldoende gehoord voelen in dit proces?
Wat vindt u ervan dat bewoners van huizen die gesloopt moeten worden jarenlang niet in hun eigen buurt kunnen wonen en mogelijk tegen een veel hogere huur gedwongen worden elders te huren?
Bent u het met ons eens dat bewoners die al jarenlang in een corporatiewoning wonen altijd zouden moeten kunnen terugkeren na renovatie of sloop?
Op welke manier worden de belangen en de mogelijkheden tot inspraak van bezorgde bewoners die bang zijn niet terug te kunnen keren naar hun eigen woning, zoals in de wijk Meezenbroek, op dit moment in wet- en regelgeving geborgd?
Op welke manier kan het instemmingsrecht van bewoners dat geldt bij renovatie verbreed worden in het geval van sloop?
Wat gaat u doen om bewoners te helpen die mogelijk permanent moeten verhuizen omdat ze de huur van hun nieuwe woning niet meer kunnen betalen?
Heeft u in beeld hoeveel historische volkswijken met sociale huurwoningen in Nederland gesloopt dreigen te worden omdat renovatie financieel niet uit kan? Zo ja, kunt u een lijst geven van volkswijken die mogelijk gesloopt gaan worden?
Wat zijn de gevolgen voor de sociale cohesie in een wijk zoals Meezenbroek wanneer bewoners niet kunnen terugkeren?
Bent u het met ons eens dat wijken van historische waarde, zoals Meezenbroek, moeten worden beschermd? Zo ja, hoe gaat u dat faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat een woning bij sloop en nieuwbouw op dezelfde plek voor een veel hogere prijs verhuurd mag worden, terwijl die mogelijkheid bij renovatie beperkt is? Zo ja, wat is het effect hiervan op de keuzes die corporaties maken als het gaat om sloop/nieuwbouw of renovatie?
Als reden voor het (deels) slopen van de wijk geeft de corporatie aan dat renoveren te duur is. Aedes geeft aan dat corporaties op de lange termijn steeds minder geld over houden voor onder andere renovatie en verduurzaming.3 Zouden er minder historische sociale huurwoningen gesloopt hoeven worden als corporaties meer financiële ruimte zouden hebben?
Klopt het dat voor de sloop van woningen een natuurvergunning aangevraagd moet worden en dat het in het licht van de stikstofuitspraak van 18 december jl. beter kan zijn om te kiezen voor renovatie in plaats van sloop en nieuwbouw? Wat betekent dit voor de sloopplannen van wijken zoals Meezenbroek?
Door de waarde van vermeden CO2 uitstoot mee te nemen komt sloop juist duurder uit dan renovatie.4 Op welke manier zorgt de Minister dat corporaties alle maatschappelijke kosten en baten meewegen bij het verduurzamen van historische wijken?
Bent u bereid om in uw gesprekken met corporaties te verkennen hoe de sloop van oude volksbuurten met historische waarde zo veel mogelijk voorkomen kan worden? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de voortgang van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Beperkte investeringscapaciteit van woningcorporaties in Waddinxveen en Midden-Holland |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Herinnert u zich de mede door u getekende regionale woondeal Midden-Holland? Herinnert u zich dat er in Waddinxveen grote potentiële bouwlocaties zijn, waar de komende jaren meer dan 3.000 woningen gerealiseerd worden, waarvan circa 800 sociale huurwoningen en 330 middenhuurwoningen?1 Herinnert u zich dat er in de regio Midden-Holland grote potentiële bouwlocaties zijn, waar de komende jaren 20.000 woningen gerealiseerd worden, waarvan circa 5.500 sociale huurwoningen en 2.000 middenhuurwoningen?
Ja, ik ben bekend met de woningbouwopgave en bouwlocaties uit de woondeal Midden-Holland.
Bent u bekend met de unieke situatie waarin de woningmarktregio Midden-Holland verkeert; waarbij het als een van de kleinste woningmarktregio’s in Nederland veel bouwlocaties heeft om sociale huurwoningen te bouwen, maar dit vanwege de te krappe investeringscapaciteit van de corporaties niet mogelijk is? Wat vindt u van deze situatie?
Ik ben bekend met de situatie in de Woondealregio Midden-Holland.
Uit de herijking van de Nationale Prestatieafspraken (NPA)2 is ook een actualisatie uitgevoerd van de doorrekeningen over de haalbaarheid van de opgave. Uit deze berekening blijkt dat de corporaties in de regio onvoldoende financiële middelen hebben om alle opgaven tot 2035 te kunnen realiseren. Dit heeft niet voor alle woningbouwprojecten met sociale huurwoningen gevolgen, omdat uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat een deel van de woningcorporaties de komende jaren wel financiële ruimte heeft. De situatie in Midden-Holland vraagt wel om maatregelen op de lange termijn (zie antwoord 6). Ik vind het van belang dat corporaties in een vroeg stadium betrokken worden bij de planvorming, waardoor eventuele knelpunten vroeg worden gesignaleerd.
Herkent u het beeld dat in toenemende mate een beroep moet worden gedaan op commerciële ontwikkelaars voor de bouw van sociale huurwoningen, omdat de corporaties onvoldoende investeringscapaciteit hebben? Herkent u het beeld dat de instandhoudingstermijn van dergelijke sociale huurwoningen meestal terugvalt tot maximaal 25 jaar, de huur op de maximale liberalisatiegrens wordt gezet en er over deze projecten geen prestatieafspraken (over thema’s zoals beschikbaarheid, leefbaarheid, zorg, veiligheid) gemaakt kunnen worden? Wat vindt u van deze ontwikkeling?
Ik herken het beeld dat commerciële ontwikkelaars en woningcorporaties elkaar kunnen aanvullen, wanneer blijkt dat een van de twee partijen niet in de nieuwbouw van sociale huur kan, of wil investeren. Het terugdringen van het woningtekort in de sociale huur is namelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid, waarbij zowel de commerciële ontwikkelaars/investeerders en woningcorporaties een belangrijke rol hebben. Ik herken ook dat er verschillen zijn in hoe de partijen zich verhouden tot het in stand houden van sociale huur. Woningcorporaties zijn gebonden aan wettelijke kaders uit de Woningwet, en kunnen bij het uitoefenen van hun publieke taak, beroep doen op staatsteun zoals het afsluiten van geborgde leningen. Andere verhuurders dan woningcorporaties hebben geen toegang tot staatsteun, maar zijn ook niet gebonden aan voorwaarden van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en de Autoriteit woningcorporaties.
Het is niet mijn bedoeling om alle verschillen tussen woningcorporaties en commerciële verhuurders ten aanzien van de verhuur van sociale huur weg te nemen. Het huurprijsniveau van sociale- en middenhuur woningen wordt gereguleerd met WWS-puntensysteem (woningwaarderingsstelsel) en geldt voor corporaties en marktpartijen. Daarnaast kunnen ook woningen met een huur tegen de WWS-punten grens, een passend thuis bieden voor huishoudens die dit financieel kunnen dragen. Ik vind het wel belangrijk dat er een heldere definitie is van wat een sociale huurwoning is. Hiervoor doe ik binnen het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting een voorstel.
Bent u bekend met de prestatieafspraken 2025 tussen de gemeente Waddinxveen en de corporatie Woonpartners Midden Holland?2
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de tabel in de bijlage van deze prestatieafspraken met een doorkijk voor de komende jaren, waarin wordt aangeven dat de corporatie over twee jaar voorlopig geen investeringscapaciteit meer heeft om de vele sociale huurwoningen te bouwen? Weet u dat het gaat om ruim 700 sociale huurwoningen? Wat vindt u daarvan?
Ik heb kennisgenomen van de prestatieafspraken die Woonpartners Midden-Holland heeft gesloten met de gemeente Waddinxveen. Uit de indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties (IBW)4 die jaarlijks wordt berekend komt reeds naar voren dat de betreffende woningcorporatie over beperkte investeringscapaciteit beschikt. Daar moet wel bij worden opgemerkt dat het hier gaat om een aanvullende investeringscapaciteit bovenop de reeds in de eigen begroting ingerekende opgaven. Desalniettemin valt op dat Woonpartners Midden-Holland bij volledige realisatie van de voorgenomen investeringen in vergelijking met andere woningcorporaties beperktere ruimte heeft voor aanvullende investeringen.
Tegelijkertijd is Woonpartners Midden-Holland niet de enige woningcorporatie die actief is in de regio Midden-Holland. In de woondealregio zijn in totaal elf woningcorporaties actief. Uit de bijlage van de prestatieafspraken van Woonpartners Midden-Holland komt niet naar voren of deze andere woningcorporaties een bijdrage kunnen leveren in het realiseren van de benodigde nieuwbouwwoningen in de gemeente Waddinxveen. Op basis hiervan kan ik niet beoordelen of er een regionale verkenning van onderlinge solidariteit heeft plaatsgevonden. Zoals we ook in de NPA5 hebben afgesproken wordt verwacht dat woningcorporaties elkaar helpen bij het realiseren van de volkshuisvestelijke opgaven.
Ook is het mogelijk om de naastgelegen regio’s te benaderen voor hulp bij het realiseren van de opgaven in Midden-Holland. Uit de NPA komt naar voren dat de woondealregio Samenwerkende Regio’s over een grote investeringscapaciteit beschikt. De investeringsruimte in deze regio is namelijk groter dan de eigen regionale opgave. In het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting doe ik een voorstel om de werkgebieden groter te maken, zodat corporaties in een regio als de Samenwerkende Regio’s (woningmarktregio Drechtsteden) ook meer mogelijkheden krijgen om corporaties in een andere regio (zoals in de woningmarktregio Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam, waartoe Waddinxveen behoort) te helpen, bijvoorbeeld met een onderlinge financiële bijdrage.
Deelt u de mening dat het, gegeven de enorme nood aan betaalbare (huur)woningen, onuitlegbaar is dat corporaties wel de personele capaciteit en potentiële bouwlocaties bezitten, maar onvoldoende investeringscapaciteit hebben om woningen te ontwikkelen, en daardoor de woningbouw van betaalbare woningen stokt? Hoe wilt u deze problematiek aanpakken?
Ik deel de mening dat de bouw van voldoende sociale huurwoningen van belang is en dat corporaties hierin een belangrijke rol spelen. Eind vorig jaar heb ik op de Woontop de resultaten gepresenteerd van de met de corporatiesector en VNG overeengekomen NPA6. Hieruit komt naar voren dat op landelijk niveau de investeringsopgaven van woningcorporaties in de periode tot 2035 financieel haalbaar zijn. In sommige regio’s komen de financiële grenzen van woningcorporaties bij volledige realisatie van de opgaven op het gebied van woningbouw en verduurzaming eerder in zicht, soms al in dit decennium, terwijl andere regio’s voldoende financiële middelen hebben. Een groot deel van deze regionale tekorten kan met aanvullende regionale of provinciale solidariteit tussen corporaties worden opgevangen. In een beperkt aantal regio’s zal hoogstwaarschijnlijk landelijke samenwerking nodig zijn om de opgave volledig te kunnen realiseren en de tekorten op te vangen.
Ik ben mij er tegelijkertijd ook van bewust dat solidariteit tussen woningcorporaties niet van de ene op de andere dag is gerealiseerd. Het vraagt een grote inspanning en cultuurverandering van de sector om woningcorporaties elkaar ook buiten de eigen regio te laten helpen met de volkshuisvestelijke opgave. Het Duurzaam prestatiemodel7, dat ik het afgelopen jaar samen met de sector heb uitgewerkt, is een behulpzaam middel om deze cultuurverandering te stimuleren. Daarnaast werk ik aan een voorstel om onderlinge solidariteit te faciliteren en het instrument projectsteun beter bruikbaar te maken om – via een heffing aan de hele corporatiesector – als landelijk sluitstuk van solidariteit ingezet te kunnen worden. Ook ondersteun ik financieel de bouw van betaalbare woningen via onder andere de stimuleringsregeling Flex- en Transformatie, waarvan het loket op dit moment geopend is. Momenteel werk ik aan een realisatiestimulans waarvan de uitgangspunten zijn gedeeld op de Woontop. Hierover verwacht ik uw Kamer nog voor de zomer te informeren. Met deze maatregelen zorg ik ervoor dat de woningbouw van betaalbare huurwoningen door woningcorporaties op gang blijft.
Bent u bekend met het feit dat er geen corporaties in de regio Midden-Holland of in de provincie Zuid-Holland zijn die Waddinxveen en Woonpartners kunnen helpen om deze sociale huurwoningen te bouwen via projectsteun? Erkent u dat het solidariteitsbeginsel hier dus geen uitkomst biedt? Hoe luidt uw reactie hierop? Welke maatregelen neemt u om dit probleem aan te pakken?
Bij de herijking van de NPA is ook een actualisatie uitgevoerd van de doorrekeningen over de haalbaarheid van de opgave. Uit deze berekening blijkt dat alle woningcorporaties in Midden-Holland gezamenlijk, niet voldoende financiële middelen hebben om alle opgaven tot 2035 te kunnen realiseren. Tegelijkertijd blijkt ook uit de doorrekening8 dat er binnen de provincie Zuid-Holland verschillende regio’s beschikken over aanvullende investeringscapaciteit, zoals de woondealregio Samenwerkende Regio’s. Ik herken dit beeld dus gedeeltelijk en ook hier geldt een verschil in de financiële capaciteit op kortere en langere termijn. Uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat er in de regio Midden-Holland momenteel voldoende financiële middelen aanwezig zijn om elkaar te helpen bij de realisatie van woningbouwprojecten, maar dat deze regio bij volledige realisatie onvoldoende financiële middelen heeft op de lange termijn. Het solidariteitsbeginsel biedt op het niveau van de woondealregio dan geen uitkomst meer, maar zou bovenregionaal wel voor een oplossing kunnen bieden, indien nodig in de vorm van projectsteun.
Tegelijkertijd is het – gelet op de bouwopgave voor de corporatiesector – goed om oog te houden voor de investeringspositie van woningcorporaties. Daarom heb ik in de herijkte NPA ook afgesproken om samen met de corporatiesector verder te werken aan een gezamenlijk beeld van het investeringsklimaat voor investeringen in huurwoningen en daarbij ook specifiek te kijken naar de beleidsmatige opties voor het verbeteren van de investeringspositie van woningcorporaties. Het doel daarvan is inzicht te krijgen in de mogelijkheden om tijdig te kunnen anticiperen op het treffen van passende maatregelen, in het geval de woningcorporatiesector in de toekomst tegen zijn financiële grenzen loopt. Een goed inzicht in de mogelijkheden voor lastenverlichting of subsidiëring is van belang om te voorkomen dat woningcorporaties genoodzaakt worden hun investeringen voortijdig te beperken. Dit onderzoek staat los van de dekking die gevonden dient te worden voor de budgettaire effecten die een eventuele maatregel met zich meebrengt. Daarnaast dient een dergelijke maatregel ook in overeenstemming te zijn met de staatssteunregels en uitvoerbaar te zijn.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat ook de versnellingstafel(s) nauwelijks uitkomst bieden, omdat de gesprekken in de regio Midden-Holland steeds vastlopen op het knelpunt van het tekort aan investeringscapaciteit bij de corporaties? Erkent u dat er daardoor geen versnellingen te maken zijn?
Ik ben van mening dat de vertegenwoordigers van overheden, corporaties en marktpartijen in de regionale Versnellingstafel Midden-Holland een belangrijke rol vervullen om projecten aan te jagen en ook te komen tot voldoende bouw in de sociale huur. De Versnellingstafel signaleert ook knelpunten zoals de investeringscapaciteit van corporaties, die partijen aanpakken op een bovenregionaal niveau zoals in de Landelijke Versnellingstafels of in het overleg met de betrokken koepels. Dat is de wijze waarop versnelling kan worden gemaakt.
Deelt u de mening dat aanpassing van projectsteunvoorwaarden (waar u als Minister primair verantwoordelijk voor bent) noodzakelijk is om de ambities uit de woondeal Midden-Holland (waar u mede-ondertekenaar van bent) te kunnen halen? Bent u bereid zich hiervoor in te spannen?
Ik vind het te voorbarig om nu te constateren dat de toepassing van projectsteun (en daarmee aanpassing van de projectsteunvoorwaarden) nodig is om de ambities uit de woondeal Midden-Holland te halen. Projectsteun is een instrument uit de Woningwet waarmee corporaties, op aanvraag en als laatste middel, een financiële bijdrage voor noodzakelijke volkshuisvestelijke investeringen kunnen verkrijgen. Deze bijdrage wordt opgehaald via een heffing die aan de hele corporatiesector wordt opgelegd. Ik bereid momenteel een wijziging van projectsteun voor aan de hand van een aantal uitgangspunten die nu ook al gelden. Projectsteun is pas aan de orde als blijkt dat regionale solidariteit niet voor een (volledige) oplossing zorgt, de aanvrager onvoldoende investeringscapaciteit heeft om de volkshuisvestelijke opgaven te realiseren en de projecten waarvoor projectsteun wordt aangevraagd bijdragen aan het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente.
In regio’s waar solidariteit geen uitkomst biedt en waar de volkshuisvestelijke en financiële noodzaak van projectsteun buiten kijf staan, kan projectsteun worden ingezet om de opgaven te verwezenlijken. Ik zal per geval beoordelen of aan wettelijke voorwaarden voor het verkrijgen van projectsteun is voldaan.
Herinnert u zich uw brief3 waarin gesteld werd dat «hoewel ik van corporaties verwacht dat ze zich eerst inspannen om er met elkaar in de regio uit te komen, zal ik collectieve projectsteun als het nodig is inzetten om de grote opgave die we met elkaar hebben te realiseren»? Bent u bereid in de casus rond Waddinxveen en Midden-Holland collectieve projectsteun in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik sta nog steeds achter het uitgangspunt dat collectieve projectsteun ingezet kan worden als dit na alle inspanningen van de regio aanvullend noodzakelijk blijkt. In het Besluit toegelaten instellingen 2015 (hierna: BTIV) is neergelegd aan welke randvoorwaarden een woningcorporatie die projectsteun aanvraagt moet voldoen om in aanmerking te komen voor een projectsteunbijdrage. Ik werk deze randvoorwaarden momenteel verder uit en streef ernaar mijn wijzigingen op zeer korte termijn in internetconsultatie te brengen. Mocht ik op basis van een eventuele aanvraag voor projectsteun tot het oordeel komen dat projectsteun in Waddinxveen en Midden-Holland zou moeten worden ingezet, dan kan dit instrument tijdig worden ingezet om een verdere vertraging in de realisatie van de opgaven te voorkomen, de regio heeft op korte termijn immers voldoende middelen.
Bent u bereid de huidige projectsteunvoorwaarden aan te passen om gevallen zoals in Waddinxveen, maar ook breder in Nederland, binnen twee jaar te kunnen helpen, zodat de woningbouwopgave hier op korte en middellange termijn geen schade aan ondervindt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke mogelijkheden ziet u om de huidige projectsteun versneld uit te breiden, bijvoorbeeld door voorwaarden voor de projectsteun eenvoudiger maken?
Een heffing op andere woningcorporaties is geen licht instrument en een aanvraag tot collectieve projectsteun dient door een woningcorporatie dus altijd goed onderbouwd te worden. Een projectsteunaanvraag zal onder andere gepaard moeten gaan met informatie over het project, zienswijzen van verschillende partijen die ondersteunen dat een projectsteunaanvraag nuttig en noodzakelijk is en inzicht in dat onderlinge solidariteit geen oplossing is.
Daarnaast wil ik onderlinge solidariteit ook aantrekkelijker maken. Daarom zal ik binnen de voorziene wijziging van het instrument projectsteun, ook een vorm van vrijwillige onderlinge projectsteun mogelijk maken. Hierdoor wordt het fiscaal aantrekkelijker om financiële middelen aan een woningcorporatie met onvoldoende middelen over te dragen.
Kunt u aangeven wanneer u de wijziging van de Woningwet en onderliggende regelgeving met betrekking tot projectsteun bij de Kamer zult indienen? Bent u nog steeds van mening dat deze wijziging in 2025 in werking kan gaan? Wilt u de voorgestelde wetswijziging daartoe voor de zomer van 2025 aan de Kamer toezenden?
Ik streef ernaar de voorgestelde wijziging van projectsteun in het voorjaar in internetconsultatie te brengen, ik zal daarna zo spoedig mogelijk een voorstel aan uw Kamer zenden.
Ziet u andere mogelijkheden om cases waarbij de bouw van sociale huurwoningen door corporaties verhinderd wordt door gebrek aan investeringscapaciteit los te trekken, anders dan via wijziging van de regels omtrent projectsteun? Bent u bereid daarvoor gericht middelen uit de 5 miljard woningbouwgelden uit het Hoofdlijnenakkoord, zoals uit de Woningbouwimpuls of de realisatiestimulans, aan te wenden?
Momenteel werk ik aan verschillende financiële instrumenten om de bouw van betaalbare woningen te stimuleren. Dit heeft ook invloed op de financiële positie van woningcorporaties. Met de Woningbouwimpuls, stimuleringsregeling Flex en Transformatie, het gebiedsbudget en de realisatiestimulans worden financiële bijdragen gedaan aan gemeenten voor het realiseren van betaalbare woningen. Voor alle drie geldt dat eisen en voorwaarden van deze instrumenten aansluiten bij de betaalbaarheidsdoelstellingen van het kabinet. Sociale huurwoningen horen daar uiteraard bij. Gemeenten en corporaties kunnen lokale afspraken maken over de benutting van deze financiële instrumenten. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor corporaties om de rente van hun leningen fiscaal af te trekken per 1 januari 2025 verhoogd van 20% naar 24,5%, ook dit draagt bij aan de investeringscapaciteit van woningcorporaties.
Kunt u een overzicht geven in welke mate de problematiek zoals in Waddinxveen en Midden-Holland in andere gemeenten en woningmarktregio’s speelt? Kunt u aangeven in welke gemeenten en woningmarktregio’s deze problematiek ook urgent is en in de komende jaren tot stilvallende woningbouw van sociale huurwoningen zal leiden?
Een regio in de provincie Zuid-Holland waar vergelijkbare problematiek speelt, is de regio Haaglanden. In Haaglanden lopen de woningcorporaties eerder tegen hun grenzen aan dan in de regio Midden-Holland. Gezien deze positie van de woningcorporaties in Haaglanden voeren we samen met de regio en woningcorporaties een pilot uit gericht op de reikwijdte van de investeringscapaciteit en de werking van solidariteit in de corporatiesector. De uitkomsten hiervan kunnen ook van meerwaarde zijn voor de regio Midden-Holland.
Verder komt uit de NPA naar voren dat er meer regio’s zijn die hun regionale investeringsopgave niet volledig kunnen financieren. Regio’s met de grootste financiële tekorten zijn naast Haaglanden, de Metropoolregio Amsterdam, de regio Utrecht (U16), de regio Groningen-Assen en de Regio Eemsdelta. Een regionaal financieel tekort wil overigens niet zeggen dat dit op korte termijn al tot problemen gaat leiden met betrekking tot de bouwopgave. Ook in deze regio’s beschikken woningcorporaties, mede door de afschaffing van de verhuurderheffing, over een goede financiële uitgangspositie. Corporaties hebben daardoor de komende jaren ruimte om volop te investeren in hun volkshuisvestelijke opgaven. Wel lopen de woningcorporaties in deze regio’s eerder tegen hun financiële grenzen aan dan woningcorporaties in andere regio’s. Zoals hiervoor aangegeven verwacht ik ook van woningcorporaties uit andere regio’s een bijdrage om de opgaven in regio’s met financiële tekorten aan te pakken. Voor de regio’s in aardbevingsgebieden geldt bovendien dat er middelen beschikbaar worden gesteld uit de versterkingsopgave. In de financiële doorrekening van de NPA is hier nog geen rekening mee gehouden.
‘Gerommel’ met versterkingsrapporten van onveilige huizen in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Kent u het bericht «Groninger Mark krijgt versterkingsrapport voor niet-bestaande schoorsteen: «Is mijn huis wel veilig?»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Mark een conceptrapport heeft van zijn huis waarin staat dat de binnenwanden moeten worden versterkt, maar dit in het definitieve rapport ontbreekt? Hoe kan het dat in het definitieve rapport ineens de versterking van een schoorsteen wordt aanbevolen, terwijl het huis geen schoorsteen heeft?
Ik vind het enorm vervelend voor de bewoner dat het definitieve rapport een dergelijke fout bevat. In dit uitzonderlijke geval wil ik toelichting geven op de individuele situatie.
Tussen een conceptrapport en het definitieve rapport kunnen verschillen zitten. Het conceptrapport wordt namelijk gecontroleerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) op fouten of omissies. Als deze worden geconstateerd, dan wordt het rapport teruggestuurd naar het ingenieursbureau. Het ingenieursbureau is verantwoordelijk voor de kwaliteit en inhoud van het rapport, daarmee ook voor eventuele aanpassingen.
Een onafhankelijk en gespecialiseerd ingenieursbureau stelt, op basis van een opname van de woning, een beoordelingsrapport op. In dit specifieke geval viel tijdens de controle door de NCG op dat het ingenieursbureau een versterkingsmaatregel voorstelde voor de binnenwand van de woning. In de beoordelingsrapporten van soortgelijke woningen in de omgeving stond deze maatregel niet. Daarom heeft NCG het ingenieursbureau gevraagd om te verklaren hoe ze tot deze versterkingsmaatregel kwamen en het conceptrapport teruggestuurd. Het ingenieursbureau heeft toen opnieuw berekeningen uitgevoerd en geconcludeerd dat de versterkingsmaatregel niet van toepassing is. Daarom staat deze versterkingsmaatregel niet in het definitieve rapport.
Een andere storende fout is helaas niet opgemerkt: het versterken van een niet-bestaande schoorsteen. Ik vind het uitermate vervelend dat deze fout niet is opgemerkt door het ingenieursbureau en NCG, ondanks de controlemechanismen. De fout heeft geen effect op de veiligheid van de woning. Ik begrijp ook heel goed dat een dergelijke fout tot wantrouwen leidt bij bewoners, en bij de betreffende bewoner in het bijzonder. NCG heeft hierover contact opgenomen met de betreffende bewoner en dit toegelicht tijdens een bewonersavond.
Begrijpt u dat de betrokken gedupeerde zegt: «Ze doen er alles aan om ons met een fooi af te schepen»? Wilt u voordat u deze vraag afdoet als «ik kan niet ingaan op individuele casuïstiek» overwegen dat dit een breder gedragen gevoel is onder gedupeerden? Begrijpt u voorts dat bewoners zich zorgen maken over de veiligheid van hun woning?
In het algemeen begrijp ik dat fouten in versterkingsadviezen leiden tot onzekerheid over de betrouwbaarheid van het advies en daarmee de veiligheid van de woning. Om dit gevoel weg te nemen en meer recht te doen aan de terechte behoeften van bewoners ga ik de processen meer richten op het centraal stellen van bewoners. Daarom breidt NCG bijvoorbeeld haar bewonersreis op projectbasis uit tot een bewonerscontactreis. De contactmomenten, het proces en de communicatie zelf worden daardoor aangepast op de behoefte van de bewoner.
Ik wil benadrukken dat geld geen rol speelt en dat we onveilige huizen koste wat het kost versterken.
Wie heeft de aanpassingen in het rapport gedaan?
Het ingenieursbureau, zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Mag de NCG rapporten van deskundigen aanpassen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 2.
Wie mogen er aanpassingen doen in deskundigenrapporten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe vaak worden versterkingsrapporten aangepast?
Die beslissing wordt genomen door het betreffende ingenieursbureau en er is vanuit NCG geen regelmaat voor aanpassingen te noemen. Een rapport kan om verschillende redenen terug worden gestuurd naar het ingenieursbureau. Bijvoorbeeld omdat er nog vragen zijn, er een bijlage mist of er nog onduidelijkheden zijn over de uitgangspunten van het rapport. Dit hoeft niet altijd te zien op de conclusie van het rapport. Ik kan niet aangeven in hoeveel gevallen het tot een aanpassing leidt, omdat dit niet wordt geregistreerd. Wel toetst NCG altijd of de opmerkingen of vragen afdoende zijn beantwoord.
Kunnen alle gedupeerden in de versterkingsoperatie hun conceptrapport ontvangen?
Nee, want dat zou onnodig tot onduidelijkheid en onzekerheid kunnen leiden bij bewoners als er nog fouten of omissies in het rapport zitten die aangepast moeten worden. De bewoner ontvangt daarom alleen een definitief beoordelingsrapport dat is gecontroleerd door NCG.
Wie bewaakt de kwaliteit van versterkingsrapporten? Is er externe controle op de NCG? Is er interne controle op de kwaliteit van de versterkingsrapporten binnen de NCG?
De kwaliteit van versterkingsadviezen wordt op verschillende manieren bewaakt: er zijn wettelijke eisen2 en er is interne controle van NCG en ingenieursbureaus.
NCG houdt zich aan de wettelijke veiligheidsnorm en aan de rekenmethoden waarover het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) adviseert. Beoordelingen worden voor NCG uitgevoerd door gespecialiseerde en onafhankelijke ingenieursbureaus. Zij onderzoeken of woningen veilig zijn met een rekenmethode uit de NPR 9998 of de Typologieaanpak. Ingenieursbureaus zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging op hun geleverde beoordelingen.
Naast de wettelijke eisen voert NCG kwaliteitscontroles uit op de opgeleverde rapporten. De kwaliteitscontroles zijn risicogestuurd en worden uitgevoerd door specialisten van NCG. Zij werken in de meeste situaties van grof naar fijn. Eerst wordt gecontroleerd op de belangrijkste hoofdaspecten. Bij constatering van afwijkingen wordt in meer detail gecontroleerd. Als eerdere controles daar aanleiding toe geven kan een gedetailleerde controle ook direct worden uitgevoerd. Het proces wordt onder andere op basis van het vier-ogenprincipe uitgevoerd, zodat tunnelvisie wordt voorkomen.
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteitsborging binnen de gehele versterkingsoperatie. De verwachting is dat dit onderzoek in februari wordt gepubliceerd. Ik zal dit onderzoek naar uw Kamer sturen. Ook is het mogelijk dat ACVG inhoudelijk onderzoekt of steekproeven doet en adviseert. Zo heeft NCG, met betrokkenheid van ACVG, een kwaliteitstoets op typologische beoordelingen gedaan, toen er signalen waren dat hier fouten waren gemaakt.3
Herkent u dat er al langere tijd grote zorgen zijn over de kwaliteit van de versterkingsrapporten die gedupeerden ontvangen? Herkent u dat dat ook zichtbaar is in het aantal bezwaren dat wordt ingediend? Deelt u de kritiek op de kwaliteit van rapporten en besluiten? Welke stappen heeft u gezet sinds deze zorgen aan u kenbaar zijn gemaakt? Welke stappen wilt u nog zetten?
Ik wil hierbij benadrukken dat begrijpelijke en empathische communicatie, die past bij het individu, belangrijk is. Om dit te realiseren blijft de NCG inzetten op het verbeteren van de communicatie met bewoners.
De afgelopen maanden zijn er meerdere berichten in de media verschenen over de kwaliteit van beoordelingsrapporten. Ik vind het ontzettend vervelend als bewoners een rapport ontvangen dat fouten bevat. Bewoners moeten kunnen vertrouwen op de juistheid en volledigheid van hun rapport. Tegelijkertijd zijn fouten nooit helemaal te voorkomen. In gevallen waar er fouten in het rapport staan, gaat de NCG gezamenlijk met de bewoner op zoek naar een oplossing. Elke fout moet onderzocht en opgelost worden en leiden tot het verbeteren van het proces. De veiligheid van de bewoner staat altijd voorop.
Ik heb onlangs met een vertegenwoordiging van mijnbouwadvocaten gesproken over dit onderwerp en heb aangeboden om de deskundigen van het bureau en de deskundigen van de bewoners aan tafel te zetten om elkaars visie over het rapport te bespreken. Indien daar geen eenduidige conclusie uit komt, laat ik een derde onafhankelijke deskundige partij naar de zaak kijken. Gezien de aanhoudende berichten wil ik een onderzoek laten doen naar de kwaliteit van de beoordelingsrapporten. Ik zal met ACVG en NCG in overleg gaan hoe we de kwaliteit van de beoordelingsrapporten kunnen gaan controleren en welke partij dit kan gaan uitvoeren. Ik informeer uw Kamer hier voor het einde van het eerste kwartaal van dit jaar over.
Er zijn inderdaad bij NCG in 2024 meer bezwaren ingediend naar aanleiding van de beoordelingsrapporten. Tegelijkertijd heeft NCG de afgelopen jaren ook veel grotere aantallen beoordelingen laten uitvoeren. Het is voor bewoners belangrijk om te weten of hun woning veilig is. Daarom doet NCG er alles aan om bewoners zo snel mogelijk hun beoordelingsrapport te geven. Dat beoordelingsrapport moet duidelijk zijn en kloppen. Bewoners die vragen hebben over hun beoordelingsrapport kunnen terecht bij hun bewonersbegeleider. Ook kunnen ze het uitgebreide inspectierapport en de bijbehorende berekeningen van hun woning bij de NCG opvragen. Op verzoek kan het ingenieursbureau ook een toelichting geven aan de bewoner over de beoordeling. Indien een bewoner dan alsnog bedenkingen heeft over de beoordeling, kan hij eventueel in bezwaar en beroep tegen het besluit.
Door de grote hoeveelheid beoordelingen dat NCG afgelopen jaar heeft uitgevoerd, kon het in gevallen langer duren voordat er antwoord was op de vragen van bewoners. In veel gevallen gaan bewoners daarom pro-forma in bezwaar, om de bezwaartermijn niet te laten verlopen. Indien de bewoner aangeeft meer tijd nodig te hebben, gaat NCG echter ook coulant om met eventuele termijnen. Op deze manier krijgen bewoners alsnog de door hen gevraagde informatie of uitleg of kunnen ze een gesteld gebrek mee laten wegen in de besluitvorming. NCG neemt in deze fase alle tijd om samen met de bewoner naar een oplossing te zoeken.
Naar aanleiding van de ervaringen die NCG heeft opgedaan in de communicatie van de beoordelingsrapporten in 2024, gaat NCG onder andere meer persoonlijke contactmomenten creëren met bewoners tijdens het gehele versterkingsproces. Bijvoorbeeld door aan de keukentafel uitleg te geven over beoordelingen of besluiten van NCG. Of door na de versterking in gesprek te gaan over hoe het gaat in de versterkte woning en om eventuele vragen of zorgpunten te bespreken en op te lossen. Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Bushoff en Beckerman.4
Welke stappen wilt u zetten om te zorgen dat gedupeerden altijd een goed rapport krijgen over hun woning?
Zie het antwoord op vraag 10. Aanvullend zal ik NCG wijzen op het belang van een goed functionerende kwaliteitsborging, intern en bij de externe ingenieursbureaus.
Zorgen kwalitatieve tekortkomingen in de versterkingsrapporten voor vertraging in de versterkingsoperatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In september 2024 heb ik met uw Kamer de diepteanalyse naar de haalbaarheid van 2028 gedeeld.5 In de analyse besteedt NCG aandacht aan het risico dat de operatie vertraagt doordat versterkingsadviezen of beoordelingsrapporten niet tijdig beschikbaar zijn of van onvoldoende kwaliteit zijn en welke maatregelen genomen kunnen worden om deze vertraging te beperken. NCG beperkt de vertraging door bij de start van ieder project direct een ingenieursbureau te betrekken bij de uitwerking van het versterkingsrapport. Hierdoor worden eventuele kwalitatieve tekortkomingen in de meeste gevallen direct herkend en tegelijk opgelost. Dit kwartaal zal ik opnieuw kijken naar de risico’s uit de diepteanalyse en uw Kamer daarover – en de genomen maatregelen – informeren.
Naar aanleiding van het amendement Beckerman is er een regeling gekomen die gedupeerden in de versterkingsoperatie het recht geeft op een eigen deskundige, werkt deze regeling nu optimaal? Is er voldoende capaciteit? Volstaat het bedrag wat gedupeerden hiervoor kunnen krijgen?
De eigenaar van een woning kan ervoor kiezen om een bouwkundig en/of financieel adviseur in te schakelen. Een eigenaar heeft recht op 20 uur voor bouwkundig advies en 20 uur voor financieel advies. Mocht een bewoner meer uren nodig hebben, dan is dat – indien voldoende onderbouwd – mogelijk. Tot op heden zijn er ongeveer 800 aanvragen voor een onafhankelijk bouwadviseur ingediend en ongeveer 130 voor een financieel adviseur. NCG heeft geen signalen dat de capaciteit ontoereikend zou zijn of dat de beschikbare uren niet afdoende zijn. In het kader van de regeling Rechtsbijstand heeft een bewoner recht op kosteloze rechtsbijstand of mediation en in dat kader ook recht op bouwkundig en/of financieel advies.
Wanneer en hoe geeft u uitvoering aan de uitspraak van de Raad van State van oktober 2024 dat de NCG niet voldoet aan haar vergewisplicht?
Dit betreft tussenuitspraken in individuele zaken. NCG heeft in die zaken de gelegenheid gekregen om een aanvullende motivering te geven. Omdat dit nog onder de rechter ligt, doe ik hierover op dit moment geen inhoudelijke uitspraken.
Zie ook het eerdere antwoord op uw vraag, TK 2024–2025, 33 529, nr. 564 (vraag 8).
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ja.
De uitvoering van de aangenomen motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) die tot doel had om alle gedupeerden die eigen geld hadden moeten investeren in de versterking, schadeloos te stellen?
Bewoners die kosten gemaakt hebben voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, of kosten die daar direct uit voortkomen, moeten die kosten vergoed krijgen. NCG heeft een meldpunt ingericht waar bewoners zich kunnen melden en analyseert deze meldingen, waar nodig met gemeenten. Bij het meldpunt van de NCG hebben zich in totaal 214 bewoners gemeld. Hiervan vallen 127 adressen onder regie NCG en 87 adressen onder regie van de gemeenten (Batch 1588).
Hoeveel meldingen zijn er binnengekomen bij het meldpunt van de Nationaal Coordinator Groningen (NCG)? Hoeveel zijn er toegekend? Hoeveel zijn er afgewezen?
Er zijn 214 meldingen binnengekomen.
Voor de 127 meldingen waarvan de versterking valt onder regie van de NCG, geldt dat er inmiddels 92 zijn afgehandeld. Bij 11 meldingen heeft een vergoeding plaatsgevonden, 5 bewoners hebben hun melding ingetrokken, 1 melding is vergoed door IMG en 75 meldingen zijn afgewezen. Daarnaast is in 10 meldingen een voorgenomen besluit verstuurd en zijn nog 25 meldingen in behandeling.
Ten aanzien van de 87 meldingen gedaan door bewoners uit de Batch 15881 geldt dat er 6 meldingen af zijn gehandeld, dat er in 24 meldingen een voorgenomen besluit is verzonden, er in 51 meldingen een informatiebrief is verstuurd en in 4 meldingen is er separaat contact met de desbetreffende gemeente. Deze informatiebrieven zijn verstuurd omdat een aantal meldingen verder wordt geanalyseerd. Dit doet de NCG samen met de gemeente door te toetsen of het gekregen budget voldoende was voor een functioneel vergelijkbare woning. Het streven is om bewoners in de komende maanden uitsluitsel te geven over hun melding.
Tot nu toe is in totaal € 143.873 vergoed voor Batch 1588-meldingen en € 118.028 voor regie-NCG-meldingen. Kosten die zijn gemaakt voor de noodzakelijke versterking moeten worden vergoed, hier is dus vooraf geen vast bedrag voor geraamd. Ik heb met de gemeenten contact om te borgen dat zij voldoende middelen hebben om bewoners te kunnen compenseren in het geval blijkt dat bewoners zelf kosten hebben moeten maken voor de noodzakelijke versterking van hun woning.
Hoeveel geld is er in totaal uitgegeven aan de uitvoering van deze motie? Was er vooraf een bedrag geraamd?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u per batch of regeling aangeven hoeveel mensen zich hebben gemeld en hoeveel meldingen zijn afgewezen en toegekend?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden gemeenten gecompenseerd die mensen uit Batch 1588 moeten compenseren die kosten hebben gemaakt voor de versterking? Gaat dit op declaratiebasis met het rijk of is hier een vast bedrag voor afgesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Krijgt u net als wij signalen dat juist bewoners die niet onder de NCG vielen, maar wel kosten hebben gemaakt voor de versterking, nu afgewezen worden bij het Meldpunt kosten versterking?
Er hebben zich bewoners gemeld in verband met de kosten die ze hebben gemaakt voor versterking. Al deze bewoners hebben een afwijzing gekregen, omdat er nooit een beoordeling heeft plaatsgevonden of versterking noodzakelijk was. Ook is er in de overeenkomsten met de NAM vaak afgesproken dat bewoners akkoord gaan met het afgesproken bedrag en in de toekomst geen aanspraak meer maken voor nieuwe vergoedingen (finale kwijting).
Ik heb recentelijk met twee bewoners gesproken van wie de afhandeling onder de NAM valt. Deze bewoners hebben hun zorgen geuit en aangegeven dat de afwijzing in hun ogen onredelijk is omdat deze overeenkomsten vaak onder druk van verdere procedures werden afgesloten. Op basis van dit gesprek onderzoek ik of en zo ja hoe alsnog een vergoeding van kosten zou kunnen worden gegeven in het geval de afspraken met de NAM als onredelijk kunnen worden gezien. Ik informeer uw Kamer voor de zomer over de uitkomsten van deze verkenning.
Herkent u dat bewoners die in de versterking zaten voor de trajecten dievia de NCG liepen en die een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met de NAM of Centraal Veilig Wonen (CVW), vaker een afwijzing ontvangen? Is een strikt juridische benadering van artikel 13j, zevende lid hier debet aan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent u dat veel mensen in Batch 1588 eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking? Herkent u zich in de woorden van uw voorganger dat hij «geschrokken was van de verhalen» van deze mensen?
Tot nu toe hebben 87 bewoners aangegeven dat zij eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking van hun woning. De NCG toetst samen met gemeenten of deze bewoners een functioneel vergelijkbare woning hebben kunnen kopen en/of realiseren van het door hen eerder ontvangen budget. Ik wil bewoners zo snel als mogelijk duidelijkheid geven over de vraag of zij voor aanvullende vergoeding in aanmerking komen. Tegelijkertijd wil ik ook een goed en ordentelijk besluit nemen: zorgvuldig, eenduidig en met aandacht voor de specifieke situatie van de bewoner. Bij een voorgenomen besluit krijgt een bewoner altijd een termijn om met een zienswijze te reageren hierop. Als een bewoner meer tijd nodig heeft voor deze zienswijze, dan wordt daar ruimhartig mee omgegaan. Streven is om bewoners in de komende maanden definitief uitsluitsel te geven over het (gedeeltelijk) toekennen of afwijzen van hun melding.
Als blijkt dat er kosten zijn gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, vind ik het belangrijk dat deze alsnog worden vergoed. Echter, niet in alle gevallen vindt er een vergoeding plaats. Dit komt omdat is vastgesteld dat bewoners volgens de bestaande kaders hebben gekregen waar ze recht op hadden. Ik snap dat dit misschien niet voor alle bewoners de uitkomst is waar ze op hadden gehoopt. Daar heb ik ook oog voor. Voordat bewoners een definitief besluit ontvangen, kunnen zij hun zienswijze delen. Als zij dat willen, kunnen zij ook persoonlijk toelichting krijgen op het voorgenomen besluit. Ook kunnen bewoners tegen het definitieve besluit in bezwaar en beroep.
Herkent u voorts dat een deel van deze mensen uit Batch 1588 in de week voor kerst een afwijzing heeft gekregen voor de aanvraag voor compensatie voor de kosten gemaakt voor de versterking? Waarom zijn deze mensen afgewezen? Waarom krijgen zij, na lang gewacht te hebben, maar tot 14 januari 2025 de tijd om te reageren op deze afwijzing? Is dat niet veel te kort? In deze vakantieperiode is het toch bijna onmogelijk om hiervoor ondersteuning te vinden?
Zie antwoord vraag 8.
Herkent u tevens dat een groot deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en er nog nader onderzoek wordt gedaan? Hoe lang gaat dat duren? Wie doet dit onderzoek en waarom?
Ja. Het klopt dat een deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en dat er nader onderzoek wordt gedaan. Bijvoorbeeld om goed te kunnen beoordelen of vergoeding op zijn plaats is. Dit nader onderzoek doe ik samen met NCG en gemeenten en zal ik zo snel mogelijk afronden.
Waarom wordt het geld dat mensen uit Batch 1588 krijgen en nu dus wel gecompenseerd worden, op een SNN- rekening gestort? Deze rekeningen worden toch bijna gesloten nu de vijfjaarstermijn bijna verstrijkt? Waarom krijgen mensen het bedrag niet op hun eigen rekening uitbetaald?
De gemeente is betrokken bij de toekenningen vanuit het meldpunt. Bij een klein aantal meldingen is geconstateerd dat de memo ondergrens niet (goed) is toegepast. Voor deze bewoners heeft een budgetverhoging plaatsgevonden, binnen de werkwijze van batch 1588. Dit gebeurt via het bouwdepot bij SNN. Het bedrag dat is toegewezen is bedoeld om de kosten te dekken die horen bij de sloop/nieuwbouw of versterking van de woning. In deze gevallen was het depot nog niet afgesloten. Dit depot is tot vijf jaar nadat de beschikking is verleend beschikbaar. Deze termijn kan op verzoek van de eigenaar worden verlengd. Mocht het meldpunt bijdragen doen aan adressen waarvan de subsidie reeds is vastgesteld en het depot gesloten, kan het zijn dat de betaling rechtstreeks via NCG plaatsvindt. Deze situatie heeft zich tot nu toe nog niet voorgedaan.
Heeft u zich reeds verdiept in de situatie van huurders en eigenaren in Batch 1588 die nog bezig zijn met de versterking en daarbij problemen ervaren, zoals het niet hebben van een passende wisselwoning of het niet krijgen van een vergelijkbare nieuwe woning? Zo nee, wilt u dit gaan doen? Is de € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen er ook voor de bewoners in Batch 1588?
De toekenning van wisselwoningen gaat via de gemaakte afspraken, waarbij in specifieke gevallen maatwerk is toegepast. De memo ondergrens wordt toegepast om te toetsen of het toegekende budget voldoende is voor een functioneel vergelijkbare woning. De € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen is niet van toepassing voor de bewoners in Batch 1588. Voor knelpunten in batch 1588 is een risicofonds opgenomen in het totaal budget voor batch 1588.
Wat wilt u doen voor de bewoners uit Batch 1588 en andere batches die te maken hebben met (soms ernstige) bouwfouten?
Op 20 januari jl. heb ik hierover een brief naar uw Kamer gestuurd.2 Zoals ik het lid Beckerman heb toegezegd3 zal ik ook met de gemeenten in gesprek gaan over het toezicht op bouwfouten om het aantal bouwfouten waar bewoners mee geconfronteerd worden tot een minimum te beperken, ook voor bewoners uit Batch 1588. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor de zomer informeren over de uitkomsten van de doorlichting van de NCG en het gesprek met de gemeenten.
In 2019 heeft de Hoge Raad bevestigd dat gederfd woongenot materiele schade is; klopt het dat hier tot op heden nog geen compensatieregeling voor is? Wanneer komt deze regeling?
Het klopt dat er nog geen regeling is voor gederfd woongenot. Het IMG heeft een pilotstudie gedaan om inzicht te krijgen hoe compensatie voor verschillende situaties uitpakt. Op basis van deze studie gaat het IMG dit jaar een besluit nemen over de ontwikkeling van de regeling.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Herstel Groningen van 30 januari 2025?
Ja.
Het bericht dat vervuilende staalslakken worden geïmporteerd vanuit het buitenland |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vervuilende staalslak komt als afval het land in, maar wordt daarna gebruikt in de bouw»1?
Ja.
Klopt het dat Nederlandse bedrijven voor miljoenen euro’s per jaar aan staalslakken en restproducten van buitenlandse staalbedrijven importeren?
Uit de monitoring van afvalstoffen zijn hiervoor geen gegevens te halen. In de meldsystemen van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) ziet de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) namelijk geen gegevens over import of export van de staalslakken. Als staalslakken als bijproduct, dus als niet-afvalstof, worden getransporteerd dan zijn voor import en export op grond van de EVOA geen meldingen van het transport vereist.
Uit de handelsstatistieken die het Centraal Bureau voor Statistiek bijhoudt, zijn staalslakken als zodanig ook niet te halen, maar er zijn wel een aantal categorieën die over staalslakken zouden kunnen gaan. Op basis hiervan2 gaat het als indicatie om import van ongeveer 720 kiloton met een handelswaarde van ongeveer 49 miljoen euro in 2022.
Volgens UN Comtrade had de import van gegranuleerde slag en slagdross naar Nederland in 2023 een handelswaarde van in totaal bijna 9,5 miljoen USD.3
Om wat voor hoeveelheden gaat dit en hoe staat het in verhouding tot de hoeveelheid staalslakken die Tata Steel Nederland produceert?
Een indicatie van de hoeveelheden import is te lezen in het antwoord op vraag 2. Het aanbod aan Nederlandse staalslakken afkomstig uit de ijzer- en staalproductie was in 2022 ongeveer 1.200 kiloton. Volgens UN Comtrade zijn de hoeveelheden geïmporteerde staalslak 280 kiloton gegranuleerde slag en 17,1 kiloton slagdross4.
Klopt het dat de staalslakken worden geïmporteerd als afvalstof, maar dat het vervolgens de markt op gaat als «bouwstof»?
Geïmporteerde staalslakken worden gecertificeerd door hiervoor bevoegde instanties zoals het Duitse Institut für Baustoffen Forschung. Vervolgens worden de staalslakken als gecertificeerd materiaal Nederland binnengebracht en voldoen ze aan de regels voor de toepassing van secundaire bouwstoffen zoals vastgelegd in de Wet bodembescherming. De term «bouwstof» zegt niets over een eventuele afvalstatus van het materiaal. Met andere woorden, zowel afvalstoffen als niet-afvalstoffen kunnen als bouwstof worden toegepast, mits er aan de voorwaarden van de bodemregelgeving wordt voldaan. De bodemregelgeving maakt hiertussen namelijk geen verschil, dus het maakt voor de toepassing van staalslakken niet uit of ze een afvalstatus hebben of niet.
Klopt het dat bedrijven geld toe krijgen van Tata Steel, wanneer zij gebruik maken van staalslakken? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is, omdat daarmee een perverse prikkel ontstaat om vervuilende staalslakken als bouwstof toe te passen?
Er zijn signalen dat afnemers in een aantal gevallen vergoedingen voor transport- en verwerkingskosten hebben ontvangen. Er is echter geen informatie dat er momenteel zulke hoge vergoedingen worden verleend dat hier een perverse prikkel vanuit gaat. De bodemregelgeving is gericht op het beschermen van milieu en gezondheid. Prikkels die leiden tot negatieve effecten zijn niet wenselijk.
Geldt hetzelfde mechanisme voor de import van staalslakken van buitenlandse staalbedrijven? Zo nee, wat is de reden dat bedrijven staalslakken importeren uit het buitenland, terwijl als zij staalslakken overnemen van Tata Steel deze bedrijven geld toe krijgen?
Voor de import van staalslakken van buitenlandse staalbedrijven geldt ook dat er door de afnemer wordt betaald voor staalslakken, maar hier kunnen ook de logistieke kosten worden vergoed.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat er überhaupt staalslakken worden toegepast als bouwstof, gezien de grote onzekerheden voor de gezondheid en het milieu? Zo nee, waarom niet?
Nee, in algemene zin is dat niet onwenselijk. Het is van belang dat primaire grondstoffen worden uitgespaard en dat afvalstort wordt voorkomen, maar dat mag niet ten koste gaan van de gezondheid, de natuur en het milieu. Daarom moet er bij de toepassing van staalslakken als bouwstof, net zoals bij alle andere bouwstoffen, voldaan worden aan de daarvoor geldende wettelijke kaders.
Deelt u de mening dat het al helemaal onwenselijk is dat Nederlandse bedrijven dan ook nog eens staalslakken importeren, terwijl er in Nederland al genoeg van deze afvalstof wordt geproduceerd? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan bedrijven zelf om de afweging te maken om staalslakken te importeren of exporteren, met inachtneming van de nationale en internationale regels die daarvoor gelden.
Bent u bereid deze geïmporteerde staalslakken te classificeren als afvalstof op het moment dat deze staalslakken in het buitenland ook als afvalstof worden geëxporteerd? Zo nee, waarom niet?
Staalslakken die naar Nederland zijn geïmporteerd, worden niet zonder meer geclassificeerd als afvalstof omdat de staalslakken als zodanig worden geëxporteerd. Per geval moet een beoordeling van de afvalstatus van een materiaal worden gemaakt. Er kunnen geen generieke uitspraken gedaan worden dat een materiaal in alle gevallen een afvalstof is, ook niet als dergelijke uitspraken in het buitenland zijn gedaan over een materiaal. In het kader van het toezicht op de naleving van de EVOA kan de ILT op grond van artikel 50, lid 4 bis, van de EVOA bij de eigenaar, houder of vervoerder van de afvalstoffen bewijsstukken opvragen waaruit (onder meer) blijkt of de staalslakken wel of geen afvalstoffen zijn.
Ook artikel 28 van de EVOA is hierin relevant. Dit gaat over verschil van inzicht tussen de verschillende bevoegde gezagen. Als het ene bevoegde gezag oordeelt dat een materiaal een afvalstof is, maar het andere bevoegde gezag oordeelt van niet, dan wordt het materiaal in het kader van import/export behandeld als afvalstof. Maar dit laat onverlet dat het land van bestemming het materiaal na aankomst volgens zijn eigen wetgeving mag behandelen, voor zover deze nationale wetgeving in overeenstemming is met EU-wetgeving en internationale wetgeving. De criteria voor de status van bijproduct staan in artikel 1.1, vierde lid, Wet milieubeheer (implementatie van artikel 5 Kaderrichtlijn afvalstoffen). Als een bedrijf kan aantonen dat aan de bijproductvoorwaarden wordt voldaan, dan is sprake van een bijproduct. Kan een bedrijf dat niet aantonen, dan kan de ILT de staalslakken op grond van artikel 50, lid 4 ter van de EVOA als afvalstof aanmerken.
Gaat u de import van afvalstoffen van buitenlandse staalproducenten aan banden leggen, zolang er zoveel onzekerheid is over de gevolgen voor de gezondheid en het milieu? Zo nee, waarom niet?
Afvaltransport in de Europese Unie moet voldoen aan de EVOA. De EVOA specificeert de gronden op basis waarvan een lidstaat bezwaar kan maken tegen import van afvalstoffen. Indien de verwerking van de afvalstoffen aan de geldende regelgeving voldoet, zal een rechter een streep zetten door een eventueel bezwaar tegen import. De stelling dat er onzekerheid is over de gevolgen van staalslakken wordt niet gedeeld. Staalslakken kunnen veilig worden toegepast mits dat binnen de kaders van de bodemregelgeving gebeurt. Wel worden de zorgen herkend die er zijn naar aanleiding van gevallen waarin het niet goed is gegaan. In het kader van de herijking van de bodemregelgeving bekijkt het Îie wat kan worden gedaan om beter te borgen dat secundaire bouwstoffen, en dus ook staalslakken, veilig worden toegepast.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Circulaire economie?
Dat is helaas niet gelukt door de tijd die het kostte om de informatie die nodig was om de vragen te beantwoorden te verzamelen en te analyseren.
Het artikel 'De Raad van State versnelt de bezwaarprocedures woningbouw' |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het NRC-artikel «De Raad van State versnelt de bezwaarprocedures woningbouw»?1
Ja.
Waarom maakt u nu toch verschil tussen de aanpak van het actuele tekort en de rest van de bouwprojecten in tegenstelling tot wat u tijdens het begrotingsdebat aangaf, namelijk dat u geen verschil wilde maken in de aanpak van het actuele tekort en de rest, zoals NSC u verzocht?
Het realiseren van 100.000 woningen per jaar is ons gezamenlijk doel. Daarbij maak ik geen onderscheid tussen het actuele tekort en de rest. Want, uiteindelijk hebben we het over dezelfde woningen, locaties en bouwvergunningen. Als Minister beschik ik over instrumenten en bevoegdheden om de woningbouw als geheel te versnellen. Dat zijn financiële instrumenten – als bijvoorbeeld de Woningbouwimpuls (Wbi) en Startbouwimpuls (Sbi) – en juridisch instrumenten. Met het programma STOER zet ik in op het schrappen van tegenstrijdige en overbodige regelgeving. Over het geheel van bevoegdheden die ik tot mijn beschikking heb, heb ik de toezegging gedaan om uw Kamer een brief te sturen. De brief zal onderdeel zijn van de tweede nota van wijzigingen van het wetsvoorstel «Versterking Regie Volkshuisvesting». Bovengenoemd zet ik in om de woningbouw als geheel te versnellen.
Wat is ervoor nodig om, zoals NSC heeft verzocht via het begrotingsdebat, een projectmatige aanpak te verbreden naar het hele actuele tekort van 400.000 woningen in plaats van een aanpak, die zoals u tijdens het debat aangaf, geen verschil maakt?
Woningbouw vindt plaats op duizenden locaties in Nederland, groot en klein. Veel van de projecten (kunnen) worden versneld door een lokale aanpak via de versnellingstafels. Dat werkt het beste omdat het meestal gaat om specifieke situaties als bijvoorbeeld het uitplaatsen van een bedrijf of lokale ontsluiting.
Het idee om projecten gebundeld voor te leggen voor een vergunning (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning) gaat verder dan in de voormalige Crisis-en herstelwet mogelijk was. Dit is juridisch niet eenvoudig, omdat de vergunningen uiteindelijk per locatie door de betrokken gemeente als bevoegd gezag wordt verleend. Met de Kamerbrief2 over de Woontop van 11 december heb ik u geïnformeerd over de door mij gemaakte wederkerige afspraken die gericht zijn op de concrete uitvoering. Concrete oplossingen om de woningbouw als geheel te versnellen. Uiteraard betrekken we de ervaringen van de Crisis- en herstelwet bij de uitvoering van de Woontopafspraken.
Welke andere belemmeringen, naast het vastlopen van bezwaarprocedures, zijn er nog meer voor de woningbouw?
In de Kamerbrief3 «Voortgangsrapportage programma woningbouw» en specifiek in het hoofdstuk over de kritische succesfactoren in de bijgevoegde voortgangsrapportage wordt nader ingegaan op de belemmeringen. Samen met betrokken partners zet ik in op het komen tot een vermindering hiervan door bijvoorbeeld waar mogelijk de regels te vereenvoudigen, of zelfs te schrappen. Voor een deel vraagt dit aanpassing van regelgeving om conflicterende, tegenstrijdige en overbodige bouw- en ruimtelijke regels te schrappen en procedures te versnellen. Dat doe ik via het programma STOER. Andere belemmeringen kunnen aangepakt worden zonder aanpassing van regelgeving. Dat doe ik bijvoorbeeld via de realisatiestimulans, het voorzetten van de Woningbouwimpuls en extra investeringen in infrastructuur.
Kunt u van elke bouwlocatie aangeven welke belemmering(en) er spelen?
Elke bouwlocatie heeft zijn eigen combinatie van belemmeringen. In elk van de 35 Woondeals is een inventarisatie van de specifieke lokale en regionale belemmeringen opgenomen. Het adresseren van belemmeringen wordt gedaan aan lokale en regionale versnellingstafels. Regio-overstijgende knelpunten kunnen worden ingebracht op bijvoorbeeld de landelijke versnellingstafel. Over de werkzaamheden en aanpak van de landelijke versnellingstafel woningbouw heb ik u onlangs geïnformeerd via het jaarverslag zoals opgenomen in de Kamerbrief4 over «Voortgang financiële regelingen woningbouw» van 19 december 2024. Daarnaast blijf ik actief in gesprek met mijn medekabinetsleden als het gaat om landelijke belemmeringen als bijvoorbeeld netcongestie.
Welke belemmeringen die er nu spelen kunnen gebundeld aangepakt worden?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u voldoende bevoegdheden om snelheid aan te brengen in disputen die spelen tussen verschillende overheden en/of waterschappen?
Deze vraag beantwoord ik samen met vraag 8 en 9.
Kunt u specifiek aangeven bij welke woningbouwprojecten sprake is van een dergelijk dispuut en hoe lang dit al gaande is?
Deze vraag beantwoord ik samen met vraag 7 en 9.
Kunt u aangeven hoe snel u deze disputen gaat oplossen?
Het mag duidelijk zijn dat het voorkomen van disputen tussen overheden en/of waterschappen altijd de voorkeur heeft. Al staat het overheden en/of waterschappen vrij om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen plannen in hun omgeving of die hun bevoegdheden raken. Bestuurlijk interveniëren is vaak sneller dan formele bevoegdheden op deze wijze in zetten. Voor de gebiedsontwikkeling van het Middengebied in de Zuidplaspolder heb ik de heer Wim Kuijken gevraagd om een rol te vervullen als onafhankelijk adviseur. De afgelopen periode heeft hij verkennende gesprekken gevoerd met de betrokken partijen. Zijn bevindingen hoop ik binnenkort van hem te ontvangen. Op basis hiervan zal op korte termijn in samenspraak met de betrokken partijen een vervolgstap worden bepaald.
Kunt u aangeven bij hoeveel projecten er momenteel sprake is van afschalen door oplopende kosten veroorzaakt door vertraging?
In de Kamerbrief5 over «Voortgang financiële regelingen woningbouw» heb ik u geïnformeerd over de eerder beschikbaar gestelde middelen van het huidige kabinet en de vorige kabinetten. Zo’n driekwart van de projecten die een bijdrage ontvingen verlopen volgens afspraak. Bij de projecten die een wijzigingsverzoek hebben ingediend gaat het in vele gevallen om een combinatie van specifieke lokale factoren als ingewikkelde infrastructurele ingrepen, tijdrovende uitplaatsingen van bedrijven en versnipperd grondeigendom die vaak spelen bij complexe gebiedsontwikkelingen. Tijdens mijn bestuurlijke gesprekken in het kader van de Woondeals blijf ik hierover in gesprek met betrokken partijen.
Kunt u aangeven hoeveel projecten er in 2024 afgeblazen zijn en/of op het punt staan om afgeblazen te worden door oplopende kosten veroorzaakt door vertraging?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen één voor één, onderbouwd en binnen drie weken beantwoorden?
Een uitstelbericht is reeds naar u verzonden.
De tegenwerking van verduurzaming door woningbouwvereniging Delta Wonen te Zwolle |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de situatie van bewoners van woningen van Delta Wonen te Zwolle, die tegenwerking ervaren bij hun pogingen om verduurzamingsmaatregelen door te voeren, zoals de installatie van airco’s en zonnepanelen?
Ja, ik ben bekend met deze situatie.
Klopt het dat Delta Wonen de installatie van fluisterstille airco’s niet toestaat, terwijl bewoners hierom verzoeken vanwege de hitteproblemen op de bovenste etages?
Uit contact met deltaWonen begrijp ik dat de aanvraag van fluisterstille airco’s overwogen is, maar is afgewezen vanwege het feit dat het geluid en de trillingen van de airco’s overlast voor de buren en omwonenden op andere etages veroorzaken. Dat komt doordat de constructievloeren en balkons van het woongebouw met elkaar in verbinding staan.
Bent u ervan op de hoogte dat bewoners met gezondheidsproblemen, extra te lijden hebben onder de oplopende binnentemperaturen, die in de zomer kunnen oplopen tot 30 graden Celsius, zonder de mogelijkheid van adequate verkoeling?
Het klopt dat er woningen zijn die in de zomer snel kunnen opwarmen. Met name voor mensen met een slechte gezondheid kan dit een probleem zijn. Bewoners kunnen hier in eerste instantie zelf diverse maatregelen voor treffen, zoals voorkomen dat de zon overdag instraalt door overdag de gordijnen te sluiten, schaduwdoeken ophangen en ventileren op momenten dat het buiten kouder is dan in de woning.
In situaties waarin de huurwoning zodanig opwarmt dat er sprake is van een gebrek en de bewoner dit zelf niet kan oplossen, kan de huurder de verhuurder aanspreken voor een oplossing, die zonwering kan plaatsen en aanvullende ventilatiemaatregelen kan treffen.
Mocht de verhuurder weigeren een oplossing te bieden, dan kan de huurder naar de Huurcommissie of eventueel de rechter stappen. Het kan zijn dat de verhuurder er op basis van de uitspraak van de Huurcommissie of de rechter voor kiest andere maatregelen te treffen dan de plaatsing van de installatie van airco’s en zonnepanelen. Daar heeft de verhuurder keuzevrijheid in zolang de maatregelen ervoor zorgen dat het gebrek van oververhitting wordt opgeheven.
Kunt u bevestigen dat Delta Wonen vorig jaar voorzieningen heeft aangebracht, zoals een vernieuwd plat dak en elektrische kookvoorzieningen, om verduurzaming zoals de aanleg van zonnepanelen mogelijk te maken, maar dat zij nu weigert mee te werken aan de daadwerkelijke uitvoering van deze verduurzamingsplannen?
Ik heb begrepen dat deltaWonen de woningen in 2023 heeft verduurzaamd door de gevels en het dak te isoleren, een nieuw ventilatiesysteem te plaatsen, groepenkasten te vernieuwen en een aansluiting voor zonnepanelen te maken. Hierbij heeft deltaWonen bekeken of bij de verduurzaming ook zonnepanelen geplaatst kunnen worden. In deze situatie is volgens deltaWonen het probleem dat het dakoppervlak ruimte biedt voor drie zonnepanelen per woning, waardoor de servicekosten die deltaWonen aan de bewoners doorberekent om de investering te kunnen doen, hoger uitvallen dan de besparing die de zonnepanelen opleveren op de energierekening. Daardoor pakt het plaatsen van drie zonnepanelen voor de bewoners en voor de corporatie – met de huidige stand van de techniek – niet goed uit. deltaWonen heeft aangegeven dat zij in de gaten houden of het met goedkopere of nieuwe, innovatieve zonnepanelen in de nabije toekomst wel voordelig is om drie zonnepanelen te installeren.
Deelt u de mening dat woningcorporaties een belangrijke rol hebben in de energietransitie en dat tegenwerking van verduurzamingsmaatregelen, die bewoners zelf aandragen en waar al voorzieningen voor zijn getroffen, onacceptabel is?
Ik ben het zeer met u eens dat woningcorporaties een belangrijke rol vervullen in de energietransitie van de gebouwde omgeving. Ze zorgen er met de verduurzaming van hun bezit voor dat huurders een lagere energierekening krijgen, het comfort van de woningen omhoog gaat en de CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving afneemt. In 2022 zijn er Nationale Prestatieafspraken met de corporatiesector gemaakt over de inspanningen die corporaties de komende jaren moeten leveren om de volkshuisvestelijke opgaven op het gebied van nieuwbouw, verduurzaming, leefbaarheid en betaalbaarheid te realiseren. Onderdeel van die afspraken is onder andere dat woningcorporaties alle slecht geïsoleerde huurwoningen met energielabels E, F en G uiterlijk in 2028 uitfaseren en 675.000 woningen toekomstklaar isoleren tot en met 2030. Daarnaast is afgesproken dat woningcorporaties geen huurverhoging doorvoeren aan de zittende huurders voor de isolatiemaatregelen die zij nemen. Op dit moment ben ik in gesprek met de corporaties over het verder versnellen van hun inspanning op verduurzaming voor de komende 10 jaar.
Verduurzamingsinitiatieven van bewoners kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming van corporatiebezit en kunnen een verdere versnelling in gang zetten. Desondanks kunnen verhuurders, en dus ook woningcorporaties, een goede reden hebben om niet met een initiatief in te stemmen. Het initiatief kan de verduurzamingsplannen van de verhuurder bijvoorbeeld doorkruisen of belemmeren, qua timing of omdat de verhuurder de verduurzaming van de woning wil combineren met groot- en planmatig onderhoud. Het integraal verduurzamen van de woning zorgt voor een grotere besparing op de energierekening en is kostenefficiënter dan een specifieke maatregel. Bovendien is één maatregel vaak onvoldoende om de woning structureel te verbeteren en voor echt lagere energielasten te zorgen. Dat neemt niet weg dat het bezwaar van de verhuurder moet opwegen tegen de redenen die de huurder(s) voor het initiatief hebben. Dat zal per situatie verschillend zijn.
Welke maatregelen gaat u nemen om te waarborgen dat woningcorporaties zoals Delta Wonen hun medewerking verlenen aan verduurzamingsinitiatieven die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen en het verminderen van de afhankelijkheid van aardgas?
Woningcorporaties dragen met de Nationale Prestatieafspraken bij aan het verlagen van de energierekening van huurders, het verhogen van het wooncomfort en het behalen van de klimaat- en energiedoelen. Daarnaast is een ontwerpwetsvoorstel in voorbereiding ter aanpassing van het initiatiefrecht van huurders. Dit wetsvoorstel richt zich op meer en betere mogelijkheden voor huurders om initiatieven te nemen voor verbeteringsmaatregelen. De consultatiereacties op dit wetsvoorstel worden momenteel verwerkt. Ik verwacht dit wetsvoorstel in de loop van 2025 naar uw Kamer te kunnen sturen.
Bent u bereid in overleg te treden met Delta Wonen om tot een oplossing te komen die zowel de verduurzaming als het welzijn van de bewoners ten goede komt?
Zowel de bewoners van deltaWonen als deltaWonen zelf kunnen goede redenen voor en tegen het verduurzamingsinitiatief hebben. Het is niet aan mij om in individuele situaties te beoordelen en te toetsen of het initiatief van de bewoners redelijk is. Bewoners kunnen zich, als de gesprekken met deltaWonen niet tot het gewenste resultaat leiden, tot de Huurcommissie of de rechter wenden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook woningcorporaties hun verantwoordelijkheid nemen en bewoners niet worden tegengewerkt in hun wens om te verduurzamen?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 6 werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel voor het verbeteren van het initiatiefrecht van huurders. Dat wetsvoorstel richt zich op meer en betere mogelijkheden voor huurders om initiatieven te nemen voor verbeteringsmaatregelen. Mijn doel is dit wetsvoorstel in de loop van 2025 aan uw Kamer te sturen. Daarnaast verwacht ik van corporaties dat zij blijven werken aan het realiseren van de doelen rond verduurzaming die zijn vastgelegd in de Nationale prestatieafspraken. Ik zie ook dat corporaties de afgelopen jaren een versnelling hebben ingezet met verduurzaming.
Verschillende vormen van woonegoïsme |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA), Eline Vedder (CDA) |
|
Mona Keijzer (BBB), Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Zou u willen reageren op de bevindingen in het bericht «Hoe een volhardende buurvrouw protesteert tegen een bouwproject op de Müllerpier en zich voor 400.000 euro laat afkopen: «Holy shit 4 ton»» van RTV Rijnmond?1
Ja.
Hoe beziet u het indienen van bezwaarschriften of het aantekenen van beroep tegen bouwprojecten met als doel het opstrijken van een afkoopsom of met een ander individueel belang?
In het geval een bezwaar- of beroepsprocedure wordt gevoerd met als enige doel dat diegene daar zelf financieel beter van wordt, dan keur ik dat af. Dit komt de versnelling van de woningbouw niet ten goede. Of het zo is dat belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep gebruiken met als enige doel om daar zelf financieel beter van te worden, is echter moeilijk tot niet te beoordelen.
Zou u in kaart willen brengen hoe vaak er de afgelopen jaren sprake was van een afkoopsom of schikking rondom bouwprojecten?
Het is niet mogelijk om te achterhalen hoeveel bezwaar- en beroepschriften de afgelopen jaren vanwege een dergelijk vermoeden zijn ingetrokken. Dit wordt niet geïnventariseerd en is ook niet te achterhalen. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.
Zou u in kaart willen brengen hoeveel bezwaarschriften en beroepsprocedures de afgelopen jaren zijn ingetrokken, waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van een afkoopsom of schikking?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre en op welke manier ziet u in de samenleving een ontwikkeling van het (dreigen met het) indienen van een bezwaar ten gunste van eigen gewin, maar ten koste van het belang van een ander, het gemeenschappelijk belang en/of het algemeen belang?
Het indienen van een bezwaar- of beroepschrift enkel en alleen om er financieel beter van te worden vind ik uiteraard niet wenselijk. Hoe vaak dit voorkomt, is niet bekend.
Deelt u de in dit artikel gemaakte analyse dat hier sprake is van «een hoogopgeleide bezwaarmaker die juridische kennis inzet als macht en ten faveure van het individuele belang»? Zo ja, hoe reflecteert u op deze analyse?
Het betreft hier een privékwestie van een ambtenaar. Ook ambtenaren mogen bezwaar maken of beroep instellen tegen plannen in hun omgeving of hierover afspraken maken met betrokken partijen. Zolang de integriteit van de ambtenaar niet in het geding en er is geen relatie met het werk, acht ik dat niet onwenselijk. Ambtenaren hebben dezelfde rechten (en plichten) als iedere andere inwoner van Nederland. De beginselen van de democratische rechtsstaat brengen mee dat het voor belanghebbenden zoals omwonenden altijd mogelijk is om voor hun rechten en belangen op te komen, ongeacht hun functie of beroep.
In hoeverre en op welke manier is er in deze casus sprake van een omkering van het principe achter ethisch hacken – bij ethisch hacken worden opgedane ervaringen ten goede van de publieke zaak ingezet – terwijl in deze casus de ervaringen die tijdens het werken voor de publieke zaak zijn opgedaan juist worden aangewend voor een individueel belang dat de publieke zaak schaadt?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beziet u de voorgaande vraag vanuit het perspectief dat de Rijksoverheid juist investeert in menselijk kapitaal?
Zie antwoord vraag 6.
Zou u willen reflecteren op de vraag hoe de verschillende gedragingen in deze casus zich verhouden tot de eed die ambtenaren afleggen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de opvatting dat het handelen in deze casus op gespannen voet staat met het idee achter de beweging «van woningmarkt naar volkshuisvesting»?
Nee. Ik zet in op het versnellen van bouwprocedures en als onderdeel daarvan ook op het verkorten van beroepsprocedures. Daarbij moet het voor belanghebbenden zoals omwonenden wel altijd mogelijk blijven om voor hun rechten en belangen op te komen. Het is een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers zoals ontwikkelaar en gemeente om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming.
Welke ambities heeft u om deze beweging verder vorm te geven op het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening? Hoe gaat u dezelfde mate van volharding, en het liefst nog meer, aan de dag leggen voor de beweging «van woningmarkt naar volkshuisvesting» als de genoemde ambtenaar van uw ministerie heeft laten zien voor haar eigen belang?
Eind 2024 organiseer ik een Woontop waar ik met onder andere medeoverheden, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties concrete, landelijke afspraken maak over de woningbouw. Daartoe behoren afspraken over gezamenlijke inzet en bijbehorende investeringen vanuit de verschillende partijen, zo wordt volkshuisvesting een verantwoordelijkheid van ons allemaal.
Waarom hebben in het regeerprogramma en in het voorstel voor de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (halverwege september 2024) nog geen uitwerking plaatsgevonden van een van de belangrijkste volkshuisvestelijke ambities uit het hoofdlijnenakkoord (halverwege mei 2024), namelijk het verkorten en versoberen van woningbouwprocedures, anders dan het beleidsvoornemen dat het kabinet parallel plannen als «nieuwe norm» wil gaan hanteren, iets dat al was opgenomen in het al in de vorige kabinetsperiode gepresenteerde Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw? Voor wanneer bent u van plan dit verder uit te werken?
In mijn brief aan uw Kamer van 18 oktober informeer ik u over het opstarten van het programma STOER («Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving») waarbij, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzocht wordt waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Nu, en ook voor de middellange termijn, geldt dat de inzet moet blijven om bij belemmeringen eerst na te gaan hoe het wel kan.
Daarnaast voorziet het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in het versnellen van de beroepsprocedure bij de rechter. Dit zet ik nader uiteen bij vraag 14.
Deelt u de urgentie tot versnelde invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting? Zo nee, waarom niet, gezien dit voorbeeld?
Zeker deel ik die urgentie. Ik hoop op een spoedige behandeling van het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting2 door het parlement.
Zou u in inzichtelijk willen maken welke mogelijkheden er zijn tot verdere aanscherping van, aanvullend beleid bij of versnelde invoering van het voorstel in het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot beperking van het aantal lange beroepsprocedures door de mogelijkheid om naar de rechter te stappen te beperken naar maximaal één keer?
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting, dat sinds dit voorjaar bij uw Kamer ter behandeling ligt3, is een grondslag opgenomen op basis waarvan een aantal versnellingen in de beroepsprocedure van toepassing kan worden verklaard op besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Zo geldt voor die aangewezen besluiten beroep in één instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden, versnelde behandeling van beroep, indiening van beroepsgronden binnen de beroepstermijn en het uitsluiten van de mogelijkheid om pro forma beroep in te stellen (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, wordt een aantal besluiten voor woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen. Zo is veel sneller duidelijk of een plan kan doorgaan. De tijdwinst kan oplopen tot een jaar.
Zou u willen nagaan of het in deze casus genoemde woningbouwproject aan de voorwaarden voldoet waarmee het na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot de categorie «zwaarwegend maatschappelijk belang» zou behoren, waardoor versnelde uitvoering mogelijk wordt en de bestuursrechter binnen zes maanden een uitspraak doet? Zo nee, zou u hiervan een beredeneerde inschatting willen maken?
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting4 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. Zie ook het antwoord op vraag 14. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Het genoemde woningbouwproject op de Müllerpier betreft een woningbouwproject van meer dan 12 woningen. Voor dat project zou na invoering van de Wet versterking regie volkshuisvesting en het Besluit versterking regie volkshuisvesting zoals nu voorgesteld, versnelde uitvoering mogelijk zijn geweest.
Zou u inzichtelijk willen maken of een beredeneerde inschatting willen maken van hoeveel woningbouwprojecten straks, na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, tot de categorie «zwaarwegend maatschappelijk belang» zouden behoren?
Zoals ook is vermeld in vraag 15 is in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting5 een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting worden woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Uit onderzoek dat is verricht door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd6 komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar.
Zou u de mogelijkheden willen verkennen tot het oprekken en verbreden van deze categorie en zou u van de verschillende opties hiertoe ook de voor- en nadelen in kaart willen brengen?
In het bestuursprocesrecht is beroep in twee instanties het uitgangspunt in verband met het waarborgen van de rechtsbescherming van rechtzoekenden. Dit is uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij het afwijken van dit uitgangspunt moet vooraf dragend worden gemotiveerd waarom die afwijking gerechtvaardigd is en moet het gaan om een grote maatschappelijke urgentie en betekenis voor de samenleving.
Om de omvang van de aanwijzing te bepalen heb ik destijds onderzoek laten verrichten door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd.7 Op basis van dat onderzoek is een inschatting gemaakt van de te verwachten gevolgen van de aanwijzing voor de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Uit dat onderzoek komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar; wanneer bijvoorbeeld één of meer woningen worden aangewezen leidt dit voor de Afdeling bestuursrechtspraak tot een toename van 119 zaken per jaar. Met het verlagen van het aantal woningen naar één of meer wordt de toename van de werklast voor de Afdeling bestuursrechtspraak ruim viermaal verhoogd. Dit zal gevolgen hebben voor de doorlooptijden van alle zaken die worden behandeld door de Omgevingskamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. Voor de omvang van 12 of meer woningen is gekozen om de toename van de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak te beperken en omdat de Afdeling hier ervaring mee heeft in het kader van de Crisis- en herstelwet, en om het criterium dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang te kunnen onderbouwen.
Hoewel bij het oplossen van het woningtekort elke woning er één is, kan tegelijkertijd het aantal woningen in dit verband ook niet te laag liggen. Dat zou leiden tot een te grote toename van het aantal zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak waarmee de beoogde versnelling onder druk komt te staan. Op dit moment is als gevolg van een tekort aan personele capaciteit bij de Afdeling bestuursrechtspraak al sprake van een (te) lange doorlooptijd van zaken. Bovendien zou het verlagen van het aantal woningen en daarmee het verhogen van de werkdruk de positieve aanpak teniet kunnen doen die Afdeling bestuursrechtspraak heeft ingezet door vooruitlopend op de Wet versterking regie volkshuisvesting meer prioriteit te geven aan zaken over woningbouwprojecten.
Daarbij is ook van belang dat in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting een algemene grondslag is neergelegd: niet alleen categorieën woningbouwprojecten maar ook andere categorieën projecten kunnen bij AMvB worden aangewezen. Zo bereidt de Minister van Klimaat en Groene Groei voor energieprojecten eveneens een AMvB voor. Die AMvB zal ook gevolgen hebben voor het aantal beroepszaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Verder is vanuit verschillende hoeken ook wel een verlofstelsel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies8 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid.9 Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op het advies van de RLI aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.
Wel attendeer ik erop dat de lagere rechter nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid toetst, en bij de beoordeling van de beroepsgronden inhoudelijk toetst of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.
Zou u willen reageren op de verschillende bevindingen in het NRC-artikel «Voor 100.000 euro willen de omwonenden hun bezwaar wel intrekken»?2
Ja.
Hoe beziet u het feit dat de financiële risico’s voor bouwprojecten vaak zeer vergroot worden doordat zelfs als een bezwaar door zowel gemeente als rechtbank is afgewezen, de weg naar beroep bij de Raad van State nog openstaat, waardoor bouwprojecten vaak stilvallen? Hoe weegt u het belang van deze mogelijkheid ten opzichte van de woningnood en de daarmee samenhangende urgente problematiek?
Gelet op de urgentie van de woningnood is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt dat een bouwproject doorgang kan vinden. Snelheid vermindert ook de kans dat een project uiteindelijk niet meer doorgaat. Daarom voorzie ik met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in versnelling van de afhandeling van beroepszaken tegen woningbouwprojecten door één gang naar de rechter, met versnelde behandeling.
Hoe gaat u om met het feit dat het aantal zaken zal groeien en daarmee de druk op de afdeling bestuursrechtspraak zal nemen, waardoor nog meer vertraging, financiële risico’s en stilvallende bouwprojecten zullen ontstaan?
Ik ben het eens dat het ook belangrijk is dat er voldoende capaciteit is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om zaken snel te behandelen. Ik zal met de Raad van State in gesprek gaan over de mogelijkheden.
Zou u de mogelijkheid willen bezien van de mogelijkheden tot invoering van een systeem waarbij een lagere rechter eerst toetst of een bezwaar gegrond is en er geen procedurefouten zijn gemaakt, waardoor wellicht minder zaken naar een hogere rechter hoeven te gaan en vertraging kan worden voorkomen?
De lagere rechter toetst nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid en toetst bij de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.
Voor zover met de vraag wordt gedoeld op het zogenoemde verlofstelsel, waarover uw Kamer op 5 november jl. ook een motie aannam11, merk ik het volgende op. Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vanuit verschillende hoeken is een verlofstelsel wel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies12 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid. Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op dit advies aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.
Zou u de voor- en nadelen van een afkoopverbod in kaart willen brengen en daarbij in willen gaan op de handhaafbaarheid ervan?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Als partijen overeenkomen te schikken, hebben zij daar kennelijk beide belang bij. Dit valt onder een van de beginselen van contractvrijheid. Hoewel ik het uitermate belangrijk vind om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen, acht ik het niet gewenst om in te grijpen in de contractvrijheid die partijen genieten.
Als een belanghebbende stelt (plan)schade te lijden door een woningbouwproject, kan hij dat in bezwaar of beroep aanvoeren. Als partijen tevreden zijn met compensatie van die schade in plaats van het niet doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde uitkomst van een procedure of van een overeenkomst ter minnelijke schikking. Een projectontwikkelaar is niet verplicht om een dergelijke overeenkomst te sluiten.
Het is onmogelijk om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbende die misbruik maken van hun recht. Er kan niet worden achterhaald of de belanghebbende puur uit financieel gewin handelt of dat daadwerkelijke sprake is van schade. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.
Hoe gaat u zich inzetten om het aantal haakjes voor bezwaarprocedures te verminderen?
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat, waarbij een belanghebbende de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke rechter kan laten toetsen. Dit volgt onder andere uit het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op vrije toegang tot de rechter.
Het recht om bezwaar te maken en beroep in te stellen is echter niet onbeperkt. Het huidige recht kent mogelijkheden om misbruik van procesrecht tegen te gaan. Een partij dient het recht om bezwaar te maken en eventueel beroep in te stellen te gebruiken voor het doel waarvoor dat recht in het leven is geroepen, te weten de gerechtvaardigde behartiging van zijn belangen. Een bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard als de bevoegdheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend op een zodanige wijze dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dit blijkt uit jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018 (ECLI:NL: RVS:2018:3151). In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8:75, eerste lid, derde volzin) is verder een voorziening opgenomen om een natuurlijk persoon in de proceskosten te veroordelen in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Omdat het onmogelijk is om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbenden die misbruik maken van hun recht, acht ik bij een verdere begrenzing van het recht om bezwaar te maken of beroep in te stellen, het risico te groot dat de rechtsbescherming wordt aangetast van partijen die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen.
Deelt u bij de voorgaande vragen de ambitie om de problematiek samenhangend met de woningnood mee te kunnen laten wegen, ook vanuit artikel 22 van de Grondwet, dat gaat over het feit dat de «bevordering van voldoende woongelegenheid» een «voorwerp van zorg der overheid» is? Zo ja, hoe gaat u deze ambitie vormgeven?
Ik onderstreep de versnelling van de realisatie van woningen. In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting worden een aantal belangrijke stappen gezet om de woningbouw te versnellen. Verder zet ik samen met betrokken partners in op het komen tot vermindering van belemmeringen voor de woningbouw, door waar mogelijk de regels te vereenvoudigen, of zelfs te schrappen. In de Kamerbrief «Sneller bouwen, bestaande gebouwen beter benutten en voortgang bestuurlijke overleggen Woondeals» informeer ik u verder over de stappen die ik zet om de woningbouw te versnellen, de bestaande gebouwen en bijbehorende omgeving beter te benutten en actief regie te voeren op de voortgang van de woningbouw met de bestuurlijke overleggen Woondeals.
Zou u willen reageren op de bevindingen in de berichten «Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand in Bloemendaal. Landhuis is schenking uit nalatenschap van vastgoedondernemer Theo Eichholtz»3 in het Haarlems Dagblad en «Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand Bloemendaal: «Bang dat kinderen terminaal zieke mensen onder ogen krijgen»»4 in De Telegraaf?
Ja.
Hoe beziet u het feit dat omwonenden plannen voor de huisvesting van hulpbehoevende mensen proberen tegen te houden middels het indienen van bezwaren en/of het (dreigen met) procederen tot aan de Hoge Raad?
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat. Daarbij is van groot belang dat belanghebbenden overheidsbesluiten en de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke (bestuurs)rechter kunnen laten toetsen. De inhoud van een plan of project is daarbij niet van belang.
Wat vindt u ervan als daarbij ogenschijnlijk alle argumenten die van pas kunnen komen – van het schijnsel van bedlampjes tot aan bepalingen uit de 19e eeuw – worden aangegrepen zonder dat deze veel onderlinge samenhang vertonen, anders dan dat plannen daarmee gedwarsboomd kunnen worden?
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorziening opgenomen die ervoor zorgt dat niet alle beroepsgronden die een belanghebbende aanvoert kunnen leiden tot vernietiging van een door een overheidsorgaan genomen besluit. Op grond van het relativiteitsvereiste, dat is neergelegd in artikel 8:69a van de Awb, vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit houdt in dat een belanghebbende een besluit slechts met succes in rechte kan aanvechten als het concrete voorschrift dat volgens hem is geschonden, mede strekt tot bescherming van zijn belangen.
Zou u de voorgaande vragen ook willen beantwoorden in het licht van het feit dat de grote hoeveelheid procedures misschien wel het belangrijkste obstakel is bij de aanpak van de woningnood, en in het licht van de in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerakkoord opgenomen ambities om het aantal procedures in te perken, deze procedures in te korten en het aantal beroepsmogelijkheden te beperken?
In het programma STOER («Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving») ga ik, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzoeken waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting beroep in één instantie voorgesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden en uitsluiten van de mogelijkheid tot het instellen van pro forma beroep (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). Zo wordt sneller duidelijk of een woningbouwplan door kan gaan.
Herkent u het beeld dat alleen al de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar of de mogelijkheid van klagende omwonenden of potentieel toekomstig «Not In My Backyard»-gedrag zorgt voor het niet door kunnen gaan van plannen? Zo nee, waarom niet gezien onder andere deze casus? Zo ja, zou u, in afstemming met gemeenten, in kaart willen (laten) brengen hoeveel projecten jaarlijks om deze redenen niet doorgaan?
Het door u geschetste beeld herken ik niet. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Participatie van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties in een vroegtijdig stadium van de voorbereidingsfase van een project of activiteit draagt bij aan de kwaliteit van besluitvorming en vergroting van het draagvlak en daarmee ook tot minder bezwaar- en beroepsschriften.
Verder is het zo dat bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving veel factoren en belangen een rol spelen. Mocht een project niet doorgaan dan zullen daaraan veelal meerdere oorzaken ten grondslag liggen. Of, en zo ja, hoe vaak een project geen doorgang vindt uitsluitend vanwege de dreiging van bezwaar of beroep, is mij niet bekend. Hierover zijn geen cijfers beschikbaar. Deze cijfers zijn ook niet te achterhalen.
Zou u willen reflecteren op de realiteit dat dit voor heel veel projecten vermoedelijk niet in kaart te brengen is, gezien het feit dat om genoemde redenen (de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar, de mogelijkheid van klagende omwonenden, of potentieel toekomstig «Not In My Backyard»-gedrag) veel projecten al in de beginfase sneuvelen?
Zie antwoord vraag 29.
Deelt u de opvatting dat een deel van de oplossing voor het beperken van het aantal procedures, en dus het wegnemen van wellicht wel het belangrijkste obstakel voor aanpak van de woningnood, daarmee ligt in de beweging naar oog hebben voor de ander en rekening houden met het gemeenschappelijk belang?
Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Het desbetreffende overheidsorgaan moet bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.
Deelt u de opvatting dat het recht op een thuis, en in dit geval ook op liefdevolle zorg in de laatste levensfase, boven het recht op uitzicht zou moeten gaan? Zo ja, wat gaat u eraan doen dat deze opvatting concreet gestalte krijgt in hoe met bezwaren en procedures wordt omgegaan?
Zie ook het antwoord op vraag 31. Het is in eerste instantie aan het desbetreffende overheidsorgaan om bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen te wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.
Het is onmogelijk is om op voorhand te bepalen welk belang in een concrete zaak voorrang zou moeten krijgen boven een ander belang. Daartoe moeten de omstandigheden van het geval worden gewogen.
Zou u willen reflecteren op de vraag of dit project vermoedelijk wel doorgang zou hebben kunnen vinden als de naar Kamer gestuurde Wet Versterking regie volkshuisvesting al was ingevoerd? Zo nee, deelt u dan de opvatting dat we dit wetsvoorstel zo snel mogelijk op een zodanige wijze zouden moeten versterken dat dit wel het geval zou zijn geweest? Indien u die opvatting deelt, welke acties verbindt u aan die opvatting?
Zie ook vraag 14 en 15.
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting15 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Bij een hospice gaat het niet om woningbouw. Daarom vallen hospices niet onder deze regels en ben ik ook geen voorstander om deze er alsnog onder te brengen.
Zou u als laatste willen reflecteren op de vraag hoe we, gezien de genoemde casussen, woonegoïsme het beste kunnen bestrijden? Welke plannen heeft u hiertoe?
De stem van woningzoekenden wordt nu nog onvoldoende gehoord. We ondersteunen daarom lokale initiatieven waar de stem van woningzoekenden structureel wordt verankerd bij woningbouw en bij het woonbeleid. Op landelijk niveau starten we een nieuwe Raad van woningzoekenden.
Het bericht 'Hoe een volhardende buurvrouw protesteert tegen een bouwproject op de Müllerpier en zich voor 400.000 euro laat afkopen: 'Holy shit 4 ton'' |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Deelt u de verontwaardiging over het bericht «Hoe een volhardende buurvrouw protesteert tegen een bouwproject op de Müllerpier en zich voor 400.000 euro laat afkopen: «Holy shit 4 ton»»?1 Kunt u hier een uitgebreide reactie op geven?
Ik kan het begrijpen als mensen hier verontwaardigd op reageren. Ik vind het echter ook van belang dat een belanghebbende bezwaar of beroep kan instellen wanneer deze nadeel of schade ondervindt van een voorgenomen bouwproject. Voor een meer uitgebreide reactie verwijs ik naar de antwoorden op de vragen hieronder.
Deelt u de mening dat het afkopen van bezwaren tegen woningbouwprojecten tegen dergelijke hoge bedragen zeer onwenselijk is, en mogelijk ook precedentwerking heeft? Hoe spant u zich in om dit te voorkomen?
In het geval een bezwaar- of beroepsprocedure wordt gevoerd met als enige doel dat diegene daar zelf financieel beter van wordt, dan keur ik dat af. Dit komt de versnelling van de woningbouw niet ten goede. Of het zo is dat belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep gebruiken met als enige doel om daar zelf financieel beter van te worden, is echter moeilijk tot niet te beoordelen.
Iedere belanghebbende heeft het recht om bezwaar te maken en beroep in te stellen. Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat. Dit recht is echter niet onbeperkt. Een belanghebbende mag bijvoorbeeld geen misbruik van procesrecht maken en mag ook geen bezwaar maken of beroep instellen voor een ander doel dan voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de indiener. Het is niet mogelijk om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbenden die misbruik maken van hun recht. Daarom acht ik bij een verdere begrenzing van het recht om bezwaar te maken of beroep in te stellen, het risico te groot dat de rechtsbescherming wordt aangetast van partijen die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen.
Verder is het zo dat als een belanghebbende stelt planschade te lijden door een woningbouwproject, hij dat in bezwaar of beroep kan aanvoeren. Als partijen tevreden zijn met compensatie van die schade in plaats van het niet doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde uitkomst van een procedure of van een overeenkomst ter minnelijke schikking. Een projectontwikkelaar is niet verplicht om een dergelijke overeenkomst te sluiten. Ook als een belanghebbende puur vanwege financiële motieven bezwaar maakt en een minnelijke schikking met financiële compensatie uitlokt voor zover dat al valt vast te stellen, is een projectontwikkelaar niet verplicht om een dergelijke overeenkomst te sluiten. Als partijen overeenkomen te schikken, hebben zij daar, ongeacht de hoogte van het bedrag, kennelijk beide belang bij. Dit valt onder een van de beginselen van contractvrijheid. Hoewel ik het uitermate belangrijk vind om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen, acht ik het niet gewenst om in te grijpen in de contractvrijheid die partijen genieten.
Wat is uw visie op het gebruik en de afkoop van bezwaar- en beroepsprocedures door omwonenden? Kan u aangeven welke ruimte voor bezwaar- en beroepsprocedures u redelijk en proportioneel acht, mede gelet op de grote woningnood en de belangen van woningzoekenden?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre zijn de instrumenten uit de Wet versterking regie volkshuisvesting afdoende om situaties als deze in het vervolg te voorkomen?
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer ter behandeling voorligt2, is een grondslag opgenomen op basis waarvan een aantal versnellingen in de beroepsprocedure van toepassing kan worden verklaard op besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Zo geldt voor die aangewezen besluiten beroep in één instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een uitsprakentermijn van zes maanden en het uitsluiten van pro forma beroep (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting wordt een aantal besluiten voor woningbouwprojecten van twaalf of meer woningen aangewezen.
Daarnaast informeer ik u in mijn brief3 aan uw Kamer van 18 oktober over het opstarten van het programma STOER («Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving») waarbij, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzocht wordt waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Nu, en ook voor de middellange termijn, geldt dat de inzet moet blijven om bij belemmeringen eerst na te gaan hoe het wel kan.
Bent u bereid om afspraken met ontwikkelaars te maken over gezamenlijke handelwijze voor afkopen van bezwaren, om precedentwerking en olievlekwerking van bezwaarindiening om daar financieel gewin uit te halen, te voorkomen?
Als partijen overeenkomen een dergelijke schikking te treffen, dan hebben zij daar kennelijk beide belang bij. Dit valt onder een van de beginselen van contractvrijheid. Een projectontwikkelaar is niet verplicht om een dergelijke overeenkomst te sluiten. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Verder is het onmogelijk om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbende die misbruik maken van hun recht. Ik vind het wel uitermate belangrijk om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen.
Wat vindt u van het feit dat de bezwaarmaker een ambtenaar van uw eigen ministerie betreft? Begrijpt en deelt u de maatschappelijke verontwaardiging hierover?
Het betreft hier een privékwestie van een medewerker. De integriteit van de medewerker is niet in het geding. En er is geen relatie met het werk. Dat deze persoon een functie heeft bij het Ministerie van VRO, destijds BZK, is daarmee niet relevant. Ambtenaren hebben dezelfde rechten (en plichten) als iedere andere inwoner van Nederland. Zij mogen dus bezwaar maken of beroep instellen tegen plannen in hun omgeving en/of hierover afspraken maken met betrokken partijen.
Het Ministerie van VRO zet in op het versnellen van bouwprocedures en werkt als onderdeel daarvan ook aan het verkorten van beroepsprocedures. Daarbij moet het voor belanghebbenden zoals omwonenden altijd mogelijk blijven om voor hun rechten en belangen op te komen. Het is een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers zoals ontwikkelaar en gemeente om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming.
Zoals in het antwoord op vraag 4 is uiteengezet, wordt met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting dat nu bij uw Kamer ligt4, de behandeling van het beroep versneld, waarmee veel sneller duidelijk wordt of een plan kan doorgaan. De tijdwinst kan oplopen tot een jaar.
Hoe spant u zich in om dergelijke gedragingen van ambtenaren van uw ministerie in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Groningers die door een ZAV-vergoeding uitgesloten worden voor toeslagen |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Heeft u meldingen ontvangen van mensen die door een Zelf Aangebrachte Voorzieningen-vergoeding (ZAV-vergoeding) niet meer in aanmerking komen voor toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag?
De NCG heeft drie aanvragen ontvangen voor de compensatie van huurtoeslag als gevolg van het ontvangen van de ZAV-vergoeding. Het IMG heeft één aanvraag ontvangen voor compensatie van het verlies van kindgebonden budget. De geleden gevolgschade is door het IMG en de NCG vergoed. Zie ook de beantwoording op de vraag van het Eerste Kamerlid Kluit (GroenLinks).
Kunt u uitleggen waarom de ZAV-vergoeding niet aangemerkt wordt als bijzonder vermogen?
De ZAV-vergoeding wordt niet aangemerkt als vermogen dat wordt uitgezonderd voor de vermogenstoets voor het recht op toeslagen, omdat het een vergoeding vormt voor het verlies van een specifiek materieel goed. Burgers kunnen de vergoeding gebruiken om hetzelfde goed opnieuw aan te schaffen of een ander vergelijkbaar goed. Dit verschilt van de huidige bestaande vormen van bijzonder vermogen, die niet gekoppeld zijn aan het verlies van een specifiek object, maar bijvoorbeeld zijn bedoeld als compensatie voor slachtoffers van misstanden als het misbruik in de katholieke kerk of incidenten als het schietincident in Alphen aan den Rijn. Om deze reden past de ZAV-vergoeding niet bij de bestaande vormen van bijzonder vermogen die voor toeslagen worden uitgezonderd.
In gevallen waarin gedupeerden onverhoopt niet in staat zijn om de vergoeding eerder dan de eerstvolgende peildatum uit te geven, wordt eventuele fiscale gevolgschade, waaronder eventueel toeslagverlies, door de NCG of het IMG vergoed. Hier is destijds voor gekozen om de uitvoering voor de Belastingdienst (nu Dienst Toeslagen) en de gedupeerde niet onnodig te compliceren.
Bent u van mening dat het rechtvaardig is dat gedupeerde Groningers die gebruik maken van vergoedingen zoals de ZAV-vergoeding achtergesteld worden in het aanvragen van toeslagen?
Gedupeerde Groningers worden niet achtergesteld met het aanvragen van toeslagen door het ontvangen van de ZAV-vergoeding. Om te voorkomen dat gedupeerden hun aanspraak op toeslagen verliezen zijn verschillende waarborgen ingebouwd. Als onverhoopt toch toeslagverlies optreedt, vindt compensatie plaats door de NCG en het IMG. Zie het antwoord op vragen 1 en 2 en het antwoord op de vraag van het Eerste Kamerlid Kluit (GroenLinks).
Hoe voorkomt u dat gedupeerde Groningers voorzieningen zoals de ZAV-vergoeding vermijden uit angst dat ze hierdoor niet meer in aanmerking komen voor toeslagen?
De NCG en het IMG informeren op hun websites, via bewonersbegeleiders en projectleiders over de ondersteuning bij fiscale gevolgschade. De NCG en het IMG vergoeden niet alleen de schade achteraf, maar het is ook mogelijk om tijdens het proces kosteloos te worden ondersteund door een onafhankelijk financieel/fiscaal adviseur, advocaat of mediator.
Herkent u het beeld dat er de afgelopen jaren herhaaldelijk voorbeelden zijn waarbij gedupeerden extra belasting moeten betalen, of gekort worden op toeslagen of vrijstellingen/kwijtscheldingen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dit nu definitief voorkomen moet worden?
Ik vind dat fiscale gevolgschade van de versterkingsoperatie en schadeafhandeling zoveel mogelijk moeten worden voorkomen en waar die zich desondanks wel voordoet, deze te compenseren. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording konden de vragen helaas niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
Het bericht 'Nieuwe water-eisen veroorzaken schok: ‘De bouw van zo’n half miljoen woningen staat op losse schroeven’' |
|
Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe water-eisen veroorzaken schok: «De bouw van zo’n half miljoen woningen staat op losse schroeven»» van 3 mei jongstleden?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de conclusie in dit artikel dat de bouw van een half miljoen woningen op losse schroeven staat, terwijl tegelijk de woningbouwopgave door het trage tempo van vergunningverlening juist dreigt af te nemen?
Het beeld dat de bouw van 500.000 woningen op losse schroeven staat als gevolg van het ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving»2 (hierna: het ruimtelijk afwegingskader) herken ik niet.
Het ruimtelijk afwegingskader is een landelijke uitwerking van het principe dat water en bodem sturend moeten zijn bij nieuwe ontwikkelingen en geeft meer inzicht over waar er gebouwd kan worden door per locatie de risico’s te tonen op het gebied van waterveiligheid, wateroverlast, bodemdaling en drinkwater. Het ruimtelijk afwegingskader gaat nadrukkelijk niet alleen over waterveiligheid. Het maatgevende risico wat de kaart laat zien is vaker vanuit wateroverlast of bodemdaling.
Het ruimtelijke afwegingskader laat zien dat er in de meeste delen van Nederland nog gewoon gebouwd kan worden, mits dit gebeurt op een manier waarbij rekening wordt gehouden met de risico’s vanuit het water- en bodemsysteem. Als dat niet gebeurt dan leidt dat op langere termijn juist tot hogere kosten door schade die aan woningen ontstaat.
Een deel van de woningbouwopgave die ik met de provincies in de Woondeals heb afgesproken zal moeten worden gerealiseerd in gebieden die in het ruimtelijk afwegingskader zijn aangeduid als «geel» of «oranje». Bij deze risicoklassen gaat het om «ja, mits». In het ruimtelijk afwegingskader wordt daarbij aangegeven dat het gaat om (middelgrote of grote) inspanning om klimaatadaptief bouwen.
Wat is, vanuit de woningbouwopgave bezien, de status van de kaart van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat: «ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving» (hierna: afwegingskader) ten aanzien van waterveiligheid? Hoe moeten de verschillende kleuren worden geclassificeerd ten aanzien van woningbouw?
Het ruimtelijk afwegingskader is een ondersteunend instrument voor gemeenten, waterschappen en provincies. Het instrument dient als hulpmiddel bij het sturend laten zijn van water en bodem in ruimtelijke ontwikkelingen.3 Zo dient het ruimtelijk afwegingskader gebruikt te worden bij zowel de beleidsontwikkeling als besluitvorming. Het helpt gemeenten, waterschappen en provincies om bij locatiekeuzes voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, werklocaties, publieke gebouwen of industriegebieden, een goede afweging te maken vanuit het water- en bodemsysteem.4
Zoals in de Kamerbrief over water en bodem sturend staat dient het ruimtelijk afwegingskader gebruikt te worden bij alle projecten waarvan na 1 januari 2025 (wijziging van) een omgevingsplan wordt vastgesteld.5 Voor vergevorderde projecten in gebieden die rood op de kaart zijn kunnen uitzonderingen worden gemaakt. Wat vergevorderde projecten zijn in het IJsselmeergebied en of ze door kunnen gaan, is toegelicht in de Kamerbrief over Buitendijks bouwen in het Markermeer en IJsselmeergebied van 5 oktober 2023.6
De kleuren op de kaart zeggen iets over hoe geschikt een locatie is om er nieuwe functies te bouwen. Deze kleuren komen overeen met de kleuren van de risicoklassen in de legenda. De risicoklassen zijn verdeeld in «ja», «ja mits», «nee tenzij» en «nee».
Het ruimtelijk afwegingskader heeft op dit moment geen juridische status. Op dit moment is op bestuurlijk niveau afgesproken het kader toe te passen en wordt verdere (juridische) borging onderzocht.
Welke status heeft de kaart ten opzichte van bouwregelgeving op Rijks-, provincie of gemeentelijk niveau? Hoe verhoudt deze landelijke kaart zich tot de verschillende provinciale afwegings- en sturingskaarten?
Hierbij verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
Bestaande (bouw)regelgeving vanuit gemeenten, provincie en Rijk blijft leidend bij locatiekeuze en inrichting van nieuwe verstedelijking maar bestuurlijk is afgesproken het kader toe te passen. Veel provincies hebben daarnaast zelf al instrumenten en kaarten ontwikkeld waarin de opgaven vanuit het water- en bodemsysteem worden gerelateerd aan de verstedelijkingsopgave. Regionale kennis is een belangrijke vereiste om het water- en bodemsysteem sturend te maken bij ruimtelijke keuzes. Het is dus belangrijk om regionale kaarten en kennis te gebruiken bij het maken van ruimtelijke keuzes. De kaders en uitgangspunten in dit ruimtelijk afwegingskader dienen daarbij als ondergrens.
Kunt u met cijfers uitdrukken hoeveel plancapaciteit tot 2030 op de kaart van het afwegingskader ligt in het gele en oranje gebied?
Ja. De provincies Groningen, Friesland, Flevoland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland en Utrecht liggen in de gele en oranje gekleurde gebieden op de kaart. De provincies Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant vallen deels binnen deze gebieden op de kaart. Op basis van een analyse van de inventarisatie plancapaciteit van ABF Research liggen tussen de circa 650.000 en 750.000 woningen in geel of oranje gebied.7 Precieze informatie op locatieniveau is echter niet beschikbaar.
Welke projecten zijn er op dit moment stilgezet doordat deze zich in geel of oranje gebied bevinden op de kaart van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat?
Er zijn op dit moment geen woningbouwprojecten «stilgezet» vanwege de relatie met de risicoklassen uit het ruimtelijk afwegingskader.
Kunt u de conclusie van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) bevestigen, waarbij wordt gesteld dat in veel gebieden waar ingrepen voor waterveiligheid nodig zijn ook het gros van de plancapaciteit is gelegen? Waarom wel, waarom niet? Bent u het met de conclusie van het EIB eens dat het publiceren van een dergelijke kaart effect gaat hebben op de snelheid en de kosten van bouwen?
Ik kan bevestigen dat een groot deel van de plancapaciteit is gelegen in gebieden die in het ruimtelijk afwegingskader als «geel» of «oranje» zijn aangeduid. Daarbij gaat het voor de grootschalige woningbouwlocaties met name om «gele» gebieden. Hierbij geldt «ja, mits» (zie ook antwoord op vraag 2).
Zoals uit de kaart blijkt, ligt een groot deel van Nederland in een «geel» of «oranje» gebied. Dit is een gevolg van onze ligging in een rivierendelta. Het gevolg hiervan is dat er al van oudsher een opgave ligt om onszelf te beschermen tegen water en wateroverlast. Deze opgave zal als gevolg van klimaatverandering in de komende jaren alleen maar toenemen. Het is dus verstandig hier op een goede manier rekening mee te houden, zonder dat dit een reden is om in deze gebieden niet te (mogen) bouwen. Alleen buitendijks bouwen in uiterwaarden van rivieren en rondom het IJsselmeergebied staan we in het ruimtelijk afwegingskader niet langer toe, omdat de kans op overlast en schade hier groot is.
Staan deze extra eisen ten aanzien van waterveiligheid en voortkomende belemmeringen niet in schril contrast met uw eigen ambitie om juist sneller tot woningbouw te komen? Waarom wel of niet? Zijn woningen daadwerkelijk minder betaalbaar doordat er extra eisen moeten worden gerealiseerd ten aanzien van waterveiligheid?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en vraag 11. Het ruimtelijk afwegingskader is bedoeld als ondersteunend instrument om gemeenten, waterschappen en provincies te helpen bij verstandige locatiekeuzes voor nieuwe ontwikkelingen. Door bij de ontwikkeling en inrichting van woningbouwlocaties in een vroegtijdig stadium rekening te houden met waterveiligheid en het voorkomen van schade door wateroverlast kan vertraging ten gevolge hiervan bij de woningbouwprojecten worden voorkomen. Door toepassing van het afwegingskader wordt ook voorkomen dat toekomstige bewoners te maken krijgen met gevolgen van klimaatverandering die in de aanlegfase vermijdbaar waren.
Bent u bereid een impactstudie te laten verrichten naar de gevolgen van het afwegingskader voor de woningbouwplanning? Zou u hierbij ook de te verwachte vervallen locaties, de extra kosten van locatie-ontwikkeling en vertraging in de planningen kunnen betrekken? Waarom wel, waarom niet?
Vooralsnog ben ik niet voornemens een aparte impactstudie te laten uitvoeren. Ik heb landelijke en regionale versnellingstafels ingericht om knelpunten rondom woningbouwontwikkelingen te bespreken en doorbraken te realiseren. Ik verwacht dat eventuele belemmeringen die het gevolg zijn van de water en bodem sturend opgave hier worden geadresseerd en dat naar passende oplossingen wordt gezocht.
Bent u bereid de invoering, uitwerking en (juridische) borging van het afwegingskader op te schorten, totdat de uitkomsten van deze studie bekend zijn en met de Tweede Kamer zijn gedeeld? Waarom wel, waarom niet?
De komende tijd wordt het ruimtelijk afwegingskader verder uitgewerkt, onderdeel hiervan is het verkennen of en op welke wijze het afwegingskader (juridisch) wordt geborgd. Hier is nog geen besluit over genomen. We houden de Tweede Kamer op de hoogte van de nadere uitwerking van het ruimtelijk afwegingskader en de eventuele wijze van (juridische) borging daarvan.
In welke mate zal deze kaart, die als sturingsinstrument kan worden ingezet, gaan leiden tot hogere provinciale, waterschaps- en lokale regeldruk? Kunt u uiteenzetten waarom dit wel of niet het geval zal zijn?
In het bovenstaande is beschreven dat het ruimtelijk afwegingskader een beslissingsondersteunend document voor provincies, gemeenten en waterschappen. Het instrument heeft geen formele juridische status en leidt daarmee niet tot aanvullende regels. Gemeenten, waterschappen en provincies hebben daarbij een eigen verantwoordelijkheid in het al dan niet stellen van regels op hun schaalniveau. De afweging daarover ligt bij het daarvoor bevoegde gezag.
Gaat u zich in de Wet regie volkshuisvesting inzetten om de geplande woningbouwlocaties sneller tot uitvoering te brengen, ondanks dat veel plancapaciteit op de kaart van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat omtrent waterveiligheid geel of oranje gekleurd is? Hoe ziet dat er in de praktijk uit? Wordt dit niet een te grote opgave voor gemeenten?
De kaart is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat samen ontwikkeld, omdat we op een verantwoorde manier naar woningbouwlocaties willen kijken. Met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting voorzie ik in het hernemen van de regie op de volkshuisvesting. Overheden krijgen hiermee de wettelijke instrumenten om met meer regie en met meer tempo samen te werken aan de opgaven voor de volkshuisvesting.
Woningbouwprojecten realiseren is complex in Nederland en er zijn er veel aspecten waar rekening mee moet worden gehouden. Het bouwen van woningen gaat altijd samen met andere opgaven, zoals ook water(veiligheid), bodem, natuur et cetera. Door bij de locatiekeuze van woningbouw in een vroegtijdig stadium rekening te houden met waterveiligheid, -overlast en bodemdaling voorkomen we vertraging van woningbouwprojecten en schade door wateroverlast en/of bodemdaling. Ook kan bij het inrichten van de locatie daarmee rekening worden gehouden. Een goed voorbeeld is de bouwlocatie Gnephoek, dat door het hoogheemraadschap is genoemd als mooi voorbeeld van het combineren van de opgave vanwege water en bodem sturend en woningbouw.
Welke specifieke maatregelen zijn voorzien in het plan van de Gnephoek om tot de bouw van 5.000 woningen te komen? Kan deze locatie als voorbeeld worden genomen voor veel andere gele/oranje gebieden ten aanzien van waterveiligheid?
De woningbouwlocatie Gnephoek is gelegen in het gebied dat in het ruimtelijk afwegingskader is aangewezen als gebied met een grote water en bodem opgave.
Bij het maken van het Contourenplan Gnephoek is het bodem- en watersysteem uitgangspunt voor de ontwikkeling. Zo wordt er in de plannen gekozen om op de betere locaties binnen het gebied te bouwen, waar er minder bodemdaling is, en een lager risico voor wateroverlast. Het resultaat is dat de 5.500 woningen met name op de draagkrachtige gronden binnen de Gnephoekpolder zijn gepland. Dit zijn onder andere de oeverwallen die door de (Oude) Rijn zijn gevormd. Op de minder draagkrachtige gronden is ruimte voor wateropvang en natte natuur. Het watersysteem wordt onder andere met flexibel peilbeheer zo ingericht dat het binnen de polder mogelijk is hevige neerslag (120 mm in 24 uur) op te vangen, vast te houden en vertraagd af te voeren.
Het feit dat het water- en bodemsysteem in Gnephoek als uitgangspunt is genomen, kan worden gezien als voorbeeldwerking voor andere gele en oranje gebieden. Echter, het één op één doorvertalen van de maatregelen voor de Gnephoek naar andere gebieden is vanwege locatiespecifieke kenmerken af te raden. Van belang is om gedetailleerd en locatiespecifiek onderzoek naar het bodem- en watersysteem uit te voeren. Hiermee kan de duiding van gele of oranje gebieden verkleuren. Dat is ook bij de Gnephoek het geval. Daarnaast bepalen lokale omstandigheden als hoogteverschillen en opbouw van bodem- en watersysteem hoe de waterveiligheid kan worden geborgd.
Deelt u de zorg dat het beeld is ontstaan dat vanwege waterveiligheid bijvoorbeeld niet meer buitendijks kan worden gebouwd? Deelt u ook de mening dat dit niet perse het geval hoeft te zijn, maar dat gerichte en doelmatige maatregelen nodig zijn om dit nog steeds mogelijk te maken? Wat gaat u hieraan doen? Kan dit onderdeel zijn van de impactstudie?
Nee, ik deel die zorg niet. In sommige buitendijkse gebieden zijn er nu al restricties voor nieuwe bebouwing. Hierop zijn enkele uitzonderingen. Deze worden nu teruggedraaid, omdat de risico’s groter worden en ruimte voor toekomstige extremen nodig is. Er zijn ook veel buitendijkse gebieden waar nog wel gebouwd kan worden.
Er zijn verschillende redenen waarom we buitendijks bouwen in het IJsselmeergebied en rond de grote rivieren niet langer toestaan. Allereerst hebben de droge zomers van de afgelopen jaren ons geleerd dat het nodig is om de zoetwatervoorraad in het IJsselmeergebied niet te verkleinen. Daarnaast hebben we de bergingscapaciteit van het IJsselmeergebied nodig om overtollig water op te vangen. Dat hebben we bijvoorbeeld afgelopen jaarwisseling gemerkt, toen buitendijkse gebieden te maken hadden met wateroverlast door een grote hoeveelheid water in het IJsselmeer en Markermeer. Landaanwinning en buitendijkse bebouwing verminderen de waterbergingscapaciteit in dit soort situaties. Dat vergroot de overstromingsrisico’s van zowel binnen- als buitendijkse gebieden. Hogere pieken in rivierafvoeren, toename van extremere weersomstandigheden en een hogere zeespiegel maken het nog belangrijker om zowel de zoetwaterbuffer als de waterbergingscapaciteit niet te verkleinen. Ook de opgaven voor ecologie (Natura2000) en waterkwaliteit (KRW) vragen ruimte en water.
Hoe kijkt u aan tegen de mogelijke tegenstelling voor woningbouw die ontstaat door de oranje kleuraanduiding van de Flevopolder, Noord-Oostploder en Wieringermeerpolder, terwijl Deltares juist aangeeft dat deze polders in West-Nederland door sterke waterkeringen goed beschermd zijn en daarmee geschikt worden geacht als woningbouwlocaties?
De mogelijke tegenstelling die in de vraagstelling wordt geschetst herken ik niet. Zo is bijvoorbeeld in de Flevopolder en de Noordoostpolder het aspect wateroverlast bepalender voor de opgave dan het aspect overstromingsrisico en zorgt het eerste aspect voor de oranje kleur in de kaart.
Ook in de gebieden met een gele of oranje kleuraanduiding is woningbouw mogelijk, waarbij wel een aanvullende inspanning gepleegd moeten worden om klimaatbestendig te bouwen. Zo zijn er bijvoorbeeld in Flevoland al diverse Rijkslocaties waar de komende jaren woningbouw kan worden gerealiseerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaan aan het commissiedebat ruimtelijke ordening van 22 mei aanstaande?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het bericht dat geïnstalleerde trapliften vaak nog steeds niet voldoen aan het Bouwbesluit en dit tegenstrijdig is met valpreventie beleid. |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Elke Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten negeren regels voor het veilig plaatsen van trapliften»?1 Bent u bekend met signalen dat in meerdere gemeenten trapliften die via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) worden aangeschaft nog steeds niet voldoen aan de minimumeisen voor een veilige trap volgens het Bouwbesluit, zoals voldoende ruimte om de voet neer te zetten, het hebben van een goede leuning en tenminste vijftig cm loopdoorgang?
Ja, ik ben bekend met de uitzending van Max Meldpunt van 19 april 2024.
Ik heb geen signalen ontvangen dat in meerdere gemeenten trapliften, die via de Wmo 2015 worden aangeschaft, niet voldoen aan de minimumeisen voor een veilige trap volgens het Bouwbesluit. Uit navraag bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten blijkt dat daar ook geen signalen bekend zijn.
Kunt u een reflectie geven op de situatie dat ook na het verschijnen van de handleiding voor het veilig plaatsen van trapliften, enkele gemeenten nog steeds voor een lift aan de muurzijde kiezen, waardoor niet aan het bouwbesluit wordt voldaan? In hoeverre is deze suboptimale keuze financieel ingegeven?
Het infoblad Trapliften op bestaande trappen2 geeft de mogelijkheid om een traplift aan de muurzijde te plaatsen, zolang de trap na plaatsing nog steeds voldoende veilig beloopbaar is uitgaande van de minimumeisen van het Bouwbesluit.3 Het infoblad geeft informatie over de toepassing van deze minimumeisen bij het plaatsen van een traplift. Als er trapliften worden geplaatst in afwijking van deze informatie, vind ik dit een slechte zaak.
Zoals ik eerder aan uw Kamer schreef, stellen gemeenten in hun inkoop een programma van eisen op waarin ook eisen zijn opgenomen met betrekking tot het moeten voldoen aan het Bouwbesluit.4 Kostenoverwegingen spelen wel een rol bij het plaatsen van een traplift in het kader van doelmatigheid, maar de trap(lift) moet altijd voldoen aan de wettelijke (veiligheids)eisen. Of voor de gemeente een traplift goedkoper is aan de muur- of de spilzijde, is afhankelijk van de contractuele afspraken die gemeenten met hun leverancier(s) maken.5
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten actief werken met de door uw ministerie gepubliceerde handleiding voor de juiste toepassing van de wetgeving bij het plaatsen van trapliften? In hoeverre hebben alle gemeenten toegezegd proactief met deze handleiding aan de slag te gaan? Op welke wijze gaat u gemeenten die de handleiding niet gebruiken stimuleren om dit wel te doen?
Ik heb geen zicht op hoeveel gemeenten het infoblad Trapliften op bestaande trappen – dat is gepubliceerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)- gebruiken. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een bericht over het informatieblad op hun website geplaatst en vermeld in hun wekelijkse nieuwsbrief naar alle gemeenten. De VNG zal het informatieblad nogmaals onder de aandacht te brengen. Daarnaast heeft de VNG aangegeven ook geen informatie te hebben over hoeveel gemeenten dit infoblad gebruiken.
Op grond van de Wmo 2015 moet de gemeente (zijnde opdrachtgever en eigenaar) zich verzekeren dat de traplift voldoet aan alle regelgeving waaronder het Bouwbesluit. Het is aan iedere gemeente zelf te besluiten hierbij gebruik te maken van het infoblad.
De Wmo 2015 is een gedecentraliseerde wet. Het is aan de gemeenteraad om erop toe te zien dat het college op een passende manier invulling geeft aan de verplichtingen die gemeenten hebben in het kader van de Wmo 2015. Daarbij hebben gemeenten de vrijheid en verantwoordelijkheid om de Wmo uit te voeren op een manier die aansluit bij de specifieke, lokale context. Dat betekent dat als er knelpunten worden ervaren bij de toegang tot of verstrekking van hulpmiddelen en/of woningaanpassingen primair overleg plaats dient te vinden tussen gebruiker, gemeente en aanbieder (op casusniveau) of tussen aanbieder(koepel) en gemeente(koepel) bij vraagstukken van algemene aard.
Deelt u de mening dat het proactief inzetten op het toepassen van de handleiding preventief kan zijn voor valincidenten bij mantelzorgers, familieleden en hulpverleners die ook graag veilig van een trap gebruik willen maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom heeft het Ministerie van BZK, in afstemming met VWS en de VNG, een infoblad gemaakt over trapliften en het Bouwbesluit.
Deelt u de mening dat het negeren van regels voor het veilig plaatsen van trapliften, in grote tegenstrijdigheid is met de doelen van valpreventie? Zo nee, waarom niet? Het voorkomen van val-incidenten bij mantelzorgers, familieleden en hulpverleners door het veilig plaatsen van trapliften behoort toch ook tot de maatregelen ter voorkoming van de meest optimale continue zorg?
Het plaatsen van een traplift is vaak nodig om een oudere thuis te kunnen laten blijven wonen. Veilig geplaatste trapliften kunnen helpen om valincidenten te voorkomen. Een ergotherapeut kan vanuit de doelen van valpreventie advies geven over het veilig gebruik van trapliften en/of traplopen.
Deelt u de mening dat foutief geplaatste trapliften vervangen moeten worden door trapliften die wel aan de eisen van het bouwbesluit voldoen? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen?
Ja, als er niet voldaan wordt aan het vereiste minimumveiligheidsniveau is dat een overtreding. De gemeente dient als bevoegd gezag volgens de Woningwet te handhaven.
Kan het proactief naleven van de handleiding voor de plaatsing van trapliften als voorwaarde worden gesteld voor het gebruikmaken van valpreventie-Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA)-gelden? Zo nee, waarom niet?
De SPUK (specifieke uitkering) voor valpreventie Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) is al gepubliceerd, inclusief voorwaarden, en focust op de ketenaanpak valpreventie.6 Het proactief naleven van het infoblad valt niet onder die voorwaarden.
Kunt u aangeven welke rol trapliften spelen binnen het Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO)? Deelt u de mening dat trapliften een noodzakelijk hulpmiddel zijn om de veranderende demografische samenstelling en het groeiende aantal ouderen dat thuis woont op te vangen? Zo nee, waarom niet? En hoe gaat u er dan voor zorgen dat trapliften wel veilig worden geplaatst?
Ja, trapliften kunnen eraan bijdragen dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen, ook bijvoorbeeld als er geen gelijkvloerse woningen beschikbaar zijn. Binnen WOZO wordt er daarnaast aan gewerkt dat er 290.000 (nultreden)woningen komen voor ouderen.
De gemeente is verantwoordelijk voor het veilig plaatsen van trapliften, zie mijn antwoord op vraag 3 en 6.
Hoe kijkt u naar de duurzaamheidsaspecten van trapliften? Deelt u de mening dat het direct correct plaatsen van een traplift duurzamer is dan eerst foutief plaatsen en later corrigeren? Is er al nationaal beleid gemaakt voor hergebruik van trapliften? En in hoeverre wordt er gestimuleerd om trapliften optimaal te hergebruiken?
Ja, ik ben het ermee eens dat het direct correct plaatsen van een traplift de duurzaamste en vanzelfsprekend de meest ideale manier van plaatsen is. Er is geen nationaal beleid voor het hergebruik van trapliften, er wordt daarom ook niet landelijk gestimuleerd om trapliften her te gebruiken. Navraag leert dat gemeenten aandacht aan hergebruik besteden en dat dit terugkomt in de criteria bij de inkoop van trapliften. Een van de veel gestelde eisen is een hoge mate van duurzaamheid of circulariteit.
Compensatie van gedupeerden die eigen geld hebben moeten inleggen voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun woning |
|
Sandra Beckerman , Julian Bushoff (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Herkent u dat bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun woning nog steeds in onzekerheid zitten terwijl hen schadelosstelling is beloofd?
Het is mij bekend dat er bewoners zijn die een melding hebben gemaakt dat zij eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun huis.
Op 6 juli 2023 is de motie-Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) aangenomen over het schadeloos stellen van bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten schadeloos te stellen alsmede een meldpunt openen voor deze groep gedupeerden, welke stappen zijn reeds gezet om deze motie uit te voeren?
In oktober 2023 is door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) een meldpunt geopend waar bewoners zich kunnen melden die menen dat zij eigen geld hebben moeten inzetten voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen of kosten die daar direct uit voortkomen. De NCG heeft vervolgens een proces ingericht om de meldingen in behandeling te nemen. De individuele beoordeling van de eerste meldingen is reeds afgerond. Deze bewoners worden nog deze maand geïnformeerd.
Hoeveel meldingen zijn er binnengekomen bij het door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) ingestelde meldpunt voor gedupeerden? Om welke bedrag gaat het in totaal en om welke bedragen per gedupeerde?
In de periode van 1 oktober 2023 tot en met 15 mei 2024 zijn er 186 meldingen binnen gekomen via het meldpunt. In totaal gaat het om een bedrag van ruim elf miljoen euro. De meldingen variëren qua bedrag van enkele honderden tot duizenden euro’s.
Tijdens het meest recente commissiedebat Mijnbouw/Groningen heeft u toegezegd dat gedupeerden die zich gemeld hebben «in het begin van het tweede kwartaal uitsluitsel zouden moeten kunnen geven»? Is dit uitsluitsel reeds te geven?
Met de inhoudelijke behandeling van de meldingen is de NCG gestart. De individuele beoordeling van de eerste meldingen is reeds afgerond en deze bewoners worden nog deze maand geïnformeerd. Dit vraagt voor de meldingen van bewoners die deel uitmaken van Batch 1588 echter meer tijd. De afwijkende systematiek binnen Batch 1588 leidt ertoe dat behandeling van deze meldingen, anders dan voor reguliere meldingen, afhankelijk is van informatie-uitwisseling tussen gemeenten en NCG. Ik heb de NCG gevraagd gezamenlijk met de gemeenten de uitvoering van deze meldingen ter hand te nemen. Bewoners ontvangen uitsluitsel per besluitbrief over hun melding. De daadwerkelijke uitbetaling van de zelfgemaakte kosten vindt plaats binnen een aantal werkdagen na toezending van het besluit.
Wat betekent het dat de gedupeerden uitsluitsel krijgen? Wordt ook direct tot compensatie overgegaan? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wanneer zullen alle gedupeerden die zich reeds hebben gemeld gecompenseerd worden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wie gaat de compensatie uitbetalen voor Batch 1588? Het NCG of de gemeenten? Waarom is deze keuze gemaakt?
De uitvoering van de versterking vindt binnen de Batch 1588 plaats, waar de gemeenten over gaan. Naar aanleiding van de meldingen heb ik de NCG gevraagd deze af te handelen. Dit gebeurt in samenwerking met de gemeenten. Hier is voor gekozen om het proces eenduidig te stroomlijnen en bewoners op korte termijn duidelijkheid te kunnen bieden ten aanzien van hun melding. Door de afwijkende systematiek van Batch 1588, zal de afhandeling van deze meldingen mogelijk langer duren.
Hoe wordt deze compensatie vormgegeven? Krijgen gedupeerden de compensatie rechtstreeks op hun rekening gestort? Hoe wordt voorkomen dat gedupeerden weer in een bureaucratisch proces terecht komen? Hoe wordt voorkomen dat deze compensatie op welke manier dan ook belast wordt of gezien wordt als inkomen of vermogen voor toeslagen en gemeentelijke belastingen?
Bewoners worden schriftelijk, via een besluitbrief, geïnformeerd over de afhandeling van hun melding. In het geval dat de bewoner kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, zal de daadwerkelijke uitbetaling van de gemaakte kosten binnen een aantal werkdagen na toezending van het besluit plaatsvinden. De bewoner ontvangt de vergoeding rechtstreeks op de rekening. Indien de bewoner ten gevolge van een vergoeding belast wordt of dit gevolgen heeft voor toeslagen, krijgt de bewoner de nadelige financiële gevolgen vergoed door de NCG. Deze vergoeding wordt achteraf, op basis van een claim van de bewoner, uitgekeerd. Over de wijze waarop wordt omgegaan met fiscale gevolgschade wordt uw Kamer voor de zomer geïnformeerd.
Herkent u dat bewoners uit Batch 1588 nu soms te horen krijgen zich bij de NCG te melden en soms dat ze zich bij hun gemeente moeten melden? Herkent u dat gedupeerden hierdoor het gevoel krijgen weer van het kastje naar de muur gestuurd te worden? Waar komt deze verwarring vandaan?
Ja, ik herken deze signalen. Ik begrijp goed dat deze bewoners het gevoel hebben dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd. Deze verwarring is ontstaan doordat de uitvoering van de versterking binnen de Batch 1588 plaats vindt, waar de gemeenten over gaan. Om deze onduidelijkheid weg te nemen handelt één partij de meldingen af, in dit geval de NCG. Dit gebeurt echter wel in samenwerking met de gemeenten. Bewoners uit Batch 1588 zullen hier op korte termijn over worden ingelicht.
Zijn alle betrokken gemeenten goed op de hoogte van wat er van hen wel en niet verwacht wordt?
Zie het antwoord op vraag 7 en 9.
Klopt het dat een deel van de gedupeerden die hun verhaal gedeeld hebben bij een bezoek van de Staatssecretaris aan Delfzijl op 18 november een brief hebben gehad en een deel niet?
Ja, dit klopt. Zoals toegezegd in de Kamer ben ik op 18 november jl. in gesprek gegaan met bewoners uit Delfzijl. Tijdens dit bezoek hebben bewoners hun verhaal gedeeld en tevens schriftelijk overhandigd. Alle bewoners die hun contactgegevens hebben achtergelaten, hebben naar aanleiding van het delen van hun verhaal een brief ontvangen over het meldpunt. Aan bewoners die geen contactgegevens hebben achtergelaten, is geen brief naar verstuurd.
Waar kunnen gedupeerden met klachten over deze regeling terecht?
Wanneer een bewoner niet tevreden is over de dienstverlening van de NCG kan diegene een klacht indienen. De bewoner kan bij de NCG een klachtformulier invullen, telefonisch contact opnemen of een brief sturen. Een onafhankelijke klachtbehandelaar of een medewerker van de NCG onderzoekt deze klacht.
Is het meldpunt van de NCG voldoende bekend bij gedupeerden? Zo nee, welke stappen wil de regering zetten om te zorgen dat de bekendheid wordt vergroot?
Over de opening van het meldpunt zijn bewoners onder meer geïnformeerd via de website van de NCG en via sociale media. Daarnaast is via regionale mediakanalen aandacht besteed aan de opening van het meldpunt, onder andere via RTV Noord en Oog TV. Bewoners zijn hiermee voldoende geïnformeerd. Om verdere verwarring te voorkomen over wie de meldingen afhandelt, wordt aanvullend gecommuniceerd dat de NCG verantwoordelijk is over het behandelen van de meldingen.
De ongelijkheid voor bewoners van de Stadsweg in Ten Boer |
|
Julian Bushoff (PvdA), Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u in uw gesprekken met de bewoners van de Stadsweg afgelopen donderdag ook geschrokken van de pijnlijke verhalen over de ongelijkheid doordat alle huizen om hen heen versterkt, sloop-nieuwbouw en/of verduurzaamt worden behalve de huizen aan de Stadsweg?
De verhalen van de mensen in het aardbevingsgebied halen soms veel emoties en pijn naar boven en maken mede daardoor veel indruk op mij. De onuitlegbare verschillen in de afhandeling van schade of versterking is een van de meest lastige problemen waar ik tijdens mijn bezoeken aan Groningen tegenaan loop. Daarom heb ik de Commissie Van Geel gevraagd om mij hierover te adviseren. Naar aanleiding van dit advies heb ik op 6 maart jl. samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de regio een pakket voor isolatiemaatregelen gepresenteerd. Op basis van dit pakket krijgen de bewoners van deze woningen aan de Stadsweg conform het advies van de Commissie Van Geel een volledige vergoeding voor het isoleren van hun woning tot een maximum van 40.000 euro. Ik kan mij voorstellen dat bewoners van de Stadsweg dit nog niet voldoende vinden, omdat zij hiermee volgens hen nog steeds minder krijgen dan een groot aantal bewoners in hun directe omgeving. De gemeente Groningen gaat samen met de NCG dit verschil overbruggen. Hiervoor zullen zij nog voor de zomer met deze bewoners in gesprek gaan. Hierbij is het van belang dat de gemeente vanuit een gebiedsgerichte aanpak werkt aan planvorming om tot een oplossing te komen. NCG kan de gemeente daarin ondersteunen en behulpzaam zijn.
Deelt u de opvatting dat deze bewoners in een zeer onrechtvaardige situatie verkeren?
Zie het antwoord op vraag 1.
Hoe rijmt u deze ongelijkheid met het advies van de commissie-Van Geel: «Voor alle inwoners in het aardbevingsgebied een veilige, schadevrije en verduurzaamde woning in een leefbare wijk, dorp of buurt.»?
Zie het antwoord op vraag 1.
Bent u bekend met het bericht dat de gemeente Groningen de ongelijkheid voor de inwoners aan de Stadsweg wil oplossen, maar daarbij de hulp van meerdere partijen voor nodig is?1
Ja.
Welke partijen blokkeren op dit moment nog een oplossing voor de ongelijkheid waarin de bewoners van de Stadsweg in Ten Boer zich in bevinden?
De gemeente heeft aangegeven een gebiedsgerichte aanpak toe te willen passen voor het gebied waar de Stadsweg ligt. Er staan voor zover ik weet geen partijen in de weg voor een oplossing.
Bent u voornemens om conform het advies van de commissie-Van Geel en conform de wens van de gemeente Groningen de ongelijkheid voor de bewoners van de Stadsweg op te lossen? Zo ja, op welke termijn geeft u uitsluitsel? Zo nee, waarom wilt u geen recht doen aan de bewoners van de Stadsweg?
Zie het antwoord op vraag 1.
Herkent u het beeld dat inwoners in het aardbevingsgebied met eigen geld al geïnvesteerd hebben in het veilig, schadevrij en duurzaam maken van hun huis?
Ja. Het is niet wenselijk dat bewoners zelf kosten maken voor schadeherstel of versterking van hun woning. Naar aanleiding van de motie «Eigen gemaakte kosten» van de leden Beckerman en Nijboer heeft de NCG daarom op 2 oktober 2023 het Meldpunt kosten versterking geopend. De NCG is bezig met het beoordelen en afhandelen van de binnengekomen meldingen. Ik zal uw Kamer binnenkort nader informeren over de voortgang op deze motie.
Voor het verduurzamen van woningen heb ik op 6 maart jl. een subsidiepakket gepresenteerd met isolatiemaatregelen. Inwoners in de kern van het aardbevingsgebied hebben recht op volledige vergoeding van isolatiemaatregelen tot een maximum van 40.000 euro, om tot de standaard voor woningisolatie te komen. Voor deze subsidie geldt een terugwerkende kracht vanaf 25 april 2023; de datum van de kabinetsreactie Nij Begun. Hiermee kom ik inwoners tegemoet die na 25 april 2023 eigen geld hebben geïnvesteerd in de verduurzaming van hun huis. De regeling wordt de komende maanden nader uitgewerkt en zal begin 2025 worden gepubliceerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deelt u de opvatting dat het onrechtvaardig is dat gedupeerden in het aardbevingsgebied dit met eigen geld hebben moeten doen, zeker als er op een later moment ook regelingen vanuit de overheid voor zijn gekomen en hoe staat het met de uitvoering van de motie-Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) om bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop en nieuwbouw van hun huis schadeloos stellen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat het compenseren van dit onrecht cruciaal is, zeker gelet op het advies van de commissie-Van Geel, een overheid die aangeeft recht te willen doen aan Groningers en de ereschuld aan Groningen wil inlossen?
Zie het antwoord op vraag 7.
Herkent u dat de situatie aan de Stadsweg in Ten Boer niet uniek is maar symbool staat voor een groot probleem in het hele gebied? Deelt u de mening dat het daarom cruciaal is de van deur tot deur aanpak niet verder te vertragen?
Er wordt met de volledige vergoeding van isolatiemaatregelen, tot een maximum van 40.000 euro, een grote stap gezet in het wegnemen van verschillen. In specifieke situaties – zoals de Stadsweg – is er nog aanvullend maatwerk nodig. Daarbij is een gebiedsgerichte aanpak en bredere planvorming vanuit de gemeente belangrijk. De gemeenten kennen de behoeften van de bewoners en weten wat er speelt. Op dit moment werk ik daarom met alle betrokken partijen aan een gebiedsgerichte van deur-tot-deur aanpak die het bewonersperspectief centraal stelt, en waarin partijen, vanuit ieders verantwoordelijkheid en expertise, intensiever samenwerken. Of en op welke wijze maatwerk om verschillen weg te nemen in deze aanpak kan worden meegenomen, wordt in samenspraak met de gemeenten onderzocht.
De gang van zaken omtrent toekenningen en reserveringen voor het Nationaal Groeifonds |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bij de drie indieningsrondes die tot nu toe hebben plaatsgevonden is er over 52 projecten positief besloten, waarbij een bedrag van 8,5 miljard euro aan voorwaardelijke toekenningen is gemoeid, kunt u aangeven op welke manier deze bedragen voorwaardelijk zijn?
De voorwaarden die zijn gesteld bij voorwaardelijke toekenningen verschillen per project. De voorwaarden kunnen bijvoorbeeld gaan over het behalen van mijlpalen, het ophalen van meer cofinanciering of het borgen van lange termijn strategische thema’s als internationale samenwerking en valorisatie. De voorwaarden die per project zijn gesteld, zijn te vinden in de adviesrapporten van de adviescommissie Nationaal Groeifonds (hierna: de adviescommissie).
Er zijn inmiddels drie indieningsrondes geweest. Er zijn 52 projecten waarover positief is besloten. Hiermee is een bedrag van € 11,8 miljard gemoeid:
€ 4,9 miljard aan toekenningen (waarvan € 4,75 miljard via de departementale route en € 141 miljoen via de subsidieroute), € 3,8 miljard aan voorwaardelijke toekenningen en een bedrag van € 3,1 miljard aan reserveringen. Dit is de huidige stand van zaken; zie hieronder voor toelichting over de advisering van de adviescommissie van maart jl. over de omzetting van voorwaardelijke toekenningen en reserveringen.
De voorwaardelijke toekenningen (€ 3,8 miljard) zijn net als de directe toekenningen (€ 4,9 miljard) juridisch verplichte middelen, die al door het parlement zijn geautoriseerd. Wanneer er wordt voldaan aan gestelde voorwaarden, kan het kabinet op basis van een advies van de adviescommissie de voorwaardelijke toekenning omzetten in een toekenning.
In maart jl. heeft de adviescommissie opnieuw advies uitgebracht over elf projecten waarvoor een aangepast projectvoorstel is ingediend om een reservering of voorwaardelijke toekenning om te zetten. In mijn brief van 15 maart jl. heb ik, mede namens de Minister van Financiën, op dit advies gereageerd.1 Daarbij heb ik aangegeven dat het kabinet de adviezen van de adviescommissie integraal overneemt. De budgettaire verwerking hiervan vindt plaats bij Voorjaarsnota 2024. De omzettingen van de reserveringen worden juridisch verplicht na autorisatie van de eerste suppletoire begroting (Voorjaarsnota) door beide Kamers.
Indien deze besluitvorming wordt geautoriseerd door het parlement zal de nieuwe situatie als volgt zijn: € 6 miljard aan toekenningen (waarvan € 5,83 miljard via de departementale route en € 141 miljoen via de subsidieroute), € 3,6 miljard aan voorwaardelijke toekenningen en een bedrag van € 1,7 miljard aan reserveringen.
Kunt u aangeven hoe dit totaalbedrag verdeeld is over de verschillende voorziene tranches en wanneer deze tranches verwacht worden?
De timing van omzettingen van voorwaardelijke toekenningen in definitieve toekenningen is per project verschillend, afhankelijk van de voorwaarden die gesteld zijn. Wanneer het uitvoerende departement van mening is dat er aan de gestelde voorwaarden voor omzetting is voldaan kan zij dit voorleggen aan de fondsbeheerders.
De timing van deze omzettingen staat daarmee los van de timing van volgende indieningsrondes van het Nationaal Groeifonds.
In tabel 25 van de begroting van het Nationaal Groeifonds2 wordt een overzicht gegeven van de geraamde kasuitgaven per project, voor de definitieve toekenningen en de voorwaardelijke toekenningen.
Kunt u aangeven in welke mate de toekenningen verplicht zijn?
Toekenningen en voorwaardelijke toekenningen zijn juridisch verplicht.
Kunt u aangeven of en in welke mate de 3,1 miljard euro aan reserveringen verplicht zijn, indien de aanvrager aan afgesproken voorwaarden heeft voldaan of op korte termijn zal voldoen?
In de eerste drie indieningsrondes zijn er, op basis van het advies van de adviescommissie, middelen gereserveerd voor mogelijk kansrijke projecten die nog nader uitgewerkt moeten worden om een eerste toekenning te krijgen. Ook zijn er middelen gereserveerd voor de volgende fases van projecten met een toekenning.
Ten aanzien van de reserveringen heeft communicatie plaatsgevonden en zijn bestuurlijke verwachtingen gewekt, maar deze middelen zijn niet juridisch verplicht. Voor het omzetten van een reservering in een (voorwaardelijke) toekenning zal de adviescommissie op basis van een vernieuwd of aangevuld investeringsvoorstel een nieuw advies uitbrengen aan de fondsbeheerders. De omzetting van een reservering wordt door de fondsbeheerders aan de ministerraad voorgelegd. De omzettingen van de reserveringen zijn definitief na autorisatie door beide Kamers.
Op dit moment zijn er voor 12 projectvoorstellen reserveringen gedaan. Dit betreft 4 projecten die een nader uitgewerkt plan moeten indienen voor een eerste toekenning en 8 projecten waarbij het gaat om een reservering voor een volgende fase van een project dat al met middelen vanuit het Nationaal Groeifonds is opgestart. Indien de besluitvorming van 15 maart jl. bij Voorjaarsnota wordt geautoriseerd (zie het antwoord op vraag 1), dan gaat het nog om 6 projecten met een reservering. Dit betreft allemaal reserveringen waarbij het gaat om een volgende fase van een project dat al met NGF-middelen is opgestart. In de tussentijd werken de betrokken partijen bij alle projecten hard door aan het verbeteren om aan de gestelde eisen en voorwaarden van de adviescommissie te voldoen. Partijen maken hierbij ook kosten voor het verder uitwerken van hun projectvoorstellen.
Een voorbeeld van een reservering voor een volgende fase van een al lopend project is de Einstein Telescope. Er is € 42 miljoen toegekend voor de voorbereiding van het internationale bid om de telescoop in Limburg te vestigen. Daarnaast is er een reservering van € 870 miljoen voor de bouwkosten wanneer het bid wordt toegekend en de Einstein Telescope in Nederland wordt gebouwd. Vervolgfinanciering vindt alleen plaats als de Einstein Telescope daadwerkelijk in Nederland komt. De bouw van de Einstein Telescope zal naar verwachting leiden tot een hoogwaardig high tech ecosysteem gericht op verschillende technologieën, waaronder vacuümtechnologie, cryogene technologie en lasers.
Een ander voorbeeld is de reservering voor het Nationaal Onderwijslab AI. Er is € 79,6 miljoen beschikbaar gesteld voor het Nationaal Onderwijslab AI. In dit project worden prototypes ontwikkeld van digitale intelligente onderwijsinnovaties om de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs te verbeteren. Er is een reservering van € 63 miljoen gemaakt om deze prototypes door te ontwikkelen tot producten die geschikt zijn om breed in de markt en in de klas in te zetten en tegelijkertijd het hele ecosysteem te versterken.
Kunt u aangeven of u, naast de pauzeknop voor nieuwe inschrijvingen, ook overweegt af te zien van bestaande reserveringen?
Nee, zie hiervoor ook de brieven die ik op 15 maart en 28 maart mede namens de Minister van Financiën naar uw Kamer heb gestuurd.3 Het kabinet vindt het van groot belang dat deze reserveringen in stand blijven. Ten aanzien van de reserveringen heeft communicatie plaatsgevonden en zijn bestuurlijke verwachtingen gewekt. Zoals in het antwoord op vraag 4 uiteengezet zijn er reserveringen gemaakt voor kansrijke projectvoorstellen die nog nader uitgewerkt moeten worden en zijn er reserveringen gemaakt voor de volgende fases van projecten met een reeds bestaande toekenning uit het Nationaal Groeifonds. Voor deze al lopende projecten zal het vervallen van de gereserveerde middelen betekenen dat de beoogde doelen in mindere mate of zelfs niet worden behaald doordat zij bijvoorbeeld niet naar de volgende fase kunnen opschalen.
Zijn er los van de 3,1 miljard euro aan reserveringen door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat concrete verwachtingen gewekt bij bedrijven voor toekomstige tranches? En zo ja welke?
Er heeft communicatie plaatsgevonden naar potentiële indieners over de vierde ronde. In de brief van 30 juni 2023 hebben de Minister van Financiën en ik de vierde ronde aangekondigd.4 In oktober 2023 is de communicatie naar potentiële indieners opgestart.5 Sindsdien zijn partijen bezig geweest met de ontwikkeling van voorstellen. Partijen hebben bijvoorbeeld hun eerste ideeën voor een Nationaal Groeifonds-aanvraag getoetst door middel van het indienen van een Quickscan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Er is dus heeft dus communicatie plaatsgevonden over de vierde ronde en de voorstelontwikkeling, maar er zijn geen concrete financiële toezeggingen gedaan aan bedrijven.
In de brief van 28 maart heb ik u, mede namens de Minister van Financiën, geïnformeerd over de pauzering van de vierde ronde.6
Zo ja, gaat het daarbij ook om (schriftelijke) toezeggingen?
Nee, het betreft communicatie naar potentiële indieners over de vierde ronde. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Wilt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Kunt u de antwoorden op bovenstaande vragen binnen drie weken naar de Kamer sturen?
Dit is helaas niet gelukt.
Het artikel 'Corporaties blijven ver achter met de bouw van betaalbare huizen, als gevolg van sloop en verkoop' |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bovenstaande artikel?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van de Autoriteit Woningcorporaties dat de woningbouwopgave voor de sector onhaalbaar is?
Alle partijen hebben zich via de Nationale Prestatieafspraken gecommitteerd aan de woningbouwopgave van 250.000 sociale huurwoningen en de bouw van 50.000 middenhuurwoningen tot 2030. Iedereen dient zich dus tot het uiterste in te spannen om de opgave te realiseren en met elkaar de randvoorwaarden te scheppen zodat de opgave realistisch en haalbaar blijft. Zoals ik in de beleidsreactie op de Staat van de Corporatiesector heb aangegeven, erken ik dat de afspraken uit de Nationale prestatieafspraken ambitieus zijn. Ik herken daarbij ook de knelpunten in de praktijk zoals de Autoriteit Woningcorporaties die constateert om de opgave te realiseren. Tegelijkertijd is er een grote behoefte aan sociale huurwoningen en middenhuurwoningen en laten de laatste demografische prognoses2 zien dat de woningbehoefte nog groter is dan de afgesproken bouwaantallen. Ik kan dus niet anders dan vasthouden aan de opgave die we hebben afgesproken, omdat dit nu eenmaal de aantallen zijn die we nodig hebben om het tekort in te lopen.
Wat moet er volgens u concreet gebeuren om de woningbouwopgave voor corporaties haalbaar te maken?
Uit de actualisatie van de financiële doorrekening van de Nationale prestatieafspraken die ik uw Kamer in juni 2023 heb gestuurd (Kamerstuk 29 453, nr. 561) bleek dat de corporatiesector op korte termijn voldoende middelen heeft om de opgave te realiseren. Bij het aanbieden van deze financiële doorrekening heb ik ook benoemd dat praktische belemmeringen de komende jaren een groter risico vormen voor het realiseren van de opgave dan de financiële middelen. Die praktische belemmeringen zijn onder andere een gebrek aan betaalbare bouwlocaties, te lange procedures en te weinig capaciteit bij gemeenten en andere partners. Zoals ik in mijn beleidsreactie bij de Staat van de Corporatiesector ook heb aangegeven, is het daarom van groot belang dat corporaties hun bestaande nieuwbouwprojecten zo snel mogelijk realiseren en samen met gemeenten en andere vervolgens snel nieuwe projectlocaties toevoegen.
Hoe en op welke termijn kunnen de investeringsmogelijkheden volgens u verruimd worden voor de corporatiesector?
De afgelopen jaren zijn er grote stappen gezet om corporaties weer de ruimte en de mogelijkheden te geven om te investeren in de volkshuisvesting. De verhuurderheffing is afgeschaft, we hebben Nationale prestatieafspraken (NPA) gemaakt om vast te leggen waar corporaties tot en met 2030 in gaan investeren en we hebben de betaalbaarheid verbeterd met een flinke huurverlaging voor de huurders met de laagste inkomens en met afspraken over generieke huurmatiging. Daarnaast hebben we het voor corporaties eenvoudiger gemaakt om te investeren, bijvoorbeeld door de afschaffing van de markttoets en het verruimen van de termijn waarin corporaties grondposities mogen aanhouden. Corporaties hebben dus de komende jaren de financiële ruimte en meer mogelijkheden om volop te investeren in hun volkshuisvestelijke opgaven. Dit lijkt effect te hebben, de begrote investeringen van corporaties nemen toe en uit onderstaande figuur blijft dat het aantal bouwvergunningen voor corporaties het afgelopen jaar ook is gestegen.
Figuur: Aantal bouwvergunningen voor huurwoningen van woningcorporaties, voortschrijdend jaartotaal, 2018 Q1–2023 Q4.
Dit neemt niet weg dat de financiële onzekerheid van corporaties is toegenomen en dat het duurzaam prestatiemodel van corporaties op de lange termijn onder druk staat. Veranderingen in macro-economische omstandigheden hebben direct invloed op de investeringsmogelijkheden van corporaties. Het feit dat corporaties de komende jaren moeten lenen om investeringen in het verbeteren en verduurzamen van hun bestaande woningvoorraad mogelijk te maken, zonder dat hier extra inkomsten tegenover staan, maakt dat het duurzaam prestatiemodel van corporaties op de langere termijn onder druk komt te staan. Bij de financiële herijking die in de NPA is afgesproken voor 2024 wil ik hier nadrukkelijk aandacht aan besteden, onder andere door met beleidsopties in kaart te brengen hoe de investeringsmogelijkheden verbeterd kunnen worden. Hierbij valt te denken aan beleidsopties die de inkomsten van corporaties vergroten, opties die de uitgaven verminderen en opties die zorgen voor een betere verdeling van de middelen.
Met de herijking van de NPA in 2024 moeten de opgaven uit de NPA haalbaar blijven, maar moet er ook perspectief zijn dat de opgaven die daarna komen opgepakt kunnen worden door de corporaties.
In welke mate is bij de genoemde aantallen gesloopte woningen in 2022 sprake van sloop zonder vervangende nieuwbouw?
Uit de verantwoordingsinformatie die corporaties jaarlijks aanleveren komt naar voren dat corporaties de afgelopen tien jaar gemiddeld ruim 8.000 woningen per jaar hebben gesloopt. Daar staat tegenover dat corporaties in dezelfde periode gemiddeld circa 16.000 nieuwbouwwoningen per jaar aan de woningvoorraad hebben toegevoegd. Dit betreft het aantal nieuwbouwwoningen op zowel slooplocaties als op nieuwe bouwlocaties. Aangezien deze gegevens alleen op corporatieniveau beschikbaar zijn, kan niet exact aangegeven worden hoeveel woningen teruggebouwd worden op plekken waar corporaties huurwoningen slopen.
Uit een onderzoek (Handreiking renoveren of slopen (aedes.nl) van IJKX, Rigo en W/E adviseurs (in opdracht van Aedes) komt naar voren dat de overwegingen waarom corporaties voor sloop van bestaande woningen kiezen veelal te maken heeft met de bouwtechnische staat en onvoldoende toekomstkwaliteit. Ook de mogelijkheid om extra woningen toe te voegen aan het woningaanbod wordt veel genoemd. Daarmee lijkt het erop dat corporaties bij sloop van woningen over het algemeen wel woningen terugbouwen. Sloop zonder dat er sprake is van vervangende nieuwbouw lijkt daarmee niet of nauwelijks aan de orde.
In welke mate is bij de genoemde aantallen gesloopte woningen in 2022 sprake van sloop met vervangende nieuwbouw waarbij een gelijk aantal woningen in een ander jaar wordt teruggebouwd?
Zie antwoord vraag 5.
In welke mate is bij de genoemde aantallen gesloopte woningen in 2022 sprake van sloop met vervangende nieuwbouw waarbij een groter aantal woningen in een ander jaar wordt teruggebouwd?
Zie antwoord vraag 5.
Indien sloop met vervangende nieuwbouw een significant onderdeel is van de sloop, vindt u het dan niet verstandiger om te rapporten op een tweejaarstermijn?
Nee. De corporatiesector heeft een essentiële rol in het oplossen van de opgaven in de volkshuisvesting. Actuele, jaarlijkse verantwoordingsinformatie is daarom van belang om de vinger aan de pols te houden of de inspanningen van corporaties het goede tempo aanhouden.
Wat vindt u van de oproep van de voorzitter van Aedes om meer overheidsgeld in te zetten voor de aankoop van bouwlocaties?
Bij het aankopen van grond ten behoeve van bouwlocaties kan de overheid helpen door het voeren de regie over woningbouwontwikkelingen. In de brief Modernisering Grondbeleid3 zet ik ook in op het beter koppelen van de ruimtelijke visie aan grondbeleidstrategie. Het verwerven van grond is een van de instrumenten die daarbij kan worden ingezet.
Hoeveel bouwgrond heeft de Rijksoverheid beschikbaar?
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft agrarische gronden en overtollig Defensievastgoed in portefeuille waarop in de toekomst woningbouw kan worden gerealiseerd. In opdracht van BZK werkt het RVB met de betreffende gemeente(n) en andere betrokkenen aan plannen om de planologische functie van deze objecten te wijzigen naar woningbouw. Het gaat dan, naast het project-Valkenhorst, in het bijzonder om drie grootschalige locaties in Flevoland. Daarnaast is in het rapport4 dat ik met mijn brief van 20 maart jl. naar uw Kamer5 heb gestuurd, op basis van een aantal criteria in beeld gebracht welke agrarische gronden potentie hebben om in de toekomst eventueel voor woningbouw benut te worden. Hiervoor is echter vervolgonderzoek nodig en dient uiteraard ook overeenstemming met het bevoegd gezag (i.c. de gemeente) bereikt te worden, onder meer over wijziging van de planologische functie.
Hoeveel bouwgrond hebben de gemeenten gezamenlijk beschikbaar?
Ik heb hier geen cijfers van beschikbaar.
Welk deel van de bouwgronden van de Rijksoverheid zijn of worden beschikbaar gesteld voor sociale woningbouw?
Bij de planvorming op de locaties die het RVB op dit moment in bezit heeft zal een significant deel van de woningen betaalbaar worden. Het exacte aandeel wordt afgestemd op het beleid van de gemeente, dat via de woondeals wordt beïnvloed door Rijksbeleid over betaalbaarheid van het programma. Veelal is sprake van 25–30% sociaal en 2/3e betaalbaar (inclusief sociaal).
Welk deel van de bouwgronden van de Rijksoverheid zijn of worden beschikbaar gesteld voor de bouw van middenhuur woningen?
Zie antwoord vraag 12.
Welke grondprijzen rekent de Rijksoverheid voor haar bouwgronden als het sociale huurwoningen betreft?
Bij verkoop van rijksvastgoed wordt er geen vaste grondprijs voor sociale huurwoningen gehanteerd. Wanneer het Rijksvastgoedbedrijf gronden of vastgoed verkoopt (zie ook het antwoord bij vraag 10) wordt gekeken naar de integrale opgave. Er is veelal sprake van een gedifferentieerd woningprogramma, waar de sociale huurwoningen een onderdeel van zijn. Vooraf wordt een taxatie uitgevoerd. Bij het bepalen van de prijs wordt rekening gehouden met het lokale beleid en de huidige en beoogde functie of functies. Het Rijksvastgoedbedrijf is, als onderdeel van de overheid, gebonden aan de eisen van marktconformiteit, openbaarheid en transparantie.
Welke grondprijzen rekent de Rijksoverheid voor haar bouwgronden als het middenhuurwoningen betreft?
Zie antwoord vraag 14.
Indien er verschillende grondprijzen per genoemd segment (sociaal/middenhuur) op verschillende locaties worden gerekend, vindt u dan dat er sprake zou moeten zijn van één vaste grondprijs per segment? Waarom wel of niet?
Een vaste grondprijs per segment acht ik geen goed idee. Het Rijksvastgoedbedrijf dient marktconform te handelen bij de verkoop van rijksvastgoed. De grondwaarde wordt onder meer bepaald door de locatie, de looptijd/fasering en het voorziene, toekomstige gebruik en die elementen zijn per locatie verschillend.
Welk deel van de bouwgronden van de gezamenlijke gemeenten zijn of worden beschikbaar gesteld voor sociale woningbouw?
Ik heb geen cijfers van welk deel van de bouwgronden van gemeente beschikbaar worden gesteld voor sociale woningbouw. Met de woondeals zet ik in op 30% sociale huur in het regionale woningbouwprogramma.
Welk deel van de bouwgronden van de gezamenlijke gemeenten zijn of worden beschikbaar gesteld voor de bouw van middenhuur woningen?
Ik heb geen cijfers van welk deel van de bouwgronden van gemeente beschikbaar worden gesteld voor middenhuurwoningen. Met de woondeals zet ik in op 66% betaalbare woningbouw (sociale huur, middenhuur en betaalbare koop) in het regionale woningbouwprogramma.
Welke grondprijzen rekenen gemeenten voor hun bouwgronden als het sociale huurwoningen betreft?
Ik heb geen cijfers over de door gemeenten gehanteerde grondprijzen. De Stec groep voert elk jaar een benchmark uit naar het gemeentelijk grondprijsbeleid. In de benchmark van december 20236 constateren zij het volgende: «Afgelopen jaar (van 2022 naar 2023) bedroeg de gemiddelde grondprijsontwikkeling voor woningbouw gemiddeld +2,1%.»
Welke grondprijzen rekenen gemeenten voor hun bouwgronden als het middenhuurwoningen betreft?
Zie antwoord vraag 19.
Indien verschillende gemeenten, verschillende grondprijzen rekenen per segment (sociaal/middenhuur), vindt u dan dat er sprake zou moeten zijn van één vaste grondprijs per segment? Waarom wel of niet?
Ik wil als Minister niet in de bevoegdheden en handelingsruimte van gemeenten treden. Overheden zijn gehouden om marktconform te opereren (ter voorkoming van staatssteun). Als er een vaste prijs wordt voorgeschreven voor bepaalde segmenten dan leidt dat tot de mogelijkheid dat die prijs in het ene gebied te hoog is (i.r.t. de opbrengst die het betreffende vastgoed genereert) en dus het plan onhaalbaar maakt en in het andere gebied te laag (en dus de koper een oneigenlijk voordeel geeft).
Uitgaande van tweederde betaalbare woningbouw bij nieuwbouwprojecten, hoeveel betaalbare huur- en koopwoningen kunnen tot 2030 totaal gebouwd worden op de bouwgronden van de Rijksoverheid?
De fasering en segmentering van het woningbouwprogramma voor de bij het antwoord op vraag 10 genoemde woningbouwlocaties zijn op dit moment nog niet volledig bekend. Het streven is dat op deze locaties ca. tweederde van de woningen betaalbare woningen zal zijn.
Uitgaande van tweederde betaalbare woningbouw, hoeveel betaalbare huur- en koopwoningen kunnen tot 2030 totaal gebouwd worden op de bouwgrond van de gezamenlijke gemeenten?
Ik heb geen cijfers van de hoeveelheid bouwgrond in handen van gemeenten.
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden binnen een termijn van drie weken?
Ik heb de antwoorden zoveel als mogelijk los beantwoord.
De noodkreet van de gemeente Krimpenerwaard, Molenlanden en zestien andere Zuid-Hollandse gemeenten om te kunnen blijven ‘bouwen voor behoefte’ |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de noodkreet van de gemeenten Krimpenerwaard en Molenlanden, medeondertekend door zestien andere Zuid-Hollandse gemeenten, waaronder Bodegraven-Reeuwijk, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Lisse, Nieuwkoop, en Waddinxveen, om te kunnen blijven «bouwen voor behoefte», zodat scholen en winkels open kunnen blijven en jongeren niet noodgedwongen naar grotere dorpen of de stad verkassen, omdat daar nog wél een paar betaalbare huizen zijn?1
Ik deel de zorgen van deze gemeenten. We kampen met een historisch groot woningtekort. Dit tekort is in 2023 landelijk toegenomen van 3,9% naar 4,8%. Volgens ABF bedraagt het tekort 94.000 woningen in Zuid-Holland, peildatum oktober 2023. Juist in de provincie Zuid-Holland, waar zo veel mensen nu al op zoek zijn en komende jaren op zoek gaan naar een passende woning, is het belangrijk dat er voldoende locaties zijn om de opgave voor de woningbouw te kunnen realiseren, met name binnenstedelijk, maar ook buitenstedelijk. Volgens de laatste planinventarisatie van ABF is er in Zuid-Holland 98% plancapaciteit ten opzichte van de afgesproken opgave, terwijl afgesproken is 130% plancapaciteit te realiseren2. Bovendien zijn voldoende locaties (van enige omvang) van belang voor de leefbaarheid en de vitaliteit van kernen in gemeenten, mede zodat jongeren en ouderen in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen. Ook op dit punt deel ik de zorgen de gemeenten.
Kunt u uw brief aan de provincie Zuid-Holland over de woningbouwambities van deze provincie delen met de Kamer? Kunt u toelichten waarom u van mening bent dat Zuid-Holland qua woningbouw «niet levert»?
De brieven aan gedeputeerde staten van 22 december en 6 maart jl. zijn bijgevoegd. In deze brieven en in de brief aan uw Kamer over het gesprek met Zuid-Holland van 12 maart jl. heb ik toegelicht waarom ik vooralsnog van mening ben dat we niet alle doelstellingen en afspraken gezamenlijk en conform onze afspraken nastreven. Zoals beschreven heb ik het gesprek met het college van gedeputeerde staten als constructief ervaren, maar we zijn er nog niet.
Hoe kijkt u aan tegen de huidige werkwijze van de provincie Zuid-Holland, waar op basis van een coalitieakkoord de komende vier jaar slechts twee locaties aan de zogenaamde 3-hectarekaart (voor ruimtelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare) worden toegevoegd, en dat dit enkel grootschalige woningbouwlocaties betreffen (Gnephoek en Sliedrecht-Noord)?
Wonen, werken, infrastructuur voor mobiliteit, energie, groen en water vragen allemaal om meer ruimte. Voor al deze opgaven geldt ook dat de ruimte schaars is. In plaats van de tegenstelling van deze opgaves te benadrukken, is het belangrijk om met elkaar bezien hoe we verschillende functies en opgaves kunnen combineren en kwaliteit kunnen versterken, zonder daarbij afbreuk te doen aan uitgangspunten rondom zuinig ruimtegebruik en te beschermen belangen. Het generieke karakter van de 3-hectareregel heeft tot gevolg dat kansen op goede combinaties van functies beperkt worden en dat alle nieuwe buitenstedelijke locaties van meer dan 3 hectare worden geblokkeerd, ook wanneer het gaat om kansrijke locaties, die snel te realiseren zijn en waar betaalbare woningen gebouwd kunnen worden. Het op voorhand beperken van bouwmogelijkheid in buitenstedelijk gebied is – in deze tijd van woningnood – maatschappelijk ongewenst en ontneemt ook ontwikkelperspectieven voor dorpen en kernen.
Hoe weegt u de maatstaf van 3 hectare om te bepalen of een locatie grootschalig is? Bent u het eens met de stelling dat dit een klein oppervlakte betreft, waardoor ook woningbouwlocaties met een beperkt aantal woningen, met beperkt ruimtebeslag, maar meer dan 3 hectare, niet ontwikkeld kunnen worden?
De maatstaf van 3 ha wordt door de provincie gehanteerd als ondergrens voor projecten waarbij het eindoordeel over de toelaatbaarheid van de buitenstedelijke ontwikkelingen ligt bij provinciale staten. Op zichzelf past het bij de rol van de provincie om proactief te sturen op stedelijke ontwikkelingen van enige omvang in het buitengebied. Van belang is dat het provinciale beleid over de toelaatbaarheid van dergelijke locaties niet onnodig belemmerend is, gelet op de diverse ruimtelijke opgaves die ook buitenstedelijk om ruimte vragen. Een generieke maatregel om geen enkele nieuwe locatie groter dan 3 ha toe te staan, vind ik in deze tijd van woningnood ongewenst.
Wat vindt u ervan dat dit beleid ervoor zorgt dat ook kleine en middelgrote woningbouwprojecten (van meer dan 3 hectare) geen doorgang kunnen vinden?
Van belang voor realisatie van de woningbouwopgave is dat we kansrijke locaties benutten: binnenstedelijk en buitenstedelijk, kleinere locaties en die van 3-hectare of meer. Het is daarom essentieel dat de realisatie van kansrijke projecten niet onnodig wordt belemmerd. Bovendien zijn locaties van enige omvang van belang voor de financiële uitvoerbaarheid van woningbouwprojecten.
Hoe verhoudt de weigering van de provincie Zuid-Holland om mee te werken aan nieuwbouwplannen van 3 hectare of meer zich tot de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), waarin onder meer is vastgelegd dat er ruimte moet zijn voor maatwerk en lokale afwegingen bij de invulling van de ruimtelijke opgaven? Hoe verhoudt deze weigering zich tot de toekomstige Nota Ruimte?
Bij de uitvoering van het beleid uit de NOVI spelen medeoverheden een belangrijke rol. In de NOVI maakt het Rijk nationale keuzes en geeft een richtinggevend kader voor het maken van decentrale keuzes. Het past niet bij het Rijksbeleid in de NOVI om geen ruimte te bieden voor lokaal maatwerk.Dit is ook niet mijn beoogde inzet voor de Nota Ruimte.
Welke rol ziet u voor de plattelandsgemeenten in Zuid-Holland, zoals de gemeente Krimpenerwaard, bij het realiseren van de woningbouwopgave van de provincie en het Rijk? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze gemeenten voldoende ruimte en middelen krijgen om hun eigen woonvisie uit te voeren?
In de provincie Zuid-Holland heb ik in woondeals met alle gemeenten, corporaties en de provincie afspraken gesloten over hoeveel, voor wie en waar we bouwen. Het is van belang dat we gezamenlijk werken aan deze doelstellingen. Ik ondersteun de woningbouw in de provincie Zuid-Holland financieel met circa 4 miljard euro. Daarnaast zet ik mij ook maximaal in om – samen met mijn collega-ministers van andere departementen – stappen te zetten op randvoorwaarden zoals het aanpakken van netcongestie en het versnellen van processen en procedures. Tijdens het bestuurlijk overleg Woondeals in februari heb ik uitgebreid gesproken over wat er nodig is om de woningbouw te realiseren.
Ik heb uw Kamer gelijktijdig met deze beantwoording in een brief geïnformeerd over het gesprek met Zuid-Holland van 12 maart jl. Hierin informeer ik u over mijn bestuurlijke inzet vanwege beleidsvoornemens die mogelijk een rem kunnen zetten op de woningbouw.
Hoe staat u tegenover de wens van de gemeente Krimpenerwaard en zeventien andere Zuid-Hollandse gemeenten om het wonen voor ouderen te verbeteren en jongeren de kans te geven om in het landelijk gebied te blijven wonen, door middel van woningbouw aan de randen van de kernen? Welke mogelijkheden ziet u om deze gemeenten hierin te ondersteunen?
Ik onderschrijf de noodzaak om te zorgen voor voldoende locaties om ook jongeren en ouderen de kans te geven op een woning. Het gaat daarbij vooral om binnenstedelijk locaties, maar gezien de omvang van de opgave ook om buitenstedelijke locaties. Omdat ik van mening ben dat het beleidsvoornemen van gedeputeerde staten van Zuid-Holland over de 3 ha-regeling een rem kan zetten op de woningbouw heb ik dit bestuurlijk aangekaart bij de provincie Zuid-Holland.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de provincie Zuid-Holland plattelandsgemeenten zoals Krimpenerwaard, Molenlanden, Bodegraven-Reeuwijk, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Lisse, Nieuwkoop en Waddinxveen ruimte gaat bieden voor woningbouwlocaties, gelet op de woningnood en leefbaarheid? Kunt u de Kamer informeren over de uitkomst van het gesprek dat u hierover met de provincie zult voeren, en vervolgstappen die u gaat ondernemen?
Ik heb uw Kamer gelijktijdig met deze beantwoording in een brief geïnformeerd over het gesprek met Zuid-Holland van 12 maart jl. Met deze brief en het toesturen van mijn brieven van 6 maart aan gedeputeerde staten en van 22 december aan gedeputeerde mevrouw Koning, informeer ik u over de uitkomst van mijn gesprek met de provincie en de vervolgstappen.
Het artikel 'De bouw van 'snelle' flexwoningen ligt mijlenver achter op schema' |
|
Merlien Welzijn (NSC), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bovenstaande artikel?1
Ja.
Hoe komt het dat de door u eerder voorziene productie en plaatsing van 37.500 woningen voor het einde van 2024 niet gehaald wordt?
De jaarlijkse groei van het aantal flexwoningen stemt positief.2 Voor 2024 is de plancapaciteit 17.000 flexwoningen en de verwachting dat er 8.700 verplaatsbare woningen worden gerealiseerd. Er zijn veel positieve signalen zoals in plancapaciteit, capaciteit bij bouwers dat flexwoningen een volwassen product is geworden. Ook is de markt gestart met het realiseren van (midden)huur flexwoningen. Maar er zijn een aantal elementen die maken dat de realisatie minder snel gaan dan de doelstelling is.
Enerzijds staat met alle maatregelen het stelsel rondom het versnellen van de tijdelijke huisvesting steeds meer op poten. De recent gepubliceerde Regeling Tegemoetkoming Herplaatsing Flexwoningen (RTHF), de in december afgesloten samenwerkingsovereenkomsten voor de Fysieke Herplaatsingsgarantie, de meerjarige stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen en de collectieve inkoop door AEDES zijn belangrijke pijlers in dit stelsel. Dit moet leiden tot een verdere versnelling. De Uitvoeringsorganisatie Versnelling Tijdelijke Huisvesting (UVTH) heeft in een quick-scan onder 39 flexwoningprojecten bij gemeenten en woningcorporaties geanalyseerd welke factoren zorgen voor vertraging of stopzetting van flexwoningprojecten. Hieruit blijkt dat er vaak meerdere factoren aan ten grondslag liggen en tegelijkertijd spelen binnen een project, zoals draagvlak van omwonenden, aanleg van nutsvoorzieningen en infrastructuur, beschikbaarheid van locaties en niet-sluitende businesscases.
Anderzijds is het snel realiseren van verplaatsbare woningen een ander proces dan reguliere woningbouw. De ontwikkelingen van het afgelopen anderhalf jaar zijn erg groot geweest. Deze wijze van bouwen en met name de gezamenlijke organisatie die dat tempo vraagt, is nieuw voor partijen. Een transitie als deze kost nu eenmaal tijd en vraagt van ons om vol te houden.
Zijn voor alle flexwoningen locaties aangewezen?
Voor 2024 zijn er in totaal voor circa 17.000 flexwoningen (vergevorderde) plannen om flexwoningen te plaatsen en de verwachting is dat daarvan 8.700 verplaatsbare woningen worden gerealiseerd (peildatum januari jl.). Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar maken van deze locaties binnen hun eigen gemeentegrenzen en hebben hier het beste zicht op welke locaties er binnen hun gemeenten beschikbaar zijn. De beschikbaarheid van locaties voor flexwoningen is ook onderwerp in diverse gesloten woondeals of de nadere uitwerking daarvan. Daaruit blijkt dat er diverse locaties beschikbaar zijn voor flexwoningen. Het is aan gemeenten om verder geschikte locaties te vinden en (met meestal corporaties) te ontwikkelen. De UVTH en het Expertteam Woningbouw van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bieden actieve ondersteuning aan gemeenten om hen bij de realisatie van flexwoningen te helpen. Afhankelijk van de behoeften van de gemeenten kunnen zij financieel of juridisch advies geven, hobbels in projecten wegwerken en afspraken najagen. De UVTH biedt momenteel ondersteuning aan ruim 200 flex- en transformatiewoningprojecten op basis van aanmelding door gemeenten of andere woningbouwpartijen op www.volkshuisvestingnederland.nl. De meeste daarvan gaan over projecten waarbij er al een locatiekeuze gemaakt is. Om locaties beter te benutten raad ik gemeenten en corporaties aan om flexwoningen in hun reguliere woningbouwprogrammering op te nemen. Zo kunnen zij zich focussen op locaties die snel kunnen worden ingezet. Maar kunnen zij ook locaties die in de toekomst kansrijk zijn alvast opnemen in de programmering en in de tussentijd de vertragende factoren oplossen. Ik zie nu in de praktijk dat locaties soms afvallen, omdat er te veel focus is op de korte termijn.
Hoe kijkt u aan tegen het niet halen van de voorgenomen aantallen flexwoningen in het licht van een voorziene dip in de nieuwbouw voor de jaren 2024 en 2025 vanwege het te lage aantal bouwvergunningen?
Verplaatsbare woningen zijn woningen die snel fabrieksmatig kunnen worden gebouwd. We verwachten op basis van de prognose een verdere stijging van het aantal te bouwen flexwoningen in 2024 en 2025 ten opzichte van voorgaande jaren. Deze prognose verschilt met de verwachting voor de overige nieuwbouwwoningen in 2024 en 2025. In deze jaren valt een dip te verwachten ten opzichte van voorgaande jaren gezien de daling in cijfers van vergunningen en verkopen. Desalniettemin, wordt op basis van de bouwverwachting van het EIB in 2025 een stijging verwacht in de nieuwbouwproductie ten opzichte van 2024. Flexwoningen kunnen daarmee de verwachte dip van die jaren verlichten.
Op welke wijze wordt door u geacteerd op de in het artikel aangehaalde vertragingsfactor van netcongestie? Hoeveel flexwoningen raken vertraagd door netcongestie? Op welke termijn verwacht u een oplossing?
Er komen steeds meer signalen dat het lastig is om woningen in de toekomst aan te sluiten op het elektriciteitsnetwerk door netcongestie. Dit geldt ook voor flexwoningen. Uit een quick-scan van de UVTH onder 39 flexwoningprojecten bij gemeenten en woningcorporaties blijkt dat in 24% van de gevallen knelpunten rondom nutsvoorzieningen en infrastructuur de oorzaak is voor vertraging. Ook in de evaluatie Landelijke Bouwopdrachten3 komt naar voren dat dit een oorzaak is voor vertraging. Uit de quick-scan komt verder naar voren dat er vaak niet sprake is van één vertragende factor bij een project maar dat bijvoorbeeld de beschikbaarheid van locaties en het rondkrijgen van business cases ook meespelen. Om wat aan netcongestie te doen heeft de Minister voor Klimaat en Energie op 18 oktober jl. aangekondigd dat het kabinet extra maatregelen neemt om dit tegen te gaan.4 Ik voer daarom intensieve gesprekken met onder andere mijn collega’s bij EZK, medeoverheden, marktpartijen en de regionale netbeheerders om deze uit te werken en alles op alles te zetten dat de geplande woningbouw kan worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. Op dit moment geven de regionale netbeheerders aan dat kleinverbruikaansluitingen zoals woningbouw gewoon nog aangesloten kunnen worden. Bij het plaatsen van flexwoningen is dit door de korte doorlooptijd voor de netbeheerders uitdagender. De UVTH heeft een toolbox samengesteld die handvatten biedt aan gemeenten, provincies, woningcorporaties, projectontwikkelaars en bouwbedrijven die willen bijdragen aan tijdelijke huisvesting(projecten). Hierin is ook opgenomen hoe deze partijen om kunnen gaan met de nutsvoorzieningen in relatie tot tijdelijke huisvesting(projecten). Mochten er toch problemen zijn met het aansluiten dan blijkt vaak dat, in overleg met de lokale netbeheerder, er met maatregelen toch een passende oplossing kan worden gevonden. Dit wordt in het artikel ook aangehaald. Ik pleit er daarom ook voor om zo vroeg als mogelijk de lokale netbeheerder te betrekken bij de plannen voor reguliere woningbouw of flexwoningen.
Op welke wijze wordt door u geacteerd op de in het artikel aangehaalde probleem van bezwaarprocedures? Hoeveel flexwoningen raken vertraagd door (problemen in) bezwaarprocedures? Op welke termijn verwacht u een oplossing?
Zoals ook bij de beantwoording van vraag 5 wordt opgemerkt is er een groot aantal factoren die voor langere doorlooptijden van flexwoningen zorgen, zoals beschikbaarheid van locaties, capaciteitstekorten bij overheden alsook te lange doorlooptijden in bezwaar- en beroepsprocedures. Wat betreft de planvorming is het van belang dat gemeenten en initiatiefnemers waar mogelijk de voorbereiding, begeleiding en uitvoering van projecten te verbeteren en stroomlijnen en daarmee de doorlooptijden te verkorten alsmede in het kader van participatietraject(en) of een zienswijzeprocedure of bezwaarschriftprocedure bekijken of eventuele bezwaren kunnen worden opgelost. Juridische procedures zijn echter niet altijd te voorkomen en daarmee zal bij de planning van een procedure ook rekenschap moeten worden gegeven. Om de doorlooptijd in beroepsprocedures te verkorten neem ik in de Wet Versterking Regie op Volkshuisvesting een grondslag op om procedurele versnellingen aan te brengen in de beroepsprocedures, zoals beroep in één instantie en uitspraak door de bestuursrechter binnen zes maanden. Hierdoor kunnen bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk besluiten voor categorieën woningbouwprojecten worden aangewezen, waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Hierdoor kunnen beroepsprocedures eerder worden afgerond. Ik wil het wetsvoorstel dit kwartaal nog naar de Tweede Kamer sturen.
Vanuit juridisch oogpunt hoeft niet met de bouw te worden gewacht totdat de besluiten onherroepelijk zijn en kan na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning met de realisatie van de flexwoningen worden gestart,5 maar vaak brengen andere belangen, waaronder financiële belangen van overheden, projectontwikkelaars en toekomstige eigenaren, mee dat eerst de beroepsprocedures moeten zijn afgerond voordat met de bouw van woningen kan worden gestart. Terwijl juist verplaatsbaarheid van deze woningen dit proces kunnen doorbreken. Immers, mocht een rechtbank onverhoopt bevelen dat de woning verwijderd moet worden of de bouw niet gestart mag worden, dan kan dat ook letterlijk, waar dat bij permanente bouw niet kan. De verplaatsbare woning moet natuurlijk in dat geval wel ergens naar toe. Daarom kunnen de woningen in deze gevallen terecht op één van de toekomstige flexcity’s. Met een vijftal gemeenten zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten voor het beschikbaar houden van lege kavels waar flexwoningen elders uit het land (tijdelijk) kunnen worden neergezet.
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal bezwaar- en beroepsprocedures aangaande flexwoningen of het aantal flexwoningen dat daardoor wordt vertraagd. Uit de hierboven genoemde quick-scan is wel onderzoek gedaan naar het «draagvlak onder omwonenden». Hieruit blijkt dat in negen procent van de 39 flexwoningprojecten dit een vertragende factor was en kan enigszins een voorstelling worden gemaakt wat dit voor het aantal bezwaar- en beroepsprocedures betekent.
Hoe kijkt u aan tegen het gestelde in het artikel over maakbaarheidsdenken en een «te optimistische» houding aan uw kant? Welke inzichten heeft het evaluatierapport waarnaar in het artikel verwezen wordt u gebracht? Hoe benut u concreet uw geleerde lessen?
Het evaluatierapport Landelijke Bouwopdrachten heeft de aanbesteding door het RVB van 1.992 flexwoningen en het inkooptraject van Aedes voor verplaatsbare woningen met 36 bouwbedrijven onderzocht. Dat rapport is positief kritisch. Kritisch wordt vooral gekeken naar het sturen op met name snelheid en naar de verwachting dat met het gelijktijdig van de band rollen van de flexwoningen ook de locaties beschikbaar en gereed voor gebruik zouden komen. De onderzoeker stelt dat er sprake was van een vorm van maakbaarheidsdenken. Als positieve aspecten worden genoemd de rol die de rijksoverheid heeft gepakt in het aanjagen van de markt van fabrieksmatig bouwen en de resultaten daarop, zeker vanuit transitieperspectief. Ook is er sprake gebleken van lerend vermogen. De geleerde lessen uit de RVB aanbesteding zijn bijvoorbeeld geïncorporeerd in het inkooptraject van Aedes. Tenslotte wordt ook de actieve begeleiding van BZK, RVB, Aedes en UVTH geprezen.6
Het evaluatierapport heeft mij een aantal inzichten opgeleverd. Ook de realisatie van flexwoningen kent tegenvallers. Het tempo waarmee de woningen werden verkocht, is niet het tempo waar ik op had gerekend. Desalniettemin, zijn de ontwikkelingen van het afgelopen anderhalf jaar erg groot geweest. Deze wijze van bouwen en met name de gezamenlijke organisatie die dat tempo vraagt, is nieuw voor partijen. Mijn ambitie is dan vooral om een transitie in de woningbouw in gang te zetten. We hebben in de afgelopen jaren met flexwoningen een stelsel neergezet voor een nieuw fenomeen binnen de woningbouw. Hierdoor creëren we meer mogelijkheden binnen de woningbouw voor al die mensen in Nederland die op zoek zijn naar een prettig huis om te wonen en leven. De komende tijd moeten we dan ook doorgaan op de ingeslagen weg en blijven volhouden.
Tot welke interventies noopt de vertraging van het plaatsen van flexwoningen u?
In 2022 heb ik vanwege de woningnood op diverse terreinen sterk ingezet op het versnellen van tijdelijke huisvesting en de doelstellingen in het programma Woningbouw versneld. De afgelopen periode heb ik met andere partijen een stelsel voor flexwoningen opgezet om de realisatie van tijdelijke huisvesting te versnellen. Hiermee is een transitie in gang gezet en vraagt van ons om vol te houden. Dit heeft, zoals u bij het antwoord op vraag 1 kunt zien, geleid tot een jaarlijkse significante groei van het aantal flexwoningen in ons land. Met een groot aantal maatregelen wil ik de bouw van flexwoningen blijven aanjagen:
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden binnen een termijn van twee weken?
Ja, de vragen heb ik afzonderlijk beantwoord. Ik streef ernaar om Kamervragen altijd zo snel mogelijk te beantwoorden, binnen de daarvoor gestelde termijnen.