De cao voor bestuurders in het voortgezet onderwijs |
|
Michel Rog (CDA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de nieuwe cao (collectieve arbeidsovereenkomst) voor bestuurders in het Voortgezet Onderwijs?1
Ja
Wat is de reden dat er een aparte bestuurders cao is gekomen?
De reden voor deze cao is gelegen in het verzoek van voormalige bewindspersoon van OCW om de beloningen van bestuurders te reguleren. Bestuurders in de sector VO worden aangemerkt als personeel. Dat betekent dat over hun arbeidsvoorwaarden georganiseerd overleg moet worden gevoerd. Welke partijen met elkaar dit overleg voeren bepalen partijen zelf.
In hoeveel gevallen gaan de salarissen van onderwijsbestuurders omhoog als deze nieuwe bestuurderscao wordt nageleefd?
Ten opzichte van de vorige cao bestuurders VO 2011–2013, die op 13 oktober 2011 is gesloten, zijn de salarissen van bestuurders in de cao bestuurders VO 2014 ongewijzigd gebleven. Partijen zijn in de cao bestuurders VO 2014 overeengekomen om de nullijn te hanteren en de beloning niet te indexeren. Geen enkele bestuurder gaat er dus op grond van de cao bestuurders VO 2014 in salaris op vooruit.
Vindt u het wenselijk dat leraren en overig onderwijspersoneel al 5 jaar worden geconfronteerd met een 0-lijn, terwijl bestuurders er met deze bestuurderscao fors in salaris op vooruit gaan?
zie vraag 3.
Klopt het dat onderwijsbestuurders in de bestuurderscao een opslag van 15% krijgen op hun salaris, omdat zij afstand doen van vakantiedagen, BAPO etc? Deelt u de mening dat de BAPO regeling bedoeld was om leraren in staat te stellen langer door te werken en een compensatie voor bestuurders daarom niet in de rede ligt?
De BAPO-regeling is een regeling voor al het onderwijspersoneel. Bij het overgaan naar de cao bestuurders vo in 2011, hebben de desbetreffende bestuurders rechten opgegeven op een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals de BAPO, een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering en een deel van de vakantiedagen.
Kunt u bevestigen dat deze cao algemeen verbindend is verklaard voor bijzondere onderwijsinstellingen, maar niet geldt voor openbare instellingen? Wat is de reden hiervoor? Vindt u dit wenselijk?
De cao 2011- 2013 voor bestuurders in het voortgezet onderwijs is algemeen verbindend verklaard door SZW; de nieuwe cao 2014 nog niet.
Alleen een collectieve arbeidsovereenkomst kan algemeen verbindend worden verklaard. Een collectieve arbeidsovereenkomst is privaatrechtelijk van aard en kan alleen bijzondere scholen – waar op basis van een arbeidsovereenkomst arbeid wordt verricht – rechtsreeks binden. Voor het openbaar onderwijs geldt (nog) de ambtelijke rechtspositie met de eenzijdige ambtelijke aanstelling. Daarom is algemeen verbindend verklaring voor het openbaar onderwijs niet mogelijk. In de praktijk levert dat geen problemen op omdat de cao van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op medewerkers met een aanstelling bij een school voor openbaar onderwijs. De facto komt het er op neer dat de cao dus zowel in het bijzonder als in het openbaar onderwijs wordt gevolgd.
Kunnen toezichthouders om hun moverende redenen de salarissen van bestuurders niet verhogen, ook al zouden bestuurders conform de bestuurderscao hoger ingeschaald moeten worden dan hun huidige salarispositie?
nee, dit kan niet. De bestuurder is gehouden de cao toe te passen.
Kunnen toezichthouders de in de cao genoemde maximale salarissen nog verder verhogen tot aan het niveau van de Wet Normering Topinkomens?
Nee, dat is niet mogelijk. Voor bestuurders in de sector VO is een verlaagd maximum t.w. € 184.549 (niveau 2014) van kracht. De afspraken gemaakt in de cao, moeten onder dit sectorale plafond blijven.
De nalevings- en handhavingscijfers van het rookverbod in de horeca |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de recente nalevings- en handhavingscijfers van het rookverbod in de horeca?1
Over het algemeen wordt het rookverbod in de horeca goed nageleefd. In de restaurants, hotels en ook de eetcafés is de naleving hoog. In de cafés en discotheken wordt het rookverbod nog niet voldoende nageleefd. Wel is sinds 2011 sprake van een stijgende trend in de naleving. Hoewel ik met de naleving in deze sectoren niet tevreden ben, vind ik de trend wel bemoedigend.
Deelt u de mening dat het naleefniveau tegenvalt, mede gezien het feit dat het percentage horecagelegenheden zonder rokers binnen de totale steekproef vorig jaar is gedaald? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat ziet u als de oorzaak van de tegenvallende naleving?
De naleving van het rookverbod is sinds 2011 ieder jaar gestegen. Dat vind ik positief. De lichte daling in de naleving tussen voorjaar 2013 (73% geen rokers) en najaar 2013 (71% geen rokers) is statistisch niet significant. Slechte naleving kan meerdere oorzaken hebben: onduidelijkheid over waar wel en waar niet gerookt mag worden en er zijn horeca ondernemers die zich willens en wetens niet aan de wet houden. Om de naleving verder te verbeteren heb ik de handhaving geïntensiveerd via het tabaksteam met jonge toezichthouders en wil ik zorgen voor duidelijkheid door het rookverbod weer voor alle horecagelegenheden te laten gelden. Dit wetsvoorstel wordt momenteel behandeld in uw Kamer.
Wat is uw verwachting ten aanzien van de naleving als gevolg van de recent ingevoerde verhoging van de minimumleeftijd, en het grotere aantal handhavers dat wordt ingezet? Kunt u aangeven welke concrete doelen u zich stelt voor de volgende naleefrapportage? Zo nee, waarom niet?
De verhoging van de minimum leeftijd voor tabak zal niet direct invloed hebben op de naleving van het rookverbod in de horeca. Wel is het voor te stellen dat de verhoging van de minimum leeftijd invloed heeft op het aantal jongeren dat begint met roken. Op de langere termijn zal daardoor het aantal rokers afnemen, en daarmee ook de behoefte om in horeca te roken. Zoals ook in antwoord op vraag twee aangegeven is de handhaving geïntensiveerd. Mijn verwachting is dat deze intensivering en ook de hoge boetes een bijdrage zullen leveren aan de naleving. Ik besef wel dat dat niet van de één op de andere dag gebeurt. Ik streef ernaar dat de naleving ieder jaar blijft stijgen naar uiteindelijk een goede naleving van het rookverbod zoals nu overigens in het merendeel van de horeca al het geval is (met een nalevingpercentage van ruim boven de 90%).
Welke indicatoren worden gehanteerd voor de controle van het rookverbod in de dagelijkse praktijk van handhaving? Blijkt uit ervaring of onderzoek dat deze indicatoren valide resultaten geven? Deelt u de mening dat het aantal in een discotheek aanwezige asbakken weinig zegt over de naleving van het rookverbod, daar in discotheken sigarettenas tegenwoordig vaak op de grond of in glazen wordt gedeponeerd? Zo nee, waarom niet?
De NVWA observeert of in een horecagelegenheid wordt gerookt. Dat kan ook gebeuren via reuk of via het aantreffen van smeulende sigaretten in de asbak of op de grond. In het nalevingsonderzoek wordt onderzocht in hoeveel cafés asbakken op tafels staan, omdat dat iets zegt over de intentie van de ondernemer. Uit het nalevingsonderzoek blijkt dat in steeds minder horecagelegenheden asbakken op tafels staan. Dit kan een indicatie zijn dat de intentie van steeds meer ondernemers is om roken niet toe te staan.
Kan de Kamer in het derde kwartaal van 2014 tussentijds worden geïnformeerd over de handhaving van de minimumleeftijd voor tabakaankoop, zodat de kwaliteit en reikwijdte van de handhaving niet pas in januari 2015 bekend worden, hetgeen de informatiepositie van de Kamer niet ten goede zou komen en tussentijds bijsturen bemoeilijkt wordt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief heb aangegeven wil ik de Kamer voortaan graag eenmaal per jaar informeren over alle handhaving en naleving van het rookverbod in de horeca en de leeftijdgrens tabak. Dit geeft duidelijker trends weer en is ook efficiënter voor de NVWA, die alle gegevens moet verzamelen. Daarbij wordt het onderzoek naar de leeftijdgrens éénmaal per jaar uitgevoerd en gecombineerd met het onderzoek naar de naleving van de alcoholleeftijdsgrens. Derhalve heeft het mijn voorkeur om eenmaal per jaar, in januari, een volledig overzicht te geven van de inspanningen van de NVWA en van de naleving op het gebied van het rookverbod en de leeftijdgrens tabak.
Het bericht tienduizenden huizen nog altijd onverkoopbaar door erfpacht |
|
Barbara Visser (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tienduizenden huizen nog altijd onverkoopbaar door erfpacht»?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht en dat gedupeerden zich gegijzeld voelen in hun eigen woning omdat er geen financiering voor te krijgen is?
Het feit dat er een bancaire richtlijn op initiatief van de NVB tot stand is gekomen aan de hand waarvan door de notaris kan worden beoordeeld of een erfpachtcontract zonder meer financierbaar is, dan wel welke aspecten aanpassingen behoeven om voor financiering in aanmerking te komen, acht ik een goede zaak. Dit zorgt voor helderheid voor kopers en verkopers en voorkomt mogelijke willekeur. Ik zie dit dan ook als een mooi voorbeeld van zelfregulering door de sector. De Ministeries van BZK en Financiën zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van deze richtlijn en hebben hier ook op aangedrongen. Het is een goede zaak dat de NVB het initiatief heeft genomen om nu de ervaringen in kaart te brengen. Gebleken is dat in de meerderheid van de gevallen tot financiering kan worden overgegaan en dat in ruim een kwart van de gevallen de financieringsaanvraag wordt afgewezen. De NVB geeft aan dat dit bijvoorbeeld komt doordat het contract eenzijdig door de erfverpachter kan worden aangepast. Het is uiteraard onwenselijk als woningen zeer lastig verkoopbaar zijn omdat aspirantkopers als gevolg van het erfpachtcontract geen financiering kunnen krijgen. Ik zal op korte termijn in overleg treden met betrokken partijen over de uitkomsten van deze evaluatie.
Wat vindt u van de afspraken tussen de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) hebben gemaakt over de contracten voor erfpacht in relatie tot de kredietverlening? Welke rol hebben uw ministeries dan wel de door de ministeries aangewezen toezichthouders daarbij gespeeld? Hoe werken de afspraken in de praktijk?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u in overleg met de KNB en/of NVB en/of Vereniging Eigen Huis (VEH) en/of de gedupeerden over de problematiek?
Allereerst wil ik er op wijzen dat het niet uitsluitend de erfpachtcriteria zijn die banken kunnen doen besluiten om in een individueel geval geen financiering te verstrekken. Dit kan ook veroorzaakt zijn doordat niet wordt voldaan aan de reguliere financieringsnormen (de «loan to income» en «loan to value» normen). Indien banken gezien het onderliggende erfpachtcontract geen financiering willen aanbieden, kunnen erfpachter en erfverpachter hun contract aanpassen zodanig dat wel voldaan wordt aan de bancaire richtlijn. In het geval dat een erfverpachter op geen enkele wijze het contract wil aanpassen, bestaat er voor de erfpachter nu al de mogelijkheid om dit aan de rechter voor te leggen. De rechter zal daarbij – aan de hand van de eisen van het contractenrecht, geregeld in het Burgerlijk Wetboek – beoordelen in hoeverre partijen over en weer voldoende met elkaars gerechtvaardigde belangen rekening hebben gehouden. Uit de NVB-evaluatie lijkt naar voren te komen dat er in de praktijk nauwelijks gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid. Het is mij niet duidelijk waar dat aan ligt. Ik wil hierover, en over de uitkomsten van de evaluatie in zijn algemeenheid, op korte termijn in overleg treden met de betrokken partijen. Ik zal uw Kamer daarna op de hoogte stellen van mijn conclusies.
Welke mogelijkheden ziet u op uw terrein (wonen, banken, notariaat/wetgeving) om te regelen dat huizen op erfpacht wel weer een financiering van de bank kunnen krijgen en dus de huizen weer verkoopbaar worden, aangezien banken een woning met «slechte» contracten niet financieren omdat veel onduidelijkheid bestaat over de financiële positie van de klanten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van de suggestie van verschillende partijen, zoals de Stichting Erfpachters Belang Amsterdam, om dergelijke erfpachtcontracten voortaan onder de Wet Financieel Toezicht (Wft) te plaatsen? Welke mogelijkheden ziet u daartoe en tot welke consequenties kan dit leiden voor banken, toezichthouders, erfpachters en erfverpachters? In hoeverre zou dit een oplossing voor het probleem zijn?
De AFM kan niet afdwingen dat de voorwaarden in bestaande contracten die tussen erfverpachters en erfpachters zijn gesloten worden aangepast, ook niet als erfverpachters onder toezicht worden geplaatst. Dit betreft privaatrecht en valt onder de werking van het Burgerlijk Wetboek. Derhalve ben ik, nog los van alle andere vraagstukken die dat met zich mee zou brengen, met de Minister van Financiën van oordeel dat aanpassing van de Wet op het financieel toezicht in dezen geen oplossing biedt.
Welke mogelijkheden zijn er voor de wetgever om dit probleem op te lossen, iets waar de NVB al herhaaldelijk om heeft gevraagd? Op welke wijze kunnen daarbij de rechten en plichten van alle betrokken partijen gewaarborgd worden in redelijkheid en billijkheid, onder meer vanuit het oogpunt van consumentenbescherming?
Eerder is de mogelijkheid ter sprake geweest om de bancaire richtlijnen in de wet algemeen verbindend te verklaren. Daarvan is evenwel op goede gronden afgezien, omdat erfpachtcontracten sterk kunnen uiteenlopen. Algemeen verbindendverklaring van bepaalde regels, ontleend aan de bancaire richtlijn, zou een te strak regime opleggen en zo tot gevolgen leiden die zich moeilijk laten overzien. Er dient voldoende ruimte te blijven bestaan voor erfpachtcontracten op maat, toegesneden op de omstandigheden van het bijzondere geval.
Als een erfverpachter moedwillig weigert mee te werken aan een aanpassing van het erfpachtcontract met het oog op de financierbaarheid, zal de erfpachter het moeten zoeken in de mogelijkheid om de erfverpachter te bewegen mee te werken aan een oplossing zonder dat de omstandigheden van het geval en de bijzondere belangen van de erfverpachter uit het oog worden verloren. Juist het feit dat de erfverpachter en erfpachter bij het sluiten van de overeenkomst over een grote mate van contractvrijheid beschikken, brengt mee dat tussen hen ook de normen van redelijkheid en billijkheid gelden, die impliceren dat partijen over en weer met elkaars gerechtvaardigde belangen rekening moeten houden (de artikelen 6:2 en 6:248 Burgerlijk Wetboek). De gerechtvaardigde belangen van de erfpachter kunnen meebrengen dat hij aanspraak kan maken op een aanpassing van de erfpachtvoorwaarden, in het bijzonder wanneer de erfverpachter geen redelijk belang heeft zich daartegen te verzetten. Het gaat hier om een algemene maatstaf die voor het hele contractenrecht geldt (Hoge Raad 19 oktober 2007, NJ 2007, 565, overweging 3.5). Zijn op de erfpacht algemene voorwaarden van toepassing, dan geldt voorts de regeling betreffende de toetsing van algemene voorwaarden, opgenomen in de artikelen 6:231 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Dat brengt mee dat bedingen in de overeenkomst vernietigbaar zijn, indien zij, gelet op onder meer de wederzijds kenbare belangen van partijen, voor de wederpartij van de gebruiker van die voorwaarden onredelijk bezwarend zijn.
Bent u bereid om in overleg met KNB, NVB, VEH, gedupeerden, etc. te komen met oplossing voor dit probleem? Zo nee, waarom niet?
Ja, zoals hiervoor aangegeven zal op korte termijn overlegd worden met de betrokken partijen om aan de hand van de opgedane ervaringen met elkaar te bezien welke stappen denkbaar zijn, ter verbetering van de financierbaarheid van huizen op erfpachtgrond.
Het bericht ‘Dure’ tentamens in Leiden |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht ««Dure» tentamens in Leiden»?1
Ja.
Klopt het dat verschillende onderwijsinstellingen studenten bij een te late inschrijving voor een tentamen een boete opleggen als zij zich alsnog in willen schrijven? Zo ja, van welke onderwijsinstellingen is bij u bekend dat zij een boetesysteem hanteren?
Het is mij bekend dat er onderwijsinstellingen zijn die inschrijvingen voor een tentamen na de sluitingsdatum accepteren, indien studenten een geldbedrag betalen. Mij is echter niet bekend om welke instellingen het hierbij gaat.
In artikel 7.13, tweede lid onder h, van de WHW is bepaald dat de onderwijs- en examenregeling (OER) in ieder geval informatie moet bevatten over het aantal en de volgtijdelijkheid van de tentamens, alsmede de momenten waarop deze kunnen worden afgelegd. Regelmatig bepalen instellingen dat studenten zich voor een bepaalde datum voor een tentamen moeten inschrijven. Hierdoor kunnen instellingen tijdig allerlei voorzieningen treffen (bijvoorbeeld het regelen van een zaal waarin het tentamen wordt afgelegd) en voorkomen dat er overbodige voorzieningen worden getroffen. De deadline voor het inschrijven voor een tentamen moet redelijk zijn en moet tijdig en helder naar studenten worden gecommuniceerd. Bovendien moet het systeem waarmee studenten zich voor tentamens kunnen aanmelden deugdelijk zijn.
Studenten die zich tijdig en conform de procedure inschrijven voor tentamens kunnen kosteloos tentamens afleggen. Studenten die zich niet tijdig inschrijven, moeten een periode wachten om tentamen te kunnen doen. Sommige instellingen hebben er blijkbaar voor gekozen inschrijvingen na de sluitingsdatum te accepteren en hiervoor een bedrag in rekening te brengen. Dit bedrag is te beschouwen als een vergoeding voor de extra kosten. Benadrukt zij dat dit bedoeld is als een mogelijkheid bovenop de reguliere inschrijving voor een tentamen dat kosteloos is. Door deze mogelijkheid kunnen studenten alsnog een tentamen afleggen en behoeven ze niet te wachten tot een volgende tentamenperiode. Maar het in rekening brengen van dergelijke extra kosten is niet toegestaan op grond van de wet.
Welke wettelijke grondslag is er voor deze boetes en de hoogte hiervan?
Er is geen wettelijke grondslag voor het in rekening brengen van kosten indien studenten zich te laat inschrijven voor een tentamen. Studenten die zich te laat inschrijven moeten een periode wachten voordat zij het tentamen kunnen afleggen.
Deelt u de opvatting dat het niet acceptabel is dat studenten honderden euro’s moeten betalen om deel te kunnen nemen aan hun tentamens?
Ja. Op grond van de WHW is dit niet toegestaan. Na inschrijving en betaling van het collegegeld hebben studenten recht op bepaalde voorzieningen waaronder het kunnen afleggen van tentamens.
Herkent u zich in het beeld, zoals naar voren komt uit het voornoemde bericht, dat de aanmelding voor tentamens onduidelijk is en studenten hierbij vaak problemen ervaren?
Nee. Op grond van artikel 7.13 van de WHW zijn instellingen verplicht om bepaalde informatie in de OER op te nemen. Daartoe behoort ook informatie over de momenten waarop tentamens kunnen worden afgelegd. Op de inhoud van de OER hebben studenten invloed via de medezeggenschap. Het is van belang dat het systeem waarmee studenten zich voor tentamens kunnen inschrijven deugdelijk is en dat de procedures die hiervoor gelden, tijdig en helder naar studenten worden gecommuniceerd. Indien studenten van mening zijn dat dit niet gebeurt, kunnen zij gebruik maken van de reguliere rechtsbeschermingsprocedures die hiervoor openstaan.
Waarom dient de inschrijving voor een tentamen los van de aanmelding voor een vak te gebeuren?
Instellingen kunnen ervoor kiezen geen onderscheid te maken tussen de inschrijving voor een tentamen en de inschrijving voor een vak, maar hebben die mogelijkheid wel. Studenten sluiten veelal een onderwijsperiode af met een tentamen, maar de WHW verplicht hen daartoe niet. Er zijn ook studenten die het vak niet volgen, maar het tentamen wel afleggen en er zijn studenten, die een tentamen uitstellen of voor een herkansing opgaan. Er zijn instellingen die aanmelding voor een vak tevens aanmerken als aanmelding voor een tentamen of zelfs het hertentamen. Er kunnen echter ook goede gronden zijn om dat niet te doen. Aparte aanmelding voor een vak en een tentamen, stelt instellingen in staat te controleren of studenten het tentamen wel mogen afleggen. Een automatische koppeling van aanmelding voor een vak en het tentamen kan ertoe leiden dat studenten zich niet afmelden als ze geen tentamen willen doen. Dit heeft gevolgen voor (de bedrijfsvoering van) instellingen. Daarbij valt te denken aan het huren van te grote zalen, administratieve belasting en het ontbreken van zicht op de voortgang van studenten. De wijze en het moment waarop een tentamen kan worden afgelegd, wordt geregeld in de OER. Hierop hebben studenten invloed via de medezeggenschap.
Deelt u de opvatting dat het logisch is dat wanneer een student zich via studielink aanmeldt voor een vak, de student ook automatisch verzekerd is van deelname aan het tentamen? Zo nee, waarom niet?
Deze opvatting deel ik niet. Via Studielink kunnen studenten zich inschrijven voor een opleiding en niet voor vakken of tentamens. Indien studenten zich – conform de regeling van de instelling – tijdig inschrijven voor een tentamen, hebben zij recht op het afleggen van het tentamen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bekend met het feit dat sommige onderwijsinstellingen studenten wel automatisch inschrijven voor tentamens en hen de mogelijkheid bieden om zich alsnog af te melden? Zo ja, acht u dit een wenselijke systematiek voor alle onderwijsinstellingen?
Ja. De wet geeft de instellingen de vrijheid om de wijze waarop studenten zich voor tentamens bij een instelling kunnen inschrijven, zelf te bepalen.
Het bericht de Nederlandsche Bank verliest €6,2 miljard op goudbelegging |
|
Teun van Dijck (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De Nederlandsche Bank verliest € 6,2 miljard op goudbelegging»?1
Ja.
Wat is de huidige waarde van het goud van de Nederlandsche Bank (DNB)? Hoeveel heeft DNB in 2013 verloren op haar goudbelegging ten gevolge van de waardevermindering in 2013?
Ultimo 2013 had de goudvoorraad van DNB een marktwaarde van in totaal € 17,2 mld. Een jaar eerder bedroeg deze marktwaarde € 24,8 mld. Aangezien de omvang van de goudvoorraad van DNB het afgelopen jaar niet is gewijzigd, geeft het verschil tussen beide bedragen, zijnde € 7,6 mld, de marktwaardedaling over 2013 weer.
Wat zijn de gevolgen hiervan voor de dividenduitkering van DNB aan de Staat en voor de begroting van 2014?
DNB stelt haar jaarrekening op overeenkomstig de voor de ECB en het ESCB geldende modellen en grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Als gevolg daarvan worden ongerealiseerde positieve resultaten op herwaardeerbare activa en passiva niet in de winst- en verliesrekening verwerkt maar toegevoegd aan een herwaarderingsrekening op de balans. Negatieve ongerealiseerde resultaten worden ten laste van de herwaarderingsrekening gebracht voor zover het saldo op die rekening daarvoor toereikend is.
De waardedaling van € 7,6 mld wordt opgevangen in de herwaarderingsreserve van DNB en heeft daardoor geen gevolgen voor de dividenduitkering aan de Staat.
In onderstaand overzicht is het verloop van de marktwaarde van de goudvoorraad van DNB en van de bijbehorende herwaarderingsrekening gedurende de afgelopen jaren weergegeven.
2008
2009
2010
2011
2012
20131
Goud en goudvorderingen
12.239
15.090
20.782
23.961
24.834
17.234
Herwaarderingsrekening goud
Verschil
1.127
1.127
1.127
1.127
1.127
1.127
Wanneer heeft er voor het laatst een fysieke controle op het Nederlandse goud plaatsgevonden en wat waren de uitkomsten?
DNB heeft mij laten weten dat jaarlijks een fysieke controle op de goudvoorraad in Nederland wordt uitgevoerd (voor het laatst in januari 2014) en dat ook jaarlijks op roulerende basis één van de buitenlandse bewaarders van het goud van DNB wordt bezocht voor een fysieke controle op de goudvoorraad aldaar (de laatste keer is dit in het derde kwartaal van 2013 gebeurd). Bij deze controles zijn geen verschillen geconstateerd.
In 2011 gaf u in antwoord op vragen aan: «Het goud ligt gespreid op de locaties New York, Ottawa, Londen en Amsterdam»2; is dit nog steeds het geval? Hoeveel ligt op elke locatie opgeslagen?
DNB heeft haar goud nog steeds gespreid over de genoemde locaties opgeslagen. De verdeling van het goud over die locaties is als volgt:
Waarom is het (nog steeds) noodzakelijk om het Nederlandse goud in het buitenland te bewaren? Bent u bereid het goud, in navolging van Duitsland, terug te halen naar Nederland? Zo nee, waarom niet?
DNB voert een locatiebeleid waarbinnen het goud op de vier genoemde locaties wordt bewaard. De spreiding over meerdere locaties vergroot zowel de veiligheid van de opslag als de beschikbaarheid van de goudvoorraad als ultiem reserveactivum. Daarbij evalueert DNB periodiek of de verdeling tussen de locaties aanpassing behoeft. Ik zie geen reden om DNB te verzoeken haar goud terug te halen naar Nederland.
Het bericht 15.000 ouderen plots te gezond zijn voor het tehuis |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «15.000 ouderen plots te gezond voor het tehuis»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Klopt de inhoud van dit bericht? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Als het gaat om een raming van het aantal mensen dat in de toekomst langer thuis zal blijven wonen, dan verwijs ik naar de bijlage bij mijn brief van 25 april 2013 over de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning (TK 2012–2013, 30 597, nr. 296). Ik herken het aantal van ongeveer 15.000 ouderen dat in 2014 langer thuis blijft wonen. Dit betreft een raming van het aantal cliënten in ZZP VV 1 t/m 3 dat uitstroomt uit een instelling en niet wordt vervangen door nieuwe instroom. Ik bestrijd het beeld dat de titel van het bericht suggereert, namelijk dat 15.000 mensen «plots» te gezond zijn voor het tehuis. Het betreft een uitwerking van een maatregel uit het begrotingsakkoord 2013 waarover mijn voorganger en ik regelmatig overleg met uw kamer hebben gevoerd en aansluit op een trend die al langer zichtbaar is. De cliënten die al in het bezit zijn van een licht ZZP behouden hun rechten.
Wordt er bij het hanteren van de strengere ZZP-normen (Zorgzwaartepakketten) rekening gehouden met de onplanbare zorg en voldoende zorg thuis?
Bij de indicatiestelling wordt bekeken of iemand behoefte heeft aan een beschermende woonomgeving, permanent toezicht of een therapeutisch leefklimaat. Indien dat het geval is, dan komt iemand in aanmerking voor een verblijf in een instelling.
Nieuwe cliënten – die voorheen in aanmerking kwamen voor een licht ZZP – krijgen in plaats daarvan een indicatie in functies en klassen. De hoeveelheid zorg die deze cliënten geïndiceerd krijgen, staat niet vooraf vast maar betreft maatwerk en is afgestemd op de individuele behoefte van de cliënt. De thuiszorg kan ook op onplanbare momenten zorg aan huis leveren. In de bekostiging van zorg op onplanbare momenten wordt rekening gehouden met het feit dat onplanbare zorg duurder is dan zorg die op afgesproken tijden kan plaatsvinden.
Naast de zorg die door de thuiszorg wordt geleverd zijn er ook verzorgingshuizen die hun aanbod van zorg met verblijf omzetten naar zorg zonder verblijf. De cliënt betaalt dan huur en servicekosten. De cliënt ontvangt extramurale zorg en betaalt een extramurale eigen bijdrage, net zoals andere cliënten van extramurale zorg. De nieuwe cliënten kunnen een afweging maken of het wonen en de zorg in een geclusterde omgeving qua kwaliteit kan meten aan datgene wat zij in hun eigen huis kunnen ontvangen.
Ik verwacht dat het onderscheid tussen thuis wonen en in een instelling wonen in de toekomst steeds verder zal vervagen en dat er vele tussenvormen zullen gaan ontstaan.
Bent u ervan op de hoogte dat in de brief van uw ambtsvoorganger Veldhuijzen – van Zanten van 28 september 2013 staat dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geen bezwaren ziet voor de extramuralisering van ZZP V&V 1 en 2 (Verpleging & Verzorging) maar een gefaseerd implementatiescenario voor ZZP 3 nodig acht? Is dit scenario al bekend? Zo ja, wat is daar uit gekomen?
Het is mij bekend dat de Nederlandse Zorgautoriteit een gefaseerd implementatiescenario adviseerde voor ZZP 3. Het advies van de NZa heeft – naast gesprekken die zijn gevoerd met vertegenwoordigers van onder andere zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en zorgkantoren – een rol gespeeld bij de keuze voor het gefaseerde invoeringsscenario zoals dat door mijn voorganger in de genoemde brief van 28 september 2012 is geschetst. Door mijn voorganger is het advies van de NZa meegezonden als bijlage bij de brief aan uw Kamer van 28 september 2012.
Daar waar in het begrotingsakkoord 2013 werd gesproken over invoering van het extramuraliseren voor ZZP 1 t/m 3 voor nieuwe cliënten per 1-1-2013, is in de brief van 28 september 2012 gekozen om per 1-1-2013 alleen ZZP’s 1 en 2 te extramuraliseren. In diezelfde brief is gekozen om het extramuraliseren van ZZP VV 3 voor nieuwe cliënten uit te stellen tot 1-1-2014 en voor ZZP VG 3 en ZZP GGZ 3 tot 1 januari 2015. In mijn brief over de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning van 25 april 2013 is deze fasering voor de sector verpleging en verzorging voor ZZP VV 1 t/m 3 ongewijzigd gebleven.
Bij de uitwerking van het kabinetsbeleid is – onder andere als uitvloeisel van afspraken zoals gemaakt in het zorgakkoord – besloten om ZZP VV 4 niet geheel te extramuraliseren, maar naar verwachting voor 50%.
Heeft u bij de uitwerking van het kabinetsbeleid rekening gehouden met een gefaseerd implementatiescenario?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat er advies aan de NZa zou worden gevraagd over kleine instellingen die vaak (veel) zorgvragers hebben met lichtere ZZP's, en daardoor in de problemen kunnen komen? Is dat dat advies al bekend? Zo ja, wat is daar uitgekomen?
In een dertigledendebat met uw Kamer op 16 januari 2014 heb ik toegezegd dat ik het rapport van de NZa in het voorjaar van 2014 verwacht en aan uw Kamer zal aanbieden.
Realiseert u zich dat door de bezuinigingen op de thuiszorg, verzorging en begeleiding er straks substantieel minder geld is voor thuiswonende zorgbehoevenden, en straks mensen thuis wonen met een zwaardere zorgvraag? Hoe voorkomt u dat dit gaat leiden tot ellende achter voordeuren en overbelaste mantelzorgers, en daardoor eerdere (crisis) opnames in – duurdere – verpleeghuizen?
Als gevolg van het extramuraliseren van de lichtere ZZP’s ontvangen nieuwe cliënten – in plaats van een indicatie voor een licht ZZP – een indicatie voor extramurale zorg en ondersteuning. Geleidelijk zal er een verschuiving gaan plaatsvinden van intramurale zorg naar meer extramurale zorg. In 2014 is de extramurale zorg nog een onderdeel van de AWBZ. Vanaf 2015 wordt de extramurale zorg gedecentraliseerd naar de Wmo en de Zvw. Bij de bepaling van de hoogte van de te decentraliseren budgetten wordt rekening gehouden met dit groeiend aantal mensen dat thuis blijft wonen en via de Wmo en de Zvw wordt geholpen. In de toekomst zullen wijkverpleegkundigen en de sociale wijkteams de zorg en ondersteuning van mensen in hun eigen omgeving samen met het sociale netwerk van de cliënten verder vorm kunnen geven.
Zorgaanbieder Vivium Thuiszorg |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over zorgaanbieder Vivium Thuiszorg die een rechtszaak aanspant tegen gemeenten, omdat die gemeenten deze organisatie houdt aan de voorwaarden die in de aanbesteding hebben gestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Op het moment dat sprake is van verschil in inzicht over bijvoorbeeld de voorwaarden van de aanbesteding, staat het een partij vrij om rechtsmiddelen in te zetten. Vivium Thuiszorg heeft ervoor gekozen een zaak aanhangig te maken bij de rechter. Het is niet aan mij om daar over te oordelen. De rechter heeft in deze rechtszaak inmiddels een vonnis gewezen en ik vertrouw erop dat deze uitspraak voor beide partijen duidelijkheid biedt over de interpretatie van de voorwaarden die zijn opgenomen in de overeenkomst.
Wat vindt u ervan dat Vivium zich niet heeft gehouden aan vereiste salarisschalen voor thuiszorgmedewerkers? Vindt u dat een werkgever het recht heeft dit te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij om te oordelen over de uitspraak van de rechter. De voorzieningenrechter heeft in haar vonnis aangegeven dat in de Nota van Inlichtingen, behorende bij de overeenkomst met de betrokken gemeenten, blijkt dat inschaling in FWG 10 niet toegestaan was. Ik heb schriftelijk van Vivium Thuiszorg begrepen dat zij gevolg heeft gegeven aan het vonnis van de rechtbank en de betrokken medewerkers met terugwerkende kracht in FWG 15 gaan inschalen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter dat Vivium onterecht heeft gehandeld, en op het feit dat gemeenten op alle punten in het gelijk zijn gesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het wenselijk dat Vivium veel zorggeld over de balk gooit voor dure proceskosten, simpelweg omdat zij de thuiszorgmedewerkers niet wil inschalen in een fatsoenlijke salarisschaal? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als er onoverkomelijke verschillen van inzicht optreden tussen partijen, dan staat de gang naar de rechter ook een thuisorganisatie ter beschikking. Vivium Thuiszorg zag daar in deze situatie noodzaak toe.
Vindt u het acceptabel dat er dure rechtszaken gevoerd moeten worden, omdat een thuiszorgorganisatie onder de wet en onder de geldende cao probeert te duiken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom heeft u niet eerder ingegrepen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe oordeelt u over de beslissing van Vivium om na de uitspraak van de rechter 800 thuiszorgmedewerkers te ontslaan, om hier vervolgens op terug te komen?3 4
Ik heb van Vivium Thuiszorg en de betrokken gemeenten begrepen dat zij na het vonnis in constructief overleg zijn gegaan over de wijze waarop zij het beste gevolg kunnen geven aan het vonnis. Vivium Thuiszorg heeft mij schriftelijk laten weten dat zij niet de intentie heeft gehad om thuiszorgmedewerkers te ontslaan en dat zij streeft naar baanzekerheid voor haar medewerkers.
Is het waar dat Vivium haar thuiszorgmedewerkers niet ontslaat, omdat zij dan uiteindelijk duurder uit is dan wanneer zij voldoet aan de loonsverhogingseisen van de regiogemeenten? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij Vivium Thuiszorg leert dat zij geen ontslagaanvraag heeft ingediend bij het UWV. Ook heeft Vivium Thuiszorg mij laten weten dat zij naar aanleiding van het vonnis in overleg is getreden met de betrokken gemeenten om gezamenlijk tot overeenstemming te komen. Dit heeft geleid tot het besluit van Vivium Thuiszorg om de betrokken medewerkers met terugwerkende kracht in FWG 15 in te schalen.
Wat vindt u ervan dat de voorzitter van de Raad van Bestuur van Vivium tevens cao- onderhandelaar is bij Actiz? Wat vindt u ervan dat deze koepelorganisatie huishoudelijke verzorging géén onderdeel meer wil laten zijn van de cao VVT? Kunt u uw antwoord toelichten?
De samenstelling van een onderhandelingsdelegatie is een zaak van de betreffende CAO-partijen, daar treed ik niet in. Dat geldt ook voor onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden; dat is aan werkgevers en werknemers. Hetzelfde geldt voor de inzet van een cao-partij in dergelijke onderhandelingen.
Het bericht dat rijke Grieken sinds het uitbreken van de crisis 54 miljard euro hebben gestald op rekeningen in het buitenland |
|
Teun van Dijck (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van het hoofd van de Griekse fiscale politie, dat rijke Grieken 54 miljard euro hebben weggesluisd naar het buitenland zonder belasting te betalen?1
Ja
Wat vindt u ervan dat rijke Griekse burgers hun belastingplicht verzaken en de ellende doorschuiven naar de Nederlandse belastingbetaler?
Het is belangrijk dat belastingfraude en -ontduiking in Griekenland tegen wordt gegaan en dat Griekenland aan de internationale verplichtingen kan voldoen.
Wat vindt u ervan dat het sinds het uitlekken in 2009, nog steeds niet opschiet met de afwikkeling van de «lijst Lagarde», waar de namen op staan van 1.700 Griekse belastingontduikers?
Ik deel de brede zorg van de Tweede Kamer over het belang van de voortgang van het onderzoek naar de Lagarde-lijst. Ik heb deze zorg herhaaldelijk overgebracht aan mijn Griekse gesprekspartners, en zal dit ook blijven doen. Tegelijkertijd ligt het antwoord op deze problematiek in de grondige herziening van het belastingsysteem omdat hier geen sprake is van een op zichzelf staand incident. Onderdeel daarvan is de effectieve strafrechtelijke vervolging van mogelijke belastingontduiking door Griekse ingezetenen.
Wat is de status van het bericht van eind 2012, dat de moeder van voormalig Grieks premier Papandreou, 550 miljoen euro zou hebben gestald op een Zwitserse bankrekening?
Hoe gaat u voorkomen dat de Grieken nog langer de rekening doorschuiven naar Nederland en andere eurolanden?
Er moet stevige druk blijven bestaan op de Griekse autoriteiten om belastingontduiking en -fraude tegen te gaan. Griekenland zal bij elke voortgangsmissie van de Trojka moeten laten zien dat zij de afgesproken hervormingen heeft geïmplementeerd. Ik zal hier bij het verschijnen van de eerstvolgende voortgangsrapportage nader op ingaan.
Het doodschieten van een verweesd jong damhert bij Marum |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht over een afgeschoten damhert in een wei in Marum?1
Ja.
Is het dier in een particulier weiland doodgeschoten door de politie?
Wat was de directe aanleiding om het dier dood te schieten? Was er sprake van een noodsituatie met een afweging ter plekke, of is het besluit eerder genomen?
Is het waar dat het verweesde dier op een vaste locatie was opgenomen door een kudde koeien met medeweten van de eigenaar van de kudde en dat er geen gevaar voor de verkeersveiligheid was?
Heeft de politie contact gezocht met de eigenaar van het weiland? Zo nee, waarom niet?
Heeft de politie geprobeerd opvang te realiseren voor het verweesde dier? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat het dier eerst was aangeschoten door een jager? Zo ja, was de jager gerechtigd om in het betreffende weiland op het damhert te schieten?
Wat is er met het kadaver van het geschoten dier gebeurd?
Bent u van mening dat alle regels zijn gerespecteerd? Zo ja, bent u tevreden met die regels? Zo nee, welke gevolgen geeft u hieraan?
Deelt u de mening dat, indachtig de Flora- en faunawet, het protocol zou moeten zijn dat indien controle over een dier in het wild gewenst is, eerst andere middelen zoals verdoving toegepast dienen te worden en slechts in uiterst geval een dier gedood mag worden? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat een dergelijk protocol gehanteerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Uit artikel 2 van de Flora- en faunawet vloeit voort dat het gebruik van alternatieve methoden in de rede ligt voordat overgegaan wordt tot het doden van dieren. De zorgplicht in artikel 2 van de Flora- en faunawet bepaalt immers dat een ieder verplicht is nadelige gevolgen voor planten of dieren zoveel mogelijk te beperken, voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd. Of daarvan in dit geval sprake was, kan ik u niet zeggen lopende het politieonderzoek naar deze zaak. Overigens is de implementatie van de Flora- en faunawet een verantwoordelijkheid van de provincie (Gedeputeerde Staten).
Het bericht schoonmaakgigant stort zich op zorg |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schoonmaakgigant stort zich op zorg»?1
Ja.
Vindt u het wenselijk dat een commercieel bedrijf, dat gericht is op winst maken en zichzelf in stand houden, zich gaat bezighouden met het organiseren van hulp en zorg aan diegenen die afhankelijk zijn van hulp en zorg?
Gemeenten zijn op grond van de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning aan de burgers die daarop aangewezen zijn. De wet geeft hen beleidsruimte om deze verantwoordelijkheid in te vullen, ook ten aanzien van het contracteren van aanbieders die deze ondersteuning aan mensen leveren. Het is aan gemeenten om, ook als opdrachtgever van de gecontracteerde aanbieders, er zorg voor te dragen dat mensen passende ondersteuning ontvangen die voldoet aan de daaraan gestelde kwaliteitseisen. Gemeenten waarborgen dit vooral door middel van de inhoud van het contract met de aanbieders en het monitoren van de kwaliteit van de uitvoering. Iedere organisatie dient aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen.
Bent u het ermee eens dat kwaliteit van zorg altijd centraal moet staan? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de kwaliteit van zorg, ondersteuning en hulpverlening gegarandeerd blijft als het door een commercieel bedrijf geleverd wordt?
Daar ben ik het mee eens. De Wmo bevat de nodige waarborgen voor een kwalitatief goede uitvoering. Deze worden doorvertaald in overeenkomsten met aanbieders, met en zonder winstoogmerk. Daarbij geldt dat gemeenten de verantwoordelijkheid voor de (kwaliteit van de) uitvoering hebben en daar ook op kunnen worden aangesproken door cliënten. Ook kunnen gemeenteraden het betreffende college van B en W aanspreken op de uitvoering.
Vindt u het wenselijk dat één partij alle zorg en ondersteuning in een gemeente in de hand zou hebben, met het gevaar van bevoordeling van eigen partijen, zoals recentelijk is gebleken bij stichting SDS (die als stichting nog niet eens winstoogmerk heeft) en de serviceflats? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het primair van belang dat mensen ondersteuning krijgen die zij nodig hebben voor hun zelfredzaamheid en participatie. Die ondersteuning moet zo goed mogelijk aansluiten op de kenmerken van de betrokken persoon, diens situatie en persoonlijke voorkeuren. Dit veronderstelt de mogelijkheden van variatie in het aanbod. Deze variatie kan in theorie ook door middel van een overeenkomst van de gemeente met één aanbieder worden geborgd, er zijn echter vaak meerdere aanbieders binnen gemeenten actief. Gemeenten zijn op grond van de Wmo verplicht om burgers die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget. Hiermee wordt de keuzevrijheid van de cliënt geborgd.
Het inkopen van maatschappelijke ondersteuning is de verantwoordelijkheid van gemeenten. Het is aan gemeenten om hierin zorgvuldig, objectief en niet discriminatoir te opereren waardoor er geen sprake zal zijn van een niet-passende bevoordeling van partijen in dit verband.
Kunt u garanderen dat bovengenoemd gevaar van bevoordeling wordt voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe wordt keuzevrijheid voor de cliënt geborgd als één commerciële partij alles in handen heeft?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat een commerciële partij in feite verantwoordelijk zou zijn voor de besteding van een aanzienlijk bedrag aan gemeenschapsgeld?
Zie mijn antwoord op vraag 2. Zoals ik heb aangegeven is het van belang dat gemeenten er zorg voor dragen dat mensen die daarop aangewezen zijn de ondersteuning krijgen die voor hen passend is en voldoet en ook blijft voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Gemeenten zullen deze kwalitatieve eisen doorvertalen in overeenkomsten met aanbieders en daarbij passende afspraken over het tarief maken. Dit kunnen aanbieders met en zonder winstoogmerk zijn.
De inzet van politiestudenten tijdens de jaarwisseling 2013-2014 |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling aspirant-agenten zijn ingezet?1
Ja.
Klopt het dat u op 19 december 2013 afspraken heeft gemaakt met de politiebonden over inzet van aspirant-agenten tijdens feestdagen en bijzondere evenementen? Klopt het dat alleen aspiranten kunnen worden ingezet als zij de kernopgave Publiek Domein al hebben gevolgd, onder begeleiding staan van een coach, vrijwillig mogen kiezen of ze op deze dagen wel of niet willen werken en als zij er 100% salaris voor ontvangen?
Ja, er zijn met de politiebonden afspraken gemaakt over de inzet van aspirant-agenten tijdens feestdagen en bijzondere evenementen. Aspiranten kunnen enkel worden ingezet voor taken waartoe zij afdoende zijn opgeleid. Bovendien vindt inzet uitsluitend plaats onder begeleiding van een coach. Dit betekent overigens niet dat er altijd een coach naast de aspirant loopt. Voor aspiranten die op het moment van inzet in het theoretische opleidingsdeel zitten is afgesproken dat zij uitsluitend op vrijwillige basis worden ingezet.
Daarnaast is voor de inzet afgelopen Oud en Nieuw afgesproken dat aspiranten, die in het theoretische opleidingsdeel zitten, rechtspositioneel in dezelfde positie worden gebracht als aspiranten die in hun praktische opleidingsdeel zitten. Om die reden ontvangen zij voor deze inzet 100% salaris.
Zijn er signalen bij u bekend dat deze afspraken niet altijd zijn nagekomen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het en waarom zijn deze afspraken niet altijd nagekomen?
Uit navraag bij de diverse onderdelen waar aspiranten zijn ingezet blijkt dat in een incidenteel geval de begeleiding van de aspirant door een coach niet conform de afspraken is geweest. Het is echter niet zo dat aspiranten onbegeleid zijn ingezet. In alle gevallen is er een ervaren collega bij geweest.
Zijn er aspirant-agenten ingezet die de kernopgave Publiek Domein nog niet hadden gevolgd? Zo ja, hoe vaak is dit voorgekomen? Wat is de reden dat zij tegen de afspraak in toch ingezet zijn?
Er is gebleken dat één student, die niet conform de planning is ingezet, door een misverstand is ingezet op taken waarvoor deze nog onvoldoende opleiding had.
Klopt het dat er aspirant-agenten de straat op gestuurd om te patrouilleren zonder coach? Hoe vaak is dit voorgekomen? Wat is de reden dat zij zonder coach (en dus tegen de afspraken in) toch ingezet zijn? Welke risico’s zijn hiermee gelopen en acht u deze risico's acceptabel? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe gaat u handelen in de richting van leidinggevenden die deze afspraak geschonden hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er aspirant-agenten opgeroepen zijn om te komen werken terwijl zij eigenlijk andere plannen hadden? Hoe vaak is dit voorgekomen? Hoe verhoudt zich dit tot de afspraak dat studenten vrijwillig mochten kiezen of zij wel of niet wilden werken? Is er dwang toegepast om hen toch aan het werk te krijgen? Zo ja, waarom en acht u dit acceptabel? Zo nee, hoe gaat u handelen in de richting van leidinggevenden die deze afspraak geschonden hebben?
In alle gevallen is er vroegtijdig gecommuniceerd over de inzet en is er rekening gehouden met vakanties of andere plannen van de aspiranten. Verder geldt dat aspiranten een aanstelling hebben en gewoon de uren van hun aanstelling – verplicht – moeten maken en toe moeten werken naar het realiseren van hun opleiding. In gevallen waar aanvankelijk een lesdag stond gepland, is daarom niet zonder meer geaccepteerd dat de student verhinderd was omdat hij/zij andere plannen had. Een lesdag vervalt als het korps de Politieacademie hierom verzoekt. Dit komt overigens weinig voor en voornamelijk als een andere inzet van de aspirant op dat moment wenselijk is.
Kunt u garanderen dat de aspirant-agenten die zijn ingezet 100% salaris ontvangen voor hun gewerkte uren, conform de afspraak met de politiebonden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u in de toekomst zorgen dat afspraken met de politiebonden over de inzet van aspirant-agenten altijd worden nageleefd?
Bij iedere bijzondere inzet zullen de afspraken duidelijk worden gecommuniceerd en vlak voor een inzet worden herhaald.
De extra controle van het nieuwe dienstwapen |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wanneer heeft u besloten alle dienstwapens van de politie te onderwerpen aan een extra controle?1 Hoeveel dienstwapens zijn er inmiddels gecontroleerd? Wanneer zullen alle dienstwapens gecontroleerd zijn op het ontbreken van de zogeheten trekkerstangopvangnok?
Medio december 2013 werd het ontbreken van het onderdeel ontdekt. Na analyse hiervan is tijdens de feestdagen besloten om alle wapens te controleren. Inmiddels zijn 13.000 wapens gecontroleerd. Op 15 Februari 2014 zal de controle op alle dienstwapens zijn afgerond.
Zijn er dienstwapens aangetroffen waar het betreffende onderdeel ontbrak? Om hoeveel dienstwapens gaat het en is de fout bij die betreffende wapens direct hersteld?
Nee, tot nu toe zijn er geen dienstwapens aangetroffen waar het betreffende onderdeel ontbrak. Het gaat om 1 wapen en tijdens een controle door de fabrikant is de fout na ontdekking direct hersteld.
Klopt het dat met het ontbreken van de trekkerstangopvangnok het wapen af kan gaan als het valt? Welke risico’s hebben agenten door het mogelijk ontbreken van dit onderdeel gelopen? Acht u dit verantwoord? Zo ja, waarom? Zo nee, in hoeverre kan de fabrikant aansprakelijk worden gesteld voor deze risico’s?
Het is in theorie mogelijk dat met het ontbreken van de trekkerstangopvangnok het wapen af kan gaan als het valt, maar de kans hierop is heel klein: het wapen zou dan van een bepaalde hoogte onder een bepaalde hoek op een specifieke ondergrond moeten vallen. Het risico voor de agenten is in die zin dus niet groot. Dat geldt ook voor het functioneren van het wapen, aangezien het ontbreken van de nok het regulier functioneren van het wapen niet beïnvloedt.
Ten aanzien van de veiligheid is geen enkel (onnodig) risico acceptabel. Om die reden vindt nu deze volledige en uitvoerige controle plaats. De fabrikant kan en zal volledig aansprakelijk gesteld worden voor mogelijke risico’s.
Herinnert u zich de eerdere vragen over de aanbesteding van het nieuwe dienstwapen van de politie?2 Hoe verhoudt het mogelijk ontbreken van de trekkerstangopvangnok zich tot de maximale garantie van de fabrikant voor de valveiligheid van de Walter P99Q-NL? Hoe verhoudt dit zich voorts tot uw uitspraak dat «de gebruikers dan ook geen onnodige risico’s lopen»?
Ja.
Dit ontbreken van de nok is nooit eerder in een pistool van de leverancier voorgekomen en moet dan ook worden gezien als een eenmalige gebeurtenis. De maatregelen die de fabrikant inmiddels heeft genomen om te voorkomen dat het nog eens gebeurt zijn passend bij hun toezegging voor het garanderen van de maximale valveiligheid.
De Walther P99Q-NL is 100% valveilig. Bij 1 pistool is bij controle door de fabrikant ontdekt dat een trekkerstangopvangnok ontbrak. Daarop is direct een volledige controleactie gestart van alle 14.000 dienstwapens en de fabrikant heeft maatregelen in het kwaliteitsproces genomen.
Hoeveel manuren kost deze extra controle de politieorganisatie? Welke extra kostenpost loopt de politie hierdoor op?
Deze extra controle kost circa 1.200 manuren. De berekening van de extra kosten hiervoor wordt nog gemaakt. Deze kosten zijn volledig voor rekening van de leverancier.
Komen de hierboven genoemde kosten voor rekening van de politie of de wapenfabrikant? Zijn hier afspraken over gemaakt? Zo ja, hoe luiden deze?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het ontbreken van een onderdeel in het dienstwapen een fout is van van de fabrikant en dat hij dus de kosten die dit met zich meebrengt zou moeten betalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitsluiten dat in de toekomst meer fouten in het dienstwapen worden aangetroffen? Kunt u garanderen dat na deze controle de dienstwapens aan alle eisen van valveiligheid en overige vormen van veiligheid voldoen?
Nee, maar de controles van de fabrikant worden volgens ISO-normen uitgevoerd, waarbij het percentage van de steekproef voor de resterende leveringen is verhoogd.
Voor zover er al sprake van was dat het betreffende dienstwapen niet voldeed aan alle eisen van valveiligheid en overige vormen van veiligheid zal dat na de controle zeker het geval zijn.
De 5 euro die onverzekerbare vreemdelingen moeten betalen voor medicijnen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Stop heffing op medicatie» over de eigen bijdrage van 5 euro die onverzekerbare vreemdelingen vanaf 1 januari jl. moeten betalen voor geneesmiddelen?1
Ja.
Waarom is overgegaan tot het invoeren van 5 euro voor medicijnen voor onverzekerbare vreemdelingen? Welk doel ligt hieraan ten grondslag? Welke opbrengst wordt van de maatregel verwacht en waarom wordt deze noodzakelijk geacht?
Bij het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerbare vreemdelingen geldt als uitgangspunt dat de patiënt zoveel mogelijk zelf de rekening voor de ingeroepen zorg voldoet. De zorgverlener kan aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) een compensatie vragen als hij er niet in slaagt het volledige bedrag te incasseren. Dit geldt ook voor de verstrekking van medicijnen.
Uit inventarisatie van het CVZ is naar voren gekomen dat onverzekerbare vreemdelingen vaak weten dat de apotheek de niet betaalde rekening kan declareren bij het CVZ. Deze wetenschap leidde vervolgens tot een scherpe daling van de bereidheid om te betalen. De verstrekking van medicijnen was daarmee verworden tot gratis medicatie aan illegalen.
Die ontwikkeling vind ik onwenselijk. Een verzekerde betaalt naast de inkomensafhankelijke premie maandelijks ongeveer € 100 nominale premie. Daarnaast geldt voor een verzekerde een eigen risico van € 360 euro per jaar. Een onverzekerbare vreemdeling betaalt deze bedragen niet.
De vijf-euromaatregel is niet genomen met het primaire doel om een besparing op te leveren. Het is de bedoeling om de uitgangspunten van de regeling meer in acht te nemen en ervoor te zorgen dat de illegaal bijdraagt aan de zorg die hij inroept. Ook wordt zo het misverstand weggenomen dat in Nederland de zorg voor illegalen gratis is.
Op welke wijze is de invoering van deze maatregel gecommuniceerd met de Kamer?
De eigen bijdrage van € 5 heb ik aangekondigd in de VWS-Verzekerdenmonitor die ik op 19 november 2013 (Kamerstuk 33 077, nr. 8) aan uw Kamer heb gezonden.
Op welke wijze is en wordt de invoering van deze maatregel gecommuniceerd met de niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen en de hulpverleners die voor medicijnen in de apotheek komen?
De verstrekking van medicijnen aan onverzekerbare vreemdelingen vindt plaats door een beperkt aantal gecontracteerde zorgaanbieders. In het aanbestedingstraject dat aan deze contractering is voorafgegaan, is uitvoerig aandacht besteed aan de verplichting van de vijf-euromaatregel. Apothekers met wie het CVZ een contract heeft gesloten zijn dan ook goed op de hoogte van deze maatregel. Apothekers zullen op hun beurt onverzekerbare vreemdelingen informeren. Verder hebben ook alle huisartsen in december 2013 een brief gekregen, waarin is gewezen op deze minimale bijdrage bij de apotheker. De apotheken hebben daarnaast van het CVZ een document gekregen met uitleg over deze regeling in acht talen, die zij de onverzekerbare vreemdeling kunnen geven. Deze toelichtende verklaring is ook te vinden op de website van het CVZ .
In juni 2013 heeft CVZ in de bijeenkomst van Lampion, waarbij naast een aantal vertegenwoordigers van zorgverleners ook Dokters van de Wereld, Hiv vereniging Nederland, GGD Nederland en Pharos aanwezig waren, deze maatregel aangekondigd.
Op 26 november 2013 heeft CVZ de maatregel ook toegelicht in de bijeenkomst van het Breed Stedelijk Overleg, een platform met een mix van vertegenwoordigers van zorgverleners en hulpverlenerorganisaties aan onverzekerbare vreemdelingen.
Sommige vertegenwoordigers van de genoemde organisaties hun zorgen geuit over de uitwerking van de maatregel in situaties dat onverzekerbare vreemdelingen écht geen inkomen hebben. Daarnaast heeft de maatregel van het CVZ in deze gesprekken ook begrip gekregen.
Welke waarborgen zijn er dat, in het geval een onverzekerbare vreemdeling geen financiële mogelijkheid heeft om de 5 euro eigen bijdrage te betalen, hij/zij niet verstoken blijft van het medicijn dat hij/zij nodig heeft? Kunt u hierbij aangeven welke specifieke waarborgen er zijn voor zieke kinderen, zieke ouderen en chronisch zieken? Deelt u de mening dat nooit de situatie mag ontstaan dat zieke vreemdelingen of uitgeprocedeerde asielzoekers niet de noodzakelijke medicijnen krijgen omdat zij de 5 euro niet kunnen betalen?
Het uitgangspunt van de wet is dat een onverzekerbare vreemdeling de kosten volledig zelf draagt. In de praktijk gebeurt dit ook regelmatig. Gelet op het wettelijk uitgangspunt van de regeling dat de onverzekerbare vreemdeling de kosten van zorg in beginsel zelf behoort te betalen, meen ik niet dat er sprake is van het opwerpen van een onredelijke financiële barrière of dat een bedrag van € 5 de toegankelijkheid tot medisch noodzakelijke zorg belemmert. In echt urgente gevallen zal de apotheker zijn professionele verantwoordelijkheid nemen. Overigens merk ik op dat ook de verzekerde Nederlander, ongeacht zijn financiële situatie, voor bepaalde medicijnen een eigen bijdrage verschuldigd is.
Welke signalen heeft u ontvangen van Vluchtelingenwerk Nederland, Lampion, Pharos en Dokters van de Wereld ten aanzien van de eigen bijdrage van 5 euro die onverzekerbare vreemdelingen vanaf 1 januari 2014 moeten betalen voor geneesmiddelen? Wat is de mening van deze organisaties over deze maatregel?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden hebben apotheken, gemeenten of bijvoorbeeld hulporganisaties om onverzekerbare vreemdelingen financieel bij te staan bij het verkrijgen van medicijnen? Welke signalen heeft u dat dit nu gebeurt?
Het CVZ heeft de apothekers in het aanbestedingstraject geïnformeerd hoe om te gaan met deze regeling. Voor het CVZ is het uitgangspunt dat de apotheker deze bijdrage incasseert. Op het te vergoeden bedrag (receptregel) wordt € 5 standaard in mindering gebracht. Daarnaast heeft de apotheker uiteraard ook zijn professionele verantwoordelijkheid bij de verstrekking van medicatie. Ik vertrouw dat deze hulpverleners hier zorgvuldig mee omgaan.
Ik heb geen signalen ontvangen dat gemeenten of hulporganisaties financieel bijdragen.
Bent u bereid, in overleg met betrokken organisaties, het College voor Zorgververzekeringen (CVZ) en de apothekers, te monitoren welke effecten deze eigen bijdrage heeft voor de toegankelijkheid voor onverzekerbare vreemdelingen tot noodzakelijke medicatie en de Kamer daarover binnen een jaar te informeren?
De maatregel is op 1 januari jl. ingegaan. Een inventarisatie op basis van twee maanden praktijkervaring komt mij weinig zinvol voor. Het CVZ brengt jaarlijks een monitor uit over de gefinancierde zorgverlening aan illegaal verblijvende vreemdelingen. Ik heb het CVZ gevraagd in deze monitor zo mogelijk in te gaan op de vijf-euromaatregel en zal dit meenemen in de VWS-Verzekerdenmonitor die ik jaarlijks aan uw Kamer zend.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg medische zorg voor vreemdelingen op 20 maart a.s.? Bent u bereid vóór dit overleg in een eerste inventarisatie bij Vluchtelingenwerk Nederland, Lampion, Pharos en Dokters van de Wereld na te gaan welke gevolgen deze maatregel in de praktijk heeft voor onverzekerbare vreemdelingen en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 8.
Verslechterde arbeidsomstandigheden van schoonmakers bij de belastingdienst |
|
Bram van Ojik (GL), Sadet Karabulut , Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de klachten van Vakbond FNV Schoonmaak over de verslechterde arbeidsomstandigheden bij de belastingdienst in Eindhoven, Maastricht, Heerlen, Amsterdam en Apeldoorn?
Ja.
Deelt u de mening dat het niet gehoor geven aan diverse verzoeken van de schoonmakers om klachten van 1000 actievoerende schoonmakers op 18 januari jl. bij het kantoor van de belastingdienst in Utrecht, in strijd is met de Code Verantwoordelijk Marktgedrag dat ook onderschreven is door de overheid? Zo ja, bent u bereid om de belastingdienst te verzoeken om alsnog dit contact te leggen met de schoonmakers en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik betreur het dat schoonmakers die werkzaamheden verrichten bij de Belastingdienst zich genoodzaakt voelden actie te voeren. In de Code Verantwoordelijk Marktgedrag zijn afspraken gemaakt om dit soort situaties te voorkomen. Zo is onder meer vastgelegd dat de opdrachtgever, het schoonmaakbedrijf en (een vertegenwoordiging van) de schoonmakers jaarlijks praten over de werkinhoud en de werkomstandigheden. De Belastingdienst heeft met de gecontracteerde schoonmaakbedrijven, in dit kader afgesproken dat jaarlijks een werkdrukmonitor wordt gehouden waaraan alle schoonmakers meedoen. De uitkomsten van de werkdrukmeting monden uit in aanbevelingen aan de werkgever. De Belastingdienst heeft om die reden richting FNV Bondgenoten aangegeven dat de klachten van schoonmakers over de vestigingen in Apeldoorn aan het betrokken schoonmaakbedrijf moesten worden aangeboden. FNV Bondgenoten heeft de klachten vervolgens aan de directeur van het schoonmaakbedrijf aangeboden en hierover gesproken met de Belastingdienst, het schoonmaakbedrijf en de schoonmakers. Het management van het schoonmaakbedrijf heeft werkoverleg gevoerd met zijn werknemers waarin de uitkomsten en aanbevelingen van de werkdrukmeter zijn besproken. Dat heeft er onder andere toe geleid dat de capaciteit bij de vestiging in Apeldoorn is verhoogd. De Belastingdienst zal, als goed opdrachtgever, de uitkomsten van de werkdrukmonitor en de door werkgevers genomen maatregelen binnenkort bespreken met de schoonmaakbedrijven en de (vertegenwoordiging van de) schoonmakers. Ik verwacht dat daarmee voldoende aan de klachten van de schoonmakers tegemoet wordt gekomen.
Wat vindt u van berichten dat in veel gevallen de werkdruk is toegenomen, ziekmeldingen niet geaccepteerd worden en de kwaliteit niet te garanderen is door inzet van te weinig schoonmakers en het toepassen van een te lage schoonmaakfrequentie? Wat is voorts uw mening over klachten van sommige schoonmakers dat in enkele gevallen zelfs sprake zou zijn van intimidatie?
Dit zijn zaken die ook aan de orde komen in de werkdruk monitor en binnenkort onderwerp van gesprek zullen met de schoonmaakbedrijven en de schoonmakers.
Als de berichten juist zijn, moeten deze misstanden uiteraard worden aangepakt. Ik ga er van uit dat de betrokken schoonmaakbedrijven respectvol omgaan met de schoonmakers. Als deze het gevoel hebben niet met het nodige respect te worden behandeld, dan is dit altijd bespreekbaar en zullen zo nodig passende maatregelen worden genomen. Er zijn bij mij twee individuele gevallen bekend waar de communicatie tussen werkgevers en werknemers niet goed is gegaan. Hierop is adequaat gereageerd.
Bent u bereid om naar aanleiding van de klachten van schoonmakers deze te laten onderzoeken door de Inspectie SZW? Zo nee, waarom niet?
Ik zie, gezien de voornoemde maatregelen, geen aanleiding om de Minister van SZW te vragen de Inspectie SZW in te schakelen.
De inlichtingenvergaring in Burum naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur op 13 januari jl. |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur van 13 januari jl. over de inlichtingenvergaring in Burum?
Ja.
Bent u op de hoogte van de plaatsing van de Amerikaanse apparatuur met de mogelijkheid van inlichtingenverzameling op Nederlands grondgebied? Zo nee, hoe kan de Nederlandse overheid dan toezicht houden op de activiteiten van de Amerikanen in Nederland? Zo ja, op welke wijze gaat u de Kamer hierover informeren?
Inmarsat levert vanuit Teleport Burum commerciële telecommunicatiediensten aan overheden en organisaties binnen het kader van de Telecommunicatiewet in Nederland. Het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken houdt toezicht op de handhaving van deze wet.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) hebben geen aanwijzingen dat er in Burum sprake is van inlichtingenactiviteiten door buitenlandse mogendheden. De diensten doen structureel onderzoek naar dergelijke activiteiten van buitenlandse mogendheden in Nederland. Indien wordt geconstateerd dat een buitenlandse mogendheid zonder toestemming en medewerking van de AIVD en MIVD inlichtingenactiviteiten verricht op Nederlands grondgebied, treft de regering altijd maatregelen.
Bent u door of namens de Amerikaanse regering geïnformeerd over de activiteiten op het gebied van inlichtingenvergaring door de Amerikanen in Burum? Zo ja, wanneer bent u hierover geïnformeerd? Zo nee, gaat u alsnog de Amerikaanse regering verzoeken u hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Houdt de Nederlandse overheid toezicht op de Amerikaanse activiteiten met betrekking tot inlichtingenverzameling in Nederland? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op hoeveel bedrijventerreinen in Nederland is Amerikaanse of overige buitenlandse apparatuur met de mogelijkheid van inlichtingenverzameling geplaatst? Op welke wijze is het toezicht door de Nederlandse overheid op het gebruik van deze soort apparatuur door anderen geregeld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak komt het voor dat een Nederlands defensieterrein grenst aan een bedrijventerrein?
In veel gevallen grenzen defensieterreinen aan bedrijventerreinen of bieden zij ruimte voor civiel medegebruik. Voorbeelden hiervan zijn de marinehaven in Den Helder, de ontwikkeling van de nieuwe marinierskazerne in Vlissingen op een bedrijventerrein en het civiele medegebruik van de militaire luchthavens.
Hoe gebruikelijk is het dat activiteiten in het vitale en hele delicate veiligheidssegment plaatsvinden op een bedrijventerrein grenzend aan een defensieterrein waar men dezelfde activiteiten verricht?
Zie antwoord vraag 6.
Welke controle is er op de rechtmatigheid van inlichtingenvergaring door anderen dan de Nederlandse organisaties die onder toezicht staan van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt de Nederlandse overheid de door de Nationale SIGINT Organisatie (NSO) verzamelde inlichtingen in Burum met derden? Zo ja, met welke partijen?
De Nederlandse diensten werken zowel in als buiten het NAVO-bondgenootschap samen met buitenlandse partnerdiensten. Dit gebeurt binnen de kaders van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv2002). Het gaat vooral om het uitwisselen van gegevens om de informatiepositie van de diensten te versterken. Over de partnerdiensten kunnen in het openbaar geen uitspraken worden gedaan.
Aan wie betaalt het Amerikaanse leger huur, het zogeheten telehousing, om de apparatuur in Burum te kunnen plaatsen en om satellietservice te ontvangen?
Inmarsat is een commerciële onderneming die op het private satellietgrondstation in Burum diensten aanbiedt voor het ontvangen en verzenden van satellietsignalen. Klanten betalen Inmarsat voor deze diensten. Voor meer informatie over Inmarsat verwijs ik de indieners naar de antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Van Raak c.s.
Welk Amerikaans bedrijf is betrokken bij de exclusieve beheersing van het United States Government Network van Inmarsat?
Op welke wijze garandeert u de naleving van de Nederlandse wetgeving door buitenlandse bedrijven die zich bezig houden met inlichtingenvergaring?
Zie antwoord vraag 2.
Medicijnkosten voor vreemdelingen |
|
Renske Leijten , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de vragen van 28 november 2013?1 Kunt u een aanvullende reactie geven op de berichten dat de PvdA Amsterdam en organisaties als STIL, LOS en INLIA felle kritieken hebben geuit op de eigen bijdrage die vreemdelingen per medicijn moeten betalen?2
Ja.
In juni 2013 heeft het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) in de bijeenkomst van Lampion, waarbij naast een aantal vertegenwoordigers van zorgverleners ook Dokters van de Wereld, Hiv vereniging Nederland, GGD Nederland en Pharos aanwezig waren, deze maatregel aangekondigd.
Op 26 november 2013 heeft CVZ de maatregel ook toegelicht in de bijeenkomst van het Breed Stedelijk Overleg, een platform met een mix van vertegenwoordigers van zorgverleners en hulpverlenerorganisaties aan onverzekerbare vreemdelingen. Sommige vertegenwoordigers van de genoemde organisaties hebben hun zorgen geuit over de uitwerking van de maatregel in situaties dat onverzekerbare vreemdelingen écht geen inkomen hebben. Daarnaast heeft de maatregel in deze gesprekken ook begrip gekregen.
De vijf-euromaatregel is niet van toepassing op weekvervolguitgiftes. Het CVZ heeft dit bewust zo gedaan om te voorkomen dat deze groep door de maatregel met onevenredig hoge kosten wordt geconfronteerd. Niet alle patiënten met chronische medicatie hebben een weekvervolguitgifte. Tot 1 januari 2014 werden de medicijnen aan onverzekerbare vreemdelingen voor maximaal 1 maand meegegeven. Deze uitgiftemogelijkheid is verruimd. De apotheker kan nu voor drie maanden medicatie meegeven. Een patiënt die voor langere tijd medicatie gebruikt betaalt dan dus maar eens in de drie maanden vijf euro per receptregel.
Deelt u de zorgen dat deze standaardbijdrage ervoor zal kunnen zorgen dat vreemdelingen huiverig zijn om medisch noodzakelijke zorg te vragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt ondanks de maatregel toch voorkomen dat vreemdelingen niet de zorg vragen en krijgen die ze nodig hebben?
Bij het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerbare vreemdelingen geldt als uitgangspunt dat de patiënt zoveel mogelijk zelf de rekening van de ingeroepen zorg voldoet. De zorgverlener kan aan het CVZ een compensatie vragen als hij er niet in slaagt het volledige bedrag te incasseren. Dit geldt ook voor de verstrekking van medicijnen. Uit inventarisatie van het CVZ is naar voren gekomen dat onverzekerbare vreemdelingen vaak weten dat de apotheek de niet betaalde rekening kan declareren bij het CVZ. Deze wetenschap leidde vervolgens tot een scherpe daling van de bereidheid om te betalen. De verstrekking van medicijnen was daarmee verworden tot gratis medicatie aan illegalen. Die ontwikkeling vind ik onwenselijk.
Gelet op het wettelijk uitgangspunt van de regeling dat de onverzekerbare vreemdeling de kosten van zorg in beginsel zelf behoort te betalen meen ik niet dat er sprake is van het opwerpen van een onredelijke financiële barrière of dat een bedrag van € 5 de toegankelijkheid tot medisch noodzakelijke zorg belemmert. Ik zie in de vijf-euromaatregel geen onoverkomelijke drempel voor het verkrijgen van zorg. In echt urgente gevallen zal de apotheker zijn professionele verantwoordelijkheid nemen.
Vraag 4 impliceert dat illegalen hier jaren verblijven en in grote mate afhankelijk zijn van de gezondheidszorg in Nederland. Gratis gezondheidszorg bij illegaal verblijf zal illegaal verblijf niet ontmoedigen.
Op welke wijze zal een apotheek kunnen toetsen of een vreemdeling de medicijnen wel of niet kan betalen? Deelt u de mening dat vreemdelingen niet alleen risico lopen om de benodigde medicijnen niet te kunnen betalen, maar dat zij ook onnodig lang op hun medicijnen moeten wachten, als eerst moet worden vastgesteld of zij de medicijnen wel kunnen betalen?
Het toetsen van financiële draagkracht van mensen die medicijnen nodig hebben is feitelijk ondoenlijk en vind ik bovendien ongewenst. Dat doen apothekers immers ook niet voor de eigen medicijnbijdrage van verzekerden.
De apotheker diende voorheen te beoordelen hoeveel de patiënt kon betalen. Dit was een tijdrovende en vaak onmogelijke taak. Deze discussie was hoogst onplezierig en leidde vaak tot een onbevredigend resultaat.
Kunt u reageren op de kritiek van STIL dat deze maatregel op de lange termijn alleen maar duurder zal uitpakken, als mensen blijven rondlopen met medische problemen en uiteindelijk in het ziekenhuis zullen belanden?3
Zie antwoord vraag 2.
Welke extra incassokosten zullen er voor het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) verbonden zijn aan het innen van de 5 euro? Op welke wijze verhouden deze kosten zich tot de opbrengsten? Indien deze kostenraming onbekend is, bent u dan bereid deze alsnog te maken? Zo nee, waarom niet?
Aan het innen van de € 5 zijn voor het CVZ geen incassokosten verbonden.
Het CVZ heeft met de apothekers contractueel afgesproken dat zij € 5 aan de patiënt moeten vragen voor een medicijn. De verantwoordelijkheid om deze te innen ligt bij de apotheker. Bij de uitbetaling aan de apotheker wordt op elke receptregel dit bedrag automatisch ingehouden. Weekvervolguitgiften zijn van deze maatregel uitgesloten.
Klopt het dat niet duidelijk is of deze maatregel een besparing zal opleveren? Zo ja, op welke wijze acht u de 5 euromaatregel dan proportioneel, niet alleen gezien het feit dat ervoor gewaarschuwd wordt dat vreemdelingen niet meer de noodzakelijke zorg kunnen krijgen, maar ook omdat de kosten van medicijngebruik in heel Nederland in 2012 met bijna 10 procent zijn gedaald?
De vijf-euromaatregel is niet genomen met het primaire doel om een besparing op te leveren. Het is de bedoeling om de uitgangspunten van de regeling meer in acht te nemen en ervoor te zorgen dat de illegaal bijdraagt aan de zorg die hij inroept. Ook wordt zo het misverstand weggenomen dat in Nederland de zorg voor illegalen gratis is.
Deelt u de mening dat de maatregel een inbreuk vormt op de artikelen 11 en 13 van het Europees Sociaal Handvest? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De bescherming van het Europees Sociaal Handvest (ESH) strekt zich niet uit tot vreemdelingen die niet legaal verblijven op het grondgebied van Nederland. Onderdeel 1 van de Bijlage bij het herziene ESH bepaalt op dit punt dat het ESH slechts van toepassing is op die vreemdelingen die onderdaan zijn van andere landen die partij zijn bij het ESH en die legaal verblijven of rechtmatig werkzaam zijn in Nederland. Een maatregel die zich richt op illegaal verblijvende vreemdelingen kan dus niet in strijd zijn met het ESH.
Een grote criminele jeugdbende in Den Haag |
|
Louis Bontes (Bontes) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bendelid houdt radiostilte om straks weer toe te slaan»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de navolgende uitspraak van één van de circa 60 aan de politie ontkomen bendeleden: «Nu moeten we eerst schuilen. Anders worden wij straks ook opgepakt. Ons een tijdje rustig houden en dan langzaam contact met elkaar zoeken om onze groep vrienden weer bij elkaar te krijgen. Jongens gaan naar Marokko om bij familie te logeren. Een aantal gaat in andere steden naar familie of vrienden. Sommigen blijven in Den Haag, maar dan in een andere wijk, en een paar blijven low profile in de buurt. Wat ik ga doen, beslis ik later vandaag»?
Naar mijn oordeel werkt de aanpak van problematische jeugdgroepen. Deze jongeman voelt zich terecht niet meer «onaantastbaar» in de wijk. Dat bendeleden onderduiken of vluchten betekent niet dat ze buiten beeld blijven. Politie en justitie hebben deze jongens scherp in het vizier. Vroeg of laat worden ook zij (aan)gepakt.
Wat is uw oordeel over het feit dat gezinsleden, familieleden, buren en sommige ondernemers bendeleden helpen bij het ontkomen aan de politie?
Als de uitspraak op waarheid berust is dat niet acceptabel en strafbaar. Gezin en familie moeten juist betrokken worden in de aanpak om recidive of verder afglijden te voorkomen. Dat is ook precies de reden dat lokaal en landelijk wordt ingezet op een meersporenaanpak: strafrechtelijk ingrijpen als nodig is, aangevuld met zorginterventies en bestuursrechtelijke maatregelen. Oorzaken van crimineel gedrag kunnen hun voedingsbodem hebben in de gezinssituatie. Het is belangrijk dat jonge broertjes of zusjes hun grote broer of zus niet achterna gaan. Daarom krijgen ouders en familieleden moeten handvatten krijgen om te voorkomen dat iemand uit het gezin opnieuw de fout in gaat. De meersporenaanpak richt zich op de dader, én op het systeem, én op de omgeving. Dit zijn belangrijke elementen van de aanpak van problematische jeugdgroepen zoals die onder regie van de gemeente Den Haag nu vorm krijgt.
Bent u bereid alles op alles zetten deze criminele bende volledig en definitief te ontmantelen?
Daar zijn politie, Openbaar Ministerie en de gemeente Den Haag gezamenlijk mee bezig. Voordat deze criminelen van hun bed werden gelicht is achter de schermen veel werk verricht. Zoals u weet is er binnen mijn ministerie een actieprogramma dat gemeenten ondersteunt in de aanpak, om te helpen waar nodig en ook om de goede elementen uit de aanpak landelijk uit de dragen bij andere gemeenten. Dit actieprogramma werkt ook samen met de gemeente Den Haag. Over deze samenwerking ben ik tevreden.
Met de stevige aanpak van problematische jeugdgroepen maken we werk van veiligere wijken en minder criminaliteit, overlast en recidive. Ook draagt het bij aan een beter veiligheidsgevoel onder burgers en een beter toekomstperspectief van de jongeren zelf. De gemeente Den Haag heeft hierin weer een belangrijke stap gezet.
Het AOW-gat voor studenten uit de BES-eilanden |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat studenten uit de BES-gebieden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) geen Algemene Ouderdomsverzekering (AOW) op de BES meer opbouwen wanneer zij in Nederland komen studeren? Klopt het dat deze studenten tevens geen AOW opbouwen in Nederland?
Indien een student uit Caribisch Nederland vertrekt om in het Europese deel van Nederland te gaan studeren, heeft dit in de meeste gevallen tot gevolg dat de verzekering voor de AOV eindigt. Vanaf het moment dat een student Caribisch Nederland verlaat om te gaan studeren, wordt hij niet langer als ingezetene beschouwd en eindigt zijn AOV-verzekering.
Dit geldt niet voor studenten waarop artikel 1 onder b van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES van toepassing is. Studenten tussen de 15 en 27 jaar, die geen ingezetene zijn van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, zijn toch verzekerd voor de AOV indien een ingezetene van Caribisch Nederland recht heeft op kindertoeslag ten behoeve van dit kind op grond van de Wet inkomstenbelasting BES. Recht op kindertoeslag bestaat voor kinderen tot 18 jaar. Indien de studenten onder dit besluit vallen, zal in het algemeen de verzekeringsplicht voor de AOV doorlopen worden indien zij naar het Europese deel van Nederland komen om te studeren.
Voor wat betreft de verzekeringsplicht voor de (Europees-) Nederlandse AOW geldt het volgende.
Op basis van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden geldt dat personen die uitsluitend wegens studieredenen in Nederland (hieronder dient te worden begrepen het Europese deel van Nederland) wonen en jonger zijn dan 30 jaar, niet verzekerd zijn. Zodra de student echter naast zijn studie werkzaamheden in loondienst verricht, is hij wel verzekerd voor de Nederlandse AOW. De omvang van de werkzaamheden is daarbij niet van belang.
Aangezien het tegenwoordig heel gebruikelijk is voor studenten om naast hun studie part-time werkzaamheden te verrichten, zal waarschijnlijk een deel van de studenten uit Caribisch Nederland op die grond verzekerd zijn voor de AOW.
De groep studenten die geen werkzaamheden verricht naast hun studie is in principe niet verzekerd voor de AOW.
Klopt het dat mensen zich niet vrijwillig kunnen verzekeren voor de AOW als zij buiten de BES-eilanden gaan wonen?
Bij de beantwoording van deze vraag ga ik er van uit dat de vraag zich richt op een vrijwillige verzekering voor de AOV, de algemene ouderdomsverzekering die voor Caribisch Nederland geldt. De AOV kent inderdaad niet de mogelijkheid tot het afsluiten van een vrijwillige verzekering.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mensen die binnen Nederlands grondgebied verhuizen een gat krijgen in hun pensioenopbouw? Bent u bereid om samen met de BES-eilanden te zoeken naar een gepaste oplossing voor deze problematiek?
Ik ben bereid gezamenlijk met de bestuurscolleges van Caribisch Nederland naar een passende oplossing te zoeken voor de onderhavige problematiek. Ik ben voornemens dit punt te agenderen voor bespreking met de bestuurscolleges tijdens de zogeheten «CN-week» in juni van dit jaar.
Het bericht dat het landelijk schakelpunt uitbreidt naar ketenzorg |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Landelijk schakelpunt zet stap naar ketenzorg»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Wat is uw reactie op de uitbreiding van het uitwisselen van medische gegevens via het Landelijk Schakelpunt (LSP) met ketenzorg voor diabetes, cardiologie, astma en COPD, alsmede gegevens betreffende de ouderenzorg, GGZ en 2e lijn?
Ik hecht belang aan goede en veilige (elektronische) informatie-uitwisseling in de zorg. Als zorgaanbieders snel over de juiste informatie kunnen beschikken over hun patiënt en de patiënt op zijn beurt niet meerdere malen hetzelfde verhaal hoeft te vertellen dan draagt dat bij aan de efficiency en kwaliteit van zorg. Ook het principe van ketenzorg, waarbij zorgaanbieders samenwerken rond de zorg van een patiënt met een complexe hulpvraag, ondersteun ik van harte. Efficiënte informatie-uitwisseling tussen de verschillende zorgverleners rond die patiënt is een essentiële voorwaarde voor multidisciplinaire samenwerking.
Uiteraard is het daarbij van groot belang dat de gegevensuitwisseling veilig gebeurt met respect voor de privacy van de patiënt.
Uit de informatie van de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), de beheerder van het landelijk schakelpunt (LSP), blijkt dat met de ondertekening van een convenant in november 2013 door partijen die een adviserende of toetsende rol (gaan) vervullen (o.m. de patiëntenfederatie NPCF en het Nederlands Huisartsengenootschap) en partijen die als bijvoorbeeld opdrachtgever, beoogd gebruiker of financier belang hebben bij het programma rond ketenzorg (o.m. Nictiz, ZN, HIS-leveranciers) een eerste stap is gezet in de richting van informatie-uitwisseling in de ketenzorg.
Vindt u het wenselijk dat hele groepen zorgverleners, zoals diëtisten, podotherapeuten en pedicures, voortaan ook medische dossiers kunnen inkijken?
Op basis van de huidige wet- en regelgeving (Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) en Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) gelden er regels die een veilige uitwisseling van (medische) patiëntgegevens tussen zorgverleners moeten waarborgen. Dit geldt vanzelfsprekend ook als gegevens worden uitgewisseld in het kader van ketenzorg.
Het is de verantwoordelijkheid van de beheerder van een elektronische uitwisselingssysteem om ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling plaatsvindt conform deze wet- en regelgeving en te borgen dat (medische) gegevens uitsluitend voor inzage beschikbaar zijn voor die hulpverleners die daar op grond van de geldende wet- en regelgeving recht toe hebben.
Wat betekent deze uitbreiding voor de veiligheid van de medische gegevens en de privacy van de patiënten?
De VZVZ geeft aan dat de plannen rond ketenzorg worden getoetst op veiligheid en privacy, om actuele medische informatie beschikbaar te hebben in een behandelrelatie.
Het CBP is de toezichthouder en kan indien nodig handhavend optreden.
Wordt patiënten apart om toestemming gevraagd voor deze uitbreiding?
Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) moet elke zorgaanbieder toestemming vragen aan de patiënt of hij/zij gegevens beschikbaar mag stellen. Ik heb begrepen dat de VZVZ de reikwijdte van de toestemmingsvraag in overleg met de betrokken partijen blijvend zal toetsen.
Wat vindt het College Bescherming Persoonsgegevens van deze uitbreiding?
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft tot taak toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens. Als het CBP – al dan niet na een wijziging in een elektronische uitwisselingssysteem – hiertoe aanleiding ziet, zal het CBP handhavend op kunnen treden.
In hoeverre is Nictiz betrokken bij deze uitbreiding? Kunt u dit specificeren?
Om de informatie-uitwisseling van zorgaanbieders die mensen met een chronische ziekte helpen te verbeteren, ontwikkelt Nictiz samen met veld partijen informatiestandaarden. Deze informatiestandaarden beschrijven de informatiebehoefte van dit specifieke deel van het zorgveld, sluiten aan bij de zorgstandaarden en zijn vrij beschikbaar voor veldpartijen om toe te passen. Nictiz werkt samen met het Kwaliteitsinstituut en veldpartijen aan de ontwikkeling van informatiestandaarden, zoals beschreven in mijn eHealth brief van 12 juni 2013.
Nictiz heeft in september 2013 een informatiestandaard opgeleverd voor chronisch zieken (met een accent op cardiometabole aandoeningen) Deze standaard is tot stand gekomen in samenwerking met een veelheid van partijen waaronder de Nierstichting, Nederlands Huisartsen Genootschap en Diabetesvereniging Nederland. Nictiz geeft aan dat er behoefte was aan deze standaard omdat bij de behandeling van chronisch zieken meerdere zorgverleners zijn betrokken en een optimale uitwisseling van medische gegevens belangrijk is voor de kwaliteit van het zorgproces.
De VZVZ heeft – als één van de beheerders van een elektronisch uitwisselingssysteem – besloten deze informatiestandaard te gaan toepassen en is hiertoe een samenwerking aangegaan met een aantal veldpartijen. VZVZ heeft onder andere Nictiz gevraagd hierbij te adviseren. Dit past in de opdracht van Nictiz om het veld te ondersteunen om interoperabiliteit tussen zorgverleners en hun systemen te bevorderen – zoals Nictiz ook andere partijen dan VZVZ adviseert bij interoperabiliteit. VZVZ is geheel zelf verantwoordelijk voor de implementatie, en de afspraken met de leveranciers en de zorgomgevingen om die implementatie te realiseren – zowel financieel als inhoudelijk.
Vindt u het passend dat zorgaanbieders voor de uitbreiding naar ketenzorg een geldelijke beloning krijgen?
Ik kan mij voorstellen dat zorgverzekeraars zorgverleners tegemoet willen komen in een deel van de kosten die zij maken voor aansluiting op en gebruik van het LSP.
Het eerdergenoemde convenant biedt zorgverzekeraars de mogelijkheid afspraken te maken over een tegemoetkoming in die kosten. ZN geeft aan dat zorgverzekeraars in het verlengde van de bestaande regelingen voor huisartsen en apothekers, kunnen bekijken of een tegemoetkoming in de kosten opportuun is. Dit om zorgvuldige informatie-uitwisseling via gebruik van het LSP te bevorderen in het belang van de cliënt. Dit is ook de reden dat zorgverzekeraars middelen ter beschikking stellen om pilots rond ketenzorg uit te voeren.
Verder laat ZN weten dat pas als sprake is van een geslaagde implementatie en bij aantoonbare extra kosten voor een zorgaanbieder een nog nader te bepalen tegemoetkoming in de kosten ter beschikking zal worden gesteld.
Het is niet de bedoeling van zorgverzekeraars om aansluiting bij het LSP verplicht op te leggen aan zorgverleners die dit niet wensen. Wel willen zorgverzekeraars voorkomen dat financiële overwegingen een drempel voor gebruik van het LSP zouden vormen.
Hoe gaat u voorkomen dat zorgverzekeraars informatie-uitwisseling via het LSP als voorwaarde in hun contracten opnemen?
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, verwijzen zorgverzekeraars bij het vaststellen van contracten naar de kwaliteitseisen van de beroepsgroep. Alleen als de beroepsgroep heeft aangegeven dat elektronische gegevensuitwisseling via het LSP als kwaliteitseis wordt gezien, zullen de zorgverzekeraars dit als zodanig in hun contracten opnemen. Het is dus de beroepsgroep zelf die beslist of aansluiting op het LSP als kwaliteitseis voor de beroepsgroep zal gelden.
Deelt u de mening dat dit een ongewenste doorstart van het LSP is en zo ja, wanneer gaat u daar een einde aan maken?
Nee, die mening deel ik niet.
Het bericht dat de Nigeriaanse president de anti-homowet heeft ondertekend |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de Nigeriaanse president de anti-homowet heeft ondertekend?1
De ondertekening van de zogeheten Same Sex Marriage Prohibition Act door de Nigeriaanse president is teleurstellend en zorgwekkend. De wet bevat bepalingen die volgens lokale belangenorganisaties in strijd zijn met zowel de Nigeriaanse grondwet als internationale mensenrechtenverdragen waar Nigeria partij bij is.
Wat is uw reactie op het bericht dat Nigeria tientallen homo’s opgepakt heeft?2
Dit bericht heeft betrekking op gebeurtenissen in de deelstaat Bauchi en is bevestigd door een LHBT-organisatie waarmee de ambassade in contact is. Het arresteren van personen op basis van hun seksuele oriëntatie is zeer zorgelijk. Dit incident zou overigens al op 27 december 2013 – bijna twee weken voordat de president de wetgeving ondertekende – hebben plaatsgevonden.
Welke stappen heeft Nederland, zowel zelf als in EU-verband, ondernomen om de Nigeriaanse autoriteiten aan te spreken op discriminerende wetgeving voor LHBT’s nadat deze afgelopen jaar goedgekeurd werd door het Nigeriaanse parlement?3 4
Al sinds 2006 – toen een eerdere versie van deze wet voor het eerst werd geïntroduceerd – heeft Nederland, samen met EU-partners de positie van LHBT’s onder de aandacht gebracht van de autoriteiten en deze aangesproken op discriminerende wetgeving. Op advies van LHBT-organisaties – en in samenspraak met gelijkgezinde ambassades – is daarbij gekozen voor een aanpak achter de schermen om te voorkomen dat stevige publieke verklaringen en hierop volgende persaandacht contraproductief zouden uitwerken.
Daarnaast heeft Nederland de wetgeving en de positie van LHBT’s regelmatig in internationaal verband opgebracht, zoals recentelijk in het kader van de Nigeriaanse Universal Periodic Review bij de Verenigde Naties. De EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft naar aanleiding van de aanname van het wetsontwerp door het Huis van Afgevaardigden en de ondertekening door de president haar zorg uitgesproken. Daarnaast heeft een hoge EU-delegatie vorige week de zorgen van de EU overgebracht aan de Nigeriaanse Ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken.
Bent u voornemens om zelf of in EU-verband te reageren op deze discriminerende wetgeving richting van de Nigeriaanse regering? Zo ja, welke stappen bent u van plan te gaan nemen? Zo neen, waarom niet?
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft reeds een verklaring naar buiten gebracht. Nederland en gelijkgezinde landen beraden zich op dit moment over mogelijke vervolgstappen. Hierbij worden ook lokale LHBT-organisaties geconsulteerd.
Bent u voornemens om zelf of in EU-verband te reageren op het specifieke bericht dat Nigeria tientallen homo’s opgepakt heeft? Zo ja, welke stappen bent u van plan te gaan nemen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre is het bovengenoemde incident volgens u een direct gevolg van het invoeren van de discriminerende wetgeving jegens homoseksuelen?
Het bovengenoemde incident vond plaats voorafgaand aan de ondertekening van de nieuwe wetgeving en homoseksualiteit is al langer strafbaar in Nigeria. Niettemin is het niet uit te sluiten dat het wetgevingsproces wel degelijk invloed heeft gehad op dit specifieke incident.
In hoeverre ondersteunt Nederland projecten in Nigeria om discriminatie van LHBT’s tegen te gaan?
Vanuit het mensenrechtenfonds steunt de Nederlandse Ambassade door middel van een meerjarig programma een prominente Nigeriaanse organisatie die zich inzet voor de rechten van LHBTs. De ambassade onderzoekt op dit moment, mede in het kader van de nieuwe wetgeving, de mogelijkheden van verdere steun voor de bevordering en bescherming van de rechten van LHBTs.