De eindberging van kernafval |
|
Eric Smaling |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «regering vraagt Europa uitstel voor opslagplannen kernafval in zoutkoepels of kleilagen», waaruit blijkt dat Nederland niet voldoet aan de bepaling van de EU-Richtlijn om vóór 23 augustus 2015 een Nationaal Programma voor de eindberging van radioactief afval in te dienen?1
Ja.
Welke reden ligt er aan ten grondslag dat uitstel is aangevraagd? Kunt u uw antwoord toelichten?
De diverse ondersteunende studies en een zorgvuldige afstemming namen meer tijd in beslag dan vooraf was voorzien. Hierover heeft de Minister van Economische Zaken de Kamer in mei geïnformeerd. De Tweede Kamer kan het ontwerp nationale programma radioactief afval en verbruikte splijtstof verwachten nadat dit programma voor het publiek ter inzage is gelegd in het najaar en de inspraakreacties zijn verwerkt.
Kunt u toelichten waarom niet aan de vereiste is voldaan tijdig inspraak van burgers te organiseren? Op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat dit alsnog op goede wijze wordt georganiseerd?
Het ontwerp programma wordt dit najaar ter inzage gelegd voor burgers voor inspraak. Na verwerking van de inspraakreacties wordt het ontwerp nationale programma voorgelegd aan de ministerraad. Hierna wordt het ontwerp nationale programma aan de Tweede Kamer toegezonden. De Minister zal het programma vaststellen voordat het naar de Europese Commissie gaat. De Europese Commissie is op de hoogte gesteld van de vertraging zodat ook voldoende tijd kan worden genomen voor de inspraak.
Kunt u toelichten op welke wijze het Waarborgfonds Eindberging zal kunnen voorzien in de kosten die gemaakt moeten worden om definitieve berging te kunnen realiseren?
De geschatte kosten voor het realiseren van een eindberging worden door COVRA middels haar tarieven doorberekend aan de aanbieders van afval volgens het principe «de vervuiler betaalt». Dit vermogen wordt belegd zodat dit gedurende de periode van bovengrondse opslag kan renderen. Het doel is om hiermee de kosten te dekken voor het voorbereiden, aanleggen, exploiteren en sluiten van een geologische eindberging na de periode van bovengrondse opslag. Momenteel belegt COVRA een groot deel van haar gelden bij de Staat door middel van schatkistbankieren. Iedere vijf jaar wordt opnieuw bekeken of het benodigde doelvermogen gehaald wordt en of er maatregelen moeten worden genomen. De afgelopen jaren blijft het behaalde rendement achter bij de gestelde doelen, hierover wordt momenteel overleg gevoerd tussen COVRA en de aandeelhouder, die reeds heeft aangegeven hierop terug te komen.
Bent u nog steeds de opvatting toegedaan dat het voor de komende 100 jaar geen bezwaar is geen oplossing te hebben voor de eindberging van kernafval, omdat het tot die tijd bovengronds wordt opgeslagen? Zo nee, op welke wijze zal dit aangepakt worden? Zo ja, vindt u het getuigen van goed bestuur om de oplossing voor de eindberging van kernafval door te schuiven naar latere generaties?
Het radioactief afval is nu veilig bovengronds opgeslagen bij de Centrale Organisatie Voor radioactief Afval (COVRA) in Zeeland. Bijzonder aan de gebruikte afvalverpakkingen en deze gebouwen is dat bij het ontwerp en de bouw al rekening is gehouden met de termijn van ten minste 100 jaar. Het terrein van COVRA beschikt over voldoende capaciteit om de hoeveelheid radioactief afval die in Nederland ontstaat tijdens deze periode op te slaan. De wijze van opslag is daarmee uniek in de wereld. Begin 2015 was er 30.000 m3 radioactief afval in opslag bij COVRA waarvan 86 m3 hoogradioactief afval. Nederland heeft daarmee een beperkte hoeveelheid hoogradioactief afval in vergelijking met andere landen.
Berging in de diepe ondergrond wordt op dit moment, ook internationaal, gezien als de meest veilige en duurzame wijze om hoogradioactief afval op de lange termijn te beheren. Naar verwachting worden rond 2025 de eerste geologische eindbergingen voor hoogradioactief afval in Europa operationeel. Voor een land als Nederland, met een beperkte hoeveelheid radioactief afval, een relatief kleine nucleaire sector en een beperkt onderzoeksbudget, is het van belang om te leren van en te delen in de ervaringen die internationaal hiermee worden opgedaan.
Het is niet met zekerheid te voorspellen wat rond het moment van besluitvorming over eindberging de beste manier zal zijn om het radioactief afval te beheren, of wat dan de inzichten van de maatschappij zijn. Uiteindelijk zal later, rond het jaar 2100, met actuele technologie en inzichten, een goed onderbouwd besluit genomen kunnen worden over het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof. In de tussentijd wordt gezorgd voor de benodigde – financiële – middelen om de eindberging te kunnen realiseren.
De voorgenomen subsidiering van particulier woningbezit door corporaties in Rotterdam |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het voornemen van de Rotterdamse woningcorporaties om 2 miljoen euro subsidie te geven aan particuliere woningbezitters?1
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving op Nu.nl.
Bent u van mening dat geld specifiek bedoeld voor sociale huurders niet besteed moet worden aan subsidie voor woningeigenaren, hoe nobel het doel ook is?
Op grond van de Woningwet 2015 geldt in algemene zin dat woningcorporaties diensten van algemeen economisch belang verlenen. Hun kerntaak is het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen aan mensen met een laag inkomen. Subsidie verlenen aan woningeigenaren past hier niet in.
Is deze vorm van subsidie van toegelaten instellingen aan particulieren toegestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie beantwoording vraag 4.
Indien de subsidie niet is toegestaan, welke actie bent u bereid te ondernemen?
Tot 1 juli 2015 (onder artikel 11 lid 2b van het Besluit beheer toegelaten instellingen) behoorde onderhoud van woningen van derden tot de kerntaken van woningcorporaties. Met de invoering van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Btiv) per 1 juli 2015 zijn de mogelijkheden voor corporaties om bij te dragen aan het onderhoud van woningen van derden beperkt. Of de activiteiten van de Rotterdamse corporaties voor het onderhoud van particuliere woningen zijn toegestaan, is afhankelijk van de vorm waarin deze steun wordt gegeven en het wettelijk kader dat gold op het moment dat de afspraken werden gemaakt. De Autoriteit woningcorporaties heeft de Rotterdamse corporaties verzocht te melden welke activiteiten worden verricht ten aanzien van het onderhoud van bezit van derden en onder welke regelgeving verplichtingen voor deze activiteiten zijn aangegaan. Indien de Autoriteit constateert dat de activiteiten niet passen binnen het wettelijk kader of het overgangsrecht zal zij handhavend optreden.
Kunt u nagaan hoe de 30 miljoen euro eenmalige subsidie vanuit het Rijk voor het project Rotterdam Zuid is besteed? Is het voor u denkbaar dat vanuit deze rijksbijdrage de 2 miljoen euro voor particuliere woningbezitters wordt gefinancierd? Kunt u dit toelichten?
In oktober 2012 hebben de woningcorporaties Woonstad, Woonbron en Vestia, de gemeente Rotterdam en het Ministerie van BZK afgesproken dat er in Rotterdam-Zuid in totaal € 122 miljoen extra zou worden geïnvesteerd om de fysieke herstructurering op gang te houden. De bijdrage van het Ministerie van BZK bedroeg € 30 miljoen. Op aanwijzing van de gemeente Rotterdam zijn hiervoor de volgende projecten in aanmerking gekomen, waarvoor het volledige budget van € 30 miljoen is ingezet:
De rijksbijdrage is niet ingezet voor de € 2 miljoen waar in de vraag op wordt gedoeld.
Willen de betrokken woningcorporaties voor de dekking van de subsidie gebruik maken van de sloopregeling voor krimpgebieden en Rotterdam Zuid en de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II? Zou u het toelaatbaar vinden dat deze regeling daarvoor gebruikt wordt?
Op grond van de Wet maatregelen Woningmarkt 2014 II zijn uitsluitend de gebieden en categorieën activiteiten benoemd waarvoor verhuurders in aanmerking kunnen komen voor heffingsvermindering, en aan welke voorwaarden dan voldaan moet worden. Het is aan de woningcorporatie zelf te bepalen, binnen de regels van de Woningwet, voor welke doelen de middelen die voortvloeien uit de heffingsvermindering worden aangewend.
Kunt u nagaan hoeveel het huidige stadsbestuur in Rotterdam sinds 2014 heeft bezuinigd op regelingen en subsidies voor woningverbetering, funderingsherstel en vergelijkbare doelen, en in welke mate deze bezuiniging effect kan hebben op de stadsvernieuwing in Rotterdam Zuid en andere wijken in Rotterdam?
Nee, het is aan het lokale bestuur van Rotterdam om hierin afwegingen te maken.
Het bericht ‘Een risico omdat hij homo’s sprak’ |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het bericht «Een risico omdat hij homo’s sprak»?1 Zo nee, waarom niet?
Uit de uitspraak van de Raad van State volgt dat er in deze casus een te ruime interpretatie is gegeven aan het begrip partner zoals dat in de beleidsregel «beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens veiligheidsonderzoeken» is opgenomen. De uitspraak van de Raad van State bevat geen verwijzing naar de seksuele geaardheid van betrokkene.
Bent u bereid te bevorderen dat de genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 mei j.l. of delen daarvan indien de staatsveiligheid zich zou verzetten tegen publicatie van de gehele uitspraak, openbaar wordt resp. worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
De uitspraak is inmiddels gepubliceerd door de Raad van State onder nummer 201407913/1/A3.
Hoe definieert de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een partner voor het geven van een security clearance en hoe kan het dat deze niet juist bleek? Is naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak deze definitie aangepast?
Onder partner wordt verstaan: de echtgenoot of geregistreerd partner van de betrokkene, degene met wie de betrokkene een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, alsmede degene ten aanzien waarvan uit het veiligheidsonderzoek blijkt dat deze een duurzame affectieve relatie met de betrokkene onderhoudt, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste of tweede graad. Naar aanleiding van deze uitspraak wordt nog bezien of deze definitie aangepast dient te worden.
Kunt u, voor elk van de hierna volgende kenmerken afzonderlijk en in combinatie, uitsluiten dat vooroordelen tegen een oudere homoseksuele man die een vriendschappelijke relatie onderhoudt met een buitenlandse jongere vriend, die moslim is, meespeelden bij het aanmerken van de Indonesische vriend als partner van de heer Van V. en het niet verlengen van zijn security clearance? Zo nee, waarom niet?
Op individuele veiligheidsonderzoeken kan niet worden ingegaan. In zijn algemeenheid geldt uiteraard dat bij de uitvoering van veiligheidsonderzoeken vooroordelen van welke aard dan ook geen enkele rol spelen. Het is dan ook uitgesloten dat iemands leeftijd, seksuele geaardheid of gedrag of levensovertuiging op zichzelf bepalend is voor een besluit in een veiligheidsonderzoek. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Welk beleid kent de AIVD in het voorkomen van het meespelen van vooroordelen in het toepassen van haar bevoegdheden?
Bij de uitvoering van veiligheidsonderzoeken wordt strikt conform de wet- en regelgeving gewerkt. De bij de uitvoering van veiligheidsonderzoeken betrokken medewerkers worden hiertoe geïnstrueerd en bij de besluitvorming wordt hier in elk dossier op getoetst. Bovendien valt de uitvoering van veiligheidsonderzoeken mede onder het toezicht zoals dat door de CTIVD op de AIVD wordt uitgeoefend.
Is de heer Van V. volledig gecompenseerd voor de opgelopen schade wegens het onterecht niet verlengen van zijn security clearance? Zo ja, waarom kon u dat niet bevestigen aan NRC.Next? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot een zorgvuldig handelende overheid?
Er wordt niet ingegaan op individuele gevallen.
Het bericht dat windmolenparken op zee 80% minder energie opleveren |
|
Barry Madlener (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoeveelheid energie opgewekt door windparken teleurstellend»?1
Ja, en ook met de naderhand door BNR geplaatste actualisatie en toelichting daarbij.
Deelt u de bevindingen van de in het artikel genoemde onderzoeker dat windturbineparken minder energie zullen opwekken dat iedereen nu aanneemt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De afvang van wind tussen windturbines onderling (het zog-, of in het Engels: wake-effect) is algemeen bekend. In de ontwerpen, berekeningen en financiële onderbouwingen voor windparken wordt met dit effect rekening gehouden. Die effecten zijn voor de geplande windparken op zee in ons land echter veel kleiner dan de 80% die door het bericht in eerste instantie gesuggereerd werd. De journalist geeft in zijn later geplaatste toelichting aan dat hij in zijn bericht abusievelijk geen onderscheid heeft gemaakt tussen de opgestelde hoeveelheid windvermogen en de opbrengst per vierkante kilometer. Daarnaast geeft de journalist zelf aan dat het ongelukkig was om de conclusies van het wetenschappelijke artikel waarop hij zich baseerde te vertalen naar het windenergiegebied Borssele. Dat artikel gaat namelijk uit van een hypothetische situatie, waarin een gebied van 100 bij 1.000 kilometer (ca. 2,5 maal zo groot als Nederland) helemaal vol gezet wordt met windturbines. Dat is in de Nederlandse context onrealistisch en niet aan de orde.
Wat betekenen deze nieuwe inzichten in de verstrekte subsidieverlening en wat is de werkelijke kostprijs van windenergie? Kunt u hierin een onderscheid maken tussen windturbines op land en windturbines op zee? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van nieuwe inzichten en er zijn dus ook geen gevolgen voor de kostprijs van windenergie of de verleende subsidie. De SDE+-subsidie wordt bovendien verleend voor elke kilowattuur (kWh) elektriciteit die aan het net wordt geleverd. Indien de windturbines minder elektriciteit zouden leveren, wordt er automatisch ook minder subsidie uitgekeerd. Dit geldt zowel op land als op zee.
Bent u bereid om alle windmolenplannen meteen stop te zetten en de kosten en opbrengsten opnieuw te berekenen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie de antwoorden op vraag 2 en 3.
Dehumanisering in zorginstellingen |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Camera spiedt in verpleeghuizen»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel in het Algemeen Dagblad van 24 augustus met de titel «Camera houdt oogje in het zeil in Haagse verpleegcentra».
De Minister en ik hebben in onze brief «e-health en zorgverbetering» van 2 juli 2014 aangegeven welke kansen en mogelijkheden een goede inzet van techniek en ICT biedt om de zorg te verbeteren. Technologische ontwikkelingen, waaronder cameratoezicht, bieden in mijn opinie kansen om niet alleen de zorg efficiënter te organiseren, maar ook de zelfredzaamheid en de kwaliteit van leven van mensen te vergroten. Ik heb in het land vele voorbeelden gezien waar met de inzet van ICT de contactmomenten in de zorg beter werden afgestemd op de behoeften van de bewoner, in plaats van contact op het moment dat het in de «ronde» van het personeel past.
Dat wil niet zeggen dat alle inzet van technologie tot betere zorg leidt. Ik heb niet de illusie dat de overheid kan bepalen in welke gevallen de inzet van ICT leidt tot goede zorg. Dit laat ik aan het oordeel van de zorgprofessional en (vertegenwoordigers van) bewoners. Van belang is wel dat besluitvorming hierover met de cliëntenraad en met personeel is afgestemd, om te borgen dat het past bij de behoeften van de bewoners en werknemers. Daarnaast moet de toepassing van technologie in de zorg goed worden besproken met de individuele cliënt en/of zijn vertegenwoordiger, waarbij de wensen en behoeften van de cliënt en eventuele risico’s van de toepassing betrokken worden.
Meer specifiek ingaand op de casus die aan de orde is, kan cameratoezicht – als het op een goede manier wordt ingezet – bijdragen aan betere zorg. Bijvoorbeeld omdat het bewoners meer rust geeft omdat zij ‘s nachts minder gestoord worden en het personeel wordt ontlast doordat zij langer bij een bewoner kunnen blijven die wakker is, als de rest van de bewoners rustig liggen te slapen. De snelheid van het contact met een hulpverlener in een meldkamer als bewoners op de alarmknop drukken kan hen juist een veilig gevoel bieden, als goed is geregeld dat er vervolgens snel hulp komt als dat nodig is.
Wat vindt u ervan dat verpleegkundig en verzorgend personeel vervangen wordt door camera’s en een toezicht- centrum (domoticacentrum) op afstand?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat juist ook in de centrale ruimtes, naast cameratoezicht in de openbare ruimtes, de gangen en de woonkamers, voldoende personeel aanwezig zou moeten zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u ook dat het een vorm van dehumanisering is als bewoners via een camera in de gaten worden gehouden gedurende hun verblijf in een openbare ruimte? Zo nee, kunt u uitleggen op welke wijze dit menswaardige zorg is? Zo ja, bent u bereid zorginstellingen die personeel vervangen door camera’s en een toezichtcentrum op afstand hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de analyse dat, als een bewoner op de alarmknop drukt en hij of zij geen medewerker langs krijgt maar contact krijgt met een meldkamer, dit wel degelijk een ontwikkeling is die ten koste gaat van het menselijke contact? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe ziet een dergelijk «domoticacentrum» eruit? Hoeveel mensen werken daar, en wat voor achtergrond hebben de mensen die daar werken? Kennen de medewerkers van het «domoticacentrum» de mensen waar ze toezicht op moeten houden? Kunnen de mensen in het «domoticacentrum» het gedrag van de verpleeghuisbewoners goed interpreteren? Neemt de veiligheid voor de bewoners van verpleeghuizen door dergelijke «domoticacentra» volgens u toe? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is geen vastomlijnde definitie van wat een «domoticacentrum» is. In het algemeen geldt dat de zorgaanbieder verplicht is om goede kwaliteit van zorg te leveren, zoals is vastgelegd in de Kwaliteitswet zorginstellingen. Een onderdeel van die verplichting is dat mensen die een rol in de zorgverlening hebben, in staat moeten zijn die rol te kunnen vervullen. Bij de inrichting en bezetting van een «domoticacentrum» zal dus goed moeten zijn nagedacht over wie op welk moment informatie krijgt en moet zijn geborgd dat zij in staat zijn om die informatie goed te beoordelen.
Bent u ervan op de hoogte dat verschillende Haagse aanbieders momenteel experimenteren met dergelijke toezichtsystemen? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel en welke verpleegzorgaanbieders in Nederland dergelijke experimenten hebben lopen, waarbij personeel vervangen wordt door cameratoezicht op afstand? Kunt u daarbij aangeven wat tot nu toe de resultaten zijn van deze experimenten? Is de veiligheid van de bewoners in de periode van het experiment toe- of afgenomen? Is de tevredenheid van de bewoners over de zorg die zij ontvangen in het verpleeghuis in de periode van het experiment toe- of afgenomen? Indien u niet over deze informatie beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik weet van een aantal instellingen dat zij hiermee experimenteren. Een landelijk dekkend overzicht heb ik niet. Aanbieders meten zelf de ervaringen en tevredenheid van cliënten en professionals. De manier waarop resultaten gemeten worden varieert en hangt mede af van het soort toepassing en de doelstellingen van de pilots. Hoe organisaties hier mee omgaan is aan hen, waarbij ik er van uitga dat zij dit, zoals zij ook wettelijk verplicht zijn, in afstemming doen met hun cliënten. Ik zie geen meerwaarde in het verzamelen van deze informatie.
In mijn brief over e-health en zorgverbetering van 2 juli 2014 ga ik onder andere in op het gebruik van slimme toepassingen zoals cameratoezicht en domotica in de zorg. Dit draagt eraan bij dat mensen veilig langer thuis kunnen wonen. Het doel dat de Minister en ik in deze brief hebben gesteld is dat iedereen die zorg en ondersteuning thuis ontvangt binnen 5 jaar de mogelijkheid heeft om – desgewenst – via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener te communiceren. De ontwikkeling hiervan wordt gemonitord en Uw Kamer wordt hierover via voortgangsrapportages geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoeveel geld de verschillende zorginstellingen jaarlijks kwijt zijn aan het «domoticacentrum» en het personeel van het «domoticacentrum»? Hoeveel verpleegkundigen en verzorgenden kunnen daarvoor aangesteld worden? Indien u niet over deze informatie beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Informatie over de kosten wordt niet meegenomen in de voortgangsrapportage e-health en zorgvernieuwing. Welke kosten er gemoeid zijn met de inzet van cameratoezicht is afhankelijk van de lokale situatie. Ik vind niet alleen van belang wat de kosten van technologie zijn maar ook wat de maatschappelijke baten en de meerwaarde voor de cliënt en personeel zijn. Voor de inzet van technologie in algemene zin kan gesteld worden dat hieraan op al die vlakken een positieve businesscase ten grondslag ligt. Kwaliteit en doelmatigheid kunnen prima hand in hand gaan.
Erkent u dat, als u zou zeggen dat u geen ontwikkelingen wilt waarbij personeel vervangen wordt door cameratoezicht op afstand, deze uitspraak een normerende werking zal hebben voor de verpleeghuissector? Bent u bereid afstand te nemen van deze manier van «zorgverlening»? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op bovenstaande vragen heb aangegeven ben ik van mening dat de inzet van technologie, waaronder ook cameratoezicht, mits goed ingezet en in nauw overleg met cliënten en professionals, kansen biedt om de zorg efficiënter te organiseren en de zelfredzaamheid en kwaliteit van het leven van mensen te vergroten.
Bent u ervan op de hoogte dat in de jaarrekening 2014 van Stichting Eykenburg als toelichting bij de Personeelskosten staat: «wegens dreigende onderbezetting op enkele cruciale functies is er in 2014 een beroep gedaan op externe organisaties voor de inhuur van medewerkers. Dit gebeurde onder andere bij de medische dienst en afdeling ICT»? Wat is uw reactie hierop? Is er momenteel nog steeds sprake van een dreigende onderbezetting? Zo nee, hoe is deze opgelost en speelt het «domoticacentrum» een rol in deze oplossing? Zo ja, vindt u het verantwoord dat Stichting Eykenburg haar financiële middelen inzet voor camera’s in plaats van voor het oplossen van een dreigende onderbezetting?
Ik heb kennis genomen van de jaarrekening van Stichting Eykenburg. Het is aan de Raad van Bestuur om besluiten te nemen over de inzet van middelen van de Stichting en het is aan de Raad van Toezicht om hierop toe te zien. Dit geldt ook voor de inzet van camera’s, zoals bij een toenemend aantal instellingen (waaronder de door u genoemde Stichting Eykenburg, WoonZorgcentra Haaglanden en Stichting Zorggroep Florence) gebeurt.
Zoals ik ook in mijn antwoord op bovenstaande vragen heb geantwoord is het wel van belang dat dergelijke beslissingen worden genomen in afstemming met de cliëntenraad en het personeel. De inzet van camera’s, bewegingssensoren en andere technologie kan onder meer tot voordeel hebben dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen hoeven te worden genomen (cliënten kunnen zich vrijer bewegen binnen een afgesproken gebied) en dat de nachtrust van cliënten minder wordt verstoord door controles van het verzorgend personeel.
Vindt u het wenselijk dat WoonZorgcentra Haaglanden (WZH), een organisatie met een resultaat boekjaar van € 1.359.050, een eigen vermogen van € 31.799.967, en de bestuurder een bezoldiging ontvangt van € 230.425, op personeelskosten bespaart door camera’s toezicht te laten houden op de bewoners? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u het wenselijk dat Stichting Zorggroep Florence, een organisatie met een resultaat boekjaar van € 943.367, een eigen vermogen van € 47.215.751, en waar de bestuurders een bezoldiging ontvangen van respectievelijk € 227.050 en € 188.965, op personeelskosten bespaart door camera’s toezicht te laten houden op de bewoners? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Is een zorgorganisatie eigenlijk al niet te groot geworden als deze zich kan veroorloven een apart «domoticacentrum» te maken en bewoners met behulp van camera’s in de gaten moet houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het hebben van een domoticacentrum hoeft niets te zeggen over de grootte van een instelling. Er zijn ook voorbeelden van kleinschalige initiatieven die vanuit doelmatigheidsoverwegingen gezamenlijk een domoticacentrum of meldkamer hebben ingericht. Die ontwikkeling zien we ook in de curatieve zorg.
Zou u het acceptabel vinden als in de kinderopvang toezicht wordt gehouden op de kinderen met behulp van camera’s, in plaats van door daarvoor opgeleid personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij om een opvatting met uw Kamer te delen over het gebruik van camera’s in de kinderopvang en het basisonderwijs. Dat is aan respectievelijk de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW).
Zou u het acceptabel vinden als in het basisonderwijs toezicht wordt gehouden op de kinderen met behulp van camera’s, in plaats van door daarvoor opgeleid personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 14.
Vindt u het menswaardige zorg dat de bewoners van zorgcentrum Burg-Haamstede, die in staat zijn te verhuizen naar een aanleunappartement, moeten verhuizen als de nieuwbouwlocatie klaar is, omdat geacht wordt dat deze ouderen weer moeten leren op eigen benen te staan? Vindt u het niet ontzettend triest dat er zo gesold wordt met ouderen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Met de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning worden cliënten in de toekomst meer in hun eigen omgeving geholpen. De trend dat mensen langer thuis blijven wonen is al langer zichtbaar en is ook iets waar instellingen zich op voorbereiden (of al op hebben voorbereid) door bijvoorbeeld verzorgingshuizen om te vormen tot moderne woonzorgcentra waar mensen op basis van het scheiden van wonen en zorg geholpen worden. Voor cliënten die met een indicatie voor een laag ZZP in een instelling verblijven en niet in staat zijn om op zichzelf te gaan wonen, geldt dat zij het recht houden op een plek in een zorginstelling. In mijn brief van 13 juli 2015 (TK 2014–2015, 31 765, nr. 159) heb ik aangekondigd dat ik voornemens ben om voor cliënten met een indicatie voor een laag ZZP die op 31 december 2014 zorg kregen in de vorm van een VPT, te regelen dat zij ook in de toekomst hun zorg kunnen blijven ontvangen in de vorm van een VPT vanuit de Wlz.
Wat vindt u ervan dat een bewoner die bijna blind is zelf koffie moet zetten, terwijl hij niet goed voor zichzelf kan zorgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in Waardigheid en Trots (Kamerstuk 31 765, nr. 124) heb aangegeven, draait goede zorg voor ouderen in de verpleeghuizen in essentie om maximaal behoud van kwaliteit van leven. Dat betekent zorg die aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt met warme betrokkenheid van familie en naasten. Wanneer een cliënt nog mogelijkheden heeft om in bepaalde opzichten zijn of haar zelfstandigheid te behouden, draagt dat bij aan het gevoel zelf regie te hebben op het leven en nuttig bezig te zijn.
Het gaat daarbij uiteraard om persoonlijk maatwerk. Iedere individuele casus is anders. Het is aan de cliënt en professional om samen de wensen en mogelijkheden ten aanzien van eigen zelfstandigheid goed in beeld te brengen en daarbij te bezien wat mensen nog wel zelf kunnen en willen en wat door de zorgverleners overgenomen moet worden.
Hoe aanbieders hier in praktijk mee omgaan, hoe zij kenbaar maken welke cliënt waarin ondersteund wordt, dat bespreken aanbieders met cliënten en met het personeel. Dit varieert per aanbieder. Sommige aanbieders leggen dit vast in het persoonlijk plan van de cliënt. Deze aanbieder gebruikt als geheugensteuntje een sticker. Het is belangrijk dat medewerkers en cliënten met elkaar bespreken wat werkt en wat men prettig vindt.
Wat vindt u ervan dat bewoners gedwongen op zichzelf aangewezen worden, en voor dagelijkse zaken hun kinderen of thuiszorg moeten inschakelen? Vindt u dit getuigen van goede zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 17.
Vindt u het ook niet ver gaan dat er stickers op deuren worden geplakt, zodat vrijwilligers onderscheid kunnen maken tussen bewoners die wel en niet zelfstandig koffie of thee kunnen zetten? Deelt u de mening dat ouderen recht hebben op een onbezorgde dag, en dat het wel heel triest is dat zelfs op koffie en thee bezuinigd wordt onder het mom u moet maar weer zelfstandig worden?
Zie antwoord vraag 17.
Vindt u het ook een vorm van dehumanisering dat een sticker bepaalt of iemand een kopje koffie mag krijgen? Waarom kan niet gewoon iedereen koffie aangeboden worden?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat bewoners niet zomaar in een verzorgingshuis terecht komen, en dat er niet van hen geëist mag worden weer zelfstandig te gaan wonen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 16 heb aangegeven geldt voor cliënten die met een indicatie voor een laag ZZP in een instelling verblijven en niet in staat zijn om op zichzelf te gaan wonen, dat zij het recht houden op een plek in een zorginstelling. In mijn brief van 13 juli 2015 (TK 2014–2015, 31 765, nr. 159) heb ik aangekondigd dat ik voornemens ben om voor cliënten met een indicatie voor een laag ZZP die op 31 december 2014 zorg kregen in de vorm van een VPT, te regelen dat zij ook in de toekomst hun zorg kunnen blijven ontvangen in de vorm van een VPT vanuit de Wlz.
Zijn de zorginstellingen die personeel vervangen door camera’s, en die via stickers bepalen wie wel en geen koffie krijgt; zorginstellingen die volgens de Inspectie voor de Gezondheidszorg «onderaan» bungelen in het kwaliteitslijstje of juist niet?4
Wanneer een zorgaanbieder besluit om de zorg voor cliënten te ondersteunen met de inzet van domotica, bijvoorbeeld voor het toezicht tijdens de nacht, is voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg van belang dat er per individuele cliënt een risico-inschatting is gemaakt en de (on)mogelijkheden van domotica goed in beeld zijn. Belangrijk is bovendien dat dit met de cliënt en/of zijn familie (wettelijk vertegenwoordiger) goed wordt besproken. Tot slot toetst de Inspectie of het personeel goed in kan spelen op deze technische veranderingen, voldoende alert is op mogelijk gevaar en tijdig kan signaleren als het gebruik van domotica niet werkt. De Inspectie geeft aan dat het inzetten van domotica, waar dus strenge eisen voor gelden, vaak gebeurt in instellingen die de zorg goed op orde hebben en deze verandering aan kunnen.
Hebben deze zorgorganisaties in het kader van het plan «waardigheid en trots, liefdevolle zorg voor onze ouderen» ook plannen ingediend om de ouderenzorg te verbeteren? Zo ja, behelst dat plan dan het vervangen van personeel door camera’s? Kunt u de Kamer deze plannen toesturen?
De zorgorganisatie Allévo, waar Duinoord onderdeel van is, heeft een verbeterplan ingediend in het kader van Waardigheid en Trots. De essentie van alle verbetervoorstellen wordt op de website www.langdurigezorg.nl geplaatst.
Het bericht ‘Toezichthouder houdt zich niet aan salarisnorm’ |
|
Erik Ronnes (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Toezichthouder houdt zich niet aan salarisnorm»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten welke afwegingen u hebt gemaakt om bij de aanstelling van een nieuwe toezichthouder bij de Autoriteit Financiéle Markten te komen tot een salaris boven de norm uit de WNT («Balkenendenorm»)?
De WNT bevat een wettelijke normering met een algemeen karakter. De wet geldt voor de gehele publieke sector en de in de wet en bijlagen gedefinieerde semi-publieke sector. Samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan de verantwoordelijke vakminister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besluiten tot individuele uitzonderingen.
Bovenstaande geldt ook voor de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Bij de werving van nieuwe bestuursleden geldt altijd het streven om binnen de WNT-normen te blijven. In dit specifieke geval, vormde de unieke combinatie van kennis, ervaring en de arbeidmarktsituatie reden om een uitzondering te maken. Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de afwegingen die zijn gemaakt bij het onderhavige besluit verwijs ik u graag naar de publicatie in de Staatscourant.2
Vindt u ook dat een juist door de Minister van Financiën benoemde toezichthouder een salaris zou moeten hebben binnen de kaders die de WNT aangeeft en niet de uitzonderingsbepaling die de WNT biedt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of er nog meer functies zijn, waarbij het Ministerie van Financiën verantwoordelijk is voor de vaststelling van het salaris, waarvan u nu al kunt zeggen dat er in de toekomst gebruik gemaakt zou kunnen worden van de uitzonderingsclausule binnen de WNT? Welke criteria gebruikt u om vast te stellen dat het gerechtvaardigd is om gebruik te maken van de uitzonderingsclausule?
Bij de werving van nieuwe bestuursleden geldt altijd het streven om binnen de WNT-normen te blijven. In uitzonderlijke gevallen biedt de WNT de mogelijkheid tot het maken van een uitzondering.
Heeft de overheid als wetgever en toezichthouder op de uitvoering van de WNT niet juist de verplichting om bij aanstellingen die zij zelf doet, salarissen niet boven de Balkenendenorm te laten uitkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de rationale achter het feit dat de Minister van Financiën een lager salaris heeft dan degene die hij aanstelt als toezichthouder? Is daar niet juist de WNT voor bedacht?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom houdt u niet vast aan de stelregel dat voor nieuwe aanstellingen wordt voldaan aan de normeringen gesteld in de WNT, zodat in vacatureteksten en verwachtingspatroon naar potentiele kandidaten meteen helder wordt gemaakt welk een salaris aan een bepaalde functie vast zit? Bent u bereid dit in het vervolg te doen?
Zie antwoord vraag 2.
De aanslag in een Thalys vanuit Amsterdam |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Aanslag in Thalys uit Amsterdam»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de nationaliteit(en) van de dader is (zijn)?
De dader heeft, voor zover mij bekend, de Marokkaanse nationaliteit en is in het bezit van een Spaanse verblijfsvergunning.
In hoeverre klopt het dat het hier wederom gaat om een islamitische terreuraanslag?
De Franse autoriteiten gaan ervan uit dat de dader een jihadistische motief had.
Hoe is het mogelijk dat een passagier in een Thalys vanuit Amsterdam ongehinderd een kalasjnikov mee de trein in kan smokkelen?
De dader is op station Brussel Zuid/Midi op de Thalys gestapt. De controles van passagiers op internationale treinen kent beperkingen.
Bent u nu eindelijk bereid veiligheidsmaatregelen op te schroeven op stations, vliegvelden en andere kwetsbare plaatsen door waarachtige inzet van leger en marechaussee in uniform? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin worden bij locaties en objecten waarvan door de veiligheidsinstanties wordt aangenomen dat er een verhoogd risico tegen bestaat veiligheidsmaatregelen getroffen. Elk incident is aanleiding om de huidige beveiligingsmaatregelen bij diverse objecten en locaties tegen het licht te houden en waar nodig aan te scherpen. Uit veiligheidsoverwegingen wil ik niet nader ingaan op de locaties en de beveiligingsmaatregelen. Bij een substantieel dreigingsniveau is er extra alertheid en zoals altijd blijft de overheid de veiligheidssituatie nauwgezet monitoren en neemt op basis van inschatting van dreiging en risico indien nodig passende maatregelen. Hierbij realiseer ik mij terdege dat 100% veiligheid niet bestaat.
Bent u bereid de Amerikaanse mariniers/helden, die de dader hebben overmeesterd en daarmee erger hebben voorkomen, te danken? Zo ja, op welke wijze?
Voor deze vraag verwijs ik naar de antwoorden gegeven op de schriftelijke vragen van het lid Wilders over een Nederlandse onderscheiding voor de Thalys-helden (2015Z14972) van 25 augustus 2015. Nederland heeft, zoals ook is verwoord in die antwoorden, groot respect voor de moedige en alerte reactie van de passagiers die de aanslagpleger hebben overmeesterd.
Uitzondering WNT bij salaris AFM-bestuurslid de Vries |
|
Arnold Merkies |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kunt u toelichten waarom u gebruik heeft gemaakt van de uitzondering binnen de Wet normering topinkomens (WNT) bij de aanstelling van Femke de Vries als bestuurslid van de Autoriteit Financiële Markten?1
De WNT bevat een wettelijke normering met een algemeen karakter. De wet geldt voor de gehele publieke sector en de in de wet en bijlagen gedefinieerde semi-publieke sector. Samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan de verantwoordelijke vakminister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besluiten tot individuele uitzonderingen.
Bovenstaande geldt ook voor de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Bij de werving van nieuwe bestuursleden geldt altijd het streven om binnen de WNT-normen te blijven. In dit specifieke geval, vormde de unieke combinatie van kennis, ervaring en de arbeidmarktsituatie reden om een uitzondering te maken. Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de afwegingen die zijn gemaakt bij het onderhavige besluit verwijs ik u graag naar de publicatie in de Staatscourant.2
Waarom heeft u besloten om geen brief naar de Kamer te sturen, aangezien er voor het eerst beroep wordt gedaan op de individuele uitzondering (130% van het ministerssalaris) zoals vastgelegd in de WNT, maar dit via een persbericht te melden?
Van zowel de benoeming als de bezoldiging is mededeling gedaan in de Staatscourant.3 Deze mededeling is voorzien van een uitgebreide toelichting waarin wordt ingegaan op de achtergrond en redenen van gebruikmaking van de uitzonderingmogelijkheid die de WNT biedt. In onderhavig geval is de bezoldiging tevens expliciet opgenomen in het persbericht waarin de benoeming bekend werd gemaakt.
Hoe kijkt de Minister van Financiën terug op zijn antwoord op schriftelijke vragen over «het bericht dat de Raad van Commissarissen van de Nederlandsche Bank (DNB) zich zorgen maakt over het toekomstige salaris van de directie van DNB»?2 Waarom is hij afgeweken van het uitgangspunt dat de bezoldigingen voor de bestuurders van DNB en AFM binnen de reguliere WNT-norm passen?
Ik heb in de beantwoording van bedoelde vragen over «het bericht dat de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank (DNB) zich zorgen maakt over het toekomstige salaris van de directie van DNB»5 aangegeven dat het uitgangspunt is dat de bezoldiging van bestuurders van DNB binnen de reguliere WNT-normen past.
Bij de werving van nieuwe bestuursleden geldt altijd het streven om binnen de WNT-normen te blijven. In dit specifieke geval, vormde de unieke combinatie van kennis, ervaring en de arbeidmarktsituatie reden om een uitzondering te maken. Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de afwegingen die zijn gemaakt bij het onderhavige besluit verwijs ik u graag naar de publicatie in de Staatscourant6.
Waren er geen andere geschikte kandidaten die de bestuursfunctie van de AFM wel voor de WNT-norm van 178.000 euro wilden accepteren?
Er is in de actuele arbeidsmarkt gezocht naar de meest geschikte kandidaat voor de invulling van deze functie van bestuurder voor de AFM. Die is uiteindelijk gevonden in de persoon van mevrouw prof. mr. dr. F. de Vries. Vervolgens is er, om redenen zoals eerder aangegeven, besloten om een individuele uitzondering te maken ten aanzien van de bezoldiging.
Op wiens initiatief is er gebruik gemaakt van de uitzondering op de regel?
Begin juli is mevrouw prof. mr. dr. F. de Vries door de Raad van Toezicht van de AFM voorgedragen als kandidaat voor het bestuur van de AFM. In verband hiermee zijn verschillende gesprekken gevoerd tussen de AFM en het Ministerie van Financiën. Samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, conform de WNT en in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, is besloten dat mevrouw prof. mr. dr. F. de Vries op individuele basis in aanmerking komt voor een hogere bezoldiging dan het WNT-bezoldigingsmaximum. Er is uitdrukkelijk besloten tot afbouw van de totale bezoldiging, tot een bedrag dat niet buitensporig hoog boven de huidige WNT norm uitkomt.
De beslissing om een uitzondering op het maximum toe te staan wordt openbaar gemaakt door middel van plaatsing in de Staatscourant en onderliggende persberichten. De inhoud van de gesprekken met een kandidaat zijn niet openbaar.
Heeft de kandidaat aangegeven geen genoegen te nemen met het gebruikelijke maximumsalaris onder de WNT?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer werd u er voor het eerst van op de hoogte gesteld dat men gebruik wilde maken van de uitzondering?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u nog een poging gedaan om de AFM of de kandidaat op een andere gedachten te brengen en af te zien van de uitzondering?
Zie antwoord vraag 5.
Welke criteria heeft u gehanteerd om vast te stellen of er sprake is van een uitzonderingssituatie?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan het dat de «zwaarte van de functie» een reden is voor het gebruik maken van de uitzondering in de WNT (de WNT heeft immers betrekking op topfunctionarissen)?.
Zie antwoord vraag 1.
Zou er ook gebruik zijn gemaakt van de uitzondering wanneer er voor een kandidaat was gekozen met een minder brede ervaring?
Zie antwoord vraag 1.
Is het hebben van relevante kennis en ervaring niet sowieso al een vereiste voor functies die vallen onder de WNT? Hoe onderscheidt dit geval zich van de andere gevallen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kijkt u aan tegen het risico dat de effectiviteit van de wet wordt uitgehold, wanneer er vaker gebruik zal worden gemaakt van de uitzondering?
Bij de werving van nieuwe bestuursleden geldt altijd het streven om binnen de WNT-normen te blijven. In uitzonderlijke gevallen biedt de WNT de mogelijkheid tot het maken van een uitzondering.
Behoort het aanvaarden van een inkomen gebaseerd op de WNT-norm ook niet tot de cultuurverandering die in de financiële sector, inclusief de toezichthouders, momenteel plaatsvindt? Waarom is de benoeming van mevrouw De Vries, mede gezien haar belangrijke rol bij de cultuurverandering in het toezicht van De Nederlandsche Bank, niet gebruikt om die cultuurverandering kracht bij te zetten?
In lijn met de cultuurverandering waarnaar verwezen wordt, horen excessieve, buitensporige beloningen niet thuis in een beheerst beloningsbeleid voor de (semi)publieke sector. Ik ben dan ook geen voorstander van dergelijke excessieve beloningen. Een beloning moet gerechtvaardigd zijn. De WNT biedt voldoende ruimte om geschikte bestuurders aan te trekken, en biedt ook de mogelijkheid om in incidentele gevallen af te wijken van de WNT-norm.
De verhuizing van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) van Enschede naar Utrecht |
|
Michel Rog (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat u in antwoord op eerdere vragen stelde u dat het landelijke spreidingsbeleid van werkgelegenheid nog steeds staand beleid is en dat de stichting leerplanontwikkeling (SLO) om die reden naar Enschede is gekomen?1 Is dit niet slechts een papieren werkelijkheid, als het kabinet zich op geen enkele wijze sterk maakt voor het behoud van echte banen bij SLO in Enschede?
Ik heb aangegeven dat dit streven destijds heeft bijgedragen aan de vestiging van de SLO in één van de oorspronkelijke regio’s en dat daarbij gekozen is voor Enschede. Gezien de wijze waarop het Kabinet op dit moment serieus uitvoering geeft aan de motie de Vries (Kamerstukken II, 31 490, nr. 126) is de aandacht voor de spreiding van werkgelegenheid geen papieren werkelijkheid.
Bent u ervan op de hoogte dat de directeur/bestuurder, mede namens de Raad van Toezicht op 12 mei 2015 een adviesaanvraag aan de ondernemingsraad gestuurd heeft, waarin hij stelt: «OCW, als centrale opdrachtgever en financier van SLO, is sterk voorstander van verhuizing van SLO naar Utrecht. Ook OCW ziet het strategische belang en benut zelf graag de veel gemakkelijker contacten vanwege de nabijheid Utrecht-Den Haag. Herhaaldelijk (ook nog zeer recent) heeft OCW die wens over locatie Utrecht nadrukkelijk uitgesproken. Bovendien heeft OCW de toezegging gedaan dat SLO een deel van de reserves mag aanwenden voor transitiekosten.»?2
De bij uw vragen gevoegde adviesvraag van de directeur/bestuurder aan de ondernemingsraad van de SLO heb ik gelezen. Het bestuur van SLO kan naar eigen inzicht de eigen algemene reserve aanwenden ten behoeve van het uitoefenen van de wettelijke taken. De voorgenomen verhuizing is een keuze van SLO. SLO heeft OCW laten weten dat de verhuizing gepaard zal gaan met transitiekosten maar niet zal leiden tot structureel hogere huisvestingslasten.
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden op Kamervragen over de voorgenomen verhuizing van de SLO heb aangegeven, heb ik recent begrip getoond voor de strategische argumenten van de SLO om een nieuwe vestigingsplaats te kiezen die de landelijk coördinerende, beleidsondersteunende taak en netwerkrol die de SLO in de Wet SLOA 2013 heeft gekregen ondersteunt. Ik heb geen wens uitgesproken voor de keuze voor de stad Utrecht als nieuwe vestigingslocatie. Dat is geheel aan de bestuurder van de SLO.
Is er in de afgelopen jaren op enige wijze vanuit uw ministerie de wens uitgesproken voor de locatie Utrecht? Zo ja, door wie, wanneer en waarom? Zo nee, deelt u de mening dat de directeur/bestuurder de Ondernemingsraad op dit punt onjuist heeft geïnformeerd?
De directeur/bestuurder heeft mij, zoals ook uiteengezet in de adviesvraag aan de Ondernemingsraad, de praktische en strategische overwegingen meegedeeld die ten grondslag liggen aan het besluit. Het besluit om te kiezen voor Utrecht is een zaak van de bestuurder. Ik heb geen voorkeur voor Utrecht uitgesproken omdat zoals eerder geantwoord over dit onderwerp, ik daar niet over ga. Wel heb ik na de mededeling dat de Raad van Toezicht in maart 2015 een besluit had genomen, aangegeven dat gezien de nabijheid van de samenwerkingspartners van de SLO in Utrecht dit een logische locatie is. Met deze keuze bouwt de SLO voort op de gunstige ervaringen van de SLO met een dependance in Utrecht.
De bestuurder heeft het begrip mijnerzijds voor de strategische en praktische argumenten als één van de vele voordelen geformuleerd in zijn adviesaanvraag aan de Ondernemingsraad. In de context van de uitgebreide beschrijving in de adviesvraag van de argumenten die aan het besluit ten grondslag liggen had de bestuurder mijn reactie genuanceerder kunnen beschrijven.
Kunt u het grote verschil tussen uw antwoord, dat SLO wil verhuizen naar Utrecht en het antwoord van SLO, dat u wilt dat zij naar Utrecht willen verhuizen, verklaren?
Bent u bereid een brief te sturen naar het bestuur van SLO, hun Raad van Toezicht en de Ondernemingsraad, waarin u verklaart dat het voor u niet uitmaakt waar SLO gevestigd is en dat u geen bemoeienis met de locatie wilt hebben? Zo nee, waarom niet?
De SLO is een privaatrechtelijke organisatie die haar eigen huishouden regelt. Ik treed niet in dit soort organisatiebeslissingen en zal de SLO dan ook niet verzoeken op haar voorgenomen besluit terug te komen. Ik constateer wel dat de bestuurder de opvatting van OCW genuanceerder had kunnen beschrijven.
Bent u bereid om SLO alsnog te vragen, in het kader van de spreiding van werkgelegenheid, haar hoofdvestiging in Enschede te houden en bent u dus bereid om een goedkeuring aan een statutenwijziging over een wijziging van de vestigingsplaats, niet te geven?
In artikel 33 van de Regeling OCW-subsidies is artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. In dit artikel is geregeld dat de subsidieverstrekker toestemming moet geven voor een statutenwijziging. OCW kan toestemming onthouden voor een statutenwijziging wanneer zij denkt dat dit de consistente en correcte uitvoering van de wettelijke taak in gevaar brengt. Dat is bij een eventuele statutenwijziging vanwege de voorgenomen verhuizing naar Utrecht niet aan de orde. Er is daardoor geen basis om goedkeuring van een eventuele statutenwijziging op dit punt te onthouden.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden, aangezien deze onduidelijkheid onmiddellijk uit de wereld geholpen moet worden en er geen onnodige kosten gemaakt moeten worden voor een verhuizing van SLO op basis van onjuiste argumenten van de directeur/bestuurder en u voor de vorige vragen meer dan zeven weken nodig had?
Ja.
Het sluiten van de rechtbank in Almelo |
|
Manon Fokke (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin de sluiting van de rechtbank in Almelo wordt genoemd?1
Ja.
Is het waar dat u voor 31 augustus 2015 een beslissing over de sluiting van de rechtbank Almelo bekrachtigt? Zo ja, wat gaat u besluiten? Kunt u de Kamer hiervan op de hoogte brengen en tevens de overwegingen om de rechtbank te sluiten (dan wel open te houden) aan de Kamer bekend maken? Zo nee, wat is er niet waar?
Er is geen sprake van een voornemen om de locatie Almelo van de rechtbank Overijsel te sluiten. Almelo is een van de 32 bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zittingsplaatsen van de rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak (hierna: Raad) heeft op 31 augustus 2015 bij de bekendmaking van het voorgenomen Meerjarenplan van de rechtspraak 2015–2020 (hierna: MJP) het voorgenomen locatiebeleid van de rechtspraak gepresenteerd. Het MJP is een document van de rechtspraak en wordt niet door de Minister van Veiligheid en Justitie bekrachtigd. De Raad heeft de besluitvorming over het MJP uitgesteld. Ik verwijs u op dit punt ook naar mijn brief van 31 augustus 2015 (TK 32 891, nr. 27) aan uw Kamer. Zoals ik tijdens het algemeen overleg over de rechtspraak van 1 april 2015 heb toegezegd, zal uw Kamer het MJP, na vaststelling ervan, van mij ontvangen.
Als er sprake is van sluiting van de rechtbank in Almelo, zal dat ten koste gaan van werkgelegenheid? Zo ja, hoeveel arbeidsplaatsen gaan er (mogelijk) verloren? Hoe verhoudt dit besluit zich tot het beleid dat is uitgezet om krimpregio’s te sparen voor sluiting van overheidsinstanties om zo de werkgelegenheid in die gebieden te behouden?
Er is geen sprake van een voornemen om de locatie Almelo van de rechtbank Overijsel te sluiten. In het voorgenomen locatiebeleid beschrijft de rechtspraak het plan om in zeven zittingsplaatsen, waaronder Almelo, het zaakspakket te verkleinen, in die zin dat er in plaats van een volledig zaakspakket op termijn een uitgebreid zaakspakket wordt aangeboden. Ook wil de rechtspraak het aantal werkplekken in deze zittingsplaatsen terugbrengen tot een beperkt aantal flexibele werkplekken. Daarvoor worden er werkplekken, binnen het betreffende arrondissement, naar een andere zittingsplaats verschoven. Ten aanzien van Almelo is het voornemen om werkplekken naar de zittingsplaats Zwolle te verschuiven. Hiermee gaan er geen arbeidsplaatsen binnen de rechtbank Overijssel verloren. Voor het Rijkshuisvestingsbeleid is relevant in hoeverre er sprake is van werkgelegenheidseffecten op het niveau van de provincie en of een locatie in een krimpregio ligt. De voorgenomen verschuiving van werkplekken betekent geen werkgelegenheidsverlies voor de provincie Overijssel.
Deelt u de mening dat het behoud van werkgelegenheid bij de rechtbank in Almelo van belang is voor de arbeidsmarkt, de juridische infrastructuur en economie van Almelo en omstreken? Zo ja, wat kunt u doen ter behoud van die werkgelegenheid? Zo nee, waarom niet?
De verdeling van zaken binnen een arrondissement staat niet los van de omgeving van een rechtbank. Het is in die zin ook niet uit te sluiten dat een aanpassing van het zaakspakket voor de zittingsplaats Almelo mogelijk invloed heeft op de lokale arbeidsmarktsituatie, de juridische infrastructuur en de economie aldaar. Dit vraagt om een zorgvuldig proces bij de totstandkoming of wijziging van een zaaksverdelingsreglement, waarbij de rechtspraak in ieder geval rekening houdt met het belang van een goede toegankelijkheid van rechtspraak en contact legt met zijn omgevingspartners. Dit is primair een verantwoordelijkheid van het gerechtsbestuur, onder toezicht van de Raad. De Minister van Veiligheid en Justitie kan gebruikmaken van de vernietigingsbevoegdheid op grond van artikel 106 van de wet op de rechterlijke organisatie indien het instemmingsbesluit van de Raad in strijd is met het recht of het algemeen belang. Het behoud van werkgelegenheid kan geen grond opleveren voor vernietiging. Uiteraard voer ik met het oog op mogelijke werkgelegenheidseffecten overleg met de Minister voor Wonen en Rijksdienst.
Hoe verhoudt het bericht dat de rechtbank in Almelo zal sluiten zich met de motie Recourt2 en de wens om laagdrempelige rechtspraak te behouden?
De Raad heeft aangegeven dat in alle 32 zittingsplaatsen van de rechtspraak (met uitzondering van Haarlemmermeer) veelvoorkomende kantonzaken, Mulderzaken en overtredingen worden behandeld. Scheidingszaken, zaken met betrekking tot omgang en gezag, zaken met betrekking tot levensonderhoud kunnen eveneens in alle 32 zittingsplaatsen worden behandeld. Ik verwijs u op dit punt ook naar mijn brief van 31 augustus 2015 (TK 32 891, nr. 27).
Het bericht ‘Schippers: hogere kiesdrempel om kleine partijen uit Kamer te weren’ |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
Kent u het artikel «Schippers: hogere kiesdrempel om kleine partijen uit Kamer te weren»?1
Ja.
Is de uitspraak van Minister Schippers om het kleine partijen lastig te maken om in de Tweede Kamer te komen kabinetsbeleid?
Van kabinetsbeleid is, zoals Minister Schippers zelf ook aangeeft in het interview, geen sprake. Het kabinet heeft geen plannen om een kiesdrempel in te voeren (zie in dit verband: Kamerstuk 33 268, O, p. 3 en Kamerstuk 33 268, nr. 27, p. 21.
Welke gevolgen zal naar verwachting de invoering van een kiesdrempel, bijvoorbeeld 5% zoals in Duitsland, hebben?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre zullen er met een dergelijke kiesdrempel nog steeds meer partijen nodig zijn voor meerderheidsvorming?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe het verhogen van de kiesdrempel van 0,8% nu naar bijvoorbeeld 5% bijdraagt aan verbetering van de democratie?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het belangrijker dat besluitvorming zonder al te veel tegenstand verloopt dan de democratische fractievorming in de Tweede Kamer?
Nee.
Het voorstel van de Belgische premier om de Schengen-akkoorden open te breken |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Charles Michel: «Pas Schengen-verdrag aan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zeker in deze tijd van terrorisme en massale immigratiestromen richting Europa, de Schengen-akkoorden robuuste oplossingen in de weg staan? Zo neen, waarom niet?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de nodige maatregelen worden genomen en kunnen de controles worden geïntensiveerd.
Nederland en de EU zijn alert op signalen voor mogelijk misbruik van de vluchtelingenstroom door terroristen of andere jihadistische organisaties naar het Europees grensgebied. De Europese Unie heeft hiervoor de nodige maatregelen getroffen om signalen van betrokkenheid bij terrorisme en jihadisme tijdig in het grenstoezicht te detecteren. De samenwerking met derde landen en Europese agentschappen is ook van groot belang.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken die recent eveneens pleitte voor aanpassing van de Schengen-akkoorden?
De asielinstroom in Duitsland is ongekend hoog en om te voorkomen dat dit leidt tot onwenselijke situaties heeft Duitsland een aantal maatregelen genomen zoals de tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontroles. Ik heb begrip voor de uitlatingen van de Duitse Minister en de beslissing van Duitsland om de controles aan de binnengrenzen tijdelijk weer in te voeren. Ook Nederland heeft extra maatregelen genomen en het toezicht in de binnengrenszone verscherpt om te voorkomen dat er schrijnende situaties ontstaan en om mensensmokkelaars op te sporen.
In hoeverre bent u bereid de Belgische premier voluit te steunen om de Schengen-akkoorden open te breken en u hier ook op Europees niveau voor in te zetten?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de controles, in de binnengrenszone worden geïntensiveerd.
Als uiterste maatregel kan tijdelijk de binnengrenscontrole van personen weer worden ingevoerd als een lidstaat langdurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens en deze situatie een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid van andere lidstaten.
Op welke termijn gaat u gehoor geven aan de Belgische oproep om samen te komen met Frankrijk, Duitsland en België om de problemen die samenhangen met het opengrenzen-beleid te bespreken?
Het Luxemburgs Voorzitterschap heeft het initiatief reeds opgepakt. Tijdens de JBZ-raad van december 2015 willen zij de toekomst van het grensmanagement bespreken. De verwachting is dat intra-EU mobiliteit ook een onderwerp van bespreking zal zijn.
Ziet u inmiddels in dat het opzeggen van de Schengen-akkoorden noodzakelijk is om de groeiende terreur- en asielproblematiek het hoofd te bieden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat de enige structurele oplossing van de immense asielproblematiek de invoering van het Australische model is? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet heeft een middellangetermijnvisie uitgewerkt waarover u per brief over de Europese asielproblematiek van 8 september jl. bent geïnformeerd.
Het bericht dat de rechtbank in Almelo compleet wordt uitgekleed |
|
Peter Oskam (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rechtbank compleet uitgekleed»?1
Ja.
Klopt hetgeen de woordvoerder gezegd heeft, dat alle 32 locaties ooit zijn vastgelegd om een eerlijke toegang tot het recht voor alle burgers te garanderen? Hoort bij een eerlijke toegang tot het recht ook toegang tot het strafrecht (inclusief zwaardere zaken), het civiel recht en het familierecht in Almelo?
Nederland kent sinds de herziening van de gerechtelijke kaart 32 bij algemene maatregelen van bestuur aangewezen zittingsplaatsen die de geografische toegankelijkheid van rechtspraak waarborgen. Bij de keuze voor de 32 rechtspraaklocaties is onder andere rekening gehouden met een goede toegankelijkheid van rechtspraak en het belang van een goede bedrijfsvoering van het gerecht. De zittingsplaatsen zijn gelijkwaardig, maar dit betekent niet dat het aanbod van type zaken (zaakspakket) in de zittingsplaatsen identiek is. De wet biedt ruimte voor differentiatie in de zaakspakketten van de zittingsplaatsen binnen een arrondissement.
Herinnert u zich de motie-Teeven/Heerts dat de arrondissementsrechtbank Almelo en het arrondissementsparket Almelo zelfstandig moeten blijven bestaan en de regering verzocht werd dienovereenkomstig te handelen?2
De motie Teeven/Heerts is op 4 december 2007 voorgesteld en dateert daarmee van ruim vóór de herziening van de gerechtelijke kaart. De motie is met de invoering van de wet herziening gerechtelijke kaart op 1 januari 2013, achterhaald.
Herinnert u zich dat bij de herziening van de gerechtelijke kaart Almelo gehandhaafd is en deelt u de mening dat er geen enkele reden is om twee jaar later een ingrijpende wijziging door te voeren?
Bij de herziening van de gerechtelijke kaart is de rechtbank Almelo, samen met het Zwolse deel van de rechtbank Zwolle-Lelystad, opgegaan in de nieuwe rechtbank Overijssel. Daarbij is Almelo een zittingsplaats van de rechtbank Overijssel geworden.
Aanleiding voor de voorgenomen aanpassingen in het locatiebeleid van de rechtspraak is aanzienlijke leegstand in gerechtsgebouwen, die door de modernisering en digitalisering van rechtspraak naar verwachting oploopt tot ruim 130.000 m2 in de komende jaren. Een dergelijke leegstand, mede bezien in het licht van de taakstelling op de begroting van de rechtspraak, vind ik een valide reden voor de rechtspraak om aanpassingen in de huisvesting van gerechten, die in de periode 2018–2021 hun beslag zouden moeten krijgen, te overwegen.
Herinnert u zich dat het huidige kabinet de voorgenomen sluiting van de penitentiaire inrichting De Karelskamp in Almelo twee jaar geleden heeft teruggedraaid en dat een van de hoofdredenen de combinatie rechtbank met strafrecht en penitentiaire inrichting was?
In het herziene Masterplan DJI 2013–2018 zoals op 19 juni 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 24 587, nr. 535), noemde mijn ambtsvoorganger vier overwegingen die in zijn algemeenheid leidend waren geweest bij de beslissing waar de capaciteitsreductie te realiseren: regionale arbeidsmarkt, bedrijfsvoering en kostenniveau, resocialisatie (waaronder aansluiting bij politieregio’s) en (landelijke spreiding van) specialismen van inrichtingen. Inzake het openhouden van de PI Almelo heeft mijn ambtsvoorganger tijdens het debat met de Tweede Kamer over het herziene Masterplan op 27 juni 2013 overwegingen genoemd van regionale spreiding en het ontzien van kwetsbare regio’s (TK 101, nr. 14).
Herinnert u zich dat u de vraag of het uit elkaar trekken van rechtbank en penitentiaire inrichting 10 miljoen extra vervoerskosten per jaar zou opleveren, onbeantwoord en onweersproken liet en daarmee aangaf dat dat wel eens zeer dicht bij de waarheid zou kunnen liggen?3
Het feit dat mijn ambtsvoorganger in genoemd schriftelijk overleg niet expliciet is ingegaan op de suggestie dat het uit elkaar trekken van rechtbank en penitentiaire inrichting € 10 mln. extra vervoerskosten per jaar zou opleveren, betekent niet dat hij daarmee heeft aangegeven dat dat bedrag wel eens zeer dicht bij de waarheid zou kunnen liggen. Bij het eerdergenoemd voortgezet debat in de Tweede Kamer over het Masterplan DJI op 6 juni 2013 heeft de toenmalige Staatssecretaris over het alternatieve plan van burgemeester en wethouders van Almelo inzake de PI Karelskamp onder meer aangegeven dat dit volgens dat plan een besparing op vervoerskosten zou betekenen van ongeveer € 1 mln. Mogelijk was sprake van verwarring met de toename van vervoerskosten als gevolg van alle voorziene maatregelen in de eerste versie van het Masterplan, dat op 22 maart 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 24 587, nr. 490). Deze bedroegen uiteindelijk € 10 mln. In de herziene versie van het Masterplan waren de structurele meerkosten voor vervoer van alle maatregelen teruggebracht tot € 4 mln.
Is de enige reden om het cluster gevangenis/rechtbank met strafrecht in Almelo overeind te laten, vervallen in de afgelopen twee jaar? Zo ja, welke reden is dat dan?
De penitentiaire landkaart is niet louter gebaseerd op het locatiebeleid van de rechtspraak. Omgekeerd is het locatiebeleid van de rechtspraak niet uitsluitend gebaseerd op de penitentiaire landkaart.
Bent op u de hoogte van het feit dat uw ambtsvoorganger op 16 februari 2012 een brief gestuurd heeft met de belofte dat de vestiging van het parket in Almelo blijft, met uitzndering van niet-lokale en context gebonden taken, een volwaardig takenpakket houden? Acht u zich gebonden aan toezeggingen van uw ambtsvoorganger?
Ik ken de door u genoemde brief van mijn ambtsvoorganger. Deze dateert van vóór de behandeling van de wet herziening gerechtelijke kaart in de Eerste Kamer en ging nog uit van de situatie dat de rechtbank Almelo zou opgaan in de rechtbank Oost-Nederland. Almelo zou dan een van de zeven zittingsplaatsen van die rechtbank worden. Mijn ambtsvoorganger heeft – mede namens de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie – uw Kamer per brief van 14 december 2012 geïnformeerd over de verschillende locatiekeuzes voor de politie, meldkamers, rechtspraak en het openbaar ministerie (TK 29 628, nr. 348). Daarin staat vermeld dat het openbaar ministerie een huisvestingsplan had opgesteld, dat voorziet in de concentratie van kantoorfuncties op tien hoofdlocaties. Over de sluiting van de overige locaties van arrondissementsparketten – waaronder de locatie Almelo – is vervolgens gedebatteerd met uw Kamer. Met daaropvolgende besluitvorming is het gestelde in de brief van 16 februari 2012 van mijn ambtsvoorganger achterhaald.
Bent u ervan op de hoogte dat uw ambtsvoorganger, onder andere over Almelo in de Kamer zei dat het in de kern goede, volwaardige zittingsplaatsen moeten zijn voor de burger?4 Deelt u die mening?
De door uw Kamer aangehaalde passage is onderdeel van het debat dat mijn ambtsvoorganger in het kader van het wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart met uw Kamer heeft gehad op 28 november 2011. Het betreft een reactie op zorgen die er toen bestonden ten aanzien van de omvang van de rechtbank Oost-Nederland, waarvan Almelo een zittingsplaats zou zijn. Zoals bekend, is de rechtbank Oost-Nederland op 1 april 2013 gesplitst in de rechtbanken Gelderland en Overijssel. Daarbij is Almelo een zittingsplaats van de rechtbank Overijssel geworden. Uitkomst van het debat over de herziening van de gerechtelijke kaart is geweest dat Nederland 32 bij algemene maatregelen van bestuur aangewezen zittingsplaatsen kent die de geografische toegankelijkheid van de rechtspraak waarborgen. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2.
Wat zijn de totale huisvestingskosten van de rechtbank Almelo en de rechtbank Zwolle over 2014? Hoeveel medewerkers heeft elk van de vestigingen?
De Raad heeft mij ten aanzien van de zittingsplaats Almelo van de rechtbank Overijssel laten weten dat de huurkosten voor de rechtspraak over het jaar 2014 € 2,5 mln. bedroegen en dat er 190 fte in Almelo werken. Voor de zittingsplaats Zwolle bedragen de huurkosten voor de rechtspraak circa € 6 mln. per jaar en werken er 240 fte.
Is er een berekening gemaakt of er een besparing zou optreden indien de rechtbank Almelo zou worden uitgekleed? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen?
Onderdeel van het voorgenomen MJP is dat de leegstand van huisvesting door de modernisering en digitalisering van rechtspraak oploopt tot ruim 130.000 m2 in de komende jaren. Het vermijden van deze leegstand leidt tot een structurele besparing.
Hoeveel heeft de nieuwe extra beveiligde bunker in Almelo gekost, die twee jaar geleden geopend is? Is de bunker niet langer nodig of wordt nu elders een vergelijkbare nieuwe bunker gebouwd?
Er is in de zittingsplaats Almelo geen extra beveiligde bunker gebouwd. Wel is er bij de uitbreiding van het gerechtsgebouw in 2011 van de gelegenheid gebruik gemaakt om, als pilot, een digitale zittingzaal te bouwen. Die zaal is eind 2012 in gebruik genomen. Bij dit project is bewust afgezien van een uitbreiding van de kantoorvoorziening; een lokale wens die destijds op tafel lag. De investering bedroeg in totaal € 7 mln.
Bent u ervan op de hoogte dat de reistijd van Enschede naar Zwolle ruim een uur bedraagt, zowel per trein als per auto, en dat voor delen van het platteland van Twente – een gebied met meer dan 600.000 inwoners – de reistijd per openbaar vervoer naar Zwolle twee uur bedraagt? Kent u enig andere plek in Nederland die zo ver zou moeten reizen voor toegang tot bijvoorbeeld familierecht en handelsrecht?
Over het MJP heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. Pas na besluitvorming over de zaaksverdeling in het arrondissement Overijssel is duidelijk waar bijvoorbeeld zaken op het gebied van familierecht worden behandeld. Bij de zaaksverdeling moet steeds de kwaliteit en toegankelijkheid van rechtspraak en de goede bedrijfsvoering van gerechten tegen elkaar worden afgewogen. Uitkomst daarvan kan zijn dat tegenover meer gespecialiseerde, kwalitatief hoogwaardige rechtspraak een grotere reisafstand voor de rechtzoekende staat.
Herinnert u zich de motie-Groot/Schouten, die de regering verzoekt, in het kader van de reorganisatie van de belastingdienst, voorrang te geven aan het behoud van banen in regio’s die te maken hebben met krimp en lage werkgelegenheid?5
Ja.
Hoe hoog is de werkloosheid in Almelo? Deelt u de mening dat je daadwerkelijk kunt spreken van lage werkgelegenheid in Almelo?
Het werkeloosheidspercentage in Almelo bedroeg blijkens cijfers van de provincie Overijssel (gebaseerd op cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek) 9,9% in 20146. Dat is hoger dan het landelijk gemiddelde van 8% eind 20147.
Kunt u aangeven wanneer het bestuur van de rechtbank Overijssel conform artikel 21 van de Wet op de rechtelijke organisatie een zaakverdelingsreglement heeft vastgesteld?
Dat is voor het laatst gebeurd op 17 december 2013 (Stcrt. 2013, nr. 36562).
Kunt u aangeven welke kaders er zijn voor het zaaksverdelingsreglement dat wordt vastgesteld door het bestuur, waarin per zittingsplaats wordt bepaald voor welke categorieën van zaken in die zittingsplaats zittingen worden gehouden, waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met het belang van een goede toegankelijkheid van rechtspraak? Zijn er maximum reistijden vastgesteld of is toegankelijkheid van de rechtspraak een niet duidelijk gedefinieerd begrip?
Het kader voor het zaaksverdelingsreglement bestaat in eerste instantie uit de wet op de rechterlijke organisatie. Uit artikel 21 lid 1 van deze wet volgt dat het gerechtsbestuur bij de vaststelling van het zaaksverdelingsreglement in ieder geval rekening houdt met het belang van een goede toegankelijkheid van rechtspraak. Uw Kamer heeft dit kader aangevuld door, naar aanleiding van het wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart, in een drietal moties aan te nemen, namelijk de motie-Helder (TK 32 891, nr. 12), de motie-Çörüz (TK 32 891, nr. 13) en de motie-Recourt (TK 32 891, nr. 19). De Raad beziet de vastgestelde zaaksverdelingsreglement, alvorens ermee in te stemmen, aan de hand van drie criteria. Het betreft de kwaliteit en toegankelijkheid van rechtspraak en aan de goede bedrijfsvoering van gerechten. Er zijn geen concrete, maximum reistijden door de rechtspraak geformuleerd.
Kunt u aangeven of de adviezen in artikel 21, tweede en derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie inzake een eventuele wijziging in Overijssel gegeven zijn? Zo ja, wanneer en kunt u ze openbaar maken?
De adviezen waarop u doelt, behoeft het bestuur van rechtbank Overijssel pas in te winnen als de voorgenomen plannen uiteindelijk leiden tot een aanpassing van het zaaksverdelingsreglement. Dat is nu niet aan de orde.
Wanneer wordt het huisvestingsplan naar de Kamer gestuurd en met de Kamer besproken?
Zoals ik tijdens het algemeen overleg over de rechtspraak van 1 april 2015 heb toegezegd, zend ik het MJP waar het locatiebeleid van de rechtspraak onderdeel van is, na vaststelling ervan, aan uw Kamer. Het oordeel over een eventuele agendering van het MJP laat ik aan uw Kamer.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat er een besluit genomen wordt over het uitkleden van de rechtbank in Almelo, dus voor 31 augustus 2015 als op die dag de Raad voor de rechtspraak hierover een besluit neemt?
Ik heb uw Kamer met mijn brief van 31 augustus 2015 voorlopig geïnformeerd over het voorgenomen MJP en daarmee een deel van de in dit verband gestelde Kamervragen beantwoord. Het MJP is nog niet vastgesteld door de rechtspraak.
Het bericht ‘Gemeenten gebruiken eigen bijdrage als melkkoe’ |
|
Sjoerd Potters (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten gebruiken eigen bijdrage als melkkoe»?1
Ja.
Klopt het dat gemeenten bij vooral mensen met een gemiddeld tot een hoog inkomen een forse hogere bijdrage vragen voor zaken als begeleiding en dagbesteding? Klopt het dat het soms gaat om een eigen bijdrage van zelfs 60 tot 70 euro per uur? Staat deze eigen bijdrage nog wel in verhouding tot het reguliere uurtarief voor bijvoorbeeld de dagbesteding?
Ja, het is mij bekend dat hogere eigen bijdragen worden gevraagd dan in de AWBZ het geval was. In de eerste plaats is de feitelijke eigen bijdrage voor cliënten hoger geworden als gevolg van het vervallen van de 33%-korting op de eigen bijdrage. Daarnaast werd in de AWBZ een vast (en fictief) uurtarief gebruikt van € 14,– waarop de eigen bijdrage werd gebaseerd. De genoemde bedragen hebben betrekking op individuele ondersteuning, waarvoor door sommige gemeenten dergelijke tarieven worden betaald.
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen en in hoeveel gemeenten het voorkomt dat mensen extra hoge rekeningen moeten betalen, doordat een gemeente een eigen bijdrage incasseert die hoger uitvalt dan wat de gemeente aan de zorgaanbieder betaalt?
Ik zal gemeenten, de VNG en het CAK er actief op wijzen dat geen kostprijzen mogen worden doorgegeven die hoger liggen dan de feitelijke kosten. Daarbij geldt dat op het moment onbekend is om hoeveel en om welke gemeenten het gaat. Het CAK beschikt niet over gegevens over prijsafspraken tussen gemeenten en aanbieders. Ik ben overigens blij dat de VNG haar rol oppakt en actief onderzoekt waar het probleem zich voordoet.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en tegen de regels dat gemeenten extra inkomsten vergaren door een hogere eigen bijdrage te incasseren dan wat de gemeente aan de zorgaanbieder betaalt?
Ja. De Wmo 2015 laat hierover in artikel 2.1.4, derde lid, geen misverstand bestaan.
Deelt u de mening dat een eigen bijdrage bedoeld is om onnodige zorgconsumptie bij de cliënt te voorkomen en spaarzaamheid te bevorderen, en niet om forse inkomenseffecten op verschillende groepen in de samenleving te bewerkstelligen?
De eigen bijdrage is bedoeld om onnodige zorgconsumptie te voorkomen en als vorm van medefinanciering. De Wmo 2015 geeft hiervoor de kaders. Inkomensbeleid was en blijft de verantwoordelijkheid van het Rijk.
Wat gaat u eraan doen om deze forse verhoging van de eigen bijdragen bij gemeenten terug te dringen? Bent u bereid zo snel als mogelijk met de VNG om tafel te gaan, om te voorkomen dat mensen een hogere eigen bijdrage betalen aan de gemeente dan de prijs die de zorgaanbieder berekent?
Zolang de verhoging binnen de wettelijke kaders blijft, ofwel de kostprijs die aan het CAK wordt doorgegeven niet hoger ligt dan de kostprijs die de gemeente zelf verschuldigd is, is het niet aan mij om gemeenten aan te spreken op verhoging van de eigen bijdragen. Wel is het van belang dat maatwerk mogelijk blijft en de verhoging van de eigen bijdrage er niet toe leidt dat cliënten om die reden afzien van ondersteuning. Ik heb gemeenten hier nogmaals op gewezen. Van een hogere eigen bijdrage dan de kostprijs kan geen sprake zijn. Ook dit zal ik nogmaals aan de wethouders laten weten.
Een Nederlandse onderscheiding voor de Thalys-helden |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat de vier helden die afgelopen vrijdag een aanslag in de Thalys Amsterdam – Parijs wisten te voorkomen door de dader, met gevaar voor eigen leven, te overmeesteren, vandaag de hoogste Franse onderscheiding hebben gekregen van de Franse president?1
Ja.
Is het u bekend dat ook de Belgische premier aan het viertal een eremedaille zal uitreiken?
Zie antwoord vraag 1.
Realiseert u zich dat deze vier mannen met hun heldhaftig optreden waarschijnlijk ook Nederlandse slachtoffers hebben weten te voorkomen doordat de in Amsterdam vertrokken trein ook vol zat met Nederlandse reizigers?
Door het heldhaftige optreden van Amerikaanse, Franse en Britse reizigers in de Thalys is een groot aantal slachtoffers van diverse nationaliteiten voorkomen. Het kabinet heeft groot respect voor hun moedige en alerte reactie. De gebeurtenissen hebben plaatsgevonden op de grens van België en Frankrijk. De regeringen van deze betrokken landen hebben de mannen een onderscheiding uitgereikt voor hun moed. Nederland steunt deze blijk van dankbaarheid en huldebetoon volledig. Op uitnodiging van Frankrijk was Nederland, evenals de VS en het VK, op diplomatiek niveau aanwezig bij de uitreiking van de onderscheidingen. De vertegenwoordiger van Nederland heeft bij die gelegenheid namens de Nederlandse regering aan de betrokkenen persoonlijk onze erkentelijkheid overgebracht. Die erkentelijkheid gaat ook uit naar de Franse diensten die klaarstonden om het verdere verloop in goede banen te leiden, waaronder politie, lokale autoriteiten en medische bijstand en begeleiding. Het kabinet is van mening dat met bovengenoemde onderscheidingen van de eerst betrokken landen op passende wijze eer is betoond aan het optreden van de helden en zal daarom niet aanvullend een Nederlandse onderscheiding uitreiken.
Bent u bereid deze vier helden ook een hoge Nederlandse onderscheiding uit te reiken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja.
Het optreden van het Turkse leger en de politie in het zuidoosten van Turkije |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Urgent Call from Women in Turkey: Help Us Prevent Massacre» en «PKK uses dummies as booby traps in southeast Turkey»?1
Ja.
Wat is uw beeld van het recente optreden van het Turkse leger en de politie in het zuidoosten van Turkije en van het optreden van de PKK? Is er naar uw oordeel sprake van een oorlogssituatie in delen van het zuidoosten van Turkije?
De aanslagen door de PKK op politiemensen en soldaten, inclusief de meest recente aanslag in Daglica, zijn zeer ernstige incidenten. Door de opeenvolging van acties en tegenacties van beide zijden is de situatie in het zuidoosten fragiel, zoals ook wordt gereflecteerd in het reisadvies. Nederland erkent het recht van Turkije om zich te verdedigen tegen terroristische aanslagen, inclusief die van de PKK. Nederland heeft er daarbij op gewezen dat de maatregelen van de Turkse regering tegen terroristische dreigingen proportioneel moeten zijn. Het kabinet roept beide partijen op het vredesproces zo spoedig mogelijk te hervatten en verder bloedvergieten te voorkomen en benadrukt dat de mensenrechten moeten worden gerespecteerd.
Hoeveel slachtoffers zijn er aan beide kanten van het conflict gevallen sinds de escalatie van het geweld tussen het Turkse leger en de politie en de PKK sinds juli 2015? Hoeveel slachtoffers zijn burgers?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde cijfers wat betreft aantallen slachtoffers aan weerszijden.
Kunt u bevestigen dat plaatsen in het zuidoosten worden afgesloten door het Turkse leger en/of de politie waardoor inwoners het gebied niet meer kunnen verlaten? Wat zijn hiervan de gevolgen en hoe verhoudt dit beleid zich tot het internationaal recht?
Op basis van het internationaal recht mogen veiligheidsmaatregelen worden getroffen. Dergelijke veiligheidsmaatregelen dienen noodzakelijk en proportioneel van aard te zijn. Vanwege het oplaaiende geweld van de PKK zijn eind juli 37 tijdelijke veiligheidszones uitgeroepen voor een aantal provincies in het oosten en zuidoosten van Turkije met beperkingen voor de mobiliteit van burgers. Eind augustus waren 130 tijdelijke veiligheidszones ingesteld. Volgens de laatste gegevens (medio september) is het aantal van deze zones weer afgenomen tot 72. In deze zones is een aantal maatregelen van tijdelijke aard van kracht, zoals check-points en een avondklok. Het is echter niet zo dat inwoners deze zones niet kunnen verlaten.
Daarnaast hebben de Turkse autoriteiten recent uitgaansverboden ingesteld in de stad Cizre en in de wijken Silvan en Sur van de stad Dyarbakir. Burgers ter plaatse konden hun huizen gedurende enkele uren of dagen niet verlaten. Inmiddels zijn deze uitgaansverboden weer opgeheven.
Het bericht dat de Nederlandse energiemaatschappij (NLE) de voorwaarden wijzigt waardoor mensen een dubbele energierekening ontvangen |
|
Eric Smaling |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Consumentenbond boos over «dubbele «energierekening»?1
Ja. Het betreft een bericht naar aanleiding van de brief die de Nederlandse Energiemaatschappij (NLE) in augustus aan haar klanten heeft gestuurd. In de brief informeert NLE haar klanten dat zij vanaf september hun termijnbedrag vóór de maand van levering gaan betalen, in plaats van aan het einde van de maand van de daadwerkelijke levering. Effectief betekent dit dat deze klanten van NLE op 25 september aanstaande eenmalig voor twee maanden moeten betalen, voor de levering in september en oktober. Vervolgens betaalt de klant het einde van iedere maand voor de levering van de daaropvolgende maand. Over een heel jaar gezien betaalt men dus niet meer.
Deelt u de mening dat een dubbele incasso van de energierekening een flinke financiële tegenvaller is voor klanten en mensen met een klein inkomen ernstig in de problemen kan brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De wijziging in de betalingscyclus van NLE zorgt voor een eenmalig dubbel incasso. Dit betreft een eenmalig dubbel incasso van circa € 162 voor een gemiddeld Nederlands huishouden.2 Een dubbel incasso van de energierekening kan met name voor mensen met een klein inkomen voor problemen zorgen. NLE houdt op verzoek van de klant rekening met de financiële situatie van de klant. Zo kan er een betalingsregeling worden afgesproken voor het dubbele incasso, waardoor bijvoorbeeld het tweede termijnbedrag gespreid over meerdere maanden betaald kan worden. Gezien het feit dat het gaat om een eenmalig dubbel incasso dat over meerdere maanden gespreid kan worden betaald, verwacht ik geen ernstige problemen voor mensen met een klein inkomen. Daarnaast heeft de klant ook het recht om het contract met NLE op te zeggen en over te stappen naar een andere energieleverancier.
Is er naar uw mening sprake van onzorgvuldig handelen door de Nederlandse energiemaatschappij (NLE), wanneer zij in hun informatie wel melden dat klanten die naar aanleiding van een dubbele incasso opzeggen dit kosteloos kunnen doen maar daarnaast niet tevens informeren over het feit dat ze bij het opzeggen van het contract hun welkomstbonus van € 110 verspelen?
NLE geeft in haar voorwaarden van de welkomstbonus («Kom erbij»-bonus) aan dat deze wordt uitgekeerd wanneer de klant de energienota iedere maand tijdig via automatische incasso voldoet. Voor het in aanmerking komen voor deze bonus moet de klant het gehele leveringsjaar voldoen aan deze voorwaarde. Het opzeggen van het contract binnen het leveringsjaar als gevolg van de wijziging van de betalingsvoorwaarden zorgt voor het vervallen van de welkomstbonus. Ik acht het wenselijk dat transparant wordt gecommuniceerd aan klanten. Daar past bij dat als klanten worden geïnformeerd over opzeggingsmogelijkheden, gewezen wordt op de gevolgen van de opzegging. Of NLE niet aan de wettelijke verplichtingen heeft voldaan voor het informeren van de klanten is ter beoordeling van de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM). De klachten over de informatievoorziening ten aanzien van het vervallen van de welkomstbonus heb ik doorgegeven aan ACM. Het is aan ACM om een afweging te maken of zij dit al dan niet zal gaan onderzoeken en welke conclusies uit een eventueel onderzoek getrokken moeten worden.
Bent u van mening dat indien NLE «professionele wanbetalers» buiten de deur wil houden zij er beter voor kunnen kiezen om nieuwe klanten vooraf te laten betalen en financieel betrouwbaar gebleken bestaande klanten geen dubbele incasso af te dwingen?2 Zo nee, waarom niet?
In de Nederlandse geliberaliseerde energiemarkt kunnen consumenten zelf hun energieleverancier kiezen. De overeenkomst over de levering door de energieleverancier aan de consument, waaronder betalingsafspraken, is een privaatrechtelijke afspraak. Het staat de consument vrij om geen gebruik te maken van de dienst wanneer hij het niet eens is met de leveringsvoorwaarden. In de geliberaliseerde energiemarkt kan de consument gemakkelijk overstappen naar een van de vele energieleveranciers. Daarmee kunnen consumenten zelf bepalen en laten zien of de betalingsvoorwaarden van NLE redelijk zijn. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de betalingsvoorwaarden van een individuele onderneming.
Bent u bereid de Autoriteit Consument en Markt (ACM) – als controleur van de energiebedrijven – te verzoeken om de handelwijze van NLE ten aanzien van de instapkorting/welkomstbonus en het tussentijds wijzigen van het jaarcontract na te gaan? Zo nee, waarom niet?
De klachten over de informatievoorziening ten aanzien van het vervallen van de welkomstbonus en het wijzigen van de betalingsvoorwaarden heb ik doorgegeven aan de toezichthouder ACM. Het is aan ACM om een afweging te maken of zij dit al dan niet zal gaan onderzoeken.
Op welke wijze worden zijn energiebedrijven betrokken bij de kabinetsaanpak van armoede en schulden? Bent u bereid in gesprek te gaan met betreffende energieleverancier om mogelijke schuldenproblematiek door aangekondigd handelen te voorkomen? Zo ja, op welke wijze?
Nederland heeft een stelsel van verschillende maatregelen om energieconsumenten te beschermen. Ten eerste het algemene stelsel van sociale zekerheid dat burgers in staat stelt om hun basisbehoeften te bekostigen. Wanneer er toch mensen door moeilijke omstandigheden in de situatie komen dat zij hun energierekening niet kunnen betalen in verband met problematische schulden, dan zijn er de gemeenten om hen te helpen met schuldhulpverlening. Deze schuldhulpverlening is er in eerste instantie op gericht om ervoor te zorgen dat deze mensen hun maandelijkse rekeningen kunnen voldoen. Vervolgens kan er gewerkt worden aan afspraken met crediteuren over het terugbetalen van de schuld. Verder is in regelgeving vastgelegd dat een energieleverancier de consument met betalingsachterstanden bij de herinnering wijst op de mogelijkheden van schuldhulpverlening en aanbiedt, met schriftelijke toestemming van de consument, de contactgegevens en informatie over de hoogte van diens schuld te verstrekken aan een schuldhulpverleningsinstantie.
Naast het bovengenoemde sociale beleid en afsluitbeleid voor energie is er ook zelfregulering door de energiesector. De energieleveranciers (inclusief NLE) hebben een convenant gesloten met schuldhulpverleners om hun samenwerking te verbeteren. Het doel van dit convenant is om de schulden zo snel mogelijk te stabiliseren, zodat de energierekening weer betaald kan worden. Daarnaast wordt met de aanpak in het convenant beoogd de doorlooptijden zo kort mogelijk te houden, opdat consumenten zo min mogelijk worden geconfronteerd met oplopende schulden. Sinds de invoering van dit beleid blijkt dat er minder mensen de schuldhulpverlening nodig hebben voor schulden voor energielevering en is het aantal afsluitingen gedaald. Gelet op deze maatregelen acht ik een apart gesprek met NLE over schuldenproblematiek niet noodzakelijk.
De toegankelijkheid van de Oranjezaal voor slechtzienden en slechthorenden |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat voor het bezoek aan de Oranjezaal geen speciale voorzieningen zijn voor slechtzienden en slechthorenden?1
Paleis Huis ten Bosch is geen museum, maar een woon- en werkpaleis waarvan de Oranjezaal gedurende twee maanden wordt opengesteld voor het publiek. Voor een bezoek aan de Oranjezaal geldt dat, om klimaat- en veiligheidstechnische reden, een beperkt aantal personen tegelijkertijd een rondleiding kunnen genieten. Voor iedereen, dus ook voor begeleiders van hulpbehoevenden, geldt dat zij een gratis ticket moeten aanvragen. Doordat er meer dan één kaart per boeking (maximaal vier) gereserveerd kan worden, bestaat er voor mensen met een handicap de mogelijkheid om een entreekaart te reserveren voor hun begeleiding.
Bij een bezoek aan de Oranjezaal krijgt het publiek een rondleiding van een professionele gids. Voorafgaand aan het bezoek wordt het publiek attent gemaakt op verschillende websites waar uitgebreide informatie te vinden is over de Oranjezaal. Daarnaast is tijdens de rondleiding ook schriftelijk materiaal beschikbaar. Voor mensen in een rolstoel is de Oranjezaal ook te bezichtigen. Er zijn eventueel extra rolstoelen beschikbaar voor mensen die slecht ter been zijn en de mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van het invalidetoilet. Naar aanleiding van deze Kamervragen zijn, ondanks de kwetsbaarheid van de zaal in combinatie met de beperkte fysieke ruimte, hulphonden toegestaan. De toegankelijkheid voor mensen met een handicap is hiermee gewaarborgd.
Als stichting zijn Rijksmusea zelfstandige organisaties die zelf hun eigen prijs en toegankelijkheidsbeleid bepalen. Bij rijksmusea als Paleis het Loo, Paleis Soestdijk en Huis Doorn worden hulphonden ook toegelaten tot het museum. De toegankelijkheid voor mensen met een handicap is voor een bezoek aan Paleis Soestdijk en Paleis het Loo gewaarborgd. Huis Doorn is, zoals staat vermeld op de website van het museum, niet toegankelijk voor mensen in een rolstoel. Voor begeleiders van mensen met een handicap geldt voor een rijksmuseum als bijvoorbeeld Paleis het Loo dat zij de reguliere entreeprijs betalen bij een bezoek aan het museum.
Waarom moeten gebarentolken, die feitelijk geen deelnemer zijn aan een rondleiding, toch een eigen ticket reserveren? Hoe is dit voor vergelijkbare (publieke) bezienswaardigheden geregeld, bijvoorbeeld de rijksmusea, Paleis Soestdijk, Paleis Het Loo en Huis Doorn?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom zijn geleidehonden niet toegestaan bij een bezoek aan de Oranjezaal? Hoe is dit voor vergelijkbare (publieke) bezienswaardigheden geregeld, bijvoorbeeld de rijksmusea, Paleis Soestdijk, Paleis Het Loo en Huis Doorn?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid te kijken of er toch nog niet iets gedaan kan worden aan de toegankelijkheid voor slechthorenden en slechtzienden van de Oranjezaal, zodat ook deze groepen in de gelegenheid worden gesteld om deze bijzondere ruimte te bezoeken, bijvoorbeeld door speciaal voor belangstellenden uit deze groepen een beperkt aantal afzonderlijke rondleiding te organiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhouden deze regels zich tot de bepalingen en doelstellingen van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarvan de Tweede Kamer de ratificatiewetten binnenkort zal behandelen?
Er is een verschil tussen toegankelijkheid en het treffen van een redelijke aanpassing in een individueel geval. Bij toegankelijkheid gaat het om het preventief (dus los van de behoefte van een persoon in een concrete situatie) treffen van «algemene» voorzieningen of het verwijderen van obstakels. Het vergroten van de toegankelijkheid van een gebouw heeft tot gevolg dat zo’n gebouw toegankelijk wordt voor veel meer mensen. Op grond van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (verder: VN-verdrag) moet worden gewerkt aan verbetering van toegankelijkheid.
De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) verplicht in artikel 2 tot het verrichten van een redelijke aanpassing in een concreet geval, tenzij deze onevenredig belastend is. Na ratificatie van het VN-verdrag en inwerkingtreding van de wijziging van de Wgbh/cz is die verplichting tot het verrichten van een redelijke aanpassing ook van toepassing op het terrein van goederen en diensten. Wat als passend en redelijk kan worden beschouwd, dient per concreet geval te worden getoetst en is helemaal afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
Deelt u de mening dat de overheid zelf het goede voorbeeld moet geven met betrekking tot de verplichtingen die uit het VN-verdrag voortvloeien? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Vertraging bij het spoorproject Assen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Woede over dictaat ProRail»?1
Ja.
Klopt het dat de aanpak van het spoor rond station Assen een jaar wordt vertraagd doordat ProRail geen Treinvrije Periode (TVP) meer wil reserveren in augustus 2016 wegens een tekort aan bovenleidingmonteurs terwijl deze data zeer recent nog zijn gecommuniceerd op bewonersavonden?
Ja, dat klopt. ProRail heeft bij het samenvoegen van alle capaciteitsbehoeften in Nederland geconstateerd dat de uitvoering in de zomer 2016 onuitvoerbaar is geworden. De uitvoering van het spoorproject in Assen was ingepland tussen DSSU (Doorstroom Station Utrecht) en OV SAAL (Schiphol – Lelystad). Deze drie projecten bleken meer uitvoeringscapaciteit te vragen. De andere twee projecten verkeerden in een verdere fase en waren reeds aanbesteed. Hierdoor was het niet mogelijk om het project in Assen in dezelfde periode uit te voeren.
Deelt u de mening dat ProRail een dergelijke beslissing voor een jaar uitstel niet zonder vooroverleg had mogen nemen?
Het is de rol van ProRail om risico’s te identificeren en tijdig te betrekken bij de planning van projecten, ook in de communicatie naar betrokken partijen. Voor het project in Assen geldt een samenwerkingsovereenkomst tussen ProRail en de gemeente, met daarin opgenomen een voorgenomen planning. ProRail geeft aan dat het opgetreden risico van een tekort aan arbeidscapaciteit eerder al onder de aandacht was gebracht bij de gemeente Assen.
ProRail heeft aangegeven dat het direct met de betrokken partijen in contact is getreden na de constatering dat er te weinig monteurs beschikbaar zijn in de zomer van 2016. ProRail heeft vervolgens meteen op zowel ambtelijk als (hoofd)directieniveau het genomen besluit toegelicht. De president-directeur van ProRail heeft ook zelf Assen bezocht voor overleg met de gemeente. Er wordt nu gezamenlijk gewerkt om de consequenties van de ontstane situatie zoveel mogelijk te beperken.
Waarom is het niet mogelijk, als uitstel van de Treinvrije Periode onvermijdelijk is, deze te verplaatsen naar het najaar van 2016 en wordt gelijk gesproken over een jaar uitstel?
ProRail geeft aan dat de corridor Zwolle – Groningen wordt gebruikt door grote aantallen reizigers en Treinvrije Periodes buiten de vakantieperioden teveel reizigershinder geven. In de winter kan er tengevolge van weersomstandigheden niet aan beveiligingskabels gewerkt worden. Daarnaast dient de grote NedTrain werkplaats Onnen van NS goed bereikbaar te blijven in de herfstperiode. In de praktijk kunnen lange Treinvrije Periodes (voor Assen 15 dagen) daarom alleen in de zomer en het voorjaar plaatsvinden.
Klopt het dat ProRail de Treinvrije Periode al twee keer eerder heeft uitgesteld en nu geen garantie wil geven voor een andere datum voor de Treinvrije Periode?
ProRail geeft aan dat er geen sprake is van twee keer uitstel van de realisatie. In het verleden was er een losstaand onderhoudsproject in Assen. Dit project is in de tijd verschoven. De reden daarvoor was dat in de planuitwerking is gebleken dat het onderhoudswerk te combineren was met de werkzaamheden ten behoeve van de pendel treindienst Groningen – Assen en de ruwbouw van de perrontunnel voor het stationsproject. Deze combinatie biedt grote kostenvoordelen en vermindert de reizigershinder. Dit combinatieproject is nu vertraagd. ProRail heeft aangegeven dat het er alles aan zal doen om te zorgen dat het project wel vóór de zomer van 2017 wordt uitgevoerd. Hierbij geldt wel dat voor het vastleggen van Treinvrije Periodes, ProRail overeenstemming dient te krijgen met de vervoerders. Dit proces loopt op dit moment.
Bent u er mee bekend dat de gemeente Assen haar deel van de werkzaamheden rond het station (fietsenkelder en autotunnel) reeds heeft aanbesteed en dat deze projecten in 2016 zullen worden uitgevoerd?
Ja. Een deel van het werk wordt getroffen door de vertraging. Er zijn wel andere delen die wel doorgang kunnen vinden.
Deelt u de mening dat ProRail nog voldoende tijd heeft om personeel te organiseren en dat ProRail zich aan de gemaakte bestuurlijke afspraken in de samenwerkingsovereenkomst dient te houden?
Het is aan ProRail om tijdig te bepalen welke capaciteit aan BFI-monteurs beschikbaar is voor de geplande werkzaamheden.
ProRail heeft aangegeven dat de monteurs die voor het spoorproject in Assen nodig zijn, werken aan de specifieke spoortechnische installaties en de bovenleiding. Deze capaciteit is door haar specialisme alleen in Nederland beschikbaar bij een beperkt aantal partijen. ProRail geeft aan dat het niet mogelijk is om voor het zeer specialistische beveiligingswerk capaciteit voor een enkele klus op te leiden.
Klopt het dat het uitstel van het project grote financiële consequenties heeft voor de andere projecten rond het spoor in Assen die aan het spoorwerk zijn gekoppeld zoals de bouw van het stationsgebouw?
De verwachting is dat het uitstel zal leiden tot meerkosten en wijzigingen in planning rondom het spoor en het stationsgebied in Assen tengevolge van de nieuwe bouwfasering. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe groot de consequenties zullen zijn. Juist omdat er werk van ProRail en de gemeente samenkomt, is ProRail op dit moment nog met de gemeente in gesprek om te onderzoeken wat de consequenties zijn en hoe deze opgevangen kunnen worden.
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat de regionale partijen moeten opdraaien voor extra kosten als gevolg van het nu dreigende uitstel van het project?
Nee, dat deel ik niet. Een en ander is afhankelijk van de afspraken die zijn gemaakt tussen de regio en ProRail. Dit kan per project verschillen. In dit geval is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de gemeente en ProRail. Deze samenwerkingsovereenkomst is bepalend voor hoe omgegaan moet worden met dergelijke risico’s.
Bent u ermee bekend dat het technisch mogelijk is het casco van de perrontunnel al wel te bouwen in 2016, los van de spoorwerkzaamheden, waardoor de overige bouwprojecten rond het station toch zo veel mogelijk door kunnen gaan en het financiële verlies wordt beperkt?
ProRail heeft aangegeven dat er op dit moment onderzocht wordt wat nog wel uitgevoerd kan worden in 2016. ProRail heeft al aangegeven dat het bouwen van de perrontunnel niet mogelijk is in deze periode, aangezien ook hiervoor grootschalige aanpassingen aan de spoorinfrastructuur en ook de zogeheten BFI-monteurs nodig zijn. ProRail heeft aangegeven dat het wel mogelijk lijkt om het perron en het stationsgebouw uit te voeren in 2016.
Klopt het dat ProRail heeft besloten ook dit alternatief niet uit te voeren? Kunt u aangeven wat hiervan de reden is? Deelt u de mening dat ProRail het uiterste moet doen om de financiële schade en vertraging voor andere projecten als gevolg van de besluitvorming van ProRail te beperken?
Ja, dit klopt. In het antwoord van vraag 10 is de reden aangegeven waarom dit alternatief niet uitgevoerd kan worden.
Zoals ook in het antwoord van vraag 3 is aangegeven, deel ik uw mening dat het van belang is dat ProRail in overleg treedt met de betrokken partijen en dat er gezamenlijk wordt gewerkt om de consequenties van de ontstane situatie zoveel mogelijk te beperken.
ProRail geeft aan dat het de gemeente Assen zoveel mogelijk garanties zal geven dat het project wel vóór de zomer van 2017 wordt uitgevoerd. Hierbij zijn zij, in verband met het vastleggen van Treinvrije Periodes, afhankelijk van overeenstemming met de vervoerders.
Zullen de geplande extra pendeltreinen tussen Assen en Groningen ondanks de vertraging van het spoorwerk bij Assen nog steeds rijden voordat de aanpak van de Zuidelijke Ringweg Groningen start? Zo nee, hoe gaat u verkeersproblemen in de regio als gevolg van de start van de bouw van de ringweg dan opvangen?
Er wordt door NS en ProRail onderzocht of de pendel zonder de infrastructuuraanpassingen toch inpasbaar is. Dit is nog niet bekend. NS geeft aan dat het wel mogelijk is om met de vertraagde datum de extra pendeltreinen te laten rijden, voordat er verkeershinder ontstaat ten gevolge van de ringweg.
Wordt de planning van de Zuidelijke Ringweg Groningen beïnvloed door de vertraging die ProRail oploopt met het spoor rond Assen?
Het tracébesluit voor de Zuidelijke Ringweg is nog niet onherroepelijk vanwege lopende beroepen bij de Raad van State. Pas na de uitspraak van de Raad van State kan met meer zekerheid de planning van de aanleg worden vastgelegd.
Is het tekort aan bovenleidingmonteurs structureel? Wat betekent dit voor andere projecten voor aanleg, beheer en onderhoud op het spoor? Gaat ProRail dit tekort in overleg met de spooraannemers op korte termijn oplossen?
Nee, het tekort is niet structureel en de verwachting is dat er geen verdere tekorten in aanleg, beheer en onderhoud zullen volgen. Op dit moment loopt wel een aantal zeer grote projecten met grote reizigersimpact, welke alleen in de zomerperiode realiseerbaar is, doordat er minder reizigers zijn. De gezamenlijke spooraannemers vragen ProRail de benodigde arbeidscapaciteit zoveel mogelijk te verdelen over het jaar.
Burgerslachtoffers, oorlogsmisdadenen dreigende hongersnood in Jemen |
|
Roelof van Laar (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de recente berichten van Amnesty International en Human Rights Watch over grote aantallen burgerslachtoffers en vermeende oorlogsmisdaden in Jemen?1
Ja. Het kabinet vindt de bevindingen in de rapportages van Amnesty International en Human Rights Watch bijzonder verontrustend. Gezien de jarenlange betrokkenheid van Nederland in Jemen en de partnerrelatie worden de ontwikkelingen met grote zorg gevolgd (zie kamerbrief van 21 mei jl. 32 623-151).
Bent u bereid Saoedi-Arabië als aanvoerder van de coalitieaanvallen in Jemen bilateraal en in internationaal verband aan te spreken op de grote aantallen burgerslachtoffers en de berichten over grove schendingen van het oorlogsrecht door de coalitie? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland is zeer alert op mogelijke mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht in het huidige conflict en stelt deze waar mogelijk bij alle conflictpartijen aan de orde.
Bent u tevens bereid de grote zorgen hieromtrent tijdens de eerstvolgende VN-Mensenrechtenraad en Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) te benoemen en er op aan te dringen dat alle strijdende partijen in Jemen het oorlogsrecht en mensenrechten dienen te respecteren en er alles aan moeten doen om burgerslachtoffers te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet de komende Mensenrechtenraad (MRR) en de AVVN als passende fora om alle conflictpartijen in Jemen op te roepen tot het respecteren van de mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht en zal dit ook doen.
Als de conflictpartijen voor de eerstvolgende zitting van de VN-Mensenrechtenraad nalaten om geloofwaardige stappen te zetten om de vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht te onderzoeken, bent u dan bereid om tijdens die zitting op te roepen een internationale onderzoekscommissie in te stellen om dit onderzoek uit te voeren? Zo nee, waarom niet en op welk moment dan wel?
Het kabinet is zeer bezorgd over beschuldigingen van schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Jemen en maakt zich sterk voor onderzoek hiernaar. Het kabinet hecht er belang aan dat dit onderzoek geloofwaardig is en gericht is op de vermeende schendingen door alle conflictpartijen. Nederland heeft een bijzondere positie in de MRR vanwege het co-auteurschap van de jaarlijkse resolutie over Jemen. Het is onze intentie om een onderzoek naar schendingen onderdeel te laten zijn van de resolutie.
Erkent u de zorgelijke waarschuwing van het VN World Food Programme (WFP) voor dreigende hongersnood in Jemen voor 6 tot 13 miljoen mensen en hoe reageert u op de oproep van de WFP om de gemaakte toezeggingen op het gebied van nood- en voedselhulp aan Jemen na te komen?
De berichtgeving over de naderende hongersnood en de grote aantallen ondervoede kinderen in Jemen baart het kabinet grote zorgen. Volgens de VN zijn inmiddels 21,1 miljoen mensen in het land (80% van de gehele bevolking) hulpbehoevend, waaronder 10 miljoen kinderen. Ernstige tekorten aan voedsel, schoon drinkwater, medicijnen, een nijpend tekort aan brandstof en stijgende voedselprijzen hebben grote gevolgen voor het dagelijks leven van de Jemenieten. Derhalve heeft het kabinet besloten tot een humanitaire bijdrage van 10 miljoen euro aan Jemen (zie Kamerbrief met kenmerk DSH-2015.475981). De bijdrage komt bovenop de eerdere bijdrage van 5 miljoen euro in mei jl. en brengt Nederlandse humanitaire bijdrage aan Jemen dit jaar op een totaal van 15 miljoen euro.
Daarnaast verstrekt Nederland algemene ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulporganisaties en fondsen. In 2015 gaat het om: 55 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund (CERF), 40 miljoen euro aan het International Committee of the Red Cross (ICRC), 36 miljoen euro aan het World Food Program (WFP), 33 miljoen euro aan de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), 15 miljoen euro aan het United Nations Children Fund (UNICEF) en 5 miljoen euro aan de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Door ongeoormerkte bijdragen te verstrekken, kunnen organisaties het geld inzetten daar waar de humanitaire noden het hoogst zijn. Aangezien Jemen behoort tot de humanitaire crises met de hoogste prioriteit wordt een deel van de Nederlandse algemene ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulphulporganisaties besteed aan de humanitaire hulp in Jemen. Vanwege het ongeoormerkte karakter van de Nederlandse steun is pas na afloop van het lopende jaar duidelijk hoeveel Nederlands geld er in Jemen is besteed. Hierover zal het kabinet u informeren in de jaarlijkse Kamerbrief over de besteding van humanitaire hulp.
Met deze recente bijdrage hoopt Nederland een katalyserend effect te sorteren en andere donoren aan te sporen hun toegezegde bijdragen over te maken. Waar mogelijk, zullen wij dit in internationaal verband ook aan de orde stellen. Van het door Saoedi Arabië toegezegde bedrag van 274 miljoen dollar is na het verschijnen van bovengenoemde Kamerbrief inmiddels 241 miljoen dollar overgemaakt aan de VN.
Net als Nederland draagt de Europese Commissie substantieel bij aan het verlichten van de humanitaire noden in Jemen. De Europese Commissie heeft in 2015 tot nu toe een totale bijdrage van 35 miljoen euro gedaan.
Welke extra steun kunnen Nederland en de EU geven om een (nog grotere) humanitaire ramp in Jemen af te wenden? Bent u bereid deze dreigende hongersnood in elk geval tijdens de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) en AVVN aan de orde te stellen?2
Zie antwoord vraag 5.