De Duitse arbeidsmarkt die geen schade leidt door de invoering van het minimumloon |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Schade van minimumloon in Duitsland blijft uit»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat in Duitsland sinds 1 januari 2015 vanaf 18 jaar een minimumloon is ingevoerd?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Duitse arbeidsmarkt een jaar na de invoering van het minimumloon, ondanks waarschuwingen van economen, ongeschonden is gebleven en de werkloosheid zelfs daalde naar het laagste niveau in 24 jaar?
Bij de invoering van het Duitse minimumloon werd door verschillende economen gewaarschuwd voor negatieve werkgelegenheidseffecten van het minimumloon. Hoewel onbekend is hoe de werkloosheid zich ontwikkeld zou hebben als Duitsland geen minimumloon ingevoerd zou hebben, lijkt het er op het eerste gezicht op dat de effecten van de invoering van het minimumloon op de arbeidsmarkt in Duitsland relatief beperkt zijn geweest. Ook het Institut für Wirtschaftsforschung (IFO) en Institut der Deutschen Wirtschaft (IW) hebben dat recent geconcludeerd2.
De beperkte invloed die de invoering van het minimumloon in Duitsland heeft gehad op de arbeidsmarkt hangt volgens deze onderzoeksinstituten vermoedelijk samen met het gegeven dat werkgevers andere aanpassingsmechanismen hebben gebruikt om de loonkostenstijging op te vangen. Werkgevers hebben voor een deel de loonkostenstijging bijvoorbeeld doorgerekend aan de consument. Zo zijn, volgens het IW, de prijzen van taxiritten, restaurantbezoeken en huishoudelijke hulpen gestegen. Omdat echter gelijktijdig de energieprijzen gedaald zijn, zijn grootschalige prijsstijgingen uitgebleven. Dit heeft de effecten op de arbeidsmarkt beperkt.
Uit het uitblijven van substantiële effecten op de Duitse arbeidsmarkt als gevolg van de invoering van een minimumloon mag echter, zo stellen deze onderzoeksinstituten, nog niet geconcludeerd worden dat een aanpassing of invoering van het minimumloon zonder arbeidsmarkteffecten gepaard gaat. Het is namelijk bekend dat de effecten op de arbeidsmarkt van de invoering van een minimumloon met enige vertraging zichtbaar worden. Aanpassingen in de werkgelegenheid vinden namelijk geleidelijk plaats.
Wilt u bij uw afweging met betrekking tot de herziening van de Wet minimumloon de resultaten uit Duitsland betrekken? Zo ja, kunt u daarbij een vergelijking maken tussen de Duitse en Nederlandse arbeidsmarkt? Zo nee, waarom niet?
Tijdens het AO arbeidsmarktbeleid van 23 april 2015 (Kamerstuk 29 544, nr. 623) heb ik toegezegd om bij de herziening van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ook oog te hebben voor de vormgeving van het minimumloon en de arbeidsmarktuitkomsten in andere landen. De invoering van het minimumloon in Duitsland, alsmede de daarmee samenhangende arbeidsmarktuitkomsten, zal ik daar uiteraard bij betrekken.
De levensbedreigende situatie voor 40.000 mensen in Madaya |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Harry van Bommel , Henk Krol (50PLUS), Kees van der Staaij (SGP), Michiel Servaes (PvdA), Louis Bontes (GrBvK), Raymond Knops (CDA), Han ten Broeke (VVD), Roland van Vliet (Van Vliet), Marianne Thieme (PvdD), Norbert Klein (Klein), Johan Houwers (Houwers), Rik Grashoff (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de zeer schrijnende humanitaire situatie in de Syrische stad Madaya, waar ongeveer 40.000 mensen vastzitten die in zeer ernstige hongersnood zijn, waardoor er sprake is van een levensbedreigende situatie?1
Ja.
Klopt het dat de stad Madaya is belegerd door Syrische strijdgroepen die loyaal zijn aan Assad, en door Hezbollah?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het onmogelijk is voor inwoners van Madaya om de stad te ontvluchten, dan wel naar andere steden te gaan?
Ja. Madaya wordt sinds zeven maanden belegerd en burgers worden met geweld en door de aanwezigheid van landmijnen verhinderd de stad te verlaten. Het regime en Hezbollah gebruiken de inwoners van Madaya om hun positie te versterken in onderhandelingen rondom een lokaal staakt-het-vuren en met het oog op gebiedsuitbreiding in de provincie Idlib.
Kunt u bevestigen dat er nauwelijks voedsel voorradig is in Madaya, waardoor kinderen zich genoodzaakt zien om bladeren te eten, en dat het ontbreekt aan noodzakelijke medische voorzieningen?
Ja. De humanitaire situatie is zeer schrijnend. In oktober 2015 hadden de VN, ICRC en de Syrische Rode Halve Maan voor het laatst toegang tot Madaya voor grootschalige hulpverlening. Er is destijds voedselhulp geleverd, maar dit was slechts toereikend voor twee maanden. Deze voorraad was eind 2015 uitgeput en daarom is aanvullende humanitaire hulp hard nodig.
Medische voorzieningen zijn in Madaya niet aanwezig. De VN en ICRC drongen daarom in oktober 2015 aan op noodzakelijke medische evacuaties. In december zijn deze hulporganisaties er in geslaagd meer dan 120 mensen, onder wie zwaargewonden en hun familieleden, naar Turkije en Libanon te brengen. Daar kregen zij medische hulp.
De hulpkonvooien die deze week naar Madaya, Foua en Kefraya zijn gegaan brachten ook voornamelijk voedsel en medische goederen voor de bevolking. Momenteel zijn er minimaal 400 mensen in Madaya die dringend medische hulp nodig hebben. De VN en ICRC zijn druk in onderhandeling met de strijdende partijen om evacuaties van deze mensen mogelijk te maken.
Bent u bereid om onmiddellijk bij de VN aan te dringen op een staakt-het-vuren en humanitaire toegang tot Madaya?
Ja. Nederland dringt in VN-verband al geruime tijd aan op een staakt-het-vuren zodat humanitaire hulp geboden kan worden aan de bevolking. De humanitaire toegang tot de Syrische bevolking is al maanden slecht, en ook dit onderwerp staat hoog op de agenda in gesprekken met EU, VN en ICRC. EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en Commissaris Stylianidis riepen op 8 januari in een verklaring op tot humanitaire toegang tot Madaya. VNVR-resolutie 2254 van december vorig jaar roept alle partijen op hun medewerking te verlenen aan een staakt-het-vuren en humanitaire toegang.
Het uitoefenen van politieke druk ten behoeve van de implementatie van deze resolutie is op dit moment cruciaal, zo geven ook de hulporganisaties in Damascus aan. Het belang van een staakt-het-vuren en recht op humanitaire toegang zal daarom door Nederland steeds bepleit worden. Alle partijen dienen zich te houden aan het internationaal humanitair recht. Minister Koenders heeft hier tijdens de RBZ op 18 januari jl. een hoofdpunt van gemaakt. Nederland blijft deze boodschap uitdragen.
Bent u bereid te pleiten voor acute noodhulp voor de inwoners van Madaya bijvoorbeeld door middel van voedseldroppingen?
Nederland levert een aanzienlijke financiële bijdrage aan humanitaire hulp in Syrië, via VN-organisaties en het internationale Rode Kruis. Het kabinet staat met hen in nauw contact over de hulpverlening in Madaya. Minister Ploumen heeft naar aanleiding van de berichten over Madaya gesproken met de VN Humanitair Coördinator El Hillo in Syrië om steun te betuigen en te spreken over hoe Nederland een bijdrage kan leveren. Nederland heeft recentelijk 4 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het Rode Kruis in Syrië dat besteed zal worden aan voedselhulp, drinkwater, medicijnen en toerusting tegen de winterkou.
Minister Ploumen heeft met een aantal verschillende humanitaire organisaties de optie voor voedseldroppings besproken. Zij geven aan dat het regime geen toestemming geeft voor luchttranssport. Vliegtuigen die daar goederen proberen te droppen zonder toestemming worden beschoten. Er is ook geen medewerking of controle ter plekke voor voedseldroppings. Hierdoor kunnen de droppings ook in verkeerde handen vallen. De VN en hulporganisaties zetten daarom in op hulpkonvooien waarmee nauwkeurigere en uitgebreidere hulp kan worden geboden.
Daarnaast betreft het hier stedelijk gebied. Voor voedsel droppen is veel afgebakende en lege ruimte nodig (5 voetbalvelden) om slachtoffers te voorkomen. Wanneer mensen geraakt worden door een zak met twee kilo rijst vanaf 100 meter hoogte kan dit dodelijk zijn.
Zijn er bij u andere gevallen bekend van steden en/of dorpen die worden belegerd waarbij de bevolking doelbewust wordt uitgehongerd door regeringstroepen dan wel strijdkrachten die loyaal zijn aan Assad?
Ongeveer 400.000 Syriërs wonen in belegerd gebied. De aanvoer van commerciële goederen (waaronder voedsel) naar deze gebieden wordt geblokkeerd en humanitaire hulp wordt niet of nauwelijks toegelaten.
In het door ISIS belegerde westelijke deel van de stad Deir-al-Zor leven 200.000 mensen. Daarnaast leven ongeveer 181.000 personen in gebied dat belegerd is door het regime van Assad. De situatie in Madaya is hiervan een zeer ernstig voorbeeld. De plaatsen Fu’a en Kafraya, waar ongeveer 12.500 mensen leven, worden belegerd door o.a. Ahrar al-Sham.
In al deze gebieden is hulpverlening de afgelopen maanden slechts mondjesmaat mogelijk geweest. Het kabinet staat in nauw contact met de VN en het internationale Rode Kruis om druk uit te oefenen op het regime-Assad en andere partijen om toegang tot belegerde gebieden zeker te stellen.
Naheffingen voor zzp’ers in de zorg |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Van hoeveel zzp'ers in de zorg is vanaf oktober 2013 de VAR-wuo herzien in een VAR-loon? Hebben alle 650 zzp'ers die zich hebben aangemeld voor de pilot directe contractering alsnog weer een VAR-wuo gekregen? Zo nee, hoe veel van deze zzp'ers hebben uiteindelijk alsnog wel een VAR-wuo gekregen?1 2 3
In 2013 is van 257 zorgverleners van zorg in natura de VAR-wuo herzien in een VAR-loon. In 2014 zijn er geen herzieningen bij zorgverleners geweest. In 2015 gaat het om 104 herzieningen.
In 2014 zijn Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (CDA) beantwoord over de zorgpilot directe contractering. In de beantwoording van de vragen 4, 5 en 6 van die Kamervragen is ingegaan op het aantal aanmeldingen voor de zorgpilot en het aantal afgegeven beschikkingen VAR-wuo voor deze specifieke werkzaamheden.
In de betreffende beantwoording is hierover geschreven, dat van de geraamde 1.200 ongeveer 800 zzp’ers zich hebben aangemeld voor deelname aan de pilot. Hiervan hebben ongeveer 150 zzp’ers, om uiteenlopende redenen, afgezien van deelname aan de pilot. De zzp’ers die zich hebben aangemeld voor de pilot, hebben tijdig van de Belastingdienst een VAR-wuo ontvangen
Hoe veel zzp'ers in de zorg hebben vanwege het herzien van de VAR-wuo in een VAR-loon een naheffing gekregen over het jaar 2013 of het jaar 2014?
Er zijn correcties aangebracht op de aangiften inkomstenbelasting van zorgverleners van wie de VAR is herzien over het jaar 2013. Daaruit blijkt dat per 11 januari 2016 In totaal 192 aangiften 2013 zijn afgehandeld. Van deze 192 hebben er 20 niet tot een correctie geleid en 172 wel. Het gemiddelde voorgestelde correctiebedrag op het inkomen is € 14.000.
De overige aangiften 2013 en 2014 zijn nog in behandeling.
Hoe hoog is de gemiddelde naheffing over 2013 en 2014 bij zzp'ers in de zorg van wie de VAR-wuo is herzien in een VAR-loon?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe veel zzp'ers hebben sinds oktober 2014 een VAR-wuo aangevraagd, maar een VAR-loon gekregen? Hoe veel van deze personen hebben inmiddels weer een VAR-wuo?
Het is procedureel niet juist om te veronderstellen dat een VAR-wuo kan worden aangevraagd. Er wordt een VAR aangevraagd waarbij de Belastingdienst, met behulp van de beslisboom, de gepresenteerde feiten en omstandigheden weegt en op basis daarvan tot één van de vier verklaringen (WUO/DGA/Loon/ROW) komt. De VAR-database geeft dan ook geen mogelijkheid om de gevraagde informatie op te kunnen leveren.
Hebben zelfstandigen van wie de VAR-wuo is herzien in een VAR-loon, maar die vervolgens zijn gaan werken conform de overeengekomen modelovereenkomst voor zzp'ers in de zorg, of hebben deelgenomen aan de pilot directe contractering, met terugwerkende kracht een VAR-wuo gekregen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 hebben de deelnemers aan de pilot (directe contractering) tijdig een (nieuwe) VAR-wuo gekregen die specifiek op het werken (de feiten en omstandigheden) in de pilot zag.
Bij het gebruik van een modelovereenkomst is het gebruik van een VAR niet voorzien, maar er kan wel een VAR worden aangevraagd/afgegeven. De aanvrager kan bij de aanvraag van een VAR dan verwijzen naar de modelovereenkomst in de zorg. In die gevallen is een VAR-wuo afgegeven met in de omschrijving van de werkzaamheden een verwijzing naar de modelovereenkomst zorg. Hierbij wordt verwezen naar de datum en het nummer van de modelovereenkomst. Deze VAR-wuo ziet op de uitvoering van werkzaamheden overeenkomstig de nieuwe feiten en omstandigheden zoals die bij het gebruik van de modelovereenkomst voor komen. Op dit moment is zes keer een dergelijke VAR-wuo inzake de zorg afgegeven. Overigens is bij het werken op basis van de modelovereenkomst het aanvragen van een VAR eigenlijk dubbelop, nu de modelovereenkomst al zekerheid omtrent de loonheffingen geeft.
Ziet u mogelijkheden om – gezien de plotselinge verandering in de beoordeling van VAR-verklaringen voor werkzaamheden in de zorg door de Belastingdienst vanaf oktober 2013 en de onduidelijkheid die er tussen oktober 2013 en het opstellen van de modelovereenkomsten voor zzp'ers in het voorjaar van 2015 bestond – eventuele naheffingen als gevolg van het herzien van de VAR-wuo bij zzp'ers in de zorg, ongedaan te maken? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een plotselinge verandering in de beoordeling van VAR aanvragen in de zorg door de Belastingdienst vanaf oktober 2013. Wel is sprake geweest van de intensivering van het VAR toezicht zoals dat is aangekondigd door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 17 september 2012. De beoordeling van het aangifteproces van een VAR in de zorg in natura is niet gewijzigd. Naar aanleiding van deze intensivering van het toezicht is de pilot directe contractering, waaraan in vraag 1 wordt gerefereerd, gestart. Voor de deelnemers aan deze pilot is een wijziging ingetreden, waardoor deze deelnemers alsnog een VAR-wuo hebben ontvangen. Ook heeft de modelovereenkomst voor zorgverlening in natura, waardoor kon worden geanticipeerd op de Wkkkgz (Wet kwaliteit, klachten, geschillen zorg), een nuancering in de beoordeling van de aanvragen aangebracht.
De mogelijkheid voor het bestrijden van een definitieve aanslag inkomstenbelasting bestaat uit de wettelijke rechtsgang middels bezwaar en beroep. Dit is een zaak voor de competente inspecteur Inkomstenbelasting. De Belastingdienst heeft inmiddels meer dan 100 procedures voor de rechtbank en verschillende gerechtshoven gevoerd waarbij alle rechtbanken en de meerderheid van de gerechtshoven de mening zijn toegedaan dat AWBZ-zorg in natura in de voorgelegde zaak niet als zelfstandige is uitgevoerd maar in loondienst. Een eigen bevoegdheid van de Belastingdienst om in deze berechte gevallen een ander gevolg te verbinden aan het oordeel van de rechter is er niet. De bezwaar- en beroepsmogelijkheden staan open voor de individuele belastingplichtigen.
Het bericht dat bewoners in Wateringen nog steeds blootgesteld worden aan asbest |
|
Eric Smaling |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het artikel «Wateringers vliegt asbest om de oren», waarin wordt gesteld dat uit een vertrouwelijk rapport blijkt dat «honderden Wateringers nodeloos worden blootgesteld aan kankerverwekkend materiaal», nu een jaar na de grote asbestbrand?1
De bewoners van de gemeente Westland maken zich begrijpelijkerwijs zorgen over de veiligheid van hun leefomgeving. Dat deze situatie zo lang aanhoudt, is onwenselijk.
Naar aanleiding van gestelde vragen (Aanhangsel van de handelingen nr. 2776) is in een brief aan de provincie Zuid-Holland aangegeven dat het van belang is dat het vertrouwen van de burger in de leefomgeving hersteld wordt. In die brief is tevens de hulp van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangeboden. Dit aanbod geldt nog steeds, en ook blijft het Ministerie contact houden met de gemeente en de provincie.
De daadwerkelijke risico’s die de bewoners hebben gelopen zijn volgens de GGD klein, terwijl tegelijkertijd de onzekerheid hierover groot is onder de bewoners. In een brief2 van GGD Haaglanden aan de bewoners van de gemeente Westland heeft de GGD toegelicht wat de gezondheidsrisico’s zijn na een asbestbrand in het algemeen en de brand in de gemeente Westland in het bijzonder. De GGD stelt dat de gezondheidsrisico’s voor de omgeving verwaarloosbaar klein zijn gebleven na de brand. De GGD baseert deze gezondheidskundige risicobeoordeling op informatie over de feitelijke situatie ter plaatse na de asbestbrand en na de sanering, op bestaande wetenschappelijke kennis over de gezondheidseffecten van asbest en op de ervaringen die landelijk zijn opgedaan bij eerdere asbestbranden.
De provincie heeft naar aanleiding van klachten over de aanwezigheid van asbest van bewoners in de gemeente Westland een onderzoek ingesteld in het kader van het interbestuurlijk toezicht. Het voorlopige resultaat van dit onderzoek is dat de gemeente Westland een plan van aanpak heeft opgesteld waarmee de ingezette aanpak door de gemeente wordt geïntensiveerd. De gemeente Westland heeft tot april om te inventariseren hoe groot de verontreiniging is en om eventueel (delen van) het gebied te saneren. Op basis hiervan constateert de provincie dat de gemeente breed verantwoordelijkheid neemt en ook concrete invulling geeft aan het oplossen van de asbestproblematiek. De provincie ziet op dit moment geen aanleiding om verdere stappen te zetten vanuit haar toezichthoudende rol. Ook vindt de provincie het belangrijk dat het vertrouwen tussen gemeente en inwoners wordt hersteld. Zij heeft aangegeven bereid te zijn dit te ondersteunen.
Vindt u dat gemeenten voldoende geëquipeerd zijn om dit type calamiteiten te lijf te kunnen gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gemeenten gaan verschillend om met de gevolgen van een asbestbrand. Vandaar dat er als leidraad om hulp te bieden een plan van aanpak asbestbrand is opgesteld (uit 2006, geactualiseerd in 2010). Op dit moment wordt dit plan van aanpak geactualiseerd door het Instituut Fysieke Veiligheid. Hierbij worden diverse casus betrokken, onder meer de brand in de gemeente Westland. Op basis van casuïstiek wordt bepaald aan welke informatie gemeenten behoefte hebben. VNG wordt hierbij betrokken. Het vernieuwde plan van aanpak zal gemeenten meer houvast bieden bij het omgaan met de gevolgen van branden waar asbest bij betrokken is. Het geactualiseerde plan van aanpak is volgens het Instituut Fysieke Veiligheid in september 2016 gereed. Ik ben in contact met het Instituut Fysieke Veiligheid om te bezien of dit versneld kan worden.
Bent u van mening dat de gemeente, indachtig het feit dat in deze situaties meerdere wetten van toepassing zijn binnen de domeinen gezondheid, ruimtelijke ordening, milieu en woningbouw, adequaat kan opereren?
Calamiteiten bevinden zich vaak op het snijvlak van diverse wettelijke domeinen. Gemeenten hebben kennis van de lokale omstandigheden en worden bijgestaan door expertise vanuit bijvoorbeeld brandweer, GGD en politie.
Ziet u de voordelen van een «vliegende brigade», die in dit soort gevallen snel in actie kan komen? Bent u bereid om een «rapid response force» te formeren? Zo nee, waarom niet?2
De voornoemde actualisatie van het plan van aanpak asbestbrand is er op gericht decentrale overheden voldoende houvast te bieden na een brand waar asbest bij vrijgekomen is. In dit plan van aanpak wordt aandacht gegeven aan bijvoorbeeld het verspreidingsgebied na een asbestbrand, en aan de taakverdeling tussen betrokken instanties (GGD, brandweer en politie). Ook komt in het plan van aanpak een overzicht met telefoonnummers van expertisediensten. Ik zie in aanvulling hierop geen toegevoegde waarde van een vliegende brigade.
Daarnaast vind ik het van belang dat de sanering van asbestdaken nu snel op gang komt. Hiermee kan het aantal asbestincidenten veroorzaakt door branden worden verminderd.
Is naar uw mening de certificering van asbestsaneringsbedrijven op orde? Zo ja, hoe kan een situatie zoals in Wateringen dan voortduren? Zo nee, hoe gaat u dit dan aanpakken?
Om asbest gezond en veilig te mogen saneren is een certificaat verplicht. Dit is belegd in de arbeidsomstandighedenregelgeving. In de Sectorrapportage Asbest 2015 van de Inspectie SZW, die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u heeft toegezonden op 24 augustus 2015 (kst. 25 834, nr. 101) wordt geconstateerd dat de naleving van gecertificeerde bedrijven is verbeterd. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat de integrale overkoepelende aanpak van inspecties, van inzet vanuit de branche en van beleidsinitiatieven effectief is. In 2012 was de situatie in orde op slechts 30% van de asbestsaneringslocaties, inmiddels is dat gestegen naar 54% van de saneringslocaties. Hoewel dit een verbetering is, is het van belang om de stijgende lijn vast te houden. Continuering van het solide toezicht op de sector is dan ook gewenst. Hiertoe blijft de inzet en aanpak zoals gemeld in de Sectorrapportage Asbest de komende jaren gericht op «hard optreden waar nodig» (inspecteren) en «samenwerken waar mogelijk» (communiceren).
Wat zijn de mogelijkheden om de verzekeringen te stroomlijnen? Met andere woorden, bent u bereid met de verzekeringsmaatschappijen rond de tafel te gaan opdat willekeur in schadevergoeding bij dit soort calamiteiten wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De voorwaarden van een opstalverzekering verschillen per verzekeraar. Consumenten kiezen een verzekering die bij hen past. Zoals hierboven aangegeven, ben ik in overleg met betrokken partijen over de consequenties van het asbestdakenverbod. In dit kader zal ik specifiek met het verbond van verzekeraars de consequenties van het verbod voor verzekeringen bespreken.
De schikking van Vestia |
|
Albert de Vries (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Vestia schikt met ex-topman Staal»?1
Ja.
Welke afspraken zijn in het kader van bedoelde schikkingen gemaakt? Hoe beoordeelt u die?
De kern van de schikking is dat dhr. Staal en de oud-commissarissen gezamenlijk € 4,8 miljoen aan Vestia betalen, waarvan dhr. Staal € 1 miljoen uit eigen middelen bijdraagt en de zes oud-commissarissen gezamenlijk € 50.000. De rest komt uit een bestuurdersaansprakelijkheid-verzekeringspolis. Daar staat tegenover dat Vestia af ziet van haar vorderingen op deze personen.
Over de schikking die Vestia met oud-bestuurder Staal heeft getroffen, heb ik gemengde gevoelens. Ik schat in dat dit resultaat de maximaal haalbare uitkomst is voor deze procedure. Dit laat onverlet dat het onbevredigend is dat de direct verantwoordelijken voor dit debacle in verhouding tot de aangerichte schade er relatief licht van afkomen.
Ik wil vooropstellen dat het bestuur van Vestia, onder toezicht van de Raad van Commissarissen, primair verantwoordelijk is voor het afwikkelen van de juridische procedures die voortkomen uit het verhalen van de geleden schade als gevolg van de derivatenproblematiek.
Er is hier sprake van een juridisch uiterst complexe situatie waarin meerdere procedures lopen die met elkaar samenhangen. Het bestuur van Vestia heeft zich uitgebreid juridisch laten adviseren over de mogelijkheden, gevolgen en risico’s die er zitten aan de verschillende scenario’s zoals doorprocederen of schikken. Zij heeft op basis daarvan een zorgvuldige afweging gemaakt. Voor het bestuur van Vestia speelde daarin mede een rol dat deze schikking helpt bij het decompliceren van de nog lopende procedures en het beperken van de verdere kosten voor Vestia. Daarnaast kan het bijdragen aan het tot stand komen van andere schikkingen. In het algemeen is het uitzonderlijk dat een oud-bestuurder uit eigen middelen een dergelijke in absolute zin omvangrijk bedrag dient bij te dragen.
Het is tevens verre van zeker dat doorprocederen tot een hogere opbrengst voor Vestia zou hebben geleid. Sterker nog: de enige zekerheid die samenhangt met doorprocederen is dat de kosten voor Vestia voor de juridische ondersteuning verder zouden toenemen. Doorprocederen zou, in dit specifieke geval, naar verwachting tevens hebben geleid tot een verdere uitputting van de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. Dit betekent dat de kosten bij doorprocederen zouden toenemen terwijl de mogelijke opbrengst vanuit de verzekering verder zou afnemen.
Ik heb er vertrouwen in dat het bestuur van Vestia na een zorgvuldig proces tot een juiste afweging is gekomen.
Deelt u de mening dat de in het artikel beschreven schikking zich niet verhoudt tot de hoogte van de aan werknemers, huurders en sector berokkende schade, de maatschappelijke taak van een woningcorporatie die een extra verantwoordelijkheid met zich meebrengt ten aanzien van bestede middelen en het maatschappelijk debat over bestuurdersaansprakelijkheid? Zo ja, waarom deelt u deze mening? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet?
Ik deel die mening. Ondanks dat het verschil tussen de geleden maatschappelijke schade en de schikking groot is, is mijn inschatting dat hier sprake is van het maximaal haalbare. Daarnaast was de afweging van het bestuur van Vestia om de verzekeringspolis niet verder uit te putten met procedurekosten en om de juridische complexiteit van de lopende procedures te verminderen.
Deelt u de mening dat het voor 1 miljoen euro afkopen van verdere juridische stappen in het licht van het feit dat de vroegere algemeen directeur van Vestia eerder een vergoeding van 3,5 miljoen euro van Vestia heeft ontvangen en er eerder sprake van was dat hij voor 2 miljard euro aansprakelijk zou worden gesteld, een slechte deal is? Zo ja, waarom en op basis van welke overwegingen is Vestia dan toch overgegaan tot de hier aan de orde zijnde schikking? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat de wijze waarop één en ander nu wordt afgewikkeld tot verontwaardiging in de samenleving leidt? Zo ja, waarom kunt u zich dit voorstellen? Zo nee, waarom kunt u zich niet voorstellen?
Dat kan ik mij goed voorstellen. De maatschappelijke schade is groot en ik kan mij goed indenken dat dit voor huurders en andere gedupeerden lastig te verteren is. Er kan helaas niet worden voldaan aan de verwachtingen voor genoegdoening van de gedupeerden.
Heeft u middelen tot uw beschikking om onderhavige schikkingen ongedaan te maken? Zo ja, welke middelen zijn dat en bent u bereid deze in te zetten? Zo nee, acht u het dan wenselijk dat u dergelijke middelen wel gaat krijgen en waarom?
Ik heb geen middelen om dergelijke civielrechtelijke schikkingen ongedaan te maken. Het uitgangspunt van het toezicht is dat corporaties geleden schade zoveel mogelijk moeten verhalen op de verwijtbare partijen. Dit schikkings-resultaat is met medeweten van het ministerie en de Autoriteit woningcorporaties tot stand gekomen. Er is een geldige overeenkomst tot stand gekomen die voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het bestuur van de toegelaten instelling is bevoegd om dergelijke overeenkomsten te treffen.
Hoe voorkomt u dat omvangrijke (maatschappelijk relevante) schade zoals hier aan de orde, in de toekomst niet op een dergelijke onbevredigende wijze wordt afgedaan?
Het uitgangspunt van het externe toezicht is dat corporaties de geleden schade zoveel mogelijk moeten verhalen op de partijen die verwijtbaar hebben gehandeld. Die verwijtbaarheid moet juridisch worden aangetoond. Vanuit het toezicht is er in het verleden ook op toegezien dat corporaties bij excessen nagaan wat de schade is, of er sprake is van verwijtbaarheid en of er verhaalmogelijkheden zijn. Schikkingen komen in dat verband niet zonder afstemming met de toezichthouder tot stand. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de vraag of de schikking recht doet aan de schade, de mate van verwijtbaarheid en de financiële situatie van de veroorzaker van de schade.
Acht u het mogelijk dat, indien er ten tijde van de Vestia-affaire al sprake was geweest van aangescherpte wetgeving ten aanzien van de aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders, er een voor de benadeelde partijen betere schikking mogelijk zou zijn geweest? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op het terrein van aansprakelijkheid van bestuurders is er met de inwerkingtreding van de Woningwet niets veranderd. De aansprakelijkheid van bestuurders van rechtspersonen is voor alle bestuurders geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Voor commissarissen geldt dat in de Woningwet nu is bepaald dat voor hen dezelfde aansprakelijkheid geldt als voor bestuurders reeds van toepassing was.
Aanhoudende incidenten bij Belgische kerncentrales |
|
Agnes Mulder (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Belgische kerncentrale stilgelegd om brand»?1
Ja.
Bent u bekend met het artikel «Burgemeesters ongerust na incidenten kerncentrale Doel»?2
Ja
Vindt u ook, gezien de risico’s die de inwoners van Limburg, Zeeland en Brabant lopen bij mogelijke grote incidenten bij de reactoren in Tihange en Doel, dat Nederlandse overheden, te weten gemeenten, provincies en Rijk, adequaat betrokken zouden moeten worden bij de verlengde openstelling en de daaraan verbonden voorwaarden van deze reactoren?3
Ja, daar ben ik een voorstander van. De keuze om te stoppen of door te gaan met kernenergie en de nucleaire veiligheid is echter een nationale aangelegenheid op grond van het Euratom Verdrag. De individuele lidstaten in de EU hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het energiebeleid en voor de regulering en het toezicht op de veiligheid van de nucleaire installaties. De EU richtlijnen geven wel een kader waarin o.a. staat dat er een onafhankelijke nucleaire autoriteit moet zijn en geven ook nucleaire veiligheidseisen.
De Belgische regering en het parlement hebben besloten tot de verlengde openstelling van de kernreactoren. Het FANC heeft de veiligheidsvoorwaarden opgesteld en houdt daar toezicht op. In dit Belgische besluitvormingsproces is formeel geen betrokkenheid voor Nederlandse overheden. Aangezien ik belang hecht aan goede communicatie met de omliggende Nederlandse gemeenten heb ik aan mijn Belgische collega gevraagd om na te gaan of het desondanks mogelijk is om Nederlandse overheden beter te informeren en te betrekken bij het besluitvormingsproces en de veiligheidsvoorwaarden die het FANC heeft opgesteld.
Welke mogelijkheden ziet u onder andere om betrokken te zijn bij de opvolging van de verbeterpunten van de International Atomic Energy Agency (IAEA), zoals bijvoorbeeld bij de Safe Long Term Operation Review Services (SALTO) -missie aangaande de centrale in Tihange van januari 2015?4
De opvolging van verbeterpunten van de International Atomic Energy Agency (IAEA), zoals bij de Safe Long Term Operation Review Services (SALTO) -missie aangaande de centrale in Tihange van januari 2015 is een aangelegenheid van de nationale autoriteit, het FANC. Nederland en andere landen die het VN Verdrag Nucleaire Veiligheid hebben geratificeerd worden door België op de hoogte gehouden van de opvolging van de verbeterpunten. Op grond van het Verdrag Nucleaire Veiligheid rapporteren de verdragspartijen elke drie jaar over de status van verbeterpunten naar aanleiding van IAEA missies (zoals de SALTO missie). Daarnaast zal de IAEA ook zelf betrokken zijn bij de opvolging van de verbeterpunten via de Follow up SALTO missie in 2016. Wanneer de rapportages definitief zijn, publiceert FANC ze op haar website. Op grond van van de Euratom richtlijn nucleaire veiligheid zijn lidstaten verplicht regelmatig internationale audits uit te nodigen.
Kunt u inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn als in de kerncentrales van Tihange en Doel de verbeterpunten van het IAEA niet worden nagekomen?
Het FANC zal daarover, indien het FANC daar aanleiding toe ziet, een besluit nemen. Overigens zal tijdens de in 2016 voorziene Follow up SALTO missie in België de IAEA missie ook zelf nagaan of en hoe de verbeterpunten zijn opgepakt en hierover verslag doen in het rapport.
Zouden, als deze verbeterpunten niet worden nagekomen of een opeenstapeling van incidenten blijft voorkomen, de desbetreffende reactoren in België volgens u moeten sluiten?
Dat is niet aan de Nederlandse overheid om te beoordelen. Zoals bij eerdere antwoorden aangegeven ligt de verantwoordelijkheid voor het toezicht op nucleaire veiligheid in België bij het FANC als Belgische toezichthouder. Zij waakt ervoor dat de veiligheid niet in het geding is.
Kunt u aangeven hoe de communicatie over de recente incidenten in Tihange en Doel tot nu toe is gelopen tussen de Belgische autoriteiten en Nederlandse overheden en inwoners en welke informatie hierover is verstrekt?
Op grond van afspraken tussen provincie Oost-Vlaanderen en Veiligheidsregio’s zijn de Veiligheidsregio’s in de regio van kerncentrale Doel geïnformeerd over de storingen en dat deze geen gevolgen hadden voor de veiligheid. De betrokken burgemeesters zijn door Veiligheidsregio’s geïnformeerd. Het verder versterken van de informatiepositie van de (veiligheids)regio Limburg-Zuid in relatie tot kerncentrale Tihange zal besproken worden door de veiligheidsregio, ANVS en de Belgische autoriteiten.
Kunt u aangeven of er vorderingen zijn in het maken van afspraken met de Belgische autoriteiten ten aanzien van communicatie en gezamenlijke inspecties, in navolging van uw brief van 14 december 2015 (Kamerstuk 25 422, nr. 126)? Zo nee, vindt u ook niet dat deze afspraken gezien de incidenten van de laatste weken met spoed gemaakt dienen te worden om de veiligheid en het vertrouwen in de Belgische kerncentrales te verbeteren?
Op 20 januari jl. is de eerste gezamenlijke inspectie uitgevoerd bij de kerncentrale Doel. Ik zal u hierover nog schriftelijk informeren met de brief waar u om gevraagd heeft (2016Z00366, 2016Z00897/2016D02002). De ANVS en het FANC hebben afgesproken om vaker gezamenlijke inspecties uit te voeren, ook in Tihange en Borssele. Mede naar aanleiding van de wens van de burgemeesters, de voorzitters van de Veiligheidsregio’s en de Tweede Kamer heb ik met Minister Jambon afspraken gemaakt om te komen tot een meer geharmoniseerde en eenduidige communicatie.
Bent u bereid om dit zo snel mogelijk op te pakken, mede om uitvoering te geven aan motie Kamerstuk 25 422, nr. 132? Welke tijdlijn houdt u hiervoor aan en op welke termijn koppelt u dit, gelet op de ernst van de situatie, terug aan de Kamer en lokale overheden?
In de motie wordt mij gevraagd te bewerkstelligen dat het FANC en de ANVS aan beide kanten van de grens gezamenlijke inspecties gaan doen. De eerste van deze gezamenlijke inspecties heeft inmiddels plaatsgevonden. Dit jaar staan nog gezamenlijke inspecties bij de Belgische centrale in Tihange, de kerncentrale Borssele en bij de HogeFlux Reactor in Petten gepland.
Het faillissement van Dolcis, Invito, Manfield, Pro Sport en Steve Madden |
|
John Kerstens (PvdA), Jacques Monasch (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten in diverse media omtrent het faillissement van Dolcis, Invito, Manfield, Pro Sport en Steve Madden?1
Ja.
Heeft u contact met bovenbedoelde bedrijven? Bent u bereid bovenbedoelde bedrijven bij te staan (bijvoorbeeld bij een eventuele doorstart) om op die manier maximaal werkgelegenheid te behouden? Zo nee, waarom niet?
Ja, wij hebben contact met de curatoren van Macintosh. Curatoren stellen alles in het werk om kopers te vinden voor een going concern doorstart van de diverse onderdelen van het concern, met behoud van zoveel mogelijk werkgelegenheid. Naar verwachting zal een deel van het personeel langs deze weg zijn baan kunnen behouden. Vanuit UWV zijn de contacten in eerste instantie gericht op wat nodig is om de loondoorbetaling aan de werknemers te waarborgen.
In het persbericht van de curatoren van 20 januari jl. is aangegeven dat er inmiddels overeenstemming is bereikt over verkoop van 140 tot 180 winkels van Scapino Nederland aan Henk Ziengs. Henk Ziengs heeft de intentie om het grootste deel (80 tot 90%) van de circa 2.000 werknemers van Scapino in de winkels en op het hoofdkantoor/distributiecentrum in Assen een aanbod te doen voor een nieuw dienstverband. Daarnaast is er nagenoeg overeenstemming over de verkoop van aandelen Brantano België/ Luxemburg aan Brantnew. Brantnew zal de aandelen van Brantano NV en van Brantano Luxemburg NV overnemen, zodat de transactie betrekking heeft op alle 130 winkels, alle ruim 1.100 medewerkers en op alle activa en passiva van Brantano in beide landen. Tot slot geven de curatoren aan ook ver gevorderd te zijn met verkoop van aanzienlijke delen van de winkelformules Manfield, Dolcis, Invito, PRO Sport, Steve Madden en Intreza.
Mocht u de vorige vraag bevestigend beantwoorden, op welke wijze en op welke termijn krijgt uw bereidheid in dezen dan concreet vorm?
Mijn ministerie probeert ondernemingen in financiële nood te ondersteunen door een faciliterende rol te spelen. Macintosh vormt hierop geen uitzondering. Mijn ministerie is sinds eind december betrokken bij het faillissementsproces en neemt achter de schermen een actieve houding aan, bijvoorbeeld bij het activeren van ons netwerk (o.a. richting het UWV en de ACM). Daarnaast beschikt mijn ministerie in het geval van mogelijke doorstarts van bedrijfsonderdelen over een breed instrumentarium aan (garantie-)instrumenten, die in perspectiefrijke situaties ondersteuning kan bieden in de financiering van de activiteiten.
Bent u het ermee eens dat er alles op alles gezet moet worden om werknemers aan het werk te houden en dat de recente ontwikkelingen in de retailbranche om een maximale inzet vragen van marktpartijen, sociale partners en de regering?
Ja. De retailsector ondergaat een fundamentele verandering. Er vindt een verschuiving plaats naar het online kanaal en de wensen van consumenten veranderen in rap tempo. Ook herstelt de economie zich van jaren van lage groei en dito consumentenbestedingen. Dat bedrijven – groot en klein – in de problemen komen, laat zien dat de sector moeite heeft om zich tijdig aan te passen. De ontwikkelingen hebben een grote impact op winkelgebieden, op de leefbaarheid in de steden en op de mensen die in de sector werken.
De partijen verbonden aan de Retailagenda (sociale partners retailsector, vastgoedpartijen en overheid) hebben intensief contact om gezamenlijk mogelijke acties te verkennen. Gesproken wordt over een versnelling van een aantal acties uit de in maart 2015 gelanceerde Retailagenda. Zij zetten in op de Retaildeals met gemeenten en provincies en het ontwikkelen van extra instrumenten voor de transformatie van vastgoed. Daarbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden om een gezamenlijke human capital agenda te maken gericht op de transitie van werknemers in de sector en bij- en omscholing van personeel.
In de context van de huidige faillissementen zal naar verwachting een aanzienlijk deel van de medewerkers door middel van een doorstart hun baan kunnen behouden. Voor de medewerkers voor wie dat niet mogelijk blijkt, zet UWV de reguliere dienstverlening in, inclusief alle bestaande instrumenten, zoals scholingsvoucher, proefplaatsing en mobiliteitsbonus.
Bent u bereid met de retailbranche om de tafel te gaan om te bezien op welke wijze verder werkgelegenheidsverlies mogelijk kan worden voorkomen dan wel beperkt? Zo ja, welke maatregelen voor behoud van werkgelegenheid dan wel voor van baan-naar-baan-trajecten kan de overheid inzetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Leveranties van gifgas aan jihadisten in Syrië via Turkije |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerdere vragen over het bericht dat Turkije betrokken is bij wapenleveranties aan de Syrische rebellen, steun aan de terroristische organisatie Al Nusra verleent en zelfs betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving «Dodelijk saringas werd door IS via Turkije ingevoerd»?2
Het kabinet is bekend met het Turkse parlementslid Eren Erdem dat uitspraken heeft gedaan over leveranties van materialen en stoffen voor saringas. Het kabinet heeft geen informatie een eigenstandig oordeel te vellen over deze beweringen.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van het Turkse parlementslid Erdem over leveranties van materialen en stoffen voor saringas aan jihadisten in Syrië via Turkije en dat Turkije dit in de doofpot zou stoppen?3
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het bewijsmateriaal dat de heer Erdem hiervoor gepresenteerd heeft, te weten een kopie van een justitieel onderzoek, zaaknummer 2013/120, door de toenmalige openbaar aanklager in Adana?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze zaak tegen dertien verdachten van banden met een terroristische organisatie, die nota bene in het bezit waren van chemicaliën, na een week plotseling gesloten is, en dat de openbaar aanklager vervangen is door een ander?
In de aanklacht is geen concrete verwijzing naar het daadwerkelijke bezit van chemicaliën door de verdachten. De openbare aanklager van Adana die de zaak initieerde was in december 2015 daar nog aan het werk als Hoofd Openbare Aanklager.
Klopt het dat alle verdachten in deze zaak op vrije voeten zijn gesteld en Turkije verlaten hebben via de grens met Syrië? Zo ja, vindt u dit een verdachte gang van zaken?
Vijf van de in totaal zes verdachten zijn vrijgesproken. Eén verdachte die was veroordeeld vanwege het lidmaatschap van een terroristische organisatie is voortvluchtig. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie of deze personen Turkije hebben verlaten via de grens met Syrië.
Hoe beoordeelt u de telefoneergegevens van de verdachten in het dossier, waaruit in detail blijkt hoe de leveranties vanuit Turkije richting Syrië zouden plaatsvinden, bijvoorbeeld hoe ze werden voorbereid, welke trucks gebruikt zouden worden en waar de materialen vandaan kwamen?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Klopt het dat uit deze gegevens tevens blijkt dat de verdachten openlijk spraken over sarin, geen enkele zorg uitspraken over het passeren van de grens tussen Turkije en Syrië en dat ze banden zouden hebben met de The Machinery and Chemical Industry Institution van Turkije? Hoe beoordeelt u dit, in het licht ook van de vele berichten en beschuldigingen over banden tussen Turkije en jihadisten in Syrië?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe beoordeelt u de bewering van de heer Erdem dat alle basismaterialen voor het saringas in Europa gekocht zijn en dat Westerse bronnen heel goed weten wie de chemische aanval op Ghouta heeft uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat een parlementariër die met deze onthullingen is gekomen, vervolgd dreigt te worden wegens hoogverraad en dat voor hem verlies van parlementaire onschendbaarheid dreigt? Bent u bereid opheldering te vragen bij Turkije over deze gang van zaken?
Het kabinet is bekend dat naar de beschuldigingen van de heer Erdem, geuit in het interview met Russia Today van 14 december, een onderzoek loopt dat op 16 december is ingesteld door de openbare aanklager van Ankara. Volgens de Turkse Grondwet moet voor het opheffen van parlementaire onschendbaarheid een verzoek door de openbare aanklager worden gericht aan de Minister van Justitie waarna hierover een stemming moet plaatsvinden in het parlement. Er zijn op dit moment geen juridische stappen gezet op weg naar opheffing van parlementaire onschendbaarheid van de heer Erdem.
Bent u bereid een eigenstandige analyse te maken van het dossier dat de heer Erdem als bewijsmateriaal gepresenteerd heeft? Zo nee, waarom niet en bent u dan tenminste bereid om een reactie te vragen van Turkije?
Het kabinet herhaalt dat het geen informatie heeft die het in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de betreffende beweringen en het ziet dan ook geen aanleiding om de toedracht van de chemische aanval op Ghoutta opnieuw te onderzoeken. Daarom blijft het kabinet van mening dat het niet aan Nederland is om te pleiten of draagvlak te zoeken voor een internationaal onderzoek terzake.
Blijft u ook met dit bewijsmateriaal van mening dat u geen informatie heeft die u in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de beweringen van de Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh over steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en betrokkenheid van Turkije bij de chemische aanval op Ghouta?4
Zie antwoord vraag 11.
Blijf u van mening dat er «geen aanleiding» is om de toedracht van de chemische aanval op Ghouta opnieuw te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel meer aanwijzingen en bewijzen zijn er nog meer nodig voordat u bereid bent te pleiten voor een internationaal onafhankelijk onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië?
Zie antwoord vraag 11.
Als u blijft herhalen dat hiervoor «geen draagvlak» is, bent u dan tenminste bereid op zoek te gaan naar mogelijk draagvlak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Het succesvolle ontmoedigingsbeleid van België |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «België: ontmoedigingscampagne voor asielzoekers is succesvol»?1
Ja.
In hoeverre erkent u inmiddels dat het voeren van een ontmoedigingscampagne, onder andere via brieven en sociale media, een middel is dat kan bijdragen aan het tegengaan van asieltoestroom?
Voor zover de vraagsteller met de term «ontmoedigingscampagne» doelt op de verstrekking van juiste en volledige informatie over het asielproces en daaraan verwante onderwerpen, dan onderschrijf ik zeker het belang daarvan en kan ik aangeven dat deze informatie ook wordt verstrekt.
Dit belang is erin gelegen dat de verwachtingen van asielzoekers (en potentiele asielzoekers) in overeenstemming moeten zijn met de werkelijkheid. Onjuiste beelden en verwachtingen kunnen een ongewenst effect hebben op de migratiestroom, zowel vanuit het perspectief van het ontvangende land als ook vanuit het perspectief van de migrant zelf. Zo moet ook de informatieverstrekking worden gezien aan asielzoekers over onder meer de opgelopen doorlooptijden en de sobere vormen van opvang in Nederland.
Bent u bereid om, zoals bij de Algemene Beschouwingen al gevraagd, de Belgen (maar ook de Denen) eindelijk na te volgen in het opzetten van een ontmoedigingscampagne om de toestroom van asielzoekers tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, waarom niet en bij welke aantallen bent u dit wel van plan?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat, nu genoemde landen een ontmoedigingsbeleid voeren, de kans toeneemt dat de asielstroom naar ons land zal groeien?
Ik heb geen redenen om te veronderstellen dat de genoemde landen er voor kiezen een onjuist beeld te schetsen in hun informatievoorziening. In zoverre wijkt het Nederlandse uitgangspunt niet af van het uitgangspunt in die landen. In die omstandigheid zie ik dan ook geen grond voor een toename van de asielinstroom.
Zo ja, welke aanvullende maatregelen bent u voornemens te treffen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
De telefonische bereikbaarheid van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over problemen met het persoonsgebonden budget (PGB) |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de mogelijkheid dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) niet langer het telefoonnummer van de SVB bij PGB-problemen op de internetsite heeft staan direct onder de contactgegevens?1 2
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Het telefoonnummer van het Servicecentrum PGB was tot begin januari 2016 te vinden op3. Het telefoonnummer staat ook op alle brieven van de SVB.
Inmiddels heeft de SVB op 8 januari jl. het telefoonnummer opgenomen bij elke vraag en antwoord op de contact-pagina via de link «Ik wil direct contact opnemen»4
Kunt u aangeven of dat correct is? Zo ja, waarom is daar voor gekozen? Zo nee, waarom niet?
De SVB heeft de website half mei 2015 opnieuw ingericht. Sindsdien is het telefoonnummer opgenomen bij de contact-pagina onder «Ik heb een andere vraag of opmerking».
De website bevat sinds half mei bij »contact» de antwoorden op de meest gestelde vragen door budgethouders en zorgverleners. De antwoorden zijn erop gericht budgethouders en zorgverleners direct zo goed mogelijk te informeren. Voor (overige) vragen en antwoorden kan uiteraard contact opgenomen worden met SVB.
Sinds wanneer wordt het telefoonnummer niet langer bij de telefonische bereikbaarheid en direct bij de contactgegevens vermeld?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom staat het telefoonnummer van het Servicecentrum pas bij de zesde doorklikmogelijkheid onder tabblad Servicecentrum PGB (http://svb.nl/int/nl/pgb/contact/contact_pgb/index.jsp) en namelijk niet bij de vraag over a) De betaling van uw zorgverlener; b) Mijn PGB; c) Het declareren van urenbriefjes, facturen en reiskosten; d) Uw zorgovereenkomst; e) Heeft u een klacht? maar pas na een klik op f) Ik heb een andere vraag of opmerking?
Het telefoonnummer is inmiddels bij elke vraag en antwoord geplaatst.
Deelt u de mening dat de eerste vijf vragen de problemen zijn waar de meeste budgethouders en/of zorgverleners tegen aanlopen en het gepast zou zijn daar gelijk het telefoonnummer te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan niet op een eerder moment het telefoonnummer van het Servicecentrum bekend gemaakt? Zou het bij een clientgerichte invoering van hervormingen niet passen om direct en duidelijk het telefoonnummer te vermelden?
Budgethouders en zorgverleners moeten zo gericht mogelijk worden geholpen op de website van de SVB. De vijf aandachtsgebieden waar de meeste vragen over zijn, staan daarom prominent op de website. Bij de antwoorden is het telefoonnummer nu ook opgenomen.
Kunt u een nieuwe stand van zaken geven naar aanleiding van uw brief van 7 december 2015 waarin u aangaf dat het aantal telefoontjes in oktober en de eerste twee weken van november is toegenomen, vooral vanwege vragen over budgettekorten maar de bereikbaarheid blijft op orde, al is de gemiddelde wachttijd enkele seconden toegenomen? Hoe staat het inmiddels met het aantal telefoontjes en de wachttijd? Bent u bereid het antwoord op deze vraag uit te splitsen per dag tot op het moment van beantwoorden van deze vragen? Zo nee, waarom niet?
De telefonische bereikbaarheid van de SVB is op orde. Alleen op de ochtend van 4 januari was de toestroom hoger dan de SVB kon verwerken. Dit was de eerste werkdag van het nieuwe jaar. Later op de dag was de bereikbaarheid weer op orde.
In de tabel hieronder zijn het aantal telefoontjes en de gemiddelde wachttijd uitgesplitst per dag voor de periode 1 december 2015 tot en met 15 januari 2016. In december en de eerste twee weken van januari is het aantal telefoontjes naar de SVB toegenomen ten opzichte van eerdere maanden. Dit voornamelijk vanwege vragen over de jaarovergang, budgettekorten en ontvangen brieven. Daarnaast is de gemiddelde wachttijd gedaald.
Datum
Aantal telefoontjes
Gemiddelde wachttijd
01-12-2015
5.116
0:00:31
02-12-2015
4.901
0:00:11
03-12-2015
5.394
0:00:18
04-12-2015
4.428
0:00:07
05-12-2015
329
0:00:16
07-12-2015
5.053
0:00:14
08-12-2015
4.384
0:00:14
09-12-2015
4.091
0:00:15
10-12-2015
4.602
0:00:09
11-12-2015
4.355
0:00:13
12-12-2015
315
0:00:11
14-12-2015
5.042
0:00:22
15-12-2015
3.965
0:00:15
16-12-2015
3.776
0:00:16
17-12-2015
4.787
0:00:17
18-12-2015
4.369
0:00:14
19-12-2015
350
0:00:17
21-12-2015
4.801
0:00:17
22-12-2015
4.563
0:00:17
23-12-2015
3.844
0:00:16
24-12-2015
2.694
0:00:17
28-12-2015
4.114
0:00:12
29-12-2015
4.452
0:00:14
30-12-2015
4.385
0:00:17
31-12-2015
2.312
0:00:14
04-01-2016
5.304
0:00:37
05-01-2016
4.209
0:00:11
06-01-2016
3.797
0:00:10
07-01-2016
4.082
0:00:12
08-01-2016
3.727
0:00:11
11-01-2016
4.191
0:00:11
12-01-2016
3.861
0:00:17
13-01-2016
4.215
0:00:13
14-01-2016
4.667
0:00:15
15-01-2016
4.011
0:00:10
Hoeveel keer is de afgelopen weken gebruik gemaakt van het online-klachtenformulier? Hoe verhoudt dit cijfer zich tot het gebruik van het online-klachtenformulier in september, oktober en november 2015?
Over de periode september 2015 tot en met de eerste twee weken van januari 2016 heeft de SVB in totaal 1.793 klachtenformulieren ontvangen via de website. In de tabel hieronder is het gebruik van het online-klachtenformulier uitgesplitst per maand.
Maand
Aantal ontvangen klachtformulieren SVB
September 2015
233
Oktober 2015
362
November 2015
457
December 2015
464
Januari 2016 (eerste 2 weken)
177
Gaat u, het als verantwoordelijk bewindspersoon voor het neerleggen van de betalingsfunctie van het Trekkingsrecht, direct de SVB de opdracht geven om op het tabblad van Telefonische bereikbaarheid en Contactgegevens gelijk het telefoonnummer te vermelden? Zo nee, waarom niet?
De SVB heeft op 8 januari 2016 haar website aangepast. Het telefoonnummer is nu onder elke keuzemogelijkheid te vinden.
Dumpstaal uit China |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «China walst over eurostaal heen»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese staalmarkt onder druk staat van de dumping van Chinees (koudgewalst) staal?
Naar aanleiding van een klacht van de Europese staalindustrie, is de Europese Commissie op 14 mei 2015 een antidumpingprocedure gestart. In deze procedure wordt onderzocht of er daadwerkelijk sprake is van dumping en of de dumping leidt tot schade aan de Europese industrie. De eerste resultaten van dit onderzoek worden uiterlijk op 14 februari 2016 verwacht.
Kunt u aangeven hoe lang dit proces van dumping al gaande is?
De klacht van de Europese producenten ten aanzien van koudgewalst staal is ingediend op 1 april 2015 en heeft betrekking op de periode 1 april 2014 tot
31 maart 2015.
Is er door u contact opgenomen met de Europese Commissie teneinde te bezien of de importheffingen voor koudgewalst staal moeten worden verhoogd en of er een speciale anti-dumpingheffing dient te worden ingesteld door de Europese Commissie?
De zaak is op dit moment aanhangig bij de Europese Commissie. De Europese Commissie zal uiterlijk op 14 februari 2016 haar voorlopige bevindingen bekend maken en kan dan ook overgaan tot het instellen van voorlopige antidumpingheffingen. De lidstaten bespreken de bevindingen in het handelsdefensief comité van de Europese Unie. Een datum voor een bijeenkomst is nog niet voorzien.
Klopt het dat het klimaat nadelig wordt beïnvloed door het op grote schaal dumpen van Chinees staal op de Europese staalmarkt?
De effecten van dumping verschillen per zaak. Zo heeft Nederland tegen antidumpingmaatregelen gestemd op siliciumstaal en zonnepanelen, mede omdat dergelijke antidumpingmaatregelen de prijzen van deze milieuvriendelijke goederen voor Europese consumenten en gebruikers verhogen en daarmee het gebruik ervan tegengaan. Dit is niet in lijn met Europese en Nederlandse milieudoelstellingen. De voor- en nadelen van antidumpingmaatregelen, ook in termen van het milieu, dienen per maatregel te worden bepaald en te worden meegewogen bij de vaststelling of een antidumpingmaatregel wenselijk is.
Klopt het dat de door Tata Steel ontwikkelde Hisarna technologie om CO2-uitstoot te beperken niet kan worden voortgezet zonder Europese steun, lees de invoering van anti-dumping heffingen?
Tata Steel beslist zelf over de voortgang en investeringen in HIsarnatechnologie. Europese steun, bijvoorbeeld via het Research Fund for Coal and Steel (RFCS) kan de voortgang wel bespoedigen. Binnenkort zal de Europese Commissie een besluit nemen over het al dan niet toekennen van een financiële bijdrage daaraan.
Wanneer gaat u aandringen bij de Europese Commissie op het stringent onmogelijk maken van dumping van Chinees (koudgewalst) staal?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe lang duurt de behandeling van anti-dumping klachten over staal bij de Europese Commissie en ziet u mogelijkheden er bij de Commissie op aan te dringen om deze behandelingstermijnen te versnellen? Gaat u hierover reclameren bij de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
Een antidumpingprocedure duurt in Europa maximaal vijftien maanden. De Europese Commissie is bevoegd na 60 dagen vanaf de inleiding van het onderzoek voorlopige antidumpingmaatregelen te nemen. In de praktijk duurt dit echter veelal negen maanden. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de Commissie nu al voorlopige maatregelen met drie maanden terugwerkende kracht kan nemen. Hierdoor kunnen voor importen al na zes maanden vanaf de start van de antidumpingprocedure maatregelen gelden.
De huidige termijn van negen maanden is in de praktijk nodig om nut en noodzaak van de maatregelen goed te onderzoeken en te onderbouwen. De antidumpingmaatregelen hebben immers niet alleen effecten voor Europese producenten, maar ook voor Europese consumenten en industriële gebruikers van de goederen. Ook de belangen van deze partijen dienen in het onderzoek te worden meegewogen.
De Commissie heeft aangegeven dat zij in eenvoudige zaken deze termijn kan beperken tot zeven maanden. In combinatie met de mogelijkheid van terugwerkende kracht zouden dan voor importen antidumpingmaatregelen gaan gelden vier maanden na de start van de procedure.
Wanneer denkt u dat er sprake kan zijn van een importtarief voor gedumpt Chinees staal?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de kwestie van het dumpen van Chinees staal op de agenda te zetten van de Europese Raad voor Concurrentieverhoudingen en de Raad voor Buitenlandse Zaken?
Ja. Deze kwestie is besproken tijdens een ingelaste sessie van de Raad van Concurrentievermogen op 9 november 2015 en tijdens de reguliere Raad voor Buitenlandse Zaken handel op 27 november 2015. U wordt hierover op de gebruikelijke wijze geïnformeerd.
Het faillissement van onder andere V&D en Macintosh |
|
Jacques Monasch (PvdA), Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het faillissement van onder andere de V&D en Macintosh?1 2
Ja.
Wat voor mogelijke gevolgen heeft het voor steeds meer winkels dreigende faillissement voor de ruimtelijke kwaliteit van winkelcentra en/of binnensteden in gemeenten?
Er wordt momenteel gewerkt aan een doorstart van de genoemde bedrijven. Ook zullen er mogelijk andere retailers interesse hebben in de panden van vestigingen die sluiten. Om de ruimtelijke kwaliteit van binnensteden te bewaren is het belangrijk dat winkelgebieden worden geconcentreerd en er in kwaliteit wordt geïnvesteerd. Dat betekent dat sommige winkelpanden moeten worden getransformeerd naar andere functies. Dat vergt een gecoördineerde aanpak van vastgoedeigenaren, retailers en gemeenten. Het Rijk ondersteunt dit middels de Retailagenda. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Wilt u, gelet op deze ontwikkelingen, met gemeenten en provincies in overleg treden om leegstand van winkelpanden te voorkomen en te inventariseren wat de grootste zorgen op dit moment zijn? Aan welke oplossingen denkt u om leegstand in binnensteden te voorkomen?
De retailsector ondergaat een fundamentele verandering. In toenemende mate vindt verkoop online plaats en wensen van consumenten veranderen in een snel tempo. De online bestedingen aan producten en diensten bedroegen 3,4 miljard euro in het derde kwartaal van 2015. Dit is een groei van 14% ten opzichte van het derde kwartaal in 2014. Ook het aantal aankopen (+14%) en het aantal online kopers (+6%) zijn gestegen.
Deze veranderingen in de detailhandel brengen kansen en uitdagingen met zich mee. Zo komen er nieuwe toetreders, nieuwe winkelformules en er vindt meer vermenging plaats met horeca en cultuur. Tegelijkertijd is er sprake van een overcapaciteit aan vierkante meters winkeloppervlakte. De leegstand van het aantal winkelpanden bedroeg in 2015 7,4%. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2014 (7,5%). Er zijn daarbij grote verschillen tussen winkelgebieden. In grote steden, wijk- en buurtcentra loopt de leegstand terug, terwijl in middelgrote steden en in stadsdeelcentra de leegstand oploopt.
Met het oog op deze ontwikkelingen heb ik in oktober 2014 het initiatief genomen voor een Retailagenda, die op 17 maart 2015 is gepresenteerd3. In de Retailagenda hebben betrokken partijen afspraken gemaakt om de verdienkracht van de sector te vergroten en winkelgebieden te versterken.
Een belangrijk onderdeel van deze agenda zijn de Retaildeals. Gemeenten, winkeliers, horeca, vastgoedondernemers, culturele instellingen en bewoners spreken hierin samen een visie en een concreet actieplan af om hun winkelgebieden versterken. Ze benoemen daarbij op welke plekken winkels kansrijk zijn en op welke plekken niet, om leegstand te voorkomen. Ook stemmen ze de plannen af op regionaal niveau.
In november zijn de eerste 31 Retaildeals getekend. De partijen verbonden aan de Retailagenda (retailsector, vastgoedpartijen en overheid) hebben intensief contact en verkennen gezamenlijk mogelijke versnellingen van de actieagenda of aanvullende acties, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van extra instrumenten voor de transformatie van vastgoed.
Wat zijn de gevolgen van de veranderingen in de detailhandel voor het ruimtelijk beleid door het online aanbod? Wat is uw visie op de detailhandel en de winkelgebieden?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is, zonder de Kamer hier vooraf over te informeren, ingegrepen in de verordening van de provincie Zuid Holland waarin regels zijn gesteld om de uitbreiding van grootschalige detailhandelsvestigingen aan de randen van stedelijk gebied te bemoeilijken dan wel te voorkomen?
De sportwinkel Decathlon heeft bij de Minister van Infrastructuur en Milieu en bij mij een verzoek ingediend om (enkele artikelen van de) Verordening ruimte 2014 van provinciale staten van Zuid-Holland voor te dragen voor vernietiging door de Kroon vanwege strijd met het recht. Een dergelijk verzoek wordt in het kader van interbestuurlijk toezicht beoordeeld aan de hand van het Beleidskader schorsing en vernietiging dat is gebaseerd op de Wet revitalisering generiek toezicht. In die wet, maar ook in de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet, de Gemeentewet of het genoemde beleidskader, is niet voorzien in een rol van uw Kamer bij de beoordeling van en beslissing op een verzoek. De ministers van IenM en Economische Zaken, de in het beleidskader bedoelde vakdepartementen, menen dat er gerede twijfel is of enkele artikelen van de Verordening ruimte 2014 voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening en het in het schorsingsbesluit genoemde Unierecht. Door schorsing van een onderdeel van artikel 2.1.4, derde lid, onderdeel a (met het treffen van een voorziening) worden mogelijk nadelige gevolgen van de betreffende bepaling voorkomen, terwijl het onderzoek naar vernietiging nog loopt. De schorsing beperkt de provincie niet bij het door haar gevoerde detailhandelsbeleid. Graag verwijs ik u naar de recente uitgebreide beantwoording van vragen van het lid Smaling over dit onderwerp4.
Kunt u verklaren waarom u zo heeft ingegrepen, terwijl dat op gespannen voet staat met de door u steeds met verve verdedigde doelen van de Omgevingswet?
De provincie heeft de ruimte voor het voeren van eigen beleid, zolang dit niet strijdig is met het nationaal of Europees recht. Wanneer er gerede twijfel is dat hier niet aan wordt voldaan, is ingrijpen noodzakelijk. Daar gaat wel overleg met de provincie Zuid-Holland aan vooraf.
Is het niet juist de bedoeling om verantwoordelijkheden bij gemeenten en provincies te leggen met betrekking tot het ruimtelijk beleid? Wilt u uitleggen waarom er in dit specifieke geval nu anders is gehandeld?
Zie antwoord 6.
Het bericht dat een Vlaamse minister de Nederlandse aanpak van de malafide puppyhandel te laks vindt |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht ««Nederland te laks in aanpak malafide puppyhandel» zegt Vlaamse Minister Ben Weyts»?1
Ja.
Heeft u een verklaring voor het feit dat het centrum van de malafide puppyhandel zich de laatste jaren van België naar Nederland heeft verplaatst?
Een volledig beeld van de omvang van de illegale hondenhandel is zeer lastig te krijgen, handelaren proberen illegale activiteiten immers buiten beeld te houden. Ik kan het veronderstelde feit dan ook niet op basis van cijfers onderschrijven. Dit neemt niet weg dat ik de zorgen deel omtrent de illegale handel in pups.
Kunt u uw reactie op het bericht, dat Nederland goede regels en strenge handhaving kent, onderbouwen?
Er zijn de afgelopen jaren meerdere maatregelen getroffen om een beter toezicht te krijgen op de handel in honden. Dit betreft onder andere een verplichte identificatie en registratie van honden, een betere administratieplicht voor handelaren en afspraken met online handelsplaatsen over het informeren van (potentiële) kopers. Zowel de NVWA, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) als de politie treden op tegen misstanden in de hondenhandel op basis van de geldende regelgeving.
Tegelijkertijd is het zo dat het aanbod helaas blijft bestaan zolang er vraag blijft naar goedkope pups. Het is onmogelijk om elke misstand uit te bannen. Dit neemt niet weg dat misstanden wel degelijk worden aangepakt.
Hoe verhoudt de illegale invoer van tenminste 50.000 honden in 2014 zich tot deze «strenge handhaving»?2
De genoemde 50.000 betreft een schatting in het programma Zembla van het aantal niet in Traces (Trade control and export system) geregistreerde honden dat naar Nederland zou worden gebracht vanuit andere EU-lidstaten. Het registreren in Traces dient te geschieden in het land van herkomst waarop wordt toegezien door de autoriteiten in het land van herkomst. Als het niet registreren wordt ontdekt in het land van bestemming dan is de overtreding veelal al begaan. De autoriteiten in het land van bestemming kunnen dit signaleren richting het land van herkomst maar kunnen aldaar niet handhavend optreden. Een dergelijke schatting onderstreept voor mij (zonder de aantallen te kunnen bevestigen) de noodzaak om gezamenlijk met andere lidstaten de puppyhandel beter in beeld te krijgen.
Zijn er internationale afspraken of samenwerkingsverbanden om de malafide puppyhandel aan te pakken? Zo ja, kunt u uiteenzetten welke dit zijn? Zo nee, bent u bereid om op korte termijn met de Europese collega’s om de tafel te gaan zitten om tot een internationale aanpak te komen?
Bij het constateren van misstanden wordt, indien nodig, contact opgenomen met de lidstaat van oorsprong om deze op de hoogte te brengen van de geconstateerde onregelmatigheden of om hulp te vragen bij het completeren van het dossier om op te kunnen treden tegen een overtreder. Er is met enige regelmaat contact met andere lidstaten over individuele zaken. Met de Vlaamse Autoriteiten worden goede contacten onderhouden en vindt ook beleidsmatig overleg plaats om op het terrein van dierenwelzijn zaken af te stemmen. In EU-verband vindt periodiek overleg plaats tussen alle lidstaten in het kader van het Permanente comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Problemen aangaande de handhaving van de Europese regelgeving op het terrein van de hondenhandel kunnen hier tussen lidstaten worden gedeeld en gezamenlijk besproken met de Europese Commissie.
Momenteel wordt verkend of, en hoe, extra aandacht gevraagd kan worden bij de Commissie voor de problematiek.
Bent u bereid om, in navolging van het Vlaamse systeem, voortaan alleen nog te werken met een witte lijst met handelaren en fokkers van wie de honden wel geïmporteerd mogen worden?
Zoals onder andere aangegeven in een brief over puppyhandel (Kamerstuk 28 286 nr. 809, dd. 21 april 2015) en de antwoorden op het schriftelijk overleg over fokkerij (Kamerstuk 28 286 nr. 818, dd. 9 september 2015) en worden deze maatregelen nu geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wil ik kijken of eventuele aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Uw Kamer ontvangt de evaluatie naar verwachting in het voorjaar.
Op welke manier werkt u samen met uw collega van Veiligheid en Justitie om de illegale hondenhandelaren aan te pakken, aangezien het hier om strafbare feiten gaat en dit dus mede de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie zou moeten zijn?
De NVWA is primair verantwoordelijk voor de aanpak van de misstanden in de hondenhandel. De NVWA werkt hiertoe samen met zowel de politie als de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. Zodra echter sprake is van een combinatie van veterinaire overtredingen met bijvoorbeeld georganiseerde criminaliteit, of agressieve daders, dan is de politie primair aan zet. Via het meldnummer 144 red een dier komt de politie soms als eerste een zaak op het spoor. Teneinde te zorgen dat zaken bij de juiste dienst terecht komen en de handhavers elkaar indien nodig weten te vinden voor ondersteuning zijn afspraken neergelegd in het Convenant samenwerking dierenhandhaving. Daarnaast vindt op verschillende niveaus (strategisch, tactisch, operationeel) overleg plaats tussen handhavers. Tot slot worden jaarlijks kwantitatieve en kwalitatieve afspraken over de opsporing gemaakt tussen de NVWA en het OM.
Welke uitbreiding van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit is er nodig om de bestaande regels volledig te kunnen handhaven?
De exacte capaciteit nodig om elke misstand uit te bannen is niet te geven omdat de omvang van de illegale handel niet exact in beeld te brengen is. Kenmerk van deze handel is immers dat ze buiten beeld blijft. Het enkel verhogen van het aantal inspecties zal het probleem voorts ook niet volledig kunnen uitbannen.
Ik zet daarom ook in op andere instrumenten, zoals voorlichting. Ik blijf echter voortdurend streven naar het verhogen van de naleving van bestaande regels door ontwikkelen van risicogebaseerd en doelmatig toezicht. Om de naleving in 2016 te bevorderen zal door de NVWA worden onderzocht hoe de handhavingsregie verder geoptimaliseerd kan worden.
Een journalist die maandenlang is gevolgd door de recherche |
|
Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Journalist maandenlang gevolgd door de recherche»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dwangmiddelen en bijzondere opsporingsmethoden tegen journalisten uitsluitend ingezet mogen worden bij zwaarwegende belangen? Zo ja, waarom is dit hier toch gebeurd?
In de vraagstelling wordt mogelijk gedoeld op de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (2012A003). Deze Aanwijzing vindt slechts toepassing in die gevallen waarin een journalist in het strafproces wordt betrokken uit hoofde van zijn journalistieke werkzaamheden. Daarvan was in deze zaak geen sprake. Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 3 en 4.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat genoemd rechercheonderzoek toch samenhangt met het werk van deze journalist? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie doet in beginsel uitsluitend aan direct betrokkenen mededeling over individuele strafzaken. In de genoemde zaak heeft betrokkene er echter voor gekozen om een mededeling van het Openbaar Ministerie aan zijn advocaat, met de pers te delen. Om die reden heeft het Openbaar Ministerie in een persbericht van 6 januari 2016 bevestigd dat de verdenking en de daarmee samenhangende inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid, zag op de betrokkene als privépersoon en geen betrekking had op zijn werkzaamheden als journalist.
Het Openbaar Ministerie doet verder geen mededeling over de aard van de strafbare feiten waarop de verdenking zag. Gelet op het voorgaande is de eerder genoemde Aanwijzing in onderhavig geval dan ook niet in het geding geweest.
Kunt u uitsluiten dat het onderzoek van de recherche en de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen hierbij niets te maken hebben met het onderzoek van deze journalist naar vrouwenhandel, prostitutie en kindermisbruik?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘In Nederland dreigt nieuwe onderklasse van vluchtelingen te ontstaan’ |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «In Nederland dreigt nieuwe onderklasse van vluchtelingen te ontstaan»?1
Ja.
Welke concrete maatregelen neemt u om de integratie van asielmigranten zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen?
In de kamerbrief over integratie en participatie van vluchtelingen (Kamerstuk 19 637, nr. 2085) bent u uitvoerig geïnformeerd over de inzet van het kabinet ten aanzien van werk en integratie van vergunninghouders. Werk en/of opleiding worden daarbij vooropgezet. De onderzoekers van het WRR hebben in hun policybrief opgenomen dat hun aanbevelingen in dezelfde lijn liggen als de kamerbrief.
Deelt u de mening van de onderzoekers, namelijk dat de overheid veel meer moet doen om de huidige asielmigranten sneller aan werk te helpen? Zo ja, wat gaat u concreet ondernemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de lange wachttijd voor een status en een woning, alsmede de «verloren tijd» in de opvangcentra asielmigranten op achterstand zetten en de kans op werkloosheid vergroten? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zowel in op het bevorderen van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten als op het effectiever inrichten van de asielprocedure. In de Kamerbrief van 27 november 2015 (Kamerstuk, 19 637, nr. 2086) bent u geïnformeerd over het sporenbeleid waardoor bij een blijvende hoge instroom verdere oploop van de wachttijden worden getemperd.
In de kamerbrief van 27 oktober bent u geïnformeerd over intensieve taalles in de opvang (Kamerstuk, 19 637, nr. 2073) en in de kamerbrief van 27 november (Kamerstuk, 19 637 nr. 2085) bent u geïnformeerd over de mogelijkheden die vluchtelingen hebben om aan taal en integratie te werken tijdens de asielprocedure en na vergunningverlening. Tevens wordt het voorinburgeringsprogramma in de opvang voor vergunninghouders met ingang van 1 januari 2016 uitgebreid, de taallessen worden geïntensiveerd en in het programma worden vergunninghouders voorbereid op de module «Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt».
Deelt u de mening van de onderzoekers, namelijk dat al tijdens de asielprocedure zou moeten worden begonnen met intensieve taalles en voorbereiding op de arbeidsmarkt, omdat daar nu veel kostbare tijd verloren gaat? Zo ja, hoe gaat u dit concreet bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid, ten behoeve van de integratie van de nieuwkomers, asielmigranten al tijdens hun procedure te laten werken en studeren? Zo ja, hoe gaat u dit concreet bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat bedoelt u concreet met «Blijven moet gelijk staan aan meedoen», zoals de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het krantenbericht stelde?2 Wat behelst meedoen volgens u concreet en vallen het wachten op een status, het wachten op een woning en het wachten op ontwikkelingskansen hier ook onder?
Onder meedoen wordt verstaan: werken of het voorbereiden op de arbeidsmarkt door het volgen van onderwijs of het doen van vrijwilligerswerk.
Bent u bekend met de publicatie «Welke beroepen bieden kansen? Overzicht van krapte- en overschotberoepen»?3
Ja.
Bent u bereid de stroom asielmigranten zo veel mogelijk in het voordeel van de asielmigranten en de Nederlandse arbeidsmarkt te benutten, door deze instroom van potentiële arbeidskrachten te benutten voor het opvullen van krapteberoepen op de korte en middellange termijn? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie het antwoord op vraag 2 en 3.
De uitspraak van de Raad van State over de overweg Laantje van Alverna |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aangaande de overweg Laantje van Alverna1 en de berichten «Overweg Heemstede moet weer open!»2 en «Nu snel om tafel over overweg Laantje Alverna»?3
Ja.
Herinnert u zich het antwoord op eerdere vragen over de uitspraak van de rechter over de overweg Laantje van Alverna?4
Ja.
Wanneer wordt de overweg bij het Laantje van Alverna weer opengesteld?
De gemeente, ProRail, de omwonenden, Wandelnet en de Fietsersbond hebben gezamenlijk vastgesteld dat de overweg bij het Laantje van Alverna in de huidige vorm te onveilig is om open te stellen en daarom afgesproken de overweg tot 1 april 2016 gesloten te houden. In de tussentijd zal ProRail drie alternatieve opties uitwerken voor de onttrekkingsprocedure conform de Wegenwet, te weten, het beveiligen van de overweg en het ongelijkvloers kruisen in de vorm van een tunnel of brug. De gemeente zal in die periode niet handhaven. Uiterlijk eind maart is deze alternatievenstudie gereed. Bij de uiteindelijke keuze wordt een afweging gemaakt tussen het veiligheidsbelang en het recreatieve belang met medeneming van de financiële consequenties. Daarna wordt duidelijk of, en zo ja in welke vorm, de overweg weer zal worden opengesteld.
Welke conclusies trekt u uit de uitspraak van de rechter, nu deze is bevestigd door de Raad van State, voor de andere niet actief beveiligde overwegen die volgens ProRail niet openbaar zijn? Deelt u de mening dat veel van deze overwegen op grond van deze uitspraak toch als openbaar moeten worden beschouwd of dat in ieder geval de kans groot is dat de rechter deze openbaar zal verklaren? Bent u bereid deze overwegen, indien zij een (recreatieve) waarde hebben voor wandelaars en fietsers, niet te sluiten, maar te beveiligen zodat de barrièrewerking van spoorwegen niet verder wordt vergroot?
De uitspraken van de rechter en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State houden in dat de particuliere overweg bij het Laantje van Alverna door verjaring openbaar is geworden, omdat aannemelijk is gemaakt dat de weg feitelijk heeft opengestaan voor verkeer voor een aaneengesloten periode van 30 jaar en dat de openbaarheid niet is gestuit door middel van bordjes Eigen Weg, Private Weg en dergelijke. Deze uitspraak heeft dan ook specifiek betrekking op de casus van het Laantje van Alverna. ProRail heeft in beeld welke NABO’s openbaar en welke particulier zijn. Of een overweg openbaar of particulier is, is niet relevant voor de overweging of en op welke wijze een overweg vanuit de veiligheid bezien aangepakt moet worden, maar uitsluitend voor de daarbij te volgen procedure, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen de belangen van veiligheid en recreatie.
ProRail is zich ervan bewust dat behoud van het particuliere karakter van particuliere overwegen handhaving vereist. Daarom is het project Uniformering Particuliere Overwegen (UPO) uitgevoerd, hetgeen ertoe heeft geleid dat in 2014/2015 door ProRail bij diverse particuliere NABO’s hekwerken zijn geplaatst. Daarmee worden situaties, zoals die bij het Laantje van Alverna is ontstaan, in de toekomst voorkomen. Dit project is medio 2015 afgerond. De totale kosten bedroegen ongeveer € 400.000,– exclusief BTW.
In het kader van de nieuwe Omgevingswet wordt op dit moment gewerkt aan afspraken tussen ProRail en andere belanghebbenden (waaronder de recreatieve belangenverenigingen) over belang, behoud en onderhoud van goede recreatieve routestructuren. Daarmee ontstaat er duidelijkheid over bestaande recreatieve routes over overwegen. In het algemeen geldt voor de weggebruiker dat hij – indien hij geen rechthebbende is – een particuliere overweg niet mag passeren.
Deelt u als opdrachtgever van ProRail de mening dat het onwenselijk is dat ProRail in de toekomst nog overgaat tot het sluiten van niet actief beveiligde overwegen zolang eventuele rechterlijke procedures nog niet volledig zijn doorlopen zoals nu wel gebeurd is bij het Laantje van Alverna?
Nee. Als de veiligheid in het geding is, zal ProRail handhaven op basis van artikel 17 van de Spoorwegwet en artikel 4 van Beheerconcessie.
Deelt u als opdrachtgever van ProRail de mening dat het, mede in het licht van de uitspraak van de Raad van State over de overweg Alverna, gezien de kosten voor ProRail en belanghebbenden en de langdurige onzekerheid onwenselijk is als ProRail in vergelijkbare gevallen voor elke overweg een hele juridische procedure gaat doorlopen over de vraag of een overgang door verjaring openbaar is geworden of niet?
ProRail heeft hier een zelfstandige verantwoordelijkheid en heeft vanuit die verantwoordelijkheid het recht om gebruik te maken van juridische (beroeps)procedures. Ik ga er vanuit dat ProRail per situatie zal beoordelen en afwegen of het starten van een juridische procedure nodig is.
Bent u daarom bereid een inventarisatie te maken van overwegen die op grond van de uitspraak van de rechter, en bevestigd door de Raad van State, als openbaar moeten worden beschouwd, of waar de kans groot van is dat deze als openbaar moeten worden beschouwd? Bent u bereid hierover te rapporteren aan de Kamer inclusief een analyse van de (recreatieve) waarde van deze overwegen voor wandelaars en fietsers?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat ProRail het laatste jaar actief hekken en borden aan het plaatsen is bij niet actief beveiligde overwegen om het gebruik daarvan te verhinderen terwijl in het licht van de uitspraak van de Raad van State de juridische houdbaarheid van deze maatregelen betwist kan worden? Hoeveel kosten zijn er inmiddels gemaakt voor het plaatsen van dergelijke hekken en borden?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de Landelijke Stuurgroep Infrastructurele Barrièrevorming (ANWB, Fietsplatform, NOC*NSF, Fietsersbond, Wandelnet) in 2013 op verzoek van ProRail een quickscan heeft uitgevoerd voor 100 niet actief beveiligde overwegen op basis van de aanwezigheid van recreatieve belangen en heeft geconcludeerd dat het overgrote deel van deze overgangen een recreatief belang kent?
Ja dat klopt. Ik heb echter van ProRail vernomen dat zij de conclusies ten aanzien van het recreatief belang niet deelt, vanwege een verschil van inzicht tussen ProRail en de Stuurgroep Infrastructurele Barrièrewerking over de definitie van «recreatief belang» in het kader van de procedure Infrastructurele Barrièrewerking. Zo is ProRail van mening dat een «ommetje met de hond» niet onder recreatief belang valt. Over de procedure Infrastructurele Barrièrewerking bent u geïnformeerd bij brief van 24 oktober 2008 (Kamerstuk 29 893, nr. 76).
Kunt u aangeven wat indicatief de kosten zijn om al deze overwegen met de technieken die momenteel al elders worden toegepast te beveiligen? Deelt u de mening dat er ook met de voorgestelde innovatieve maatregelen onvoldoende budget beschikbaar is voor het beveiligen van al deze overwegen?
Het realiseren van een beveiliging in de vorm van (mini-)Automatische Halve Overwegbomen (AHOB) kost volgens ProRail globaal € 0,5 mln. tot € 1 mln. exclusief BTW per locatie. Daarnaast komen er jaarlijks nog beheer en onderhoudskosten bij. Met het huidige startbudget à € 10 mln inclusief BTW is het dus niet mogelijk om de beveiliging van alle NABO’s te bekostigen. Mede daarom heb ik het innovatieve onderdeel in het Programma NABO opgenomen dat als doel heeft te komen tot nieuwe kosteneffectieve oplossingen. Dit proces loopt nog. Dit jaar zal ProRail een marktconsultatie starten, waarna een verdere aanbesteding zal volgen. De kosten van eventuele innovatieve maatregelen zijn daarom nog niet bekend.
Bent u bereid er bij ProRail op aan te dringen om eerst het plan van aanpak voor niet actief beveiligde overwegen nader uit te werken tot een concreet totaalbeeld voor de toekomst van al deze overwegen en tot die tijd geen onomkeerbare besluiten of maatregelen te treffen door het sluiten van overwegen of het belemmeren van de doorgang door middel van borden en/of hekken?
Dit is niet aan de orde. Zoals in de brieven aan uw Kamer d.d. 10 juni 2015 (Kamerstuk 29 893, nr. 190) en 8 december 2015 (Kamerstuk 29 893, nr. 201) is gemeld, werk ik reeds samen met ProRail aan de verdere invulling en uitvoering van het Programma NABO. Zie verder ook mijn beantwoording van vragen 4, 7 en 8.
De benoeming van de voorzitter van de Raad van Toezicht van de NPO |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kent u het bericht «VPRO-directeur; RvT van NPO heeft schijn van politieke partijdigheid»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Ja. Zie voorts het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Kunt u de Kamer nader informeren over de procedure die is gevolgd bij het zoeken naar leden voor de nieuwe Raad van Toezicht? Kunt u nader toelichten hoe de benoemingscommissie tot stand is gekomen? Kan nader worden toegelicht op welke wijze de profielschets voor de samenstelling en organisatie van de Raad van Toezicht tot stand is gekomen? Op welke wijze is de onafhankelijkheid van de benoemde kandidaten geborgd?
De benoemingsprocedure voor de raad van toezicht is als volgt verlopen. Een onafhankelijk wervings- en selectiebureau heeft functieprofielen opgesteld, zowel voor de individuele leden als voor de gewenste samenstelling van de raad van toezicht als geheel. Daar hebben het Ministerie van OCW, de (inmiddels) vorige raad van toezicht en de raad van bestuur van de NPO, de gezamenlijke ondernemingsraden van de NPO en de omroeporganisaties input voor geleverd. Politieke kleur of voorkeur was geen criterium. Onafhankelijk kunnen functioneren van politiek, overheid of welke andere belangen dan ook, was dat wel. De profielschetsen zijn, gelijktijdig met advertenties in drie landelijke dagbladen gepubliceerd. Op basis van deze openbare sollicitatieprocedure heeft het wervingsbureau in samenwerking met een onafhankelijke benoemingsadviescommissie de selectie gedaan. Ik ben niet bij de selectie betrokken geweest. Voor de benoemingsadviescommissie zijn leden gezocht die een open en onafhankelijke blik hebben op de maatschappelijke, bestuurlijke en politieke context waarbinnen de publieke omroep opereert, op governance vraagstukken en op de moderne inzichten over de rol van toezichthouders, ook in internationaal perspectief. De benoemingsadviescommissie is bij ministerieel besluit ingesteld. Dit besluit is met de daarbij behorende taakopdracht gepubliceerd in de Staatscourant. In de taakopdracht is bepaald dat de benoemingsadviescommissie onafhankelijk is en zijn eigen werkwijze vaststelt. Dat betekent niet alleen dat de commissie geen politieke beïnvloeding toelaat, maar ook dat vanuit de politiek geen pogingen worden gedaan tot beïnvloeding. Verder is in de taakopdracht benadrukt dat het essentieel is dat de te benoemen raad van toezicht onafhankelijk is en dat selectie dient te geschieden op basis van deskundigheid, competenties en de vaardigheid om door deelbelangen heen naar het belang van de gehele landelijke publieke mediadienst te kijken. Bij alle kandidaten is gekeken naar huidige en vroegere politieke activiteiten en nevenactiviteiten. Beoordeeld is of en in welke mate die belemmerend zouden kunnen zijn voor het onafhankelijk functioneren als toezichthouder bij de publieke omroep. De benoemingsadviescommissie heeft een advies uitgebracht en toegelicht hoe zij tot dat advies is gekomen. Ik heb het advies integraal gevolgd.
Wat betekent de kritiek van de directeur van de VPRO, Lennart van de Meulen, op de onafhankelijkheid van de voorzitter van de Raad van Toezicht voor het functioneren van de Raad van Toezicht?
De onafhankelijkheid van de voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht van de NPO staat voor mij vast. De kritiek van de heer Van der Meulen doet daar niet aan af. De Mediawet 2008 bepaalt immers dat de publieke omroep en zijn organen onafhankelijk van de politiek, overheid of welke andere belangen dan ook opereren. De leden van de raad van toezicht doen onafhankelijk en zonder last of ruggespraak hun werk. Daar is in de wervingsprocedure bij alle kandidaten uitgebreid aandacht aan besteed. Ik deel de mening dat de schijn van partijdigheid vermeden moet worden. Benoeming door de Minister van OCW vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid betekent echter niet dat er sprake is van een politieke benoeming. Met een politieke benoeming wordt beoogd in een bepaalde functie een politieke kleur te vertegenwoordigen om van daaruit invloed uit te oefenen. Het gaat hier echter om de benoeming van een onafhankelijke raad van toezicht waarvan de benoeming gebeurt bij koninklijk besluit. Dat een raad of commissie door de overheid wordt benoemd, staat niet in de weg aan het onafhankelijk opereren. Het is in de publieke sector gebruikelijk dat een bewindspersoon een rol heeft bij benoemingen, ook als het om functies gaat waarbij het onafhankelijk functioneren van groot belang is. Ook de Raad van Europa acht het legitiem dat de Staat betrokken is bij benoemingen bij de publieke omroep, zolang de benoemingsprocedure transparant is en objectieve criteria worden gehanteerd die te maken hebben met de rol en opdracht van de publieke omroep.2
Ik vind dat de gevolgde procedure voldoende waarborgen biedt voor zorgvuldige en onpartijdige besluitvorming over benoemingen. De basis voor de werving en selectie zijn zeer uitgebreide en openbare inhoudelijke functieprofielen. Politieke voorkeur vormt daarin op geen enkele wijze een criterium. De werving en selectie wordt gedaan door een extern bureau en een onafhankelijke benoemingsadviescommissie die zijn eigen werkwijze bepaalt en onafhankelijk advies uitbrengt. Ik leg deze procedure nu ook in de wet vast.
Van meerdere kanten zijn opmerkingen gemaakt over de onafhankelijkheid van de publieke omroep en de wijze van benoeming van toezichthouders en bestuurders. De Raad van State heeft er in zijn advies over het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst aandacht voor gevraagd. En ook in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer zijn er veel vragen over gesteld. Ondanks het feit dat de procedure rond de benoeming van de raad van toezicht van de NPO op een transparante en onafhankelijke wijze is gegaan, heb ik in antwoord op de vele nadere vragen van de Eerste Kamer over het wetsvoorstel gezegd dat het geen kwaad kan om alle benoemingsprocedures bij organisaties in de publieke mediasector tegen het licht te houden.3 Ik zal daarvoor een serieuze verkenning doen naar de procedures voor benoemingen in de mediasector waarbij de Minister betrokken is. Het gaat dan concreet om de NPO, de RPO, de NOS, de NTR, de Ster, het Commissariaat voor de Media en het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Ik zal u de resultaten van het onderzoek en mijn reactie hierop nog in het voorjaar aan uw Kamer sturen. Dit doe ik gelijktijdig met de reactie op de motie van de leden Mohandis en Segers.4 De motie vraagt mij te onderzoeken hoe de benoemingen van nieuwe NPO-bestuurders het meest onafhankelijk kunnen plaatsvinden. Wijzigingen die voortvloeiende uit deze verkenning en de motie, zal ik zo mogelijk meenemen in het komende wetsvoorstel over de regionale omroep.
Is het u bekend of deze kritiek breed wordt gedeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de schijn van partijdigheid moet worden weggenomen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Misleiding bij voedselproducten door supermarkten |
|
Henk van Gerven |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat supermarkten nog altijd consumenten misleiden door onvolledige of onjuiste informatie op verpakkingen te zetten?1
De uitzending van Radar is mij bekend.
Wat vindt u bijvoorbeeld van het feit dat een pak appelsap «halfzoet» duurder is dan het bekende Goudappeltje, terwijl het pak «halfzoet» dezelfde drank is, maar dan voor de helft aangevuld met water?
Ik vind het belangrijk dat de consument een bewuste voedselkeuze kan maken op basis van juiste en volledige informatie. In de Vruchtensappenrichtlijn (Richtlijn 2001/112/EG), de Etiketteringverordening (Verordening (EU) 1169/2011), het Warenwetbesluit Informatie Levensmiddelen en het Warenwetbesluit vruchtensappen 2012 is vastgelegd welke informatie producenten op het etiket van dergelijke producten moeten opnemen. De NVWA beoordeelt op grond van de geldende wet- en regelgeving van geval tot geval of sprake is van een overtreding.
Welke sancties staan op deze praktijken? Zijn er boetes uitgedeeld in het recente verleden? Zo ja, rond welke producten en producenten? Zo nee, waarom niet?
Op wettelijke tekortkomingen kan de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) interveniëren. Hiervoor heeft de NVWA interventiebeleid opgesteld. Indien de etikettering van een levensmiddel niet geheel conform de wettelijke voorschriften is, zal in de regel een waarschuwing worden gegeven. Als er sprake is van misleiding of door onjuiste/onvolledige etikettering een onveilig levensmiddel in omloop is, zal een (boete)rapport worden opgemaakt. In het recente verleden zijn door de NVWA geen boetes uitgedeeld voor foutief geëtiketteerde vruchtensappen.
Welke instrumenten heeft u om deze praktijken aan te pakken en er op te handhaven? Zijn ze voldoende effectief? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Als gezegd beoordeelt de NVWA van geval tot geval of sprake is van een overtreding. In het geval van een overtreding kan de NVWA gebruik maken van waarschuwingen en boetes. Het verantwoordelijke bedrijf zal moeten zorgen dat de tekortkoming wordt opgeheven, ongeacht welke interventie wordt toegepast. Indien de overtreding niet wordt opgeheven zal de NVWA ofwel de interventie «verzwaren» (bijv. van een waarschuwing naar een boeterapport), of zal de opgelegde boete worden verhoogd. De interventie zal pas stoppen als de overtreding is opgeheven.
Ik heb u tijdens het Algemeen Overleg op 10 december 2015 geïnformeerd over het onderzoek naar het relatieve belang van voedselinformatie op de verpakking ten opzichte van andere factoren die een rol spelen bij de aankoopkeuze van consumenten (zoals smaak, versheid en prijs) en het gebruik en de waardering van deze informatie door de consument. Ik heb u dit onderzoek toegestuurd op 28 januari als bijlage bij de verzamelbrief januari 2016. Daarnaast heb ik u toegezegd op basis van dit onderzoek en de ervaringen van de NVWA voor wat betreft etikettering van voedingsmiddelen in het voorjaar van 2016 met een plan van aanpak te komen.
De punctualiteitscijfers van de IC Direct |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel op OVPro.nl?1
Ja. Ik vind de slechte prestaties van de IC direct zorgelijk (met name de hoge uitval). Dit is voor mij een reden om met NS en ProRail nadere afspraken te maken over verbetering en deze afspraken vast te leggen in een verbeterprogramma.
Wat zijn de prestaties van de IC Direct in 2014 en 2015, welke oorzaken zijn toe te schrijven aan de mindere prestaties van de IC Direct en wie zijn voor welk deel verantwoordelijk voor deze slechte prestaties?
Het artikel op OVPro.nl gaat in op de uitval en punctualiteit van de IC direct. Voor de jaren 2014 en 2015 zijn de uitvals- en punctualiteitscijfers weergegeven in tabel 1.
Uitval
Treinpunctualiteit
4,4%
88,9%
7,8%
87,7%
8,1%
86,7%
4,5%
87,7%
7,3%
86,7%
6,7%
83,4%
7,6%
83,8%
11,0%
78,4%
Bron: Voortgangsrapportage HSL-Zuid nr. 36 en nr. 38.
Oorzaken van dispunctualiteit en uitval zijn toe te schrijven aan storingen aan materieel, storingen aan de infrastructuur op de HSL-corridor, logistieke en personele processen, externe oorzaken (wind, stroomstoringen, ongevallen) en vervolgvertraging door eerder vertraagde of gestrande treinen. In het kader van het Verbeterteam IC direct hebben NS en ProRail2 de uitval nader geanalyseerd. Tabel 2 geeft een overzicht van het aandeel van diverse oorzaken in de totale uitval.
Wie
Oorzaak
Aandeel
Voorbeelden
NS
Materieel
15%
Storingen aan materieel (deuren, elektrische installaties, communicatieapparatuur etc.).
NS
Personeel
11%
Bedienfouten tijdens het rijden, onvoldoende personeel aanwezig op vertrekmoment.
NS
Onderhoud & Rangeren
11%
Uitloop van onderhoud en rangeerprocessen; gepland materieel niet direct inzetbaar of met verkeerde samenstelling.
NS
Overig
8%
Voorkomen rijwegconflicten met andere treinen, te krappe materieelplanning bij onvoorziene wijzigingen in treindienst.
NS
Vervolguitval
19%
Uitval als gevolg van eerdere vertraging of uitval van NS-trein.
ProRail / Infraspeed
Infrastructuur
21%
Sein-, wissel-, overweg-, tunnel-, stroomstoring etc.
Extern
Weer
9%
Te harde wind, overige weersomstandigheden.
Extern
Divers
6%
Aanrijdingen, geen treinverkeer op last van brandweer of politie, versperring door trein andere vervoerder.
Van de totale uitval in de onderzochte periode was ca. 64% toewijsbaar aan NS, ca. 21% aan ProRail en ca. 15% aan externe omstandigheden.
In het laatste kwartaal van 2015 nam de uitval sterk toe. Dit hangt samen met de introductie en frequentieverhoging van de IC Direct tussen Amsterdam en Rotterdam. In de Voortgangsrapportage HSL-Zuid 37 is gemeld dat NS verwacht dat de punctualiteit en uitval van deze dienst in de eerste maanden mogelijk slechter zou scoren dan de bestaande Intercity direct diensten tussen Amsterdam en Breda. Dit vanwege inleereffecten die horen bij een nieuwe treinsamenstelling – met een locomotief vóór en achter de trein – die op termijn juist moet leiden tot een verbetering van de prestaties. Deze verwachting blijkt zich helaas te manifesteren.
Wat betekenen deze prestaties voor de prestatieindicatoren die betrekking hebben op de HSL-route en de prestaties die de NS en ProRail hier moeten leveren? Kunt u dit toelichten?
De aan NS toerekenbare punctualiteit en uitval van de IC Direct tellen voor NS mee in de prestatie-indicator Reizigerspunctualiteit HSL-Zuid. Deze indicator ziet ook op de prestaties van de Thalys. Voor deze indicator is in de vervoerconcessie een bodemwaarde afgesproken van 94,0%. Over heel 2015 realiseerde NS een waarde van 94,2%. NS voldeed daarmee in 2015 aan de afgesproken prestatienorm voor reizigerspunctualiteit op de HSL-Zuid. Voor 2019 is afgesproken om een realisatie van tenminste 96,0% te behalen.
In de beheerconcessie met ProRail is een prestatie-indicator afgesproken die ziet op de aankomstpunctualiteit van HSL-producten. Het aantal treinen dat minder dan 3 minuten vertraging heeft, mag niet onder de bodemwaarde van 79,5% komen. Over heel 2015 werd een waarde behaald van 79,8%. ProRail voldeed daarmee in 2015 aan de afgesproken prestatienorm. Voor 2019 is afgesproken om een realisatie van tenminste 82,0% te behalen.
Daarnaast bestaat er een aparte informatie-indicator waarmee de uitval van HSL-treinen wordt gemonitord. De stijging van de uitval die daarin zichtbaar is, is aanleiding om nu te interveniëren en afspraken over een verbeterprogramma te maken. Zoals in de kabinetsreactie op het rapport van de Enquêtecommissie Fyra is aangegeven, spreek ik met NS en met ProRail een nieuwe prestatie-indicator af die met ingang van 2017 toeziet op de uitval op de HSL-Zuid die respectievelijk aan NS en ProRail toerekenbaar is.
Betekent dit dat u met de NS rond de tafel gaat zitten om een verbeterprogramma af te spreken voor de prestaties op de HSL-route? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Acht u de maatregelen die de NS nu neemt om de punctualiteit van de IC Direct te verbeteren afdoende om de prestaties te verbeteren? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat gaat u doen vanuit uw verantwoordelijkheid als concessiehouder om de NS te stimuleren tot betere prestaties op de HSL-route?
Om de prestaties te verbeteren heb ik met NS een uitgebreid pakket aan verbetermaatregelen afgesproken. De kabinetsreactie op het rapport van de Enquêtecommissie Fyra gaat in op de wijze waarop ik deze afspraken zal toetsen en op de realisatie daarvan zal sturen.
Het bericht dat een Joods gezin is bekogeld met vuurwerk |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Joods gezin met vuurwerk bekogeld»?1
Ik ben bekend met de berichtgeving. Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Het oproepen tot discriminatie, haat en geweld is onaanvaardbaar en strafbaar. In Nederland is iedereen gelijk, ongeacht afkomst, religie of huidskleur. Allen die zich in Nederland bevinden hebben recht op bescherming van de politie wanneer dat nodig blijkt te zijn.
De politie is onmiddellijk een onderzoek gestart. De minderjarige verdachten – van wie er één is aangehouden en twee zichzelf gemeld hebben – zijn na verhoor door de politie heengestuurd met een gedragsaanwijzing. Deze houdt in dat zij een bepaalde periode niet in de straat mogen komen waar het gezin woont. Daarnaast loopt het politieonderzoek, waarover ik geen uitspraken kan doen.
Wat vindt u ervan dat een Joods gezin in Amsterdam op de avond van oud en nieuw is bekogeld met vuurwerk, terwijl antisemitische leuzen werden geroepen en de voordeur is ingetrapt?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen zijn genomen om dit gezin te beschermen en de daders te achterhalen en te straffen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft de aanpak van antisemitisme prioriteit in de opsporing en vervolging?
Op grond van de Aanwijzing Discriminatie van het Openbaar Ministerie (OM), registreert de politie alle incidenten (eigen waarnemingen, meldingen en aangiften) die mogelijk betrekking hebben op of gerelateerd zijn aan discriminatie, waaronder antisemitisme. De aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme, heeft prioriteit bij het OM. Discriminatiezaken zijn specialistische zaken waarvoor geldt dat de (zaaks-)expertise en de capaciteit voor de zaaksbehandeling is belegd bij het regioparket, in de persoon van de discriminatieofficier. Ter ondersteuning van de discriminatieofficier staat voor het OM het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD-OM) ter beschikking. Hoofdregel is dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is, altijd een strafrechtelijke reactie volgt (dagvaarding of strafbeschikking), gelet op de negatieve werking bij onvoldoende handhaving en de voorbeeldfunctie die van een strafvervolging uitgaat. In beginsel wordt er gedagvaard, alleen in lichtere zaken kan eerst een transactie worden aangeboden. Van belang om te melden is ook dat bij commune delicten waarbij een discriminatoir aspect een rol heeft gespeeld het OM bij de beoordeling van de ernst van het feit een strafeisverhoging van + 50% toepast. Als het gaat om een ingrijpend delict geldt een verhoging van + 100%.
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van de maatregelen die het kabinet al heeft genomen tegen antisemitisme?
Graag verwijs ik u naar bijlage II van het nationaal actieprogramma discriminatie, waarin een hoofdstuk over de aanpak van antisemitisme is opgenomen. Het overleg met Joodse organisaties maakt deel uit van de aanpak van antisemitisme door het kabinet.
Voorts organiseert begin 2016 het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een overleg met sleutelfiguren uit de Joodse en islamitische gemeenschap over hun inzet om doorwerking in Nederland van het Israëlisch-Palestijnse conflict te verminderen. Ook worden bijeenkomsten van het Ronde Tafel netwerk antisemitisme georganiseerd, met deelname vanuit onder meer de Anne Frank Stichting, het Centraal Joods Overleg, het Contactorgaan Moslims en Overheid en het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders. Hierbij is door deelnemers het belang onderstreept van gezamenlijk optreden rond incidenten. Dit heeft in 2015 ook plaatsgevonden en zal worden versterkt. Ook worden leraren bij het bespreekbaar maken van moeilijke thema’s in de klas, zoals ontkenning van de Holocaust, beter ondersteund. Zo ondersteunt SZW het traject «Rechtsstaat in de Klas»: lokale bijeenkomsten voor leraren in het voortgezet onderwijs in verschillende regio’s.
Bent u bereid in overleg met Joodse organisaties te bezien of aanvullende maatregelen of intensiveringen nodig zijn om antisemitisme te bestrijden?
Zie antwoord vraag 5.