Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overtuiging genomen hebben, dat het wenselijk is de vereisten voor het verkrijgen van bijstand te verzwaren teneinde de kansen voor participatie op de arbeidsmarkt te vergroten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:
2. Met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld de hier te lande woonachtige vreemdeling die:
a. rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG; en
b. de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen beheerst:
1°. spreekvaardigheid;
2°. luistervaardigheid;
3°. gespreksvaardigheid;
4°. schrijfvaardigheid; en
5°. leesvaardigheid.
Na artikel 78o wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De voorwaarde, bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder b, geldt niet voor de vreemdeling:
a. aan wie voor de inwerkingtreding van deze voorwaarde reeds bijstand wordt verleend; of
b. die voor de inwerkingtreding van deze voorwaarde een aanvraag als bedoeld in artikel 41 heeft gedaan.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,