Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 17 november 2008, aangeboden aan de Koningin door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 september 2008, nr. 08.002607, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 oktober 2008, nr. W08.08.0403/IV, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Het onderhavige wetsvoorstel heeft gevolgen voor het wetsvoorstel Bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudget) (Kamerstukken II 2007/08, 31 567, nr. 2), indien dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt. In verband daarmee is een nieuw artikel III ingevoegd.
Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het wetsvoorstel en de toelichting op een aantal technische punten aan te passen.
– In artikel I, onderdeel A, is een wijziging toegevoegd die op grond van de EU-Dienstenrichtlijn noodzakelijk is. In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel j, en 9, eerste lid, is toegevoegd dat een cursusinstelling zowel een rechtspersoon als een natuurlijk persoon kan zijn.
– In artikel I, onderdeel B, is in artikel 5, vijfde lid, een verwijzing aangepast.
– In het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal) (Kamerstukken I 2007/08, 31 318, A), is een omissie geconstateerd, die nu in onderhavig wetsvoorstel in artikel I, onderdeel F, wordt gerepareerd. Het betreft artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, waarin een uitzondering voor het verplicht vaststellen van een inburgeringsvoorziening wordt gemaakt, indien asielgerechtigden en geestelijke bedienaren aannemelijk hebben gemaakt dat zij bezig zijn of op korte termijn zullen starten met een opleiding die leidt tot een vrijstellend diploma, certificaat of ander document. Deze uitzondering hoeft niet te worden gemaakt voor de overige inburgeringsplichtigen, omdat het college voor hen een inburgeringsvoorziening kan vaststellen. In verband daarmee is een nieuw artikel II ingevoegd.
– In artikel I, onderdeel G, is de verwijzing naar artikel 19 aangepast.
– In artikel I, onderdeel H, is artikel 24b verwijderd. De reden hiervoor is dat de vaststelling van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening door het college van burgemeester en wethouders niet van toepassing is op vrijwillige inburgeraars. De overige artikelen van dit onderdeel zijn als gevolg van deze verwijdering vernummerd.
– Aan artikel I is een onderdeel I toegevoegd dat in artikel 25, eerste lid, een verwijzing naar artikel 19a regelt.
– Er is een artikel V ingevoegd dat de gewijzigde grondslag voor het Besluit inburgering regelt.
– De inwerkingtredingsbepaling is als het gevolg van een en ander aangepast.
– Tevens is in de memorie van toelichting op pagina 2 en 7 de tekst over het afsluiten van een overeenkomst tussen het college van burgemeester en wethouders en het inburgeringsbedrijf verwijderd.
De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.