Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2009
Hierbij bied ik u het rapport «Goede buren kun je niet kopen» aan1. Het rapport is op verzoek van mijn ambtsvoorganger door het SCP opgesteld naar aanleiding van de toezegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat onderzoek verricht zal worden naar:
– de relatief slechte positie van Marokkanen op de woningmarkt (TK 2005–2006, 28 684, nr. 89) en
– de overloop/verhuisbewegingen van Turken en Marokkanen naar de randgemeenten (TK 2006–2007, 30 800 XI en 30 810, nr. 8).
In het door SCP uitgevoerde onderzoek wordt behalve naar de positie op de woningmarkt van Marokkanen ook gekeken naar de positie van Surinamers, Turken en Antillianen.
Het beeld dat naar voren komt is dat de woonpositie van Turken, Marokkanen en Surinamers in de periode 1998–2006 verder verbeterd is. Het eigenwoningbezit stijgt in deze allochtone groepen snel, al is het nog veel lager dan onder autochtonen. De tevredenheid met de woning is onder Turken en Marokkanen ook gestegen, hetgeen in lijn is met de kwalitatief verbeterde woonomstandigheden. Positief is ook dat geen discriminatie ervaren wordt in de toegang tot sociale huurwoningen en tot koopwoningen.
De segregatie in Nederlandse steden is hardnekkig. De concentratie van goedkope huurwoningen in bepaalde wijken verklaart de segregatie maar voor de helft. In gespreksgroepen met allochtone deelnemers is naar verklaringen gezocht. Daaruit komt het beeld naar voren dat Turken en Marokkanen enerzijds graag dichtbij familie en vrienden wonen, wat «automatisch» leidt tot de keuze voor een gemengde wijk, en dat er anderzijds angst bestaat te worden weggekeken uit een witte wijk.
De uitkomsten van dit onderzoek zal ik betrekken bij mijn beleidsreactie – in de vorm van een midterm review – op het jaarapport integratie 2009 dat ik u in de tweede helft van 2009 zal aanbieden.