Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 december 2008
Tijdens de vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009 heeft uw Kamer een motie ingediend met betrekking tot de percentageregeling voor beeldende kunst bij Rijkshuisvesting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 VIII, nr. 23).
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft u in zijn brief met kenmerk DK/B&B/76708 (Kamerstuk 2008–2009, 31 700 VIII, nr. 40), mede namens mij, toegezegd dat ik u, met betrekking tot de percentageregeling, nog dit jaar verder zou informeren.
Aangezien de motie na stemming is verworpen lijkt het mij niet opportuun hier uitgebreid op te reageren. Wel wil ik mijn toezegging gestand doen en u bij deze informatie aanbieden over de kwalitatieve en financiële kant van de regeling. Dit doe ik aan de hand van 2 bijgesloten documenten:
– Percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen1. Dit is een handleiding voor de regeling die tevens verkrijgbaar is via de internetsite van de Rijksbouwmeester.
– *) Het boek «Present, kunst bij rijksgebouwen».1 Dit is een driejaarlijkse uitgave waarin alle gerealiseerde beeldende kunst wordt toegelicht, inclusief budget. Bijgaand exemplaar betreft de jaren 2004–2006.
Aanvullend op deze informatie, geef ik u een overzicht van de bedragen die vanaf 2000 tot en met dit jaar in het kader van de regeling zijn besteed en wat onze ervaringen en de ervaringen van anderen met de regeling zijn.
De percentageregeling voor beeldende kunst vindt zijn oorsprong in een afspraak van het kabinet uit 1951 om voortaan een klein percentage van de bouwkosten van rijksgebouwen te besteden aan opdrachten voor beeldende kunst. Het doel van het kabinet was en is om hiermee het publiek, in en om de rijksgebouwen, in contact te brengen met goede voorbeelden van beeldende kunst.
In de gebouwen worden architectuur en beeldende kunst samengebracht. In veel gevallen betekent dit dat de kunst onderdeel is van het gebouw en daar niet los van kan worden gezien. De kunst verduidelijkt de boodschap van de gebruiker van het gebouw, laat deze boodschap vanuit een ander perspectief zien of stelt deze ter discussie. De kunst draagt bij aan hoe een gebouw wordt ervaren. De kunst maakt het gebouw prettiger en/of duidelijker door bijvoorbeeld aan de logistiek of de identiteit bij te dragen. Een voorbeeld hiervan is de beeldentuin bij het belastingdienstgebouw in Apeldoorn. In nauw overleg met de gemeente zijn tijdens de grootschalige renovatie beelden (die al in bestaande gebouwen waren opgesteld) geselecteerd op hun aantrekkelijkheid voor het publiek en in de tuin bij elkaar gebracht. Deze tuin wordt zeer gewaardeerd door de gebruikers van het gebouw, bezoekers en ook omwonenden.
Al meer dan 50 jaar wordt de regeling toegepast. Dat heeft geleid tot een bijzondere collectie van kunst in opdracht. Bekende en belangrijke kunstenaars zoals Escher, Karel Appel, Wim T. Schippers, Marlene Dumas en Rob Birza zijn hierin vertegenwoordigd maar ook jonge, nog betrekkelijke onbekende kunstenaars.
Nederland neemt internationaal een voorhoedepositie in op het gebied van innovatieve kunstprojecten en in architectuur geïntegreerde kunst. Vooral de nauwe samenwerking tussen kunstenaar, eindgebruiker en de Rijksgebouwendienst en de rol van de Rijksbouwmeester is uniek en oogst internationaal bewondering. Zweden, Noorwegen, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, België en Engeland hebben een regeling die vergelijkbaar is met onze percentageregeling. In Finland is de regeling pas ingesteld, Schotland en Polen onderzoeken mogelijkheden om een regeling te introduceren.
De Rijksgebouwendienst heeft de taak om de kwaliteit van de beeldende kunst te bevorderen en te bewaken bij het tot stand brengen, het aanpassen en het beheren van de gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van de dienst zich uitstrekt. De samenwerking tussen de Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst heeft geleid tot een zorgvuldige procedure met transparante regels over hoe de kunstbudgetten worden vastgesteld en gecontroleerd en welke partijen er bij de uitvoering van de percentageregeling worden betrokken. Deze procedure is vastgelegd in het Handboek voor de Percentageregeling, dat via de website van de Rijksbouwmeester kan worden geraadpleegd. Een van de zaken die in het handboek worden uitgelegd is de financiering.
In het handboek staat beschreven dat kunst zal worden toegepast bij rijksgebouwen in eigendom van de Rijksgebouwendienst. Dat gebeurt bij nieuwbouw, verbouw of renovatie inclusief de inrichting van bijbehorende terreinen. De regeling wordt toegepast bij een totale bouwsom vanaf € 500 000. Wordt een gebouw gehuurd, dan wordt de regeling pas toegepast indien de huursom minimaal € 50 000 bedraagt, de Rijksgebouwendienst de grootste huurder (aantal m2) in het gebouw is en het een langere huurperiode betreft.
Veelal wordt de regeling «1 procentsregeling» genoemd. Deze term is verwarrend omdat het percentage varieert naar gelang de bouwsom varieert. Het percentage ligt tussen de 0,5% en 2% en wordt als volgt berekend:
– Bouwsom kleiner dan € 500 000 => geen kunstbudget
– Bouwsom ligt tussen (of is gelijk aan) € 500 000 en € 5 000 000 => kunstbudget is 2,0% van de bouwsom
– Bouwsom ligt tussen (of is gelijk aan) € 5 000 000 en € 7 500 000 => kunstbudget is 1,0% van de bouwsom
– Bouwsom is hoger dan € 7 500 000 => kunstbudget is € 125 000 + 0,5% * (bouwsom – € 7 500 000)
Het budget is niet afkomstig van de begroting van OCW maar wordt betaald door departementen via de huur die ze aan de Rijksgebouwendienst betalen.
Het boek «present» is een 3-jaarlijkse uitgave waarin wordt opgesomd welke projecten in de afgelopen 3 jaar zijn gerealiseerd. Bijgaande editie betreft de jaren 2004–2006.
Om u een beeld te geven van de jaarlijkse uitgaven in het kader van de percentageregeling geef ik u onderstaand overzicht van de gerealiseerde kunst in de jaren 2000 tot en met 2008 en het bedrag dat daaraan is uitgegeven. De uitgaven zijn direct gerelateerd aan het aantal huisvestingsprojecten dat wordt gerealiseerd. In de tabel is duidelijk te zien dat tussen 2004 en 2006 relatief veel kunst is gerealiseerd. Dit waren namelijk piekjaren in de realisatie van huisvestingsprojecten. Daarentegen is er in 2007 voor (afgerond) € 800 000 aan kunst gerealiseerd waarvan een groot deel ook nog is toe te rekenen aan een groot huisvestingsproject (penitentiaire instelling).
Jaartal | Aantal opgeleverde projecten | Budget |
---|---|---|
2000 | 17 | € 1 156 214,– |
2001 | 15 | € 1 317 873,– |
2002 | 29 | € 1 220 160,– |
2003 | 20 | € 1 324 006,– |
2004 | 42 | € 2 196 812,– |
2005 | 18 | € 1 147 485,– |
2006 | 36 | € 2 560 733,– |
2007 | 9 | € 800 730,– |
2008 | 16 | € 1 597 000,– |
Resultaten van de regeling worden op verschillende manieren transparant gemaakt. Naast de bijgesloten documenten wordt over bijna alle kunstopdrachten gepubliceerd in het tijdschrift SMAAK, het magazine over rijksgebouwen, monumenten, architectuur en kunst, uitgegeven door de Rijksgebouwendienst. Ook is er een boek in ontwikkeling over alle kunst die tot nu toe is gerealiseerd, bereidt de Rijksgebouwendienst de mogelijkheid voor om over enkele jaren de complete collectie kunst van de Rijksgebouwendienst via een publieksgerichte website te ontsluiten en worden jaarlijks verschillende rijksgebouwen opengesteld in het kader van de monumentendag en de dag van de architectuur.
Naast deze eigen initiatieven verschijnen er regelmatig artikelen over de projecten in dagbladen, jaarboeken, Nederlandse en buitenlandse tijdschriften en worden er televisieprogramma’s aan de percentageregeling gewijd.