Voorgesteld 14 januari 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de wet gelijke bescherming dient te bieden tegen opzettelijke en onnodige belediging wegens godsdienst, levensovertuiging, ras en seksuele gerichtheid;
overwegende, dat de huidige formulering van artikel 137c en verder van het Wetboek van Strafrecht in deze bescherming voorziet;
voorts overwegende, dat de artikelen 147 en 147a Sr geen praktische toegevoegde waarde hebben;
verzoekt de regering een voorstel aan de Kamer toe te zenden om het verbod op godslastering (art. 147 en 147a Sr) uit het Wetboek van Strafrecht te verwijderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Ham
Teeven
De Wit
Azough