Het bericht ‘Wat nou smaakjesverbod? Nepsigaret met menthol en fruit op de markt dankzij ‘truc’ van tabakgigant’ |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de introductie van de nicotinehoudende sticks van Philip Morris op de Nederlandse markt onder de naam Levia? Wat is uw reactie hierop?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het splitsen van productonderdelen en het vervangen van tabak door cellulose, zoals toegepast bij Levia, een juridisch grijs gebied is dat het smaakjesverbod omzeilt? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om deze maas in de wet te dichten? Bent u bereid om wetgeving aan te passen zodat ook producten als Levia onder het smaakjesverbod gaan vallen?
De Levia-sticks zijn aan te merken als een nicotineproduct zonder tabak. Het wetsvoorstel houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten3 dat deze nicotineproducten onder het toepassingsbereik van de Tabaks- en rookwarenwet brengt, is aangenomen door de Tweede Kamer en is nu in behandeling bij de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel wordt een groot aantal regels op deze nieuwe sticks van toepassing dat ook geldt voor tabaksproducten en elektronische dampwaar. Dit gaat bijvoorbeeld om het reclameverbod, de leeftijdsgrens en het verbod op de verkoop in bepaalde verkooppunten, zoals in supermarkten en via internet. Daarnaast is een besluit in voorbereiding dat het mogelijk maakt om ook de ingrediënten van nicotineproducten zonder tabak te reguleren. Hierdoor wordt het mogelijk om een smaakverbod voor de sticks in te voeren.
Kunt u aangeven, gezien het feit dat Levia geen tabak is, maar wel nicotinehoudend, welke wet- en regelgeving zoals accijnzen en belastingregels Philip Morris omzeilt die van toepassing zijn op zijn tabaksproducten?
Binnen de EU is een aantal belastingen geharmoniseerd, waaronder de accijns op tabaksproducten. De basis hiervoor is te vinden in de Richtlijn tabaksaccijns. Voor elk nieuw (tabaks-) of nicotineproduct moet bepaald worden of het kan worden aangemerkt als accijnsproduct en als zodanig kan worden belast met accijns. In 2025 wordt een voorstel tot herziening van de richtlijn tabaksaccijns verwacht. Nieuwe nicotineproducten zullen in dit voorstel naar verwachting een eigen categorie en tarief krijgen. Wanneer de herziening van de richtlijn gepubliceerd wordt, verwacht ik meer duidelijkheid over hoe dit soort producten zullen worden belast.
Deelt u de conclusie dat Levia een innovatie is die Philip Morris gebruikt met als doel tabakswetgeving te omzeilen, gezien het feit dat deze innovatie wel nicotine bevat maar door het ontbreken van tabak niet onder de tabakswetgeving valt? Bent u bereid, constaterende dat Philip Morris met deze methode handelt in strijd met de bedoeling van de wet, wet- en regelgeving aan te passen, zodat wet en de bedoeling van de wet weer in overeenstemming zijn?
De precieze motieven van de tabaksindustrie ken ik niet, maar ik ben het met u eens dat de genoemde sticks een manier lijken te zijn om bestaande wet- en regelgeving voor normale tabaksproducten te omzeilen. Gelukkig ligt het wetsvoorstel houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten voor in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de belangrijkste regels die voor tabaksproducten en elektronische dampwaar gelden, ook op deze sticks van toepassing zullen worden.
Bent u zich ervan bewust dat grote tabaksbedrijven zoals Philip Morris, door de beperkingen van de huidige wetgeving, steeds opnieuw hun gang kunnen gaan met het introduceren van nieuwe verslavende producten zoals Levia? Welke stappen bent u bereid te nemen om ervoor te zorgen dat dergelijke innovaties door de tabaksindustrie niet langer buiten de bestaande regelgeving vallen?
De tabaksindustrie blijft nieuwe tabaksproducten en nicotineproducten zonder tabak introduceren die als alternatief voor traditionele tabaksproducten kunnen worden gebruikt en als minder schadelijk product worden aangeprezen. De industrie lijkt zich daarbij te richten op producten waarvoor minder strenge regels gelden, zodat ze zo aantrekkelijk mogelijk gemaakt kunnen worden, met name voor jongeren. Op deze manier komen jongeren makkelijker in aanraking met nicotine. Mijn beleid is erop gericht de regels van deze nieuwe producten gelijk te trekken met de regels voor tabak. Het genoemde wetsvoorstel draagt daar in belangrijke mate aan bij, omdat het alle producten waar nicotine in zit onder de reikwijdte van de wet brengt. Hierdoor wordt het moeilijker voor de industrie om producten te introduren die niet wettelijk gereguleerd zijn en deze populair te maken onder jongeren.
Kunt u bevestigen dat Levia onder de wet «Regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten» valt die op 21 mei 2024 is aangenomen door de Tweede Kamer en nu bij de Eerste Kamer ligt?
Ja.
Hoe schat u het gezondheidsrisico in van het gebruik van nicotinehoudende producten zonder tabak, zoals de Levia sticks, in vergelijking met traditionele tabaksproducten? Laat u onderzoeken welke schadelijke stoffen Levia bevat? Laat u onderzoeken van welk soort plant de cellulose in Levia afkomstig is?
Levia-sticks zijn zonder twijfel schadelijk voor de gezondheid. Hoe schadelijk precies moet nog worden bepaald. Ik heb het RIVM de opdracht gegeven een risicobeoordeling voor deze nieuwe producten uit te voeren. Deze risicobeoordeling zal inzicht geven in de schadelijkheid van deze sticks, de aanwezigheid van schadelijke stoffen en het gebruik van ingrediënten zoals kruiden en nicotine.
Overweegt u een algeheel verbod op nicotineproducten om de volksgezondheid te beschermen en verslaving te voorkomen, met name onder jongeren, zoals voorgesteld door het onlangs gepresenteerde burgerinitiatief?
Het wetsvoorstel houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten stelt een totaalverbod op nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik (zoals nicotinezakjes) in, en reguleert alle overige nicotineproducten zonder tabak. Dit is naar analogie van de bestaande wetgeving waarin een verbod geldt om tabak voor oraal gebruik (snus) in de handel te brengen en het in de handel brengen van andere tabaksproducten en aanverwante producten, waaronder elektronische dampwaar, wordt gereguleerd. Ik blijf kijken naar mogelijkheden om te voorkomen dat nieuwe producten populair worden gemaakt. Dit kan door een reclameverbod, een leeftijdsgrens en producteisen zoals nu in het genoemde wetsvoorstel worden voorgesteld voor de nicotineproducten die niet oraal worden gebruikt. Een verbod zou overwogen kunnen worden, maar op dit moment is er nog te weinig kennis over de betreffende producten om een dergelijk verbod te kunnen rechtvaardigen.
Kunt u deze vragen voor 1 september 2024 beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt vanwege de benodigde afstemming voor de totstandkoming van deze antwoorden.
Het bericht 'Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk' |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum , Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Is het u bekend dat er in de provincie Groningen al sinds 2012 sprake is van aardbevingsproblematiek, die duizenden bewoners treft en die door inadequaat dan wel falend overheidsbeleid nog steeds voortduurt, zoals ook is vastgesteld en vorig jaar gerapporteerd door de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen?
Het kabinet is zich terdege bewust van de problematiek in het aardbevingsgebied en werkt daarom hard aan het herstel van Groningen. De noodzaak hiervan wordt onderstreept door het onderzoek van Gronings Perspectief, dat al enkele jaren aantoont dat bewoners en hun kinderen in het gaswinningsgebied tot de dag van vandaag last hebben van stress en gezondheidsklachten. De bevindingen uit dit onderzoek acht het kabinet zorgelijk. Ook zijn de conclusies uit het rapport Groningers boven gas van de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen glashelder. Mensen in het gaswinningsgebied hebben onnodig geleden onder aardbevingen, de trage afhandeling van schades en onzekerheid over hun veiligheid door falend overheidsbeleid. Dit heeft geleid tot een «Ereschuld» die het kabinet heeft om de gemaakte fouten door zestig jaar gaswinning richting de regio en haar bewoners recht te zetten. Het kabinet geeft daarom onverkort uitvoering aan de 50 maatregelen uit kabinetsreactie Nij Begun, waarbij de generatielange inzet van het Rijk voor het inlossen van deze ereschuld wordt vastgelegd in de Groningenwet.
Het kabinet begrijpt dat bewoners in het aardbevingsgebied – net als andere mensen in dezelfde situatie – bezorgd zijn over het onderzoek naar een mogelijke locatie voor een munitiedepot in hun buurt. Gelet op de stapeling van problematiek is het meer dan duidelijk dat dit bij de bewoners in het aardbevingsgebied extra hard aankomt. Mensen in het gaswinningsgebied hebben jarenlang moeten strijden om hun gelijk en hun recht te halen. Het herstel van vertrouwen van bewoners in de overheid is nodig en er moet uitermate zorgvuldig om worden gegaan met deze specifieke situatie. Bij het kiezen van een voorkeurslocatie voor opslag van snel inzetbare munitie zal daarom nadrukkelijk rekening gehouden worden met het feit dat deze zoektocht zich afspeelt binnen de context van de aardbevingsproblematiek. Deze maatschappelijke context is onderdeel van de afweging. Daarbij ziet het kabinet de aangenomen motie als een politieke bevestiging van een gebrek dat we zien aan bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak in het mijnbouwschadegebied voor de behoefte die Defensie heeft aan ruimte in Groningen.
De zoektocht van het kabinet naar uitbreidingsruimte voor Defensie moet transparant en zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit betekent dat vroegtijdig in het proces van zoeken naar geschikte locaties dit al aan de bewoners kenbaar gemaakt wordt en hen de gelegenheid geboden wordt om daarop te reageren. Dit is in lijn met PEGA-maatregel 42, om in gesprek te gaan met burgers. Juist hun ervaringsverhalen en signalen over knelpunten in beleid en uitvoering zijn essentieel voor het maken van de juiste afwegingen. De keerzijde van vroegtijdige transparantie is dat ook al vroegtijdig onzekerheid en onrust ontstaat over de uitkomst van het programma bij bewoners die mogelijk door deze plannen geraakt worden, bij mensen die daar werken en recreëren, en bij maatschappelijke organisaties.
Het Ministerie van Defensie is in gesprek met de bewoners, gemeente Midden-Groningen en de provincie Groningen over de zoektocht naar potentiële locaties voor een munitiedepot. Daarbij worden bewoners worden geïnformeerd over het proces hoe tot een definitieve keuze voor een locatie van een munitiedepot gekomen wordt, en welke informatie zij op welk moment mogen verwachten. Bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat dit tot grootschalige ernstige gezondheids- en sociale problemen leidde en nog onverminderd leidt bij de gedupeerden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is het u bekend dat sommige zoeklocaties voor munitiedepots in het Groningse aardbevingsgebied liggen, – en sommige ervan, zoals Luddeweer en Slochteren, zelfs in het centrum daarvan – waar hele gebieden en dorpen op de schop gaan of zijn gegaan, en waar praktisch alle betrokken bewoners met de genoemde problematiek kampen?
Ja, dit is mij bekend en de veiligheid, het beschermen van bezit, de gezondheid en het welzijn van Groningen zullen in belangrijke mate onderdeel zijn van de afwegingen door het kabinet naar de voorkeurslocatie
Kunt u duidelijk maken wat de veiligheidsrisico’s zijn die gepaard gaan met de aanleg van een munitieopslagplaats in Luddeweer of Slochteren, hoe deze worden beoordeeld en wat de gevolgen zijn voor bewoners van de zogenoemde C-C1-C2-D-zones?
De mogelijke alternatieve locaties voor de opslag van munitie (met snel inzetbare capaciteit) worden onderzocht in een planMER-onderzoek. De locaties worden daarbij met elkaar vergeleken op basis van onder meer de veiligheidscontouren. De uiteindelijke contouren kunnen anders en kleiner van vorm worden door optimalisatie. De gevolgen voor bewoners in de zogenoemde C-C1 C2 en D zones zijn vastgelegd en terug te vinden op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).2 Als een locatie in een aardbevingsgevoelig gebied (Luddeweer en Slochteren) ligt, dan wordt dit meegenomen in het planMER-onderzoek.
Heeft het kabinet zich georiënteerd op de bestaande sociale en menselijke situatie en verhoudingen in de Groningse zoekregio's?
De context van de aardbevingsproblematiek maakt geen deel uit van het planMER-onderzoek dat zich richt op de effecten op de leefomgeving. Maar bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat in de omgeving van sommige zoeklocaties tot medio juli van dit jaar vrijwel niemand op de hoogte was, laat staan op de hoogte is gesteld, van de zoektocht naar locaties voor munitiedepots in die regio's?
Bij de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) in december 2023 is in alle huis-aan-huis bladen van de betrokken gemeenten de aankondiging gedaan van het onderzoek. Begin februari heeft de regio aangegeven dat ze de genoemde locaties niet geschikt vindt en mee wil zoeken naar een alternatieve locatie omdat ze de behoefte naar opslag nabij de Eemshaven begrijpt.
Kunt u zich voorstellen dat, doordat in de aanvankelijke schaarse berichtgeving hierover werd gesproken met de aanduiding «kleinere opslagplaatsen voor munitie» in de provincie Groningen, zelfs toen nog niet duidelijk werd dat het gaat om grote gebieden met een grote impact op veel bewoners?
Op 18 december 2023 is de NRD gepubliceerd voor het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. Daarin staat genoemd dat het fysieke gebied een omvang heeft van 0,22 vierkante kilometer, en worden de externe veiligheidszones daaromheen geduid. Daarmee is aangegeven wat de omvang is van deze ruimtelijke behoefte. In het NRD spreekt het Ministerie van Defensie niet over een kleinschalig munitiedepot, maar over een nieuwe opslaglocatie Snel Inzetbare Capaciteit (SIC). De invulling van deze behoefte kan bestaan uit een enkele centrale locatie, of uit meerdere kleine locaties. De provincie Groningen waarin de onderzochte locaties liggen, is geïnformeerd voorafgaand aan de publicatie van de NRD en heeft in haar zienswijze ook gereageerd op de twee locaties in de gemeente Midden-Groningen. Voorafgaand aan de publicatie van de nota van antwoord die is opgesteld in reactie op de ingediende zienswijzen, is de provincie opnieuw geïnformeerd. De gemeente is vervolgens rechtsreeks geïnformeerd over de twee te onderzoeken kavels inclusief de door de regio voorgestelde derde locatie.
Deelt u de mening dat inclusief de A t/m C-zones rond een munitiedepot op geen enkele wijze sprake is van «kleinschaligheid»?
Ja, de invulling van deze behoefte heeft impact op een groot gebied.
Is het u bekend dat er, door gemankeerde communicatie, in enkele Groningse regio's praktisch niemand op de hoogte was van een ver van deze regio verwijderd plaatsvindende informatiebijeenkomst op 1 juli jongstleden?
Ik deel uw mening niet dat er sprake is van gemankeerde communicatie. Wel heb ik in mijn reactienota aangegeven te onderkennen dat er door omwonenden rondom de onderzoekslocaties een grotere behoefte bestaat aan duidelijkheid en rechtsreeks contact. In het vervolgproces komt Defensie aan deze behoefte tegemoet door middel van huis-aan-huis bladen en bewonersbrieven voor de mensen op en rondom de onderzoekslocaties. De locatie van de informatiebijeenkomst is in samenspraak met de regio tot stand gekomen en lag in het midden van de gebieden die onderdeel van het onderzoek zijn.
Is het u bekend dat bekendheid in de betrokken regio van het zoeken naar locaties überhaupt pas is ontstaan door een terloopse passage in een bericht van de NOS van 15 juli 2024, dus twee weken ná die bijeenkomst?2
Nee, dit was ons niet bekend. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven deze locaties ongeschikt te vinden. Hier is in de regionale media (Dagblad van het Noorden en RTV Noord) aandacht aan besteed. Daarnaast zijn in de communicatie met de regio deze signalen niet afgegeven. Op de informatiebijeenkomst op 1 juli jl. is wel geconstateerd dat er nog veel vragen waren over de onderzoekslocaties in de gemeente Midden-Groningen. Op deze bijeenkomst werd het Ministerie van Defensie nogmaals gewezen op de effecten die het onderzoek heeft op de omwonenden die ook zijn getroffen door de aardbevingen. Hierdoor heeft Defensie besloten om, zoals verwoord in de reactienota op de informatie bijeenkomsten, een extra informatiebijeenkomst te organiseren voor de omwonenden van de onderzoekslocaties en inwoners van Midden-Groningen. Deze heeft plaatsgevonden op 19 september jl. in Zuidbroek.
Is het u bekend dat mede als gevolg daarvan (vrijwel) geen enkele feedback vanuit deze bewoners is geleverd, terwijl u met die non-existente feedback wel verder ging met de uitwerking van de plannen voor munitiedepots?
De onderzoeken die na het verschijnen van het NRD zijn uitgevoerd door het onderzoeksbureau gaan over de impact van de komst van een munitieopslag op een groot aantal aspecten in de fysieke leefomgeving zoals bodem, natuur en landbouw. Op de informatieavond van 1 juli jl. heeft Defensie geconstateerd dat er veel zorgen waren over de behoefte naar een munitieopslag voor de snel inzetbare capaciteit onder inwoners waardoor er een extra bijeenkomst is georganiseerd en gesproken is met de bestuurders in Groningen. Defensie is zich ervan bewust dat de maatschappelijke effecten en gevoelens die bewoners in en nabij het voormalig aardgaswinningsgebied tot op de dag van vandaag ervaren een effect hebben op deze zoektocht. Deze maatschappelijke effecten in de regio worden meegenomen in de afweging voordat het kabinet een keuze maakt voor de voorkeurslocaties. In deze fase van het proces in het NPRD, het planMER onderzoek, gaat het om een onderzoek tussen verschillende alternatieven. In de aanvullende sessies met de gemeenten en de provincie maar ook op de inwonersavond in Zuidbroek van 19 september jl. is expliciet het belang van het gebied en de impact die het onderzoek heeft op de inwoners naar voren gekomen en dit zal nadrukkelijk worden meegenomen in de afwegingen van het kabinet.
Kunt u alsnog uitleggen waarom u potentiële gedupeerden van uw mogelijke keuzes niet rechtsreeks heeft geïnformeerd, waar u bijvoorbeeld wel in staat was in de informatie van 1 juli jl. exacte aantallen van de betrokken huizen te noemen?
Het Ministerie van Defensie heeft alle informatie bijeenkomsten door heel Nederland via verschillende media aangekondigd. Er zijn geen persoonlijke uitnodigingen verstuurd. Op de informatiebijeenkomst in Meerhuizen op 1 juli jl. heeft het advies- en ingenieursbureau Antea een eerste inzicht gegeven in de onderzoeksresultaten op de externe veiligheid en de aantallen woningen voor de verschillende locaties. Voor de bijeenkomst van 19 september heeft Defensie de bewoners van de A/B zonering wel geattendeerd op de avond in Zuidbroek zodat zij rechtstreeks door Defensie zich konden laten voorlichten.
Realiseert u zich dat in het door u aangelegde, in het presentatie-document van 1 juli genoemde omvangrijke beoordelingskader, desondanks op geen enkele wijze de consequenties voor de eerdergenoemde reeds jaren onder het falend overheidsbeleid lijdende bewoners zijn terug te vinden?
Ja. Het toetsen van bestaand overheidsbeleid maakt geen deel uit van het beoordelingskader van het planMER in het NPRD, aangezien dit zich richt op de effecten van de voorgenomen uitbreiding van Defensie-activiteiten op de fysieke leefomgeving. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Realiseert u zich dat bij uw keuze van hun woongebied als locatie voor een munitiedepot, de aardbevingsgedupeerden die recent of over enige tijd eindelijk weer rustig dachten te kunnen gaan wonen, alsnog uit hun huis zullen worden gezet en opnieuw ontheemd zullen raken?
Ja. Aardbevingsgedupeerden hebben niet alleen recht op concrete resultaten op het gebied van veiligheid en herstel van schade, maar ook op brede bewustwording van het verdriet dat deze mensen is aangedaan. Daarom zijn het maatschappelijk draagvlak en de impact van de aardbevingen op de inwoners van het aardbevingsgebied nadrukkelijk een onderdeel van de afweging.
Is het kabinet in staat zich een beeld te vormen van wat deze stapeling van ellende psychosociaal doet met die bewoners, met nadruk ook met hun kinderen?
Heeft u kennisgenomen van de jaarlijkse rapportages van Gronings Perspectief (Rijksuniversiteit Groningen/GGD Groningen/Sociaal Planbureau Groningen) over de emotionele gesteldheid van de aardbevingsgedupeerden?3
Bent u bekend met het feit dat op basis van deze onderzoeken aanvankelijk werd geschat dat er door die gezondheidseffecten vijf doden per jaar vallen (vermeld in rapportage 2018), een getal dat later is bijgesteld naar zestien?
Realiseert u dat hier een stapeling plaatsvindt van voor de potentiële gedupeerden keiharde, schadelijke maatregelen en dat er alsdan sprake is van disproportionele en onmenselijke benadeling, belasting en bejegening van deze bewoners?
Realiseert u zich dat u met het onderhavige voornemen zowel fysiek als moreel en mentaal dreigt te vernietigen wat – na ruim een decennium van trage procedures, ontheemding en bouwkundige projecten – uw collega's van de Ministeries van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in de gedaante van respectievelijk de Staatssecretaris Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen, eindelijk zijn begonnen weer op te bouwen?
Kent u, in verband met de Parlementaire Enquête, het begrip «Ereschuld»? Kunt u zich herinneren wat die Ereschuld aan de bewoners inhoudt, en hoe ziet u het tegen de achtergrond van die Ereschuld uw zoeken naar locaties voor munitiedepots en de consequenties daarvan voor de bewoners/gedupeerden aan wie die Ereschuld uitstaat?
Realiseert u zich dat er naast de menselijke ellende voor de desbetreffende grote aantallen bewoners, sprake zal zijn van omvangrijke kapitaalvernietiging als gevolg van slopen van zojuist herstelde, versterkte en zelfs nieuwgebouwde huizen?
Kunt u zich een voorstelling maken van wat alleen al de nu bestaande káns op een munitiedepot in hun directe omgeving en de daaruit voortvloeiende rampzalige perspectieven doet met deze bewoners?
Bent u bereid vanwege het voorgaande het aanwijzen van zoeklocaties in het aardbevingsgebied en de zoeklocaties die in het centrum daarvan liggen uit uw plannen te schrappen?
Behoeftes waarvoor nieuwe locaties worden onderzocht hebben grote effecten op de leefomgeving en dit kan tot onrust en onzekerheid leiden bij mensen die daar wonen, werken en recreëren, zeker bij inwoners in het aardbevingsgebied. Juist om die reden is een planMER, die de effecten op de leefomgeving in kaart brengt, onderdeel van het proces. Ik besef dat de keuze voor een proces waarbij in een vroeg stadium alle alternatieve locaties bekend worden gemaakt voor onzekerheid zorgt, maar ik meen dat we hiermee voor een transparant en navolgbaar proces zorgen. De locaties Slochteren en Luddeweer voldoen aan de feitelijke selectiecriteria voor een locatie voor opslag van munitie voor de snel inzetbare capaciteit van de krijgsmacht. In de bestuurlijke overleggen met de regio in oktober wil ik toetsen op basis van de eerste onderzoeksresultaten van Antea welke alternatieve locaties in de regio het meest kansrijk zijn voor de verschillende behoeften. In deze overleggen luister ik vanzelfsprekend ook naar de standpunten van de regio. Zowel de ideeën van de regio over alternatieve locaties als het maatschappelijk draagvlak neem ik mee in de vervolgstappen van het proces. De uitkomsten van het onderzoek zullen met uw Kamer en inwoners worden gedeeld. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven dat beide locaties niet geschikt zijn voor een munitieopslag vanwege de dichte nabijheid van de bebouwde kern en mogelijk toekomstige woningbouwlocaties en/of bedrijventerreinen. Daarnaast gaf men aan dat door het te verwachten hoge waterpeil op deze locaties deze ook niet geschikt zijn. De regio kwam zelf met het alternatief Tjuchem die we nu ook onderzoeken in het planMER. Na de bestuurlijke ronde van gesprekken in oktober communiceert Defensie zo snel als mogelijk over welke locaties als kansrijk verder worden onderzocht en welke locaties als niet-kansrijk kunnen worden beoordeeld.
Is dit kabinet zich er bewust van dat mensen die door opeenvolgende kabinetten jarenlang in een kapot en onveilig huis hebben gewoond en hebben moeten strijden voor schadeherstel en versterking van hun huis nu daaruit dreigen te worden gezet vanwege plannen om in de omgeving een munitiedepot te plaatsen? Is dit kabinet van mening dat dit op geen enkele manier helpt het vertrouwen van betrokkenen in de overheid te herstellen? Deelt u de mening dat dit ten enenmale onacceptabel is en dit voornemen direct van tafel moet?
Ja, het kabinet is zich bewust van de ereschuld die het heeft naar de Groningers in het aardbevingsgebied. Daarom is in het regeerprogramma ook opgenomen dat Groningen en het herstel van vertrouwen een belangrijke prioriteit is voor dit kabinet. Het kabinet zal al het mogelijke doen om het vertrouwen in de overheid weer te herstellen, ook binnen het proces van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. De zorgen en onrust in het mijnbouwschadegebied zijn volstrekt helder en ook zeer begrijpelijk. Zoals eerder aangegeven weegt dat ook nadrukkelijk mee bij de afweging die wordt gemaakt op basis van niet alleen planMER en het militair belang, maar juist ook maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak.
Het bericht ‘Pro-Palestijnse activisten richten opnieuw vernielingen aan bij Universiteit van Amsterdam’. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Pro-Palestijnse activisten richten opnieuw vernielingen aan bij Universiteit van Amsterdam»?1
Ja.
Klopt het dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) waarschijnlijk voornemens is om geen aangifte te doen van bekladding en het met hamers inslaan van ruiten van meerdere UvA-panden? Zo nee, houdt dit in dat de UvA van gedachten veranderd is en alsnog aangifte gaat doen?
Uit contact van mijn ministerie met de instelling blijkt dat de UvA altijd aangifte doet wanneer er vernielingen worden gepleegd aan hun eigendommen. Dit is in dit geval ook gedaan. In dit geval betrof het een kleinschalige schade. De UvA schat deze op € 600.
Indien inderdaad geen aangifte wordt gedaan, deelt u dan de mening dat het onbestaanbaar is wanneer een onderwijsinstelling dergelijke gewelddadige vernielzucht geen aangifte waard vindt en deze slechts afdoet met de mededeling «het is iets dat we zullen moeten repareren, dat is heel erg jammer.»?
Bij vermoedens van strafbare feiten is het van belang dat instellingen hier tegen optreden en daders ter verantwoording worden geroepen. De afweging om aangifte te doen ligt bij de individuele instelling. De instellingen hebben als gezamenlijke lijn dat bij strafbare feiten, zoals bedreiging, geweld, vernieling of openlijke geweldpleging, altijd aangifte wordt gedaan. Ook de UvA geeft aan altijd aangifte van vernielingen te doen en dat ook in dit geval te hebben gedaan.
Welk signaal denkt u dat hiervan uitgaat en deelt u de conclusie dat een dergelijke zwakke en onderdanige houding potentiële toekomstige vandalen alleen maar aanmoedigt in plaats van afschrikt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat bedraagt de totale schade van de aangerichte vernielingen en bekladdingen en deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is wanneer niet alles op alles wordt gezet om deze tot de laatste cent te verhalen op de daders, maar voor rekening van de belastingbetaler komt?
De schade door deze vernielingen werd door de UvA geschat op € 600. De afweging om aangifte te doen is aan de individuele instelling. Ik vind het belangrijk dat instellingen aangifte doen bij strafbare feiten, zoals vernielingen. De rechter beslist vervolgens in individuele gevallen over het al dan niet verhalen van de schade op de dader(s). Ik ben niet in de positie om een oordeel uit te spreken over de juridische weging in deze specifieke situatie.
Indien de UvA persisteert in het niet doen van aangifte, bent u dan bereid de kosten van het herstel in te houden op de rijksfinanciering van de UvA? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Zoals eerder vermeldt, heeft de UvA aangifte gedaan naar aanleiding van deze vernielingen. Dus er is geen noodzaak toe.
Wanneer en hoe gaat u invulling geven aan mijn aangenomen motie over het intrekken van studievisa van studenten van buiten de Europese Unie die door onder andere het aanrichten van vernielingen er blijk van hebben gegeven een bedreiging voor de openbare orde te vormen?2
Zoals in de appreciatie van de desbetreffende motie3 is aangegeven, zal – wanneer een student van buiten de EU een gevaar vormt voor de openbare orde – diens verblijfsvergunning door de IND worden ingetrokken wanneer dit past binnen de zogenoemde glijdende schaal en het evenredigheidsbeginsel. Hiermee wordt uitvoering geven aan de motie.
De status van Koningin Maxima bij het World Economic Forum |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Schoof |
|
![]() |
Wat is op dit moment de status van Koningin Maxima bij het World Economic Forum?
Koningin Máxima is in haar functie van speciale pleitbezorger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor inclusieve financiering voor ontwikkeling (UNSGSA) sinds 2021 lid van de Edison Alliance van het Wereld Economisch Forum (WEF). Dit initiatief richt zich op het bevorderen van digitale inclusie op de thema’s gezondheidszorg, financiële diensten en onderwijs, zoals ook gemeld in de beantwoording van eerdere vragen van Tweede Kamerlid Van Houwelingen over de functies of rollen van leden van het kabinet en Koninklijk Huis bij het WEF (11 maart 2024-nummer 2024Z00952, ondertekenaar Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de Minister-President).
De startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
|
Kunt u aangeven waarom en wanneer u, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 7 augustus (Kamerstuk 36 410-A, nr. 63), heeft besloten alsnog een second opinion uit te laten voeren over de opdracht aan de huidige aannemer, over de beschikbaarheid van de omvaarroutes en over de nadeelcompensatie?
In de Kamerbrief van 7 augustus 2024 is aangegeven dat de second opinion is uitgevoerd om er zeker van te zijn dat – gegeven de gekozen hoofdaanpak (in het droge) – de voorgenomen uitvoeringswijze klopt en de hiervoor geraamde kosten en voorgestelde risicovoorziening passend zijn. Hiertoe is op 24 juli 2024 besloten. De second opinion gaat niet over de beschikbaarheid van de omvaarroutes en de nadeelcompensatie.
Bent u bereid de tussenresultaten van deze second opinion met de Kamer te delen?
De tussenresultaten staan op hoofdlijnen al in de kamerbrief van 7 augustus1.
De eindresultaten zijn inmiddels beschikbaar. Deze resultaten zijn als bijlage bij deze brief opgenomen. In deze Kamerbrief is ook aangegeven op welke wijze Rijkswaterstaat bij het verdere uitvoering van het project invulling wil geven aan de aanbevelingen uit de second opinion.
Kunt u aangeven waarom u de eindresultaten van deze second opinion niet afwacht, voordat er met de werkzaamheden begonnen wordt en daarbij aangeven wat het nut is van een second opinion waarvan de uitkomsten niet afgewacht worden?
De tussenresultaten van de second opinion onderschrijven de noodzaak om 12 augustus 2024 te starten met de werkzaamheden. Gezien de fasering van de werkzaamheden is er voldoende tijd om de overige resultaten tijdig in de uitvoering mee te nemen. Zoals ook bij vraag 2 aangegeven is de wijze waarop dit gebeurt in de bijlage bij deze brief opgenomen.
Kunt u aangeven waarom het aanvullende benodigde budget niet eerder met de Kamer gecommuniceerd is?
In de brief van 7 augustus is aangegeven dat de belangrijkste oorzaak van de kostenstijging is dat met de oorspronkelijk bedachte techniek bij het vereiste werktempo de afdichting van het kanaal onvoldoende robuust zou zijn. Rijkswaterstaat heeft eind mei 2024 verschillende proeven uitgevoerd om de waterdichtheid van het kanaal in relatie tot de bedachte methodiek (toepassing van folie) te toetsen. Toen bleek dat toepassing van deze techniek tot onvoldoende waterdichtheid zou leiden, is een alternatieve werkmethode (bentonietmatten) inclusief bijbehorende kosten. In de brief van 7 augustus staan ook de andere kostenverhogende factoren. Dit zijn de hoge tijdsdruk in de natte winterperiode, het streven naar een zo kort mogelijke stremmingsduur en zo snel mogelijke start en noodzakelijke maatregelen zoals de aanleg van buisleidingen om gedurende de stremming de levering van vers kanaalwater aan omliggende bedrijven te kunnen waarborgen. Ook is aangegeven dat er een risicoreservering voor de uitvoeringsfase is opgenomen die groter is dan gebruikelijk aangezien er nog diverse onzekerheden zijn die mogelijk tot extra tegenvallers kunnen leiden. Nadat de totale te verwachten meerkosten in beeld waren, is dit vervolgens zo spoedig mogelijk met de Kamer gecommuniceerd via de brief van 7 augustus 2024.
De status van het Duitse onderzoek naar de aanslag op Nord Stream |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in de Berliner Zeitung van 23 juli getiteld: «Nord Stream: Neue Antwort der Bundesregierung – Ermittlungsstand zu Anschlag bleibt geheim.»?1
Ja.
Is het correct dat de Duitse regering heeft aangegeven dat de status van het Duitse onderzoek naar de aanslag op Nord Stream geheim zal blijven?
Het door u genoemde artikel verwijst naar het antwoord van de Bundesregierungop vragen van de AfD-fractie over het strafrechtelijke onderzoek van het Bundesgerichtshof (GBA) naar de toedracht van de explosies bij Nordstream. In dit antwoord stelt de Bundesregierung dat «Noch de federale overheid noch het GBA hebben overwogen de voorlopige of tussentijdse resultaten van het onderzoek te publiceren of te presenteren, omdat dit het doel van het onderzoek in gevaar zou brengen.»2
Waarom wil de Duitse regering niets over de status van dit onderzoek zeggen? Bent u bereid dit bij uw Duitse collega na te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer verwacht het Nederlandse kabinet dat het Duitse onderzoek naar de aanslag op Nord Stream, nu inmiddels alweer bijna twee jaar geleden, (uiterlijk) afgerond zal zijn? Is het Nederlandse kabinet bereid hierover bij de Duitse regering opheldering te vragen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet spreken voor de Duitse regering. Het kabinet wacht de resultaten van het onderzoek van de Duitse autoriteiten af.
Is het kabinet van mening dat het van groot belang is voor Nederland om te achterhalen wie verantwoordelijk is voor de aanslag op Nord Stream? Zo nee, waarom niet?
Er wordt door de Duitse autoriteiten onderzoek gedaan naar de toedracht van de explosies bij de Nordstream pijpleidingen. Het kabinet hecht waarde aan een gedegen onderzoek en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af. Na de explosies ontving uw Kamer op 4 november 2022 een Kamerbrief met onder andere een feitenrelaas. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over de mogelijke toedracht van de explosies.
Wat gaat het Nederlandse kabinet zélf doen om ervoor te zorgen dat de onderste steen boven komt?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Om herhaling te voorkomen zijn antwoorden waar nodig samengenomen.
Het onderzoek in hoeverre Chinese auto’s een veiligheidsrisico opleveren voor de nationale veiligheid |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van de uitvoering van de met algemene stemmen aangenomen motie Boswijk c.s. waarin het kabinet wordt verzocht op korte termijn een analyse te maken van de risico’s van Chinese elektrische auto’s voor de nationale veiligheid?1
De analyse van de technische risico’s van slimme (elektrische) voertuigen2 voor de nationale veiligheid is gestart. Momenteel worden de specifieke onderzoeksvragen voor de uitvoering van deze analyse vastgesteld, waaronder op het gebied van sabotage en spionage. Na afronding van de risicoanalyse zal er vervolgens een beleidsmatige analyse plaatsvinden om te komen tot opties om deze eventuele risico’s te mitigeren.
De uitvoering van motie Boswijk c.s. wordt breed interdepartementaal opgepakt. Deelnemende partijen aan de technische en beleidsmatige werkgroepen zijn de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken, Buitenlandse Zaken, Financiën, Justitie en Veiligheid, Defensie, alsmede voertuigenautoriteit RDW, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Voor het einde van het jaar zal de Kamer worden geïnformeerd over de eerste resultaten van deze werkgroepen.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat verwacht wordt dat de Amerikaanse overheid vanwege de nationale veiligheid binnen een paar weken een verbod zal instellen op het gebruik van (o.a.) Chinese software in bepaalde typen auto’s? 2
Ja.
Was Nederland betrokken bij de bijeenkomst van woensdag 31 juli jl., waarin de Amerikaanse overheid de risico’s voor de nationale veiligheid met betrekking tot dergelijke software heeft besproken met bondgenoten en marktleiders? Zo ja, wat kunt u over deze bijeenkomst delen?3
Nederland was aanwezig bij de bijeenkomst. Dit was een vertrouwelijke bijeenkomst. Wij kunnen daarom niet ingaan op de inhoud van de besprekingen.
Bent u bijvoorbeeld door bovengenoemde bijeenkomst op de hoogte van de beperkingen die de Amerikaanse overheid zal opleggen aan het gebruik van Chinese software in auto’s?
Ten aanzien van aanstaande regelgeving voor cybersecurity van connected vehicles heeft de VS begin dit jaar een vooraankondiging gepubliceerd.5
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 kunnen wij niet ingaan op de inhoud van de besprekingen van 31 juli jl., gezien het vertrouwelijke karakter van de bijeenkomst.
Gaan deze eisen volgens u verder dan de eisen die de EU momenteel stelt aan cyberveiligheidseisen van voertuigen? Zo ja, waarin gaan deze eisen verder dan wat de EU eist?
Aangezien de maatregelen die de Amerikaanse overheid gaat nemen nog niet bekend zijn, is het niet in te schatten of deze eisen verder gaan dan de eisen die de EU momenteel stelt.
De cyberbeveiligingseisen voor voertuigen die op de Europese markt worden gebracht zijn vastgesteld in UNECE6-verband, specifiek UN Reglement R155 en R156. Deze reglementen zijn in EU verband overgenomen als typegoedkeuringseisen7 onder verordening 2019/2144/EU – de verordening betreffende de algemene veiligheid van voertuigen. Deze zijn van toepassing voordat voertuigen op de Europese markt mogen worden gebracht. In deze reglementen zijn geen maatregelen opgenomen die specifiek betrekking hebben op de nationale veiligheid. Maatregelen met betrekking tot de nationale veiligheid neemt iedere lidstaat zelf. Indien de te nemen maatregelen door de VS betrekking hebben op de nationale veiligheid van de VS, zal dit niet in UNECE-verband worden ingebracht. Aan de hand van de analyse die wordt uitgevoerd voor de uitvoering van motie Boswijk c.s., beschreven bij het antwoord op vraag 1, worden indien nodig nationale veiligheidsmaatregelen genomen.
Deelt u de mening dat als door de Verenigde Staten Chinese software in auto’s als een risico voor de nationale veiligheid gezien wordt, dit oordeel ook door Nederland en de EU overgenomen moet worden? Zo nee, waarom niet?
De uitkomst van de analyse van de Verenigde Staten wordt met belangstelling gevolgd, maar niet automatisch overgenomen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 zijn de Amerikaanse maatregelen bovendien nog onbekend.
Nederland maakt een eigenstandige afweging met inzet van onze eigen nationale veiligheidsanalyses, -maatregelen en bijbehorend instrumentarium. Voor het maken van een goede analyse heeft Nederland vanzelfsprekend doorlopend contact met andere landen, waaronder de VS. Zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, werkt het kabinet op dit moment aan een analyse van de nationale veiligheidsrisico’s die van slimme (elektrische) voertuigen uit kunnen gaan. Gezien geharmoniseerde typegoedkeuringseisen voor voertuigen binnen de interne markt van de Unie ligt het voor de hand om eventuele maatregelen in Europees verband te bepleiten.
Bent u bereid binnen de EU te pleiten voor het zo spoedig mogelijk overnemen van de Amerikaanse maatregelen tegen het gebruik van Chinese software in auto’s? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Ook in Breda en Zwolle betalen studenten nu 30 procent meer voor een kamer’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Ook in Breda en Zwolle betalen studenten nu 30 procent meer voor een kamer»?1
Ja.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de huurprijzen gaan dalen?
Op 1 juli 2024 is de Wet betaalbare huur ingegaan waardoor verhuurders verplicht zijn zich aan de maximale huurprijs te houden. Deze wet geldt ook voor studentenkamers. Daarnaast draagt ook de inzet op het verruimen van het aanbod betaalbare studentenwoningen bij aan het dalen van de prijzen. (zie ook hieronder bij vraag 9)
Hoe zorgt u ervoor dat voor deze woningen niet meer dan de maximale huur wordt gevraagd?
Voor alle woningen, dus ook studentenwoningen, geldt dat verhuurders een huur horen te vragen die past bij de kwaliteit van de woning of onzelfstandige studentenkamer. Per 1 juli jongstleden zijn de Wet betaalbare huur en het gemoderniseerde Woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen (WWSO), in werking getreden. Sinds de Wet betaalbare huur is het zowel het Woningwaarderingsstelsel (WWS) als het WWSO dwingend waardoor verhuurders verplicht zijn zich te houden aan de maximale huurprijzen die volgen uit het WWS en het WWSO en horen bij de kwaliteit van de woning. Gemeenten kunnen met ingang van 1 januari 2025 ingrijpen als verhuurders te veel huur vragen.
Hoe beschermt u studenten tegen malafide verhuurpraktijken van private verhuurders?
Sinds 1 juli 2023 geldt de Wet goed verhuurderschap (Wgv). Als gevolg van deze wet hebben gemeenten meer mogelijkheden gekregen om op te treden tegen malafide verhuurgedrag. De wet heeft een landelijke (basis)norm voor goed verhuurderschap geïntroduceerd door middel van een set algemene regels. Deze regels behelzen bijvoorbeeld een verbod op intimidatie en discriminatie, een informatieplicht en regels omtrent (de hoogte van) een waarborgsom en servicekosten. Ook geldt specifiek voor verhuurbemiddelaars nog een verbod op het in rekening brengen van dubbele bemiddelingskosten.
In aanvulling op de algemene regels kunnen gemeenten een verhuurvergunning instellen. Hiermee kunnen aanvullende voorwaarden aan verhuurders worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van het hebben en uitvoeren van een onderhoudsplan.
Gemeenten zijn belast met het toezicht op en de handhaving van zowel de algemene regels, als – indien van toepassing – de verhuurvergunning. Sinds 1 januari 2024 moeten zij hiertoe verplicht een meldpunt hebben ingericht, waar ongewenst verhuurgedrag kan worden gemeld. Gemeenten kunnen ook proactief handhaven.
De Wet betaalbare huur heeft de Wet goed verhuurderschap aangevuld met algemene regels omtrent een maximale huurprijs
Hoe kijkt het nieuwe kabinet tegen het besluit om studenten uit te zonderen van de Wet vaste huurcontracten?
Het kabinet handhaaft het beleid om studenten uit te zonderen van de Wet vaste huurcontracten. Hierdoor kunnen studentenkamers die tijdelijk vrijkomen tijdelijk verhuurd worden aan studenten. Ik vind het belangrijk dat kamers niet onnodig leeg staan. Met de Wet betaalbare huur en het moderniseren en dwingend maken van het woningwaarderingsstelsel is het niet aannemelijk dat verhuurders kiezen voor een tijdelijk contract met de bedoeling bij het aflopen ervan de huur te kunnen verhogen; de huurprijzen zijn immers gemaximeerd.
Deelt u de mening dat studenten benadeeld zijn door dit besluit, omdat zij nu minder huurbescherming hebben en zich lastiger kunnen verdedigen tegen illegale verhuurpraktijken?
Nee, deze mening deel ik niet. De uitzondering is gericht op studenten die tijdelijk in een andere gemeente huren dan waarin ze wonen. In de praktijk wordt een campuscontract (doelgroepencontract) veel gebruikt bij de huisvesting van studenten; daarmee mag een student in een studentenwoning blijven zolang deze bij een onderwijsinstelling ingeschreven staat. De uitzondering in dit besluit is aanvullend daarop nodig om studentenkamers die tijdelijk vrijkomen, te kunnen verhuren aan studenten die tijdelijk op zoek zijn naar een woonruimte. De Wet goed verhuurderschap en de Wet betaalbare huur zijn ook op deze huurcontracten van toepassing, waarmee de huurbescherming en huurprijsbescherming worden gewaarborgd.
Bent u bereid dit besluit terug te draaien en wel conform het aangenomen amendement Beckerman en Boulakjar (Kamerstuk 36 195, nr. 24) te handelen?
Het amendement is aangenomen en daarmee zijn tijdelijk huurcontracten voor onzelfstandige woningen afgeschaft en vaste huurcontracten ook voor onzelfstandige woningen de norm. In het Besluit is een uitzondering op genomen voor «personen die voor hun studie tijdelijk in een andere gemeente binnen Nederland willen wonen of afkomstig zijn uit het buitenland en in Nederland studeren». Het kabinet handhaaft het ingezette beleid om de reden die in het vorige antwoord zijn genoemd.
Erkent u dat hogere huren voor studenten leiden tot hogere studieleningen en een hogere studieschuld, waardoor studenten ook na het afstuderen verder in de problemen komen?
Hogere huren leiden tot hogere uitgaven en mogelijk ook tot hogere studieleningen. Aan het NIBUD heb ik, als een van de acties uit het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting, gevraagd om een advies te geven over de hoogte van de huur in relatie tot de inkomenspositie van studenten. Dit rapport is in de afrondende fase en zal ik u met mijn reactie daarop later dit jaar toesturen.
Hoe gaat u (studenten)corporaties helpen om meer betaalbare woningen te bouwen en ook het aandeel onzelfstandige studentenwoonruimtes vergroten?
Een speciaal loket van de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen (RHA) is in augustus jl. geopend. Dit loket richt zich specifiek op aanvragen voor het versneld realiseren van (onzelfstandige) studentenwoningen. In deze tranche is € 20 miljoen beschikbaar voor nieuwe aanvragen van gemeenten. Via de regeling wordt een bijdrage geleverd in het exploitatietekort. Aangezien de bouw van onzelfstandige woonruimten voor studenten achterblijft, krijgen aanvragen voor de bouw van onzelfstandige woonruimten voorrang. Gemeenten kunnen echter ook een financiële bijdrage aanvragen voor zelfstandige woonruimten voor studenten.
En breder ondersteun ik woningcorporaties door mijn betrokkenheid binnen het Landelijke Actieplan Studentenhuisvesting, zo is onder meer in mijn opdracht een studentenhuisvestingsregisseur actief om op lokaal niveau het gesprek te voeren over het creëren van meer ruimte voor studentenhuisvesting.
Uit de Landelijke monitor studentenhuisvesting 20232 blijkt dat 30% van de uitwonende studenten geld tekort komen iedere maand. Hoe zorgt u ervoor dat het op kamers gaan voor alle studenten betaalbaar en toegankelijk wordt?
Het doel van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) is te komen tot een uitbreiding van 60.000 betaalbare studentenwoningen in de periode 2022–2030. Uit de Landelijke monitor studentenhuisvesting 2024 blijkt dat in 2023 1.700 studentenwoningen zijn opgeleverd. Gemeenten geven aan dat er voor 16.800 wooneenheden studentenwoningen harde bouwplannen zijn voor de periode 2024 tot en met 2032.
Daarnaast is zoals hierboven genoemd sinds de Wet betaalbare huur het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) dwingend. Het dwingend maken van het WWSO betekent dat verhuurders verplicht zijn zich te houden aan de maximale huurprijzen die volgen uit het WWSO en horen bij de kwaliteit van de woning.
Met de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs is in het collegejaar ’23-’24 de basisbeurs voor studenten in het hbo en wo teruggekeerd. Naast de herinvoering van de basisbeurs is voor studenten in het hbo en wo met ouders die een middeninkomen hebben, de aanvullende beurs uitgebreid, waardoor meer studenten aanspraak maken op de aanvullende beurs. De monitor toont aan dat de herinvoering van de basisbeurs de belangrijkste reden is van de stijging van het besteedbaar budget van studenten. Ouderlijke bijdragen zijn gemiddeld gelijk gebleven aan vorig jaar, daarmee lijkt de herinvoering van de basisbeurs geen effect te hebben gehad op de hoogte van de financiële bijdrage van ouders.
Kunt u de vragen apart behandelen en niet bundelen?
Ja.
Het artikel 'Alliander loopt tegen grenzen bij versnellen netuitbreiding' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel? Hoe apprecieert u dit?1
Ja. De vertragingen bij meerdere projecten waar het artikel melding van maakt zie ik, gezien de urgentie van congestie op het elektriciteitsnet, als een tegenvaller. Hieronder ga ik aan de hand van de verschillende vragen nader in op de inhoud van het artikel.
Hoe kan het dat er door Alliander meer wordt geïnvesteerd in netverzwaring, maar er minder kilometers kabel en transformatorhuisjes worden gebouwd? Om hoeveel bedrijven gaat dit, gezien het feit dat onder meer bedrijven nu langer moeten wachten op een nieuwe of zwaardere aansluiting?
Alle netbeheerders doen omvangrijke investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken, oplopend tot gezamenlijk 8 miljard euro per jaar vanaf 2025. Alliander heeft in het eerste halfjaar van 2024 fors meer geïnvesteerd dan in het eerste halfjaar van 2023. Veel van het werk is momenteel onderhanden of in voorbereiding en doordoor nog niet zichtbaar in de gepresenteerde realisatiecijfers. Verschillende projecten van Alliander liepen in het eerste halfjaar van 2024 vertraging op. Dit betreft onder meer de grootschalige netuitbreiding in Friesland en de Noordoostpolder (project «NuLelie»). De belangrijkste oorzaak van deze vertraging is dat de uitvoering van de werkzaamheden complexer is dan vooraf gedacht.2 De krappe arbeidsmarkt voor technisch personeel, lange opleidingstijden, schaarste aan bepaalde materialen en de schommelingen in de prognoses van het type en volume werk maken het tijdig opschalen in capaciteit moeilijk. Dit heeft tot gevolg dat een deel van het werkpakket doorschuift. De wachtrij per locatie is altijd in te zien op de online capaciteitskaart van de netbeheerders3.
Wat betekent het voor de verduurzamingseisen die worden gesteld aan bedrijven, gezien het feit dat de vertraging in sommige gebieden kan oplopen tot meer dan acht jaar? Komen zij nu in de knel?
Het kabinet zet zich met alle betrokken partijen in om, ondanks netcongestie, de verduurzaming van bedrijven en economische ontwikkeling zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Het is daartoe van belang om de mogelijkheden te realiseren om het net flexibeler te benutten. Bedrijven op een wachtrij kunnen met een flexibel contract mogelijk toch (een deel van) de beoogde verduurzaming realiseren. Bedrijven die al voldoende transportcapaciteit hebben, kunnen financiële voordelen behalen met flexibel gebruik en daarmee capaciteit op het stroomnet vrijspelen voor partijen op de wachtrij.
Hoeveel kilometers kabel en transformatorhuisjes werden er de afgelopen vijf jaar per netbeheerder per jaar gebouwd?
Op 11 juni 2024 heeft de Minister voor Klimaat en Energie de eerste editie van de rapportage «Stand van de uitvoering» van Netbeheerder Nederland aan uw Kamer aangeboden4. Met deze halfjaarlijkse rapportage geven de gezamenlijke netbeheerders inzicht in de realisatie van maatschappelijke en fysieke resultaten, waaronder de realisatie van kilometers kabels en aantallen middenspanningsstations, maar bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van de wachtrijen. Zoals aangegeven in de begeleidende brief is dit product in ontwikkeling en zal het in volgende edities worden uitgebreid met meer indicatoren. Op 11 juni is ook de nieuwe on-line capaciteitskaart gelanceerd waarop tot op stationsniveau inzichtelijk is wat de aanwezige en benodigde transportcapaciteit is en, in gebieden met schaarste, de omvang van de wachtrij. Deze inzichten bieden de netbeheerders momenteel vrijwillig. In de nieuwe Europese EMD-richtlijn (Electricity Market Design) wordt het geven van periodieke updates een verplichting. Ik heb een aanpassing van de Energiewet in voorbereiding om deze Europese verplichting in wetgeving te verankeren.
Wordt hier door het ministerie op gestuurd? Bij welke netbeheerders en in welke gebieden zitten de grootste knelpunten? Hoe wordt hieraan gewerkt?
De netbeheerders doen omvangrijke investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken. Eens per twee jaar publiceren alle netbeheerders hun investeringsplannen voor de komende jaren. Het Ministerie van KGG toetst of de investeringsplannen van de landelijke netbeheerders voldoende rekenschap hebben gegeven aan ontwikkelingen in de energiemarkt. Daarnaast toetst de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de investeringsplannen, onder andere op de toepassing van het prioriteringskader voor investeringen in de uitbreiding van het stroomnet. Op basis van dit kader geven netbeheerders o.a. voorrang aan investeringen in verband met nationale en provinciale MIEK-projecten (Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat). In het MIEK maken overheden en netbeheerders gezamenlijke keuzes in de programmering en prioritering van energie-infrastructuurprojecten en signaleren en verhelpen zij knelpunten in de voortgang.
Het Rijk werkt daarnaast in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) met medeoverheden, netbeheerders en marktpartijen aan de aanpak van congestie op het elektriciteitsnet. Het programma bevat een groot aantal acties gericht op sneller bouwen, beter benutten van het netwerk en slimmer inzicht in wat er in het net gebeurt. Uw Kamer is op 11 juni 2024 geïnformeerd over de stand van zaken en voortgang van het LAN5. In het bijzonder in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) is de congestiesituatie urgent. De Minister voor Klimaat en Energie heeft uw Kamer per brief van 25 april jl.6 geïnformeerd over de aanpak hiervan door onder meer netbeheerders TenneT, Stedin en Liander.
Kunt u publiekelijk bijhouden hoeveel kilometers kabels en transformatorhuisjes er worden gebouwd om netbeheerders ook te kunnen aanspreken op hun resultaten? In hoeverre heeft u manieren om netbeheerders hierop aan te sturen via de nieuwe Energiewet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kijkt u naar de oplossingen waarmee Alliander werkt om het net anders te benutten? Ziet u bijvoorbeeld kansen in het breder uitrollen van de zogenoemde balanswijken, aangezien hier in de markt veel enthousiasme voor is?
Naast de uitbreiding en verzwaring van de netten, zetten de netbeheerders in op het beter benutten van de bestaande netcapaciteit om netcongestie te verlichten. Enerzijds door de netten gecontroleerd zwaarder te belasten en anderzijds door flexibel energiegebruik te stimuleren. Voor de FGU-regio wordt onder meer ingezet op netefficiënte installaties in bestaande bouw, netbewuste woningbouw en netbewust laden van elektrische voertuigen. Het initiatief De Balanswijk van Liander is een goed voorbeeld. Hierin werken diverse partijen (netbeheerders, overheden) ontwerpprincipes uit voor nieuw te bouwen wijken waar energie wordt opgewekt, uitgewisseld en opgeslagen, en bewoners hun gedrag aanpassen om de energie in de wijk in balans te houden. Er is contact met verschillende gemeenten om het concept in de praktijk te brengen.
Wat doet u om ervoor te zorgen dat het extra verbruik van gas voor zo’n kort mogelijke periode nodig is, gezien het feit dat in Gelderland en de Flevopolder gasgeneratoren worden ingezet voor extra regelbare opwerk om overbelasting van het net te voorkomen?
Bij brief van 25 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over alle mogelijke maatregelen om de netcongestie in de FGU-regio zoveel mogelijk te verlichten7. Eén van deze maatregelen is de tijdelijke inzet van regelbaar vermogen op knelpunten. In de Flevopolder is dit een maatregel met grote potentie gebleken. Het gaat nadrukkelijk om tijdelijke en sporadische inzet op piekmomenten, met beperkte extra CO2-uitstoot tot gevolg. Dit kan netcongestie op korte termijn verminderen en zo de voortgang van structurele verduurzaming door middel van elektrificatie faciliteren.
Deelt u de mening dat forse baten eigenlijk door netbeheerders in netverzwaring zouden moeten worden gestoken, gezien het feit dat Alliandereen flinke opbrengst heeft gerealiseerd met de verkoop van het Kenter, aangezien netbeheerders publiek aandeelhouderschap hebben en de nettarieven voor huishoudens en bedrijven omhoog gaan om de geplande investeringen te dekken? Zou het dan niet krom zijn dat de baten niet bij huishoudens en ondernemers terechtkomen via de nettarieven, maar de hogere kosten wel?
Voor zorgvuldige beantwoording van uw vraag is van belang om onderscheid te maken tussen het netwerkbedrijf Alliander en netbeheerder Liander dat daarvan onderdeel is, evenals tot voor kort het bedrijf Kenter. Alliander heeft Kenter begin dit jaar verkocht. De opbrengst landt bij Alliander en niet bij netbeheerder Liander. Van deze eenmalige boekwinst is een klein deel aan de aandeelhouders uitgekeerd; het overgrote deel wordt aangewend voor de versterking van het eigen vermogen van Alliander om de toekomstige investeringsopgave in energienetten te kunnen financieren.
Bent u bereid om verder te verkennen of er kan worden gestuurd op dat netbeheerders forse baten in netverzwaring steken? Hoeveel extra investeringen zou dit mogelijk kunnen opleveren?
Om de noodzakelijke uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken te kunnen financieren is van belang dat de netbeheerders financieel gezond zijn. Zij leggen verantwoording af aan hun aandeelhouders (gemeenten en provincies). De ACM houdt toezicht op de redelijkheid van de winstmarges, investeringen en financiële stabiliteit. De investeringen en de kosten voor beheer van de netten worden op basis van de Tarievencode van ACM vertaald naar de tarieven voor de klant. Extra investeringen in de netwerken, zo die al mogelijk zijn, zouden niet bijdragen aan het tempo waarin uitbreiding en verzwaring worden gerealiseerd, gezien de krappe arbeidsmarkt voor technisch personeel, de schaarste aan materialen en doorlooptijden van realisatie. Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) richt zich daarom, in de actielijn Sneller Bouwen, op verkorting van doorlooptijden, versnellen van de bouw en bevordering van samenwerking tussen de betrokken partijen.
Het rapport ‘Nederlandse jongeren weten te weinig over risico’s vapen’ |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met de bevindingen van het recente onderzoek van UNICEF Nederland over de beperkte kennis van jongeren met betrekking tot de risico’s van vapen en hun roep om een algeheel verbod op vapes?1
Ja.
Welke concrete voorlichtings- en preventieprogramma’s worden momenteel ontwikkeld of uitgebreid om jongeren beter te informeren over de gezondheidsrisico’s van vapen en andere vormen van middelengebruik?
Er gebeurt al het nodige, maar meer actie is van belang. Zo ondersteun ik de integrale aanpak Helder op School van het Trimbos-Instituut. Onderdelen van deze aanpak zijn het opstellen van beleid en regelgeving, het signaleren en begeleiden van middelengebruik, het stimuleren van ouderparticipatie en het organiseren van lessen. Daarnaast zijn diverse campagnes over de gevaren van de e-sigaret van Artsen Slaan Alarm ondersteund. Op dit moment ben ik mij aan het beraden op de verdere stappen die ik wil zetten om het e-sigaretgebruik terug te dringen. Voorlichting is hier een belangrijk onderdeel van. Op dit moment onderzoek ik de mogelijkheden en invalshoeken voor publiekscommunicatie over het gebruik van e-sigaretten gericht op jongeren. Ik zal u zo snel mogelijk informeren over de precieze inzet die ik hiertoe zal doen.
Gezien het feit dat jongeren onvoldoende op de hoogte zijn van de specifieke gezondheidsrisico's van vapen, zoals DNA-schade met kanker als risico en de verstoring van hersenontwikkeling, welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat deze cruciale informatie hen beter en zo spoedig mogelijk bereikt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u inspelen op het gegeven dat 82 procent van de Nederlandse jongeren voor een algeheel verbod op vapen is, zoals blijkt uit het onderzoek?
Net als de jongeren uit het onderzoek ben ik zeer bezorgd over de toename van de e-sigaret. Ik wil dit dan ook tegengaan. Ik ben mij aan het beraden op verdere stappen die ik hiertoe wil zetten en zal uw Kamer zo snel mogelijk hierover informeren.
Kunt u de huidige stand van zaken toelichten met betrekking tot de uitvoering van de motie-Daniëlle Jansen/Krul voor een algeheel verbod op wegwerpvapes?2 Welke concrete stappen zijn al genomen en welke stappen worden in de nabije toekomst verwacht?
Op dit moment beraad ik mij hoe ik uitvoering zal geven aan de motie. Onderdeel van deze uitwerking zijn onder andere de juridische haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van de motie. Deze uitvoerbaarheid valt of staat bij de beschikbaarheid van voldoende handhavingscapaciteit en de benodigde financiële middelen daarvoor. Ook laat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment een onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden om vapes die voorkomen in zwerfafval te reduceren. Dit onderzoek zal eveneens worden betrokken bij de uitwerking van de motie.
Wat is uw reactie op het gegeven dat 80 procent van de jongeren voor een verbod op sigaretten is? Welke stappen overweegt u in dit verband?
Het is bemoedigend dat zo veel jongeren in deze peiling van mening zijn dat er geen plek is voor sigaretten in onze maatschappij. Het roken van sigaretten veroorzaakt veel leed en heeft de samenleving niets positiefs te bieden. De realiteit is echter dat veel mensen verslaafd zijn aan roken en dat het van de ene op de andere dag verbieden van sigaretten niet betekent dat er niet meer gerookt wordt. Het is daarom van belang roken terug te dringen met een pakket van samenhangende maatregelen zoals recent het verbieden van de verkoop in supermarkten en daarmee ook de vraag naar sigaretten te laten afnemen. Verder is een verbod juridisch niet mogelijk omdat op Europees niveau is afgesproken dat sigaretten legale producten zijn. Ik zal mij blijven inzetten om roken en ook vapen verder terug te dringen en daarbij zal ik voortbouwen op de eerder genomen maatregelen.
Hoe interpreteert u de duidelijke roep van jongeren om strengere regulering en beperking van middelengebruik door de overheid? Welke beleidsmaatregelen overweegt u naar aanleiding van deze uitkomst?
Ik vind het goed dat zo veel jongeren in deze peiling van mening zijn dat middelengebruik streng moet worden aangepakt. Daarom is het goed dat er de afgelopen jaren bijvoorbeeld op het gebied van roken en vapen veel maatregelen zijn genomen. Denk daarbij aan het recente verbod op verkoop in supermarkten, het smaakjesverbod voor e-sigaretten of de uitgebreide rookverboden die gelden op bepaalde openbare plekken. Zoals eerder aangegeven zal ik me inzetten om het middelengebruik verder terug te dringen, en daarbij voortbouwen op eerder genomen maatregelen.
Kunt u uiteenzetten welke nationale en internationale obstakels de invoering van een verbod op (wegwerp)vapes belemmeren? Daarnaast, welke internationale samenwerkingen of overlegmomenten staan op korte termijn gepland om tot een gecoördineerde aanpak te komen?
Een nationaal verbod op de e-sigaret is niet mogelijk, omdat op Europees niveau in de Tabaksproductenrichtlijn is afgesproken dat de e-sigaretten legale consumentenproducten zijn. Een algeheel verbod is alleen mogelijk wanneer er een Europees verbod in de Tabaksproductenrichtlijn wordt ingevoerd. Het is zeer onwaarschijnlijk dat zo’n Europees verbod er op korte termijn gaat komen. Dit komt doordat verschillende lidstaten in Europa verschillend naar de e-sigaret kijken.
Het is daarnaast geen uitgemaakte zaak of een verbod op wegwerpvapes onder de Tabaksproductenrichtlijn is toegestaan. Elke lidstaat is toegestaan een bepaalde categorie tabaksproducten of aanverwante producten, waaronder e-sigaretten, te verbieden op grond van een specifieke situatie op het gebied van volksgezondheid in de lidstaat. Aangetoond zal moeten worden dat de situatie in Nederland dermate afwijkt van de situatie in andere lidstaten zodat een verbod op wegwerpvapes gerechtvaardigd is.
Nederland voert op verschillende plekken internationaal overleg over tabak en e-sigaretten. Dit gebeurt onder andere op Europees niveau, recent bij de Gezondheidsraad of bij de relevante werkgroepen met experts uit de lidstaten die plaatsvinden. Maar ook op multilateraal niveau bij de Conference of the Parties van het WHO-Kaderverdrag inzake Tabaksontmoediging en de Meeting of the Parties van het Protocol tot uitbanning van illegale handel in tabaksproducten.
Voelt u de urgentie om de doelstelling van een Rookvrije Generatie vóór 2040 te realiseren? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om dit proces te versnellen?
Het beschermen van de gezondheid van jongeren is van het grootste belang en rookvrij kunnen opgroeien is een belangrijk onderdeel daarvan. De rijksoverheid heeft zich verbonden aan de ambitie om een rookvrije generatie in 2040 te realiseren. Ik zal mij daar ook voor inzetten en daarbij zal ik voortbouwen op de eerder genomen maatregelen.
Wanneer start u ─ door deze duidelijke oproep van jongeren om strengere regulering ─ met structurele accijnsverhoging zodat minder mensen beginnen met roken en er meer mensen stoppen met roken? En wat is uw plan van aanpak?
Ik ben het met de jongeren eens dat accijnsverhogingen belangrijk zijn om het roken terug te dringen. De accijnzen op sigaretten en shag zijn dan ook zeer recent, namelijk in april van dit jaar, fors verhoogd. Op dit moment heeft het kabinet nog geen plannen om een structurele accijnsverhoging in te voeren. Daarom kan ik hiertoe ook geen plan van aanpak met u delen.
Bent u voornemens om ─ door deze duidelijk oproep van jongeren om strengere regulering ─ het verbod op de verkoop van sigaretten in gemakswinkels eerder in te voeren, van 2032 naar 2028? Wanneer voert u een vergunningsstelsel in waarmee gemeenten het aantal tabaksverkooppunten kunnen beperken? Zo ja, wat is uw plan van aanpak? Zo nee, waarom niet?
Nadat de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten sinds 1 juli 2024 niet meer is toegestaan in supermarkten, zal vanaf 2030 de verkoop van deze producten verboden zijn in tankstations en andere verkooppunten, waardoor de verkoop voorbehouden is aan gemakszaken en speciaalzaken. In 2032 zal de verkoop voorbehouden zijn aan speciaalzaken en zullen er naar verwachting van een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek ca. 1.500 verkooppunten overblijven.3 Dit is een grote daling ten opzichte van 2021, toen het aantal verkooppunten nog ca. 9.700 bedroeg.4 Dit langjarige beleid om het aantal verkooppunten te verminderen zorgt naar schatting voor een extra vermindering van 120.000 rokers, maar kan voor sommige ondernemers ook ongemak opleveren. Daarom hecht ik eraan duidelijkheid te bieden aan ondernemers over de aanstaande regels en vast te houden aan de overgangstermijn die in 2022 is gecommuniceerd, zodat ondernemers voldoende tijd hebben om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe realiteit.
Over het vergunningstelsel heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd in zijn brief van oktober vorig jaar. In deze brief meldde hij dat de inschatting is dat het aantal verkooppunten in 2032, als gevolg van de hierboven beschreven maatregelen, ook zonder aanvullende maatregelen als een vergunningsstelsel aanzienlijk afgenomen zal zijn. Gezien de grote administratieve belasting, de lange duur van het benodigde wetstraject en de verwachte voortgang die we de komende jaren al boeken op het terrein van het verminderen van verkooppunten ben ik niet voornemens een vergunningstelsel in te voeren.
Kunt u deze vragen voor 1 september 2024 beantwoorden?
Ja.
De omstreden verkiezingsuitslag in Venezuela |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Schoof , Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke landen, regeringen en internationale organisaties tot nu toe de kandidaat van de oppositie in Venezuela – Edmundo Gonález Urrutia – hebben erkend als de legitiem verkozen president van Venezuela?1
De verkiezingen op 28 juli jl. waren voor de presidentstermijn 2025–2031, de inauguratie is voorzien op 10 januari 2025. Landen gebruiken verschillende formuleringen met betrekking tot de uitslag. Tot nu toe refereren Panama en Peru aan de heer González als president-elect, Ecuador stelt dat hij de legitieme winnaar is van de verkiezingen. Veel andere landen in de regio gebruiken bewoordingen die erop duiden dat Gónzalez de meeste stemmen haalde en de verkiezingen lijkt te hebben gewonnen. Ook het Koninkrijk der Nederlanden, de Europese Unie en de Verenigde Staten gebruiken deze formulering.
Bent u op de hoogte van de inhoud van het «onweerlegbare bewijs» dat de oppositie de verkiezingen in Venezuela heeft gewonnen waarover de Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten zegt te beschikken?2
Al op de verkiezingsdag zelf ontstond twijfel over de mate van transparantie ten aanzien van de resultaten. Nicolas Maduro werd door de Nationale Kiesraad uitgeroepen als winnaar zonder dat hiervoor het gebruikelijke bewijsmateriaal met uitdraaien van stemcomputers werd geleverd. De EU, veel landen in de regio en de VS hebben aangegeven dat zonder dit bewijs de winst van Maduro niet kan worden erkend. De oppositie heeft ruim 80 procent van de stemresultaten openbaargemaakt via verzamelde uitdraaien van de stemcomputers.
Deelt u de mening van de regering van de Verenigde Staten dat het hier om onweerlegbaar bewijs gaat? Zo nee, waarom niet?
Onafhankelijke experts wijzen op de betrouwbaarheid van de door de oppositie beschikbaar gestelde data. Ook het rapport van de technische verkiezingsexperts van de Verenigde Naties die aanwezig waren tijdens de verkiezingen stelt op basis van een analyse van een deel van de documenten dat het lijkt te gaan om authentieke documenten.3
Waarom kiezen Nederland en de Europese Unie (EU) er op dit moment nog niet voor om de winst van de oppositie expliciet te erkennen?3
Het Koninkrijk der Nederlanden wil bijdragen aan de totstandkoming van een duurzaam onderhandelingsproces ten behoeve van herstel van democratie en rechtsstaat in Venezuela. Het Koninkrijk en de EU gebruiken daarom zorgvuldige formuleringen die bijdragen aan dit doel. De formulering van het Koninkrijk en de EU dat het er sterk op lijkt dat oppositiekandidaat Gónzalez de meeste stemmen haalde en dat het er volgens de openbare uitdraaien van stemcomputers op lijkt dat hij de verkiezingen heeft gewonnen sluiten aan bij de formuleringen van belangrijke partners in de regio.
Hoe lang mag wat u betreft de Nationale Kiesraad van Venezuela de officiële stemgegevens achterhouden voordat de EU tot expliciete erkenning van de verkiezingswinst van de oppositie over moet gaan?4
Zie het antwoord op vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van de Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, waarin hij afsluit met «We fully support the process of re-establishing democratic norms in Venezuela and stand ready to consider ways to bolster it jointly with our international partners»?5
Ja.
Op welke wijze kunnen internationale partners wat u betreft samenwerken om het proces van herstel van democratische normen in Venezuela te versterken? Is wat u betreft het opleggen van sancties hiervoor een optie? Zo nee, waarom niet?
De internationale gemeenschap kan het meest effectief bijdragen aan herstel van democratie en rechtsstaat en een einde aan mensenrechtenschendingen als zij gezamenlijk optrekt. Landen in Latijns-Amerika, de VS, het VK en Canada zijn hierbij de belangrijke partners van de EU. Ik sprak daarom telefonisch met mijn Braziliaanse en Colombiaanse collega over de situatie. De Minister-President sprak met de Braziliaanse president over Venezuela. Tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken van 29 augustus zal ik bepleiten dat de EU zich maximaal blijft inzetten voor de terugkeer naar democratie en rechtsstaat in Venezuela en een einde aan mensenrechtenschendingen.
Sinds 2017 heeft de EU restrictieve maatregelen ingevoerd als gevolg van het democratisch verval en ernstige mensenrechtenschendingen in Venezuela. Het gaat om een wapenembargo, een EU-inreisverbod en de bevriezing van tegoeden van 54 individuen. De restrictieve maatregelen zijn 13 mei jl. verlengd tot 10 januari 2025, de datum van de inauguratie van de president.
Bent u bereid zich binnen EU-verband en samen met andere internationale partners in te zetten voor sancties of andere maatregelen richting (de regering en/of kiesraad van) Venezuela? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het instellen van aanvullende Europese restrictieve maatregelen niet aan de orde. De inzet van de internationale gemeenschap is gericht op het komen tot een onderhandelingsproces ter bevordering van herstel van de democratie.
Op welke wijze kunnen Nederland en de EU de oppositie in Venezuela ondersteunen en versterken? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten?
Het Koninkrijk zet zich in voor herstel van democratie en rechtsstaat waarbij er een einde dient te komen aan de mensenrechtenschendingen in Venezuela. Dit gebeurt op verschillende manieren. In 2021 werd het Koninkrijk gevraagd als waarnemer/begeleider bij het onderhandelingsproces tussen het Maduro-regime en de Venezolaanse oppositie dat uiteindelijke leidde tot het Barbados-akkoord dat de modaliteiten van de presidentsverkiezingen regelde. Tevens ondersteunt de Nederlandse ambassade in Caracas verschillende projecten die gericht zijn op mensenrechten en democratie. Het kabinet heeft een actieve inbreng tijdens Europese discussies over het Venezuela-beleid en zet zich in voor zo veel mogelijk gezamenlijk optrekken van de EU met landen in Latijns-Amerika, de VS, het VK en Canada. Ik ben voornemens deze rol te continueren.
Het bericht dat het OM de criminaliteit in de zorg niet meer aan kan en er jaarlijks voor 10 miljard wordt gefraudeerd |
|
Sarah Dobbe , Michiel van Nispen |
|
van Weel , Fleur Agema (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het OM de criminaliteit in de zorg niet meer aankan en er jaarlijks voor 10 miljard euro wordt gefraudeerd?1
Ik vind het een duidelijk signaal vanuit het Openbaar Ministerie (OM). Komende tijd wil ik mij dan ook inzetten op betere onderlinge samenwerking in de keten, maar ook op betere preventie van zorgfraudeurs.
Ik wil graag opmerken dat de omvang van zorgfraude door het OM een schatting is. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de omvang van zorgfraude niet goed te kwantificeren is.
In hoeverre is het aanpakken van zorgfraude voor u een prioriteit? Zou het niet veel logsicher zijn om die 10 miljard die we jaarlijks verliezen door zorgfraude te verlagen dan om miljarden aan zorgbezuinigingen van Rutte IV door te zetten?
De aanpak van zorgfraude staat opgenomen in het hoofdlijnenakkoord en is dus een prioriteit. Ik ga er alles aan doen om zoveel mogelijk malafide zorgaanbieders uit de zorgmarkt te weren.
Wat zijn uw plannen om de aanpak van zorgfraude te verbeteren?
Mijn ministerie werkt samen met het veld aan maatregelen om instanties in het zorgdomein beter in staat te stellen om zorgfraude aan te pakken. Een aantal plannen zijn:
Hoe reageert u op de uitspraak dat het Ministerie van VWS, gemeenten en andere zorgfinanciers aan zet zijn «om te zorgen dat de voorkant goed is dichtgetimmerd»? Welke stappen gaat u zetten om hiermee aan de slag te gaan?
Gemeenten kunnen (kwaliteits-)eisen in de verordening opnemen, waar zowel gecontracteerde- als pgb-aanbieders aan moeten voldoen. Verder maakt de al eerder genoemde Wbsrz, die naar verwachting op 1 januari 2025 ingaat, het mogelijk voor zorgverzekeraars en gemeenten om elkaar te informeren over personen of bedrijven waarbij een gerechtvaardigd vermoeden van zorgfraude bestaat. Tevens wordt de vergunningplicht met het amendement Bushoff verbreed. Iedere nieuwe zorginstelling moet in de toekomst een vergunning aanvragen.
Ik wil benadrukken dat met screening aan de voorkant, misbruik, fraude en excessen niet volledig buiten de deur worden gehouden. Ondanks dat op moment van toetsen wordt voldaan aan alle eisen, kan iemand kwaad in de zin hebben. Ook opleidingseisen, de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en andere integriteitsbeoordelingen bieden geen 100% zekerheid dat fraudeurs de zorg niet weten te vinden. Het is dus niet alleen de voorkant die op orde moet zijn, maar de hele keten. Wanneer een zorgaanbieder aan de voorkant aan alle eisen voldoet, is het ook van belang dat de inkopers van de zorg, maar ook de toezichthouders en opsporingsdiensten, fraude effectief aanpakken. Het gaat dus om het voorkomen, stoppen én bestraffen van niet-integere zorgaanbieders.
Bent u het ermee eens dat er voor het terugdringen van zorgfraude vooral moet worden gefocust op systematische oplossingen om zorgfraude minder makkelijk en aantrekkelijk te maken, i.p.v. enkel meer toezicht achteraf? Hoe kijkt u bijvoorbeeld naar systematische oplossingen zoals het tegengaan van de wildgroei van zorgaanbieders, het beperken van winstuitkeringen in de zorg en het beter vooraf screenen van nieuwe zorgaanbieders?
Ja, ik ben het ermee eens dat er ook gefocust moet worden op het minder makkelijk en minder aantrekkelijk maken van zorgfraude. Daarom zet ik in op de verbetering van de mogelijkheden tot het screenen en weren van (nieuwe) zorgaanbieders. Door de vergunningsplicht voor nieuwe zorginstellingen en de voorgenomen uitbreiding van de doelgroep – via het amendement Bushoff – wordt bijgedragen aan het voorkomen van fraude. Om zorgaanbieders waarvan het niet aannemelijk is dat zij goede zorg kunnen verlenen te weren en stoppen, zal het kabinet extra weigerings- en intrekkingsgronden voor de vergunning in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders opnemen.
Ik ben het eens met de vragenstellers dat commerciële belangen van zorgaanbieders of investeerders nooit vóór het maatschappelijk belang van zorg en jeugdhulp mogen gaan. Ik zal daarom in wetgeving vastleggen dat het uitkeren van winst in die sectoren, waar winstuitkering is toegestaan2, alleen onder een aantal basisvoorwaarden mogelijk is. Deze basisvoorwaarden zullen samenhangen met de kwaliteit van de geleverde zorg, de rechtmatigheid van declaraties, de continuïteit van de zorgaanbieder en het voeren van een zorgvuldige en integere bedrijfsvoering. Ik zal deze aanscherpingen wettelijk vastleggen via het eerdergenoemde wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders. Ik verwacht dit wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2025 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Deelt u de analyse dat de hoge mate waarin zorgfraude voorkomt en de gebrekkige aanpak daarvan door gemeenten deels wordt veroorzaakt door de wildgroei van tot wel honderden zorgaanbieders die per gemeente actief zijn? Deelt u de analyse dat inkopen via open house-constructies deze wildgroei stimuleert en faciliteert? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om deze wildgroei tegen te gaan?
Op dit moment wordt een verkenning uitgevoerd naar de effecten van een open house constructie. Daarin wordt onder meer onderzocht wat het effect is van inkoop via open house op het aantal aanbieders. Aanleiding van deze verkenning is onder meer de motie van Kamerleden Peters en Hijink, waarin de regering wordt gevraagd hoe winstuitkeringen, private-equitybeleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd kunnen worden binnen de Jeugdwet.3 Deze verkenning wordt uitgevoerd voor de Jeugdwet en Wmo 2015. De resultaten worden dit najaar door mijn collega, de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport (JPS), met uw Kamer gedeeld.
Hoe staat het inmiddels met de uitvoering van de motie-Peters/Hijink, die de regering verzocht «te verkennen hoe winstuitkeringen, private-equitybeleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd kunnen worden binnen de Jeugdwet, en dat dan ook te doen»?2 Wordt de afronding van het onderzoek hiernaar nog steeds verwacht in de zomer van 2024, zoals uw voorganger in antwoorden op eerdere vragen stelde?3
Er is en wordt op meerdere manieren uitvoering gegeven aan de motie Peters/Hijink:
Net als, de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, zie ik wel risico’s voor de kwaliteit en toegankelijkheid van jeugdhulp wanneer aan het realiseren van (uitkeerbare) winst een groter belang wordt gehecht dan aan de publieke belangen. Maatregelen om de risico’s op excessieve winstuitkeringen in de jeugdhulp tegen te gaan zijn gewenst, en ook al ingezet, of in voorbereiding:
Hoe reageert u op de oproep aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om vaker onaangekondigd bij zorgaanbieders langs te gaan? Is de IGJ van plan om hier meer op in te zetten?
De IGJ voert zowel aangekondigde, als niet aangekondigde inspecties uit. Als de IGJ een inspectie van tevoren aankondigt, bevatten die bezoeken ook altijd onaangekondigde elementen. In het Follow the Money-artikel roept het OM de inspectie op om vaker onaangekondigd op bezoek te gaan om op locatie specifiek te contoleren op valse papieren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om valse diploma’s en Verklaringen omtrent het gedrag (VOG’s) van zorgpersoneel. Gelet op de stijging in de afgelopen jaren van het aantal meldingen over mogelijke fraude met diploma’s en VOG’s, en de risico’s die hierdoor ontstaan voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg, heeft de IGJ aangegeven dat ze op basis van signalen de diploma's en VOG’s meer controleren. Wat betreft het onaangekondigd op bezoek gaan, kondigt de IGJ – afhankelijk van het doel van het bezoek – dit wel of niet aan. Wanneer er sprake is van signalen van deze aard, gaat de inspectie meestal onaangekondigd op bezoek. De IGJ blijft zorgaanbieders erop wijzen dat zij zelf verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat zij geen personeel of ZZP’ers met valse papieren inzetten. Zorgaanbieders zijn immers eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Bij vermoedens van valsheid in geschrifte dienen zij aangifte te doen bij de politie en/of een melding te doen bij de IGJ.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat zorgbemiddelingsbureaus die frauderen met diploma’s en daardoor ervoor zorgen dat onbevoegd en onbekwaam personeel in de zorg werkt zich nu in een toezichtsvacuüm bevinden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat er voortaan wel toezicht wordt gehouden op zorgmiddelingsbureaus? Welke toezichthouder gaat hier toezicht op houden?
Ja, ik ben het met u eens dat het onwenselijk is dat er zorgbemiddelingsbureaus zijn die frauderen met diploma’s waardoor er onbevoegd en onbekwaam personeel in de zorg werkt. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en IGJ hebben in hun verkenning «Er is meer aan de hand» 6, die ze in samenwerking met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) hebben uitgevoerd, gemeld dat het toezicht niet in alle gevallen toereikend is. Naar aanleiding van de verkenning worden op dit moment met diverse partijen gesprekken gevoerd over vervolgacties in bredere zin. Ik kan niet op de uitkomsten van deze gesprekken vooruitlopen. Uw Kamer zal hierover dit najaar worden geïnformeerd.7
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Het OM kan criminaliteit in de zorg niet meer aan: ‘Er wordt jaarlijks voor 10 miljard gefraudeerd’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
van Weel , Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Het OM kan criminaliteit in de zorg niet meer aan: «Er wordt jaarlijks voor 10 miljard gefraudeerd»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat er met 10 procent van de 100 miljard euro die jaarlijks in de zorg omgaat, wordt gefraudeerd? Wat is in genoemd onderzoek voor u nieuwe informatie en wat was al bekend? Hoe beoordeelt u in dit licht de toenemende betrokkenheid van de georganiseerde misdaad bij zorgfraude?
Een onderbouwing voor het benoemde bedrag waarmee gefraudeerd wordt in de zorg, is onbekend. Toch is het evident dat het enorm moet zijn. Dit grieft mij. Los van het stelen van geld dat bedoeld is voor de zorg, zijn kwetsbare patiënten dikwijls de dupe. Het is zorgelijk en onaanvaardbaar dat de georganiseerde misdaad criminele activiteiten organiseert in de zorg. Het creëren van een sluitende keten in de aanpak van criminaliteit in de zorg is essentieel om criminelen uit de zorgsector te weren en te stoppen.
Bent u het met de onderzoekers eens dat voor een effectieve aanpak van zorgfraude meer samenwerking nodig is tussen verzekeraars, rijksoverheid en gemeenten? Hoe gaat u deze samenwerking vormgeven of bevorderen?
Ja, een effectieve aanpak van zorgfraude vraagt om een effectieve samenwerking tussen verzekeraars, de rijksoverheid en gemeenten. Met de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz), die ingaat op 1 januari 2025, wordt onder andere mogelijk gemaakt dat ziektekostenverzekeraars en gemeenten elkaar kunnen waarschuwen voor personen of bedrijven, waaronder pgb-zorgaanbieders, over wie een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg bestaat. Bij de inkoop van zorg kunnen ziektekostenverzekeraars en gemeenten dan risicobeperkende maatregelen treffen. De Wbsrz kan zo een bijdrage leveren aan het voorkomen dat betreffende zorgaanbieders kwalitatief onvoldoende zorg blijven leveren. Of dat zij dit ergens anders gaan leveren.
Erkent u dat gebrekkige gegevensdeling tussen gemeenten een van de oorzaken kan zijn van aanhoudende zorgfraude door een malafide organisatie? Bent u bereid te onderzoeken wat er nodig is zodat deze gegevens tussen gemeenten gedeeld kunnen worden teneinde zorgfraude effectief op te sporen?
Ja, het delen van kennis en informatie over meldingen van zorgfraude is een belangrijke randvoorwaarde om fraude succesvol aan te pakken. De Wbsrz maakt het straks mogelijk dat ziektekostenverzekeraars en gemeenten elkaar kunnen waarschuwen voor personen of bedrijven, over wie een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg bestaat. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid het rechtmatigheidsonderzoek dat gemeenten mogen doen naar zorgorganisaties uit te breiden naar de bestuurder van de organisatie teneinde een voortzetting van crimineel handelen door dezelfde bestuurder in een nieuwe organisatie te voorkomen?
Allereerst kunnen gemeenten zelf in hun verordeningen kaders stellen en regels opnemen, zoals nadere (kwaliteits-)eisen aan (pgb-) zorgaanbieders, en regels voor het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik. Dit kan bijvoorbeeld gaan om de mogelijkheid een VOG te eisen, ook voor bestuurders.
Gemeenten hebben daarnaast ook een verantwoordelijkheid in de contractering van aanbieders. Het inrichten van efficiënte monitoring en goed contractmanagement van de gemeenten is belangrijk om goed zicht te houden op aanbieders. Bij zorgen over de integriteit van een zorgaanbieders kan een Bibob-toets2 worden uitgevoerd. Het goed invullen van al deze randvoorwaarden is essentieel voor een goede taakoefening en biedt ook een stevigere basis voor eventuele handhaving. Vanaf 1 januari 2025 treedt de Wbsrz in werking en vanaf dan kunnen gemeenten het Waarschuwingsregister zorgfraude gebruiken. Ziektekostenverzekeraars en gemeenten kunnen elkaar met gebruik van dat register waarschuwen voor zorgaanbieders en bestuurders over wie een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg bestaat.
Zorgaanbieders die rechtspersoon zijn, vallen onder de wet controle op rechtspersonen. Justis voert doorlopende controles uit als deze rechtspersonen worden ingeschreven in het handelsregister en bij veranderingen, zoals een bestuurswisseling of statutenwijziging.
Bent u het ermee eens dat het niet mogelijk zou moeten zijn om een zorgbedrijf dat vanwege zorgfraude in beeld komt te ontbinden en een nieuw bedrijf te starten om door te gaan met de fraude? Is de huidige Bibob-wetgeving en artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek voldoende uitgerust om dergelijke constructies te voorkomen en aan te pakken?
De aanpak van zorgfraude in de uitvoeringspraktijk is weerbarstig, vooral als zorgaanbieders telkens nieuwe bedrijven oprichten en als zij wisselen van zorggebied en verzekeraar. Bovendien zijn voor een effectieve aanpak grondslagen voor gegevensuitwisseling nodig. De Wbsrz is een belangrijke stap vooruit in die aanpak. Hardnekkige knelpunten in de gegevensuitwisseling worden opgelost. Malafide zorgaanbieders komen zo eerder in beeld bij opsporingsinstanties, inkopers en toezichthouders. Bij vermoedelijke fraude komen zij in een Waarschuwingsregister, waardoor zij gestopt kunnen worden, en dus niet zomaar een nieuwe zorgonderneming kunnen starten. Ook de aannemen van het amendement Bushoff m.b.t. een vergunningplicht voor alle zorginstellingen is een stap voorwaarts. Iedere nieuwe zorginstelling moet per 1 januari 2025 een vergunning gaan aanvragen.
De Wet Bibob is een instrument waarmee een screening kan worden uitgevoerd. De inzet van de Wet Bibob geeft overheden een discretionaire bevoegdheid om de achtergrond van partijen waarmee zij zaken doen te screenen. Vermoedens van strafbare feiten uit het verleden kunnen bijdragen aan de gevaarsconclusie van het overheidsorgaan dat het Bibob-onderzoek uitvoert. Zij bepalen zelf in welke gevallen zij het Bibob-instrument toepassen. In het zorgdomein kan het CIGB de wet Bibob inzetten bij vergunningen voor zorginstellingen op basis van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). Gemeenten kunnen de Wet Bibob daarnaast inzetten als sprake is van een subsidie voor bijvoorbeeld Wmo- en jeugdzorg. Of bijvoorbeeld als er sprake is van een overheidsopdracht (veelal de opdracht via een open house-constructie voor de inkoop van Wmo- of jeugdzorg).
Bent u bereid met het OM in gesprek te gaan over prioritering van zaken met betrekking tot zorgfraude waar vele miljoenen euro’s aan belastinggeld mee gemoeid is?
Het Functioneel Parket (hierna: FP), een specialistisch, landelijk opererend onderdeel van het Openbaar Ministerie, heeft de aanpak van zorgfraude als prioriteit gesteld. Bij het uitvoeren van haar taken, is het FP verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging in strafzaken waarin een bijzondere opsporingsdienst het opsporingsonderzoek doet. Voor zorgfraude is dit de opsporingsdienst van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) (recherche Zorgfraude). Ieder jaar worden tussen het FP en de opsporingsdienst van de NLA afspraken gemaakt. Dit geldt ook voor de aanpak van zorgfraude. VWS is medeondertekenaar van deze afspraken. Daarnaast wordt strafrechtelijk onderzoek naar zorgfraude gedaan door de regionale Arrondissementsparketten van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Kortom, de aandacht en prioritering van opsporing en vervolging van zorgfraude is er al. Mijn ministerie spreekt hierover geregeld met het OM.
Wat kunt u betekenen voor het verhogen van de pakkans en de vervolgingsbereidheid van het OM? Wat gaat u doen om de cijfers van veroordeelde daders voor zorgfraude omhoog te brengen? Wat betekenen deze lage cijfers voor de inzet van het rechercheteam zorgfraude van de Nederlandse Arbeidsinspectie?
Het bestrijden van een maatschappelijk probleem als zorgfraude is een ketenbrede inspanning. Het strafrecht moet worden gezien als ultimum remedium, naast de inzet van civiel- en bestuursrechtelijke handhaving. Verwezen wordt naar de effectenbrief van de Taskforce integriteit zorg (TIZ), in het bijzonder de signaleringsparagraaf vanaf p. 393. Een voorwaarde voor een effectieve aanpak van zorgfraude is fraudebestendige wet- en regelgeving. Denk aan strengere regels voor het toetreden tot de zorgmarkt en een wettelijke mogelijkheid om bekende fraudeurs van de zorgmarkt te weren. Denk ook aan verbeterde wettelijke mogelijkheden om informatie uit te wisselen tussen ketenpartners (zie ook mijn antwoord op vraag 10). Ook is onder andere regelgeving nodig die zorgaanbieders verplicht transparant te zijn over de vraag wie binnen een complexe organisatiestructuur de feitelijke zorg levert. Want complexe structuren – zoals bijvoorbeeld onderaanneming – dragen niet bij aan de kwaliteit van zorgverlening maar bemoeilijken wel controle, toezicht en strafrechtelijke opsporing van mogelijk malafide zorgaanbieders. De recherche Zorgfraude van de NLA levert jaarlijks 16 tot 22 strafrechtelijke onderzoeken in bij het FP. In de selectie, uitvoering en afdoening van onderzoeken werkt zij nauw samen met het FP. Het strafrecht is omgeven met veel waarborgen, zoals bijvoorbeeld het verschoningsrecht, en is daardoor complex en tijdrovend. Het wordt ingezet waar dit gezien het te bereiken effect opportuun is.
Bent u bereid om in overleg met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te verkennen wat er mogelijk is om toezicht te houden op de aanpak van netwerken in plaats van enkel individuele aanbieders? Kunt u hierbij ook het toezichtsvacuüm rondom zorgbemiddelingsbureaus betrekken en bezien wat er mogelijk is om hen onder toezicht te laten vallen?
In het belang van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg, dient zorgfraude zo effectief mogelijk te worden tegengaan. Daarbij speelt het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ), maar ook partijen die betrokken zijn bij opsporing en vervolging, een belangrijke rol. Ook bij de aanpak van malafide netwerken in de zorg. Door het uitwisselen van informatie kunnen dergelijke netwerken in kaart worden gebracht en op grond van het strafrecht (o.a. de NLA en het OM) dan wel bestuursrecht (o.a. IGJ en NZa) worden aangepakt.
Ten aanzien van het toezichtvacuüm rondom zorgbemiddelingsbureaus geldt dat de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de IGJ in hun verkenning «Er is meer aan de hand – Verkenning misstanden in het opleiden in de Zorgsector»4 hebben gemeld dat het toezicht niet in alle gevallen toereikend is. Naar aanleiding van de verkenning worden op dit moment met diverse partijen gesprekken gevoerd over vervolgacties in bredere zin. Ik kan niet op de uitkomsten van deze gesprekken vooruitlopen. Uw Kamer zal hier dit najaar over worden geïnformeerd.5
Bent u bereid met het OM en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek te gaan over het delen van gegevens van zorgfraudeurs teneinde te voorkomen dat een malafide zorgaanbieder zich in een andere gemeente onder een andere naam weet te vestigen? Bent u bereid samen met gemeenten een integrale strategie te ontwikkelen?
Het OM en de VNG maken met de overige ketenpartners deel uit van de TIZ, onder voorzitterschap van het Ministerie van VWS. In dit samenwerkingsverband wordt gewerkt aan de gezamenlijke aanpak van fraude in de zorg. Vanuit deze taskforce wordt ook actief aandacht gevraagd voor de knelpunten bij gegevensuitwisseling, onder meer in het kader van de Wbsrz en het Waarschuwingsregister zorgfraude. In de huidige praktijk verstrekt de opsporingsdienst van de NLA wel informatie aan ketenpartners – inclusief gemeenten –, dat betreft informatie uit onderzoeken en uit meldingen die niet hebben geleid tot een strafrechtelijk onderzoek. Deze informatie heeft altijd betrekking op een specifiek persoon en/of zorgbedrijf. Zie hiervoor het machtigingsbesluit schadebeperkende maatregelen via https://wetten.overheid.nl/BWBR0039581/2018-08-01
Hiermee wordt echter niet voorkomen dat deze persoon zich onder een andere naam of met een nieuw zorgbedrijf in een andere gemeente weet te vestigen. Hiervoor zijn twee instrumenten van belang. Het eerder toegelichte Waarschuwingsregister zorgfraude, en de wijziging in Verzamelwet gegevensverwerking I, waarin een grondslag is opgenomen voor onderlinge uitwisseling tussen gemeenten en ziektekostenverzekeraars. Beide instrumenten komen tegemoet aan een betere afstemming en samenwerking tussen gemeenten.
Hoe weegt u de aanbeveling van de onderzoekers om op basis van deze zorgwekkende cijfers niet meer uit te gaan van een «gezond vertrouwen», maar van een «gezond wantrouwen» en meer in te zetten op controle op locaties in plaats van enkel digitale checks om te kijken of de papieren in orde zijn?
Zoals in mijn antwoord op vraag 8 in de andere set Kamervragen, gesteld door de leden Dobbe en Van Nispen (beiden SP), voert de IGJ zowel aangekondigde, als niet aangekondigde inspecties uit. Gelet op de stijging in de afgelopen jaren van het aantal meldingen over mogelijke fraude met diploma’s en VOG’s – en de risico’s die hierdoor ontstaan voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg – heeft de IGJ bij mij aangegeven dat ze op basis van signalen de diploma's en VOG's meer controleren.
Bent u bereid om de aanbeveling van de onderzoekers over te nemen om kritischer te zijn op declaraties van zorg in buitenlandse klinieken? Kunt u hierover met zorgverzekeraars in gesprek gaan en de uitkomsten met de Kamer delen?
Ook niet-gecontracteerde zorg moet in principe vergoed worden. Daarnaast mag de hoogte van de vergoeding geen hindernis vormen om de zorg van een niet-gecontracteerde aanbieder af te nemen. Ik ben bereid het gesprek met zorgverzekeraars aan te gaan over de vraag op welke manier zij declaraties voor zorg – die geleverd is in buitenlandse klinieken – controleren en vergoeden, en uw Kamer daarover in het voorjaar van 2025 te informeren.
Bent u het ermee eens dat de wetgeving voldoende duidelijkheid moet bieden wanneer sprake is van fraude, wil een strafzaak succesvol zijn? Bent u bereid de fraudewetgeving opnieuw tegen het licht te houden om te bezien of het opzetvereiste afgezwakt kan worden of een omkering van de bewijslast ingevoerd kan worden? Bent u bereid hier met gemeenten en andere zorgfinanciers over in gesprek te gaan en de Kamer hier voor het einde van het jaar over te informeren?
Fraudebestrijding is gebaat bij heldere wet- en regelgeving en een daarop aansluitende uitvoerings- en controlepraktijk. Het afzwakken van het opzetvereiste of omkering van de bewijslast in het strafrecht zijn echter geen passende maatregelen, aangezien het aangegeven knelpunt zit in de helderheid van de (bestuursrechtelijke) normen en hoe daarmee in de praktijk wordt omgegaan door bestuursorganen en zorgverzekeraars. Daarnaast zijn het opzetvereiste en de onschuldpresumptie belangrijke rechtsprincipes van het strafrecht die we niet zomaar terzijde moeten schuiven. Het opzetvereiste is van groot belang, omdat dit het schuldbeginsel weerspiegelt, een fundamenteel principe binnen het strafrecht. Dat principe komt tot uitdrukking in de algemene eis dat iemand alleen strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor een misdrijf als sprake is van opzet, of (in bepaalde gevallen) van schuld. Het is essentieel dat een veroordeling voor deze relatief ernstige delicten alleen kan plaatsvinden wanneer iemand daadwerkelijk opzettelijk heeft gehandeld. Dat voldaan moet zijn aan het opzetvereiste, rechtvaardigt bovendien dat voor deze misdrijven forse (gevangenis)straffen kunnen worden opgelegd, anders dan bij overtredingen waarvoor geen opzet vereist is. Daarnaast zou een omkering van de bewijslast betekenen dat de verdachte moet bewijzen dat hij of zij niet schuldig is aan fraude. Dit staat op gespannen voet met de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM (het principe dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel bewezen is). Om deze redenen ben ik niet voornemens de huidige fraudewetgeving tegen het licht te houden om te bezien of het opzetvereiste afgezwakt kan worden, of een omkering van de bewijslast ingevoerd kan worden. Wel ben ik bereid om samen met de partijen die betrokken zijn bij de bestrijding van zorgfraude te kijken of, en zo ja hoe, de regelgeving in de zorg fraudebestendiger en eenduidiger kan worden gemaakt. Daarbij merk ik op dat er inmiddels al verschillende wetgevingstrajecten lopen waarmee ik hieraan tegemoet kom. Te denken valt aan het beter borgen van de samenwerking tussen genoemde partijen met de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) die op 1 januari 2025 in werking treedt. Daarnaast is onlangs in uw Kamer ingestemd met de wijziging van de Wmo 2015, waarbij het dubbel opzetvereiste wordt geschrapt.
De startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
|
Bent u op de hoogte van de door de Tweede Kamer op 11 juni 2024 aangenomen motie-Heutink c.s. (Kamerstuk 36 410-A, nr. 59) die verzoekt om de algehele drooglegging van het Julianakanaal uit te stellen tot in ieder geval stuw Borgharen weer volledig functioneel is?
Ja. In de brief van 7 augustus 20241 over de start van de afsluiting van het Julianakanaal en het benodigd aanvullend budget is reeds aangegeven dat invulling is gegeven aan deze motie. De stuw Borgharen is dusdanig hersteld dat op 12 augustus gestart kan worden met de werkzaamheden op het Julianakanaal. Bij de beantwoording van vraag 7 worden de werkzaamheden hiervoor nader toegelicht.
Bent u op de hoogte van het schrijven van de voormalig Minister van 24 juni 2024 (Kamerstuk 36 410-A, nr. 62) waarin te lezen is dat het de verwachting is dat de werkzaamheden aan de stuw Borgharen op 12 augustus voldoende zijn gevorderd om aan deze motie invulling te kunnen geven?
Ja.
Kunt u een actuele stand van zaken geven over de vordering van de werkzaamheden aan de stuw Borgharen?
Er vinden momenteel werkzaamheden aan de zogeheten scheepvaartschuif plaats. Deze wordt gebruikt voor het peilbeheer en zal voor 1 oktober 2024 functioneel inzetbaar zijn. Hiernaast vindt regulier onderhoud plaats aan de drie overige schuiven van de stuw. Er zal om de beurt aan deze schuiven gewerkt worden. Dit is een doorlopend proces.
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Overleg over schaderegeling Julianakanaal levert niets op»1, waarin 12 augustus nog altijd als startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal wordt genoemd?
Ja.
Is de constatering dat Rijkswaterstaat inderdaad op 12 augustus aan zal vangen met de werkzaamheden aan het Julianakanaal juist?
Ja. Dit wordt in de brief van 7 augustus 2024 toegelicht.
Kunt u aangeven welke inzet er vanuit het ministerie en Rijkswaterstaat is om de omgeving van het Julianakanaal actief op de hoogte te houden van de geplande werkzaamheden?
Met de omgeving is de afgelopen periode zeer actief afgestemd om de afsluiting van het Julianakanaal zo goed mogelijk voor te bereiden. Hiervoor is een bestuurlijk overleg en daaronder ressorterend zijn werkgroepen ingericht met regionale en landelijke belanghebbenden. Deze overleggen zullen tijdens de uitvoering blijven plaatsvinden waarbij de focus zal verschuiven naar de monitoring van de werkzaamheden en beschikbaarheid van de omvaarroutes.
Verder worden er regelmatig bewonersavonden georganiseerd om informatie te delen en signalen op te halen. De eerstvolgende bewonersavond zal in het najaar plaatsvinden. Daarnaast worden de directe omwonenden geïnformeerd via bewonersbrieven en wordt via de webpagina3 van het Julianakanaal informatie gedeeld. Hier kan men zich ook aanmelden voor een nieuwsbrief. Ook via kanalen van betrokken gemeenten wordt informatie verspreid.
Verder zal er op de locatie van de werkzaamheden een inlooppunt komen waar geïnteresseerden informatie over de werkzaamheden kunnen krijgen. Tenslotte wordt een uitkijkpunt gerealiseerd waar men met eigen ogen de voortgang van de werkzaamheden kan aanschouwen.
Kunt u, conform de aangenomen motie, een harde garantie geven dat op dat moment werkzaamheden aan de stuw Borgharen dusdanig ver zijn gevorderd dat er te allen tijde en dus ook bij hoog water afdoende omvaarroutes beschikbaar zijn, en ondernemers en particulieren die zich op dit moment ernstig zorgen maken bereikbaar zullen blijven?
De motie verzoekt om het droogzetten van het Julianakanaal uit te stellen tot in ieder geval stuw Borgharen weer volledig functioneel is. In het tweeminutendebat van 5 juni 2024 is reeds verduidelijkt wat hieronder verstaan moet worden. De functionaliteit van de stuw is afdoende om de te verwachten debieten en hoogwater te kunnen verwerken. Als gevolg hiervan blijft de omvaarroute via Limmel beschikbaar. Tot 1 oktober hoeft pas bij een afvoer van boven de 1.150 m3 per seconde afgesloten te worden en na 1 oktober 2024 pas bij meer dan 1.300 m3 per seconde. Op basis van langjarige historische gegevens komt een afvoer van meer dan 1.300 m3 per seconde gemiddeld minder dan drie en een halve dag per jaar voor. Verder worden nog diverse andere beheersmaatregelen ingezet waarover u met de brief van 5 april 20244, het schriftelijk overleg van 14 mei 20245 en de brief van 24 juni 20246 bent geïnformeerd.
In het Tweeminutendebat van 5 juni 2024 is al aangegeven dat dit niet betekent dat de stuw nooit buiten gebruik zal zijn. Er kan altijd iets kapot gaan dat gerepareerd moet worden, maar dat kan op iedere plek in Nederland. Er staan aannemers stand-by om reparaties zo snel mogelijk te kunnen uitvoeren onder regie van het Quick Respons Team van RWS. Dit is onderdeel van het bredere pakket aan maatregelen voor de beschikbaarheid van de omvaarroutes dat met betrokken partijen is afgesproken en in het Tweeminutendebat Maritiem van 26 maart 2024 aan de Kamer is toegezegd.
Wat doet u wanneer blijkt dat op 12 augustus de werkzaamheden niet dusdanig ver zijn gevorderd dat bereikbaarheid voor plaatsen langs het Julianakanaal gegarandeerd kan worden door de afsluiting tussen Berg en Sluis Born?
De werkzaamheden zijn gelukkig al zo ver gevorderd dat de omvaarroutes zo goed als mogelijk beschikbaar zijn. Met alle ingezette maatregelen is een stremming van de omvaarroute van langer dan 48 uur niet te verwachten.
Kunt u, gezien de urgentie, deze vragen voor 12 augustus beantwoorden?
Ja.
De humanitaire situatie in Soedan. |
|
Sarah Dobbe |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ernstige honger in door burgeroorlog geteisterd Soedan bereikt dieptepunt, officieel hongersnood vastgesteld»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Integrated Food Security Phase Classification (IPC) officieel een hongersnood in Soedan heeft vastgesteld? Zo ja, wat is uw reactie op dit feit?
De Famine Review Committee van het IPC heeft op 1 augustus jl. gerapporteerd over een vastgestelde hongersnood in Zamzam vluchtelingenkamp in Noord Darfoer in Soedan. Deze feitelijke vaststelling is schokkend maar niet onverwacht gegeven eerdere prognoses en analyses van de situatie in Soedan, bijvoorbeeld van het Clingendael instituut van mei 2024 en het IPC rapport van 27 juni jl.
Kunt u reageren op de bewering in het artikel en het rapport waar het artikel naar verwijst dat er sprake is van «opzettelijke belemmeringen opgelegd door partijen betrokken bij het conflict» vanuit het Soedanese regeringsleger?
Het belemmeren van toegang van onpartijdige humanitaire hulp tot bevolking in nood is in strijd met het humanitair oorlogsrecht en niet acceptabel.
Als bovenstaande bewering klopt, heeft dit effecten in de diplomatieke betrekkingen tussen de Nederlandse en Soedanese regeringen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Reeds voor het uitbreken van het conflict in april 2023 was er geen directe samenwerking met de de facto overheid van Soedan, die aan de macht kwam na een staatsgreep in oktober 2021. De vaststelling van hongersnood heeft dan ook geen effecten op de diplomatieke betrekkingen tussen de Nederlandse en Soedanese regeringen. Waar mogelijk, geeft Nederland wel de politieke boodschap af dat het verlenen van humanitaire toegang cruciaal is, zoals ook tijdens de humanitaire conferentie in Parijs in april jl.
Deelt u de constatering dat het belemmeren van humanitaire hulp in strijd is met het humanitair oorlogsrecht?
Ja, volgens het humanitair oorlogsrecht moeten partijen in een conflict snelle en ongehinderde doorgang van humanitaire hulp voor mensen in nood, die een onpartijdig karakter heeft en waarbij geen onderscheid gemaakt wordt, toestaan en faciliteren.
Op welke manieren roept u de strijdende partijen op zich aan humanitair oorlogsrecht te houden? Kunt u dit toelichten?
Nederland blijft op verschillende momenten en in diverse fora, al dan niet in EU verband, oproepen tot het respecteren van het humanitair oorlogsrecht (IHL) en het naleven van de Jeddah-agreement, die beide partijen hebben ondertekend en waarin het naleven van IHL en ongehinderde toegang voor humanitaire organisaties zijn afgesproken.
Op welke manieren draagt het kabinet bij aan het toegankelijk maken van humanitaire hulp? Kunt u dit toelichten?
Tijdens de humanitaire conferentie in Parijs van 15 april jl., georganiseerd door Frankrijk en de EU met deelname van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, is een declaration of principles ondertekend waarin o.a. wordt opgeroepen humanitaire toegang te verbeteren. De EU zet zich in voor verbetering van humanitaire toegang via diplomatieke inzet van met name de EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika. Daarnaast is Nederland in gesprek met verschillende VN organisaties, waaronder World Food Programme en de Food and Agriculture Organization, in New York, Geneve en Rome om de urgentie van de situatie te bespreken, inspanningen waar mogelijk te vergroten, en mogelijke acties te identificeren en coördineren. En Nederland is in contact met andere landen (inclusief leden van de VN-veiligheidsraad) om te bezien welk instrumentarium de VN kan inzetten, bijvoorbeeld via resoluties, om hulp in gebieden te krijgen die niet toegankelijk zijn. De diplomatieke inzet wordt versterkt door het EU sanctieregime. De EU bereidt momenteel additionele sancties voor om de druk op beide strijdende partijen verder op te voeren.
Welke maatregelen heeft u genomen sinds het kabinet in april van dit jaar 10 miljoen euro voor het World Food Program ten gunste van Soedan heeft toegezegd? Volgen er nog extra middelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland droeg EUR 10 miljoen extra aan WFP bij voor Soedan en Soedanese vluchtelingen in Tsjaad. Een groot deel van de Nederlandse bijdrage aan de humanitaire hulp verloopt via flexibele financiering aan vaste partners zoals VN-organisaties, het Nederlandse Rode Kruis (NRK), de Dutch Relief Alliance en het Sudan Humanitarian Fund van de VN bij aan de humanitaire crisis in Soedan. Deze middelen kunnen zij direct inzetten daar waar de nood het hoogste is. In aanvulling daarop zijn er sinds april via vaste partners enkele specifieke allocaties gedaan voor de respons in en rond Soedan. Zo heeft de Dutch Relief Alliance (DRA) met een bedrag van EUR 3 miljoen een acute response opgezet in Tsjaad ter ondersteuning van de opvang van Soedanese vluchtelingen, en een allocatie gedaan van EUR 3 miljoen voor een acute response in Darfoer. Via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) is recent bijna EUR 1,2 miljoen toegekend aan de Soedanese Rode Halve Maan voor inzet op water en sanitatie (WASH).
Het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN, waarvan Nederland met EUR 55 miljoen in 2024 een van de grootste donoren is, heeft dit jaar al USD 41 miljoen beschikbaar gesteld aan humanitaire actoren in Soedan.
Op dit moment is het vooral belangrijk de toegangsbelemmeringen weg te nemen die hulpverlening naar de meest kwetsbare gemeenschappen tegenhouden en onze humanitair-diplomatieke inspanningen zijn met name hierop gericht.
Kunt u toezeggen dat, ondanks de geplande bezuinigingen op uw ministerie, er voldoende geld voor humanitaire hulp beschikbaar blijft? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Het merendeel van de humanitaire bijdragen is meerjarig vastgelegd. Dat geldt voor de bijdragen aan verschillende VN-organisaties, het Internationale Rode Kruis (ICRC) en ook voor de subsidieovereenkomsten met de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis. Voor 2024 bedraagt het totale budget voor humanitaire hulp EUR 535 miljoen. Over de effecten van de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord in 2025 wordt u bij de ontwerpbegroting 2025 geïnformeerd.
Deelt u de mening dat ontwikkelingshulp en -samenwerking een belangrijke rol spelen in het voorkomen van dit soort rampzalige conflicten? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de voorgenomen bezuinigingen op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp? Zo nee, waarom niet?
Effectieve hulp kan bijdragen aan ontwikkeling en stabiliteit. De Nederlandse ontwikkelingshulp zal mede daarop worden ingezet. In het Hoofdlijnenakkoord kiest het kabinet ervoor te bezuinigen op ODA-middelen in de jaren 2025 en daarna. Over de effecten van deze bezuinigingen in 2025 wordt u bij de ontwerpbegroting 2025 geïnformeerd.
Kunt u een stand van zaken geven over de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Dobbe c.s. over via alle mogelijke kanalen hulpgoederen aan de bevolking van Soedan leveren zolang dat niet voldoende via land kan? (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2886)
Het vergroten van toegang over land is verreweg de meest effectieve wijze om hulp bij de bevolking van Soedan te krijgen op de schaal die onmiddellijk nodig is. Daar zijn de afgelopen maanden de inspanningen rond het verbeteren van humanitaire toegang op gericht geweest. De de facto autoriteiten laten inmiddels weer humanitaire transporten door via de Adré-grensovergang met Tsjaad. Deze grensovergang is cruciaal voor bevoorrading van Darfoer en andere delen van het door RSF bezette gebied.
Kunt u een stand van zaken geven over de uitvoering van de motie van het lid Dobbe over bij de Europese Unie pleiten voor het aan banden leggen van wapenleveranties aan landen die doorleveren aan strijdende partijen in Sudan? (Kamerstuk 32 735, nr. 389)
Nederland bespreekt de zorgwekkende situatie in Soedan onder andere met de regionale partners en benadrukt daarbij de noodzaak tot een einde aan het geweld en het belang van naleving van het VN wapenembargo. Voorts is Nederland voornemens tijdens de eerst volgende bijeenkomst van EU raadswerkgroep Export van Conventionele Wapens (COARM) in september aandacht te vragen voor het risico op omleiding van wapens naar de strijdende partijen in Soedan.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Mediawaakhond bekijkt zorgelijk vertrek minister Klever bij Ongehoord Nederland’ |
|
Claire Martens-America (VVD) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Mediawaakhond bekijkt zorgelijk vertrek Minister Klever bij Ongehoord Nederland»?1
Ja.
Hoe kijkt u in het algemeen genomen naar de integriteit, sociale veiligheid en journalistieke kwaliteit bij Ongehoord Nederland?
Ik heb de berichtgeving over Ongehoord Nederland gezien en ik maak mij zorgen over de sociale veiligheid van medewerkers en over de beschuldigingen die zijn gedaan. Alle medewerkers van de publieke omroep hebben recht op een veilige werkomgeving, waarin zij hun journalistieke werk kunnen doen. De werkgever heeft hier zorg voor te dragen. Grensoverschrijdend gedrag, discriminatie, racisme en ander onwenselijk gedrag, is niet acceptabel en moet binnen de publieke omroep krachtig worden bestreden. Integer handelen van iedereen, zowel bestuurders, toezichthouders en medewerkers, is essentieel voor de onafhankelijkheid, integriteit en betrouwbaarheid van de omroep.
Het Commissariaat voor de Media (hierna: commissariaat) houdt toezicht op de uitvoering van de publieke mediaopdracht zoals die in de wet beschreven is en waar journalistieke kwaliteit onderdeel van is. Het commissariaat houdt ook toezicht op de naleving van de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep waar gedrag en cultuur onderdeel van zijn. Het commissariaat heeft mij laten weten dat deze casus de volle aandacht heeft. Het is niet aan mij als bewindspersoon een oordeel te geven over de journalistieke kwaliteit bij Ongehoord Nederland. We hebben een onafhankelijke publieke omroep waartoe ik mij als Minister met afstand dien te verhouden.
Op welke manier wordt beoordeeld of de integriteit, sociale veiligheid en journalistieke kwaliteit voldoende is?
Het Commissariaat voor de Media toetst dit aan de eisen die daar in de Mediawet 2008 en de Gedragscode Integriteit aan gesteld zijn.
Hoe beoordeelt u de overdracht van de taken van Klever bij haar vertrek als zakelijk directeur en bestuurslid van Ongehoord Nederland?
Zoals de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep aangeeft, horen bestuurders benoemd te worden op basis van duidelijke openbare profielen, vereiste deskundigheid en competenties. Het is aan de Raad van Toezicht deze specifieke situatie te beoordelen, eventueel maatregelen te nemen om belangenverstrengeling en politieke beïnvloeding te voorkomen en te motiveren waarom er anders gehandeld wordt dan de Gedragscode aangeeft. Daarbij houdt het commissariaat toezicht op de naleving van de Gedragscode.
In hoeverre vindt u dat Ongehoord Nederland transparant genoeg is waar het gaat om bestedingen van overheidsgeld?
Er bestaan verschillende criteria waar Ongehoord Nederland, net als andere omroepen, aan moet voldoen als het gaat om de transparantie van de besteding van middelen. Ongehoord Nederland dient net als de andere publieke omroepen volledige verantwoording af te leggen over de rechtmatige besteding van middelen conform de daarvoor geldende regels van de Mediawet 2008 en het daarop gebaseerde Handboek Financiële Verantwoording.2 Het Commissariaat voor de Media is belast met deze rechtmatigheidstoetsing.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving over de mogelijke belangverstrengeling bij het vertrek van voormalig zakelijk directeur Klever?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Heeft u inmiddels contact gehad met de NPO en/of het Commissariaat voor de Media over de ontstane situatie? Zo ja, zien zij reden voor verscherpt toezicht op Ongehoord Nederland?
Het commissariaat is hier de aangewezen toezichthouder en heeft mij laten weten dat de casus hun volle aandacht heeft.
De recente onthullingen uit Duitsland betreffende misstanden rondom de totstandkoming van het coronabeleid |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente openbaarmaking van een veelheid aan documenten van het Duitse Robert Koch Institut (hierna: RKI) – het Duitse equivalent van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) – omtrent het coronabeleid?1 Zo ja, sinds wanneer?
Ja, sinds daarover eind juli stukken in de pers verschenen.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat de openbaar gemaakte documenten authentiek zijn? Zo nee, kunt u hier navraag over doen bij uw Duitse ambtsgenoot?
Ik ga ervanuit dat de openbaar gemaakte documenten authentiek zijn.
Hoe beoordeelt u dat een voormalig medewerker van het RKI, naar verluidt uit gewetensnood, heeft besloten de documenten openbaar te maken door deze aan een onafhankelijke journalist te overhandigen?
De Duitse overheid heeft eigen regels ten aanzien van het openbaar maken van documenten en informatie. Ik ben niet op de hoogte van de beweegredenen van de persoon die documenten openbaar gemaakt heeft.
Hoe beoordeelt u de onthullingen dat in Duitsland: de adviezen van het RKI omtrent de coronamaatregelen niet waren gebaseerd op de wetenschap, maar voortkwamen uit politieke beïnvloeding; de coronamaatregelen niet het algemene belang van de volksgezondheid, maar andere, oneigenlijke belangen dienden; het RKI willens en wetens het publiek misleidde over de aard en omvang van de vermeende pandemie, de ernst van het coronavirus, de effectiviteit van de coronamaatregelen en over de veiligheid en effectiviteit van de mRNA-injecties?
Ik ben van menig dat deze conclusies op basis van de openbaar gemaakte documenten niet getrokken kunnen worden.
In welke mate is in Nederland sprake geweest van de situatie dat: de adviezen van het RIVM omtrent de coronamaatregelen niet waren gebaseerd op de wetenschap, maar voortkwamen uit politieke beïnvloeding; de coronamaatregelen niet het algemene belang van de volksgezondheid, maar andere, oneigenlijke belangen dienden; het RIVM willens en wetens het publiek misleidde over de aard en omvang van de vermeende pandemie, de ernst van het coronavirus, de effectiviteit van de coronamaatregelen en over de veiligheid of effectiviteit van de mRNA-injecties?
Hier is ook in Nederland geen sprake van geweest.
Het Ministerie van VWS betracht duidelijkheid en transparantie over de aanpak van de coronacrisis en maakt zoveel mogelijk documenten openbaar. Het ministerie moet zich bij het openbaar maken wel houden aan de zorgvuldigheidseisen van de wet, zoals de zienswijze van externe betrokkenen en bescherming van bedrijfsgeheim en privacy. Sinds begin september 2023 plaatst VWS documenten op het platform: www.open.minvws.nl. Documenten op dit platform zijn individueel toegankelijk en doorzoekbaar op zoektermen.
In welke mate heeft er overleg, afstemming of samenwerking, in welke vorm dan ook, plaatsgevonden tussen Nederland en Duitsland over het coronabeleid? Kunt u een overzicht verstrekken van de aard en inhoud van alle contacten? Hebben de adviezen van het RKI direct of indirect ook het Nederlandse coronabeleid beïnvloed? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Op Europees niveau heeft regelmatig overleg plaatsgevonden over de aanpak van de coronapandemie. Ook heeft af en toe bilateraal overleg met Duitsland plaatsgevonden. Op www.open.minvws.nl zijn ongeveer 2500 documenten te vinden waarin de zoekterm Duitsland voorkomt. Adviezen van het RKI hebben het Nederlandse coronabeleid hooguit indirect beïnvloed, onder andere door vragen vanuit de grensregio’s over verschillen tussen het Duitse en het Nederlandse coronabeleid.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk alle notulen en bijbehorende documenten van het Outbreak Management Team (OMT) en andere relevante overheidsorganisaties of gremia die betrokken waren bij het coronabeleid, volledig en ongelakt openbaar te maken, zodat eenzelfde mate van transparantie kan worden gewaarborgd als nu in Duitsland het geval is? Zo nee, waarom niet?
Alle documenten van relevante overheidsorganisaties en gremia die betrokken waren bij het coronabeleid zijn of worden op basis van de Wet open overheid zoveel mogelijk openbaar gemaakt. Daarnaast zijn deze documenten overhandigd danwel ter inzage gegeven aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid, ten behoeve van de door hen uitgevoerde uitgebreide evaluatie, en aan de parlementaire enquêtecommissie corona. Wat betreft het OMT geldt dat de vergadering van het OMT in beslotenheid plaatsvindt. Het is in het belang van een goed functionerende OMT-werkwijze, en dus in het belang van het goed functioneren van de Staat, dat de bereidheid tot deelname aan een OMT niet afneemt of bedreigd wordt. Op grond van dit belang worden van het OMT alleen de eventuele adviesaanvraag, de agenda, de deelnemerslijst, het uitgebrachte advies en de (delen van) OMT-stukken die tijdens een openbare technische briefing en de Catshuissessies zijn gepresenteerd openbaar gemaakt.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De Ukraine Recovery Conference en de Oekraïense State Emergency Services |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat Nederland zich tijdens de «Ukraine Recovery Conference» in Berlijn van 11–12 juni heeft aangesloten bij de «Alliance for Gender Responsive and Inclusive Recovery in Ukraine»?1, 2
Ja. Samen met 14 andere landen, waaronder Oekraïne, Frankrijk, Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, de VS en Canada, 17 internationale organisaties, 24 NGO’s en vier grote bedrijven heeft Nederland zich aangesloten bij deze alliantie.
De oorlog raakt iedereen en zeker ook vrouwen en meisjes hard: zij hebben te maken met meer conflict-gerelateerd seksueel geweld en vormen de overgrote meerderheid van de groep die humanitaire hulp nodig heeft. Vrouwen spelen daarnaast een cruciale rol in het draaiende houden van de Oekraïense economie en maatschappij nu een significant deel van de mannelijke beroepsbevolking zich aan het front bevindt.
Deze multi-stakeholder alliantie beoogt een herstel en wederopbouw van de Oekraïense economie en maatschappij te stimuleren waarbij de noden van vrouwen en meisjes optimaal worden geadresseerd en de potentie van vrouwen wordt ingezet.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het eerste uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het vergroten van het aandeel van financiering van projecten die gendergelijkheid en de bescherming van vrouwen en meisjes verbeteren?
Ten aanzien van Oekraïne financiert Nederland diverse initiatieven die de positie en gelijke rechten van vrouwen en meisjes verbeteren, zoals de Ukrainian Women Entrepreneurship hub. Dit is een trainingsprogramma voor Oekraïense vrouwelijke ondernemers georganiseerd door een Nederlandse organisatie met ondersteuning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook via het Matra-programma («maatschappelijke transformatie») steunt Nederland een project dat Oekraïense vrouwelijke ondernemers traint en werkplekken biedt.
Tevens heeft Nederland bijdrages gedaan aan humanitaire projecten van UNFPA en UNAIDS in Oekraïne. Die projecten richten zich expliciet op de rechten van vrouwen en meisjes, medische dienstverlening en de bescherming van vrouwen en meisjes. UNFPA zet in gebieden rond de frontlinie bijvoorbeeld mobiele gynaecologische klinieken op om vrouwen en meisjes essentiële medische zorg te bieden, biedt hulp aan overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld en biedt seksuele en reproductieve gezondheidszorg. UNAIDS zorgt o.a. voor onderdak en veilige plekken voor vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen.
Binnen humanitaire actie is bescherming, waaronder van meisjes en vrouwen, een belangrijk onderdeel. Nederland financiert humanitaire organisaties wereldwijd en geeft daarnaast gerichte steun voor humanitaire actie specifiek in Oekraïne, te weten aan het Ukraine Humanitarian Fund en aan het International Committee of the Red Cross (ICRC). Humanitaire organisaties bepalen welke noden onder welke bevolkingsgroepen het hoogst zijn. Daarbij worden ook de specifieke behoeftes van vrouwen en meisjes actief onderzocht en aangepakt.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het tweede uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het steunen van de volledige, gelijke en volwaardige participatie van vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in besluitvorming op alle niveaus, waaronder in het «Multi-Agency Donor Coordination Platform» en toekomstige «Ukraine Recovery Conferences»?
Nederland stimuleert actief de volwaardige participatie van Oekraïense vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in besluitvorming rondom vrede, veiligheid en wederopbouw van Oekraïne door deze groepen financiële steun te bieden en frequent te consulteren en door te bevorderen dat zij toegang krijgen tot besluitvormende organen.
Zo financiert Nederland onder andere het Ukrainian Women’s Fund, het grootste fonds dat vrouwenrechtenorganisaties in Oekraïne steunt. Ten behoeve van wederzijdse kennisuitwisseling over thema’s als Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS), conflict-gerelateerd seksueel geweld en wederopbouw faciliteerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere bezoeken van het Ukrainian Women’s Fund aan Den Haag.
Nederland heeft ervoor gepleit te focussen op de rol van vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in de wederopbouw van Oekraïne tijdens de Ukraine Recovery Conference in Berlijn op 11-12 juni 2024. Oekraïense vrouwenrechtenorganisaties gaven aan tevreden te zijn met hun grote rol tijdens deze conferentie.
De leden van de alliantie zullen er tevens voor pleiten dat Oekraïense vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties volwaardig en effectief vertegenwoordigd zijn binnen het Multi-Agency Donor Coordination Platform (MDCP) om bij te dragen aan de internationale inzet met betrekking tot de wederopbouw van Oekraïne. Eind juni 2024 is de alliantie voor het eerst bijeen gekomen en op dit moment wordt er verkend hoe de vertegenwoordiging van vrouwen(rechtenorganisaties) het best vormgegeven kan worden binnen het MDCP.
Ook door Nederland gefinancierde humanitaire organisaties zorgen voor advisering door vrouwenrechten- en belangenorganisaties over priorisering en aanpak. Zo steunt Nederland sinds 2022 via meerdere bijdragen het Ukraine Humanitarian Fund, dat wordt begeleid door een adviesraad waarin ook maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zijn. Meer dan 90% van de uitkeringen van dit fonds dragen bij aan gelijke rechten voor vrouwen en meisjes in alle leeftijdsgroepen.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het derde uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het geven van financiële en technische steun aan Oekraïne met oog voor de specifieke noden van vrouwen en meisjes?
Gezien de oorlogssituatie in Oekraïne is de Nederlandse niet-militaire steun op dit moment primair gefocust op het verlenen van brede humanitaire hulp en het draaiend houden van de economie en de energie-infrastructuur. De steun op deze gebieden komt alle Oekraïners ten goede, inclusief vrouwen en meisjes.
Daarnaast lopen er op dit moment verschillende projecten in Oekraïne die Nederland financiert met oog voor de specifieke noden van vrouwen en meisjes zoals genoemd in de beantwoording van vraag twee. Nederland draagt tevens via grotere internationale projecten bij aan de specifieke noden van vrouwen en meisjes, bijvoorbeeld via het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and reform Trust Fund (URTF) van de Wereldbank. Via dit fonds worden bijvoorbeeld Oekraïense zorgverleners getraind om steun te bieden aan overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld.
Voor humanitaire hulpverlening inventariseren de organisaties die Nederland steunt de noden, waarbij zij onder meer gericht uitzoeken welke specifieke behoeften vrouwen en meisjes hebben en of zij voldoende kans hebben om die behoeften te benoemen. De responsplannen worden hierop aangepast.
De specifieke behoeften van vrouwen en meisjes worden ook ingebracht door Nederland in discussies over priorisering bij zaken als humanitair ontmijnen. Zo is het van belang keuzes voor als eerste te ontmijnen gebieden te baseren op financiële overwegingen in samenhang met sociaal-maatschappelijke, waaronder belangen die in het huidige dagelijkse leven in Oekraïne vooral bij vrouwen en meisjes berusten. Deze benadering zal ook via de alliantie bepleit worden.
Bent u bekend met de Oekraïense «State Emergency Services», waaronder burgers, vrijwillige brandweermannen en politiemensen, die als eerste ter plekke zijn na een luchtaanval om hulp te verlenen?
Ja. Diverse door Nederland medegefinancierde organisaties en fondsen werken direct met de State Emergency Services of Ukraine (SESU) samen. Zo loopt een deel van de Nederlandse financiering voor humanitair ontmijnen via het VN Ontwikkelingsprogramma (UNDP) en de SESU.
Bent u ook bekend met de – grotendeels vrouwelijke – hulpverleners in deze emergency respons teams die vaak met beperkte opleiding en middelen slachtoffers van eerste hulp en van psychosociale steun voorzien?
Ja. De afgelopen jaren zijn de mentale noden in Oekraïne enorm gestegen en om op deze noden in te gaan is ook basale, psychosociale eerste hulp door hulpverleners van groot belang. Hiermee is in Oekraïne en elders in de wereld bij humanitaire actie veel ervaring opgedaan. Mede dankzij Nederlandse inzet hebben al sinds 2014 diverse Oekraïense en internationale organisaties als onderdeel van hun werk in Oekraïne ook psychosociale steun geboden. Na de grootschalige invasie van februari 2022 is dat aanbod verder toegenomen. Beschikbare richtlijnen en instrumenten op het gebied van geestelijke en psychosociale steun werden snel toegankelijk gemaakt, in het Oekraïens, voor organisaties die deze steun boden of wilden bieden. Onderdeel hiervan zijn ook trainingsmodules en materialen om eerste hulpverleners, ook zonder gespecialiseerde achtergrond, in staat te stellen basale psychosociale steun te bieden. Hiermee kan het bereik en de snelheid van relatief eenvoudige vormen van mentale eerste hulp flink worden vergroot.
Bent u bereid te kijken naar steun voor deze hulpverleners? Zo ja, welke steun zou daarbij geleverd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet wereldwijd over de afgelopen jaren op integratie van geestelijke en psychosociale steun in humanitaire actie heeft bijgedragen aan een humanitaire en wederopbouw-respons in Oekraïne die oog heeft voor mentale en psychosociale noden, zoals in het vorige antwoord geschetst.
Het kabinet onderschrijft ook het belang van het werk van SESU en andere hulpverleners in Oekraïne. In hun werk moet inderdaad oog bestaan ook voor specifieke mentale noden. Een belangrijk aspect is verder de (fysieke en) psychosociale veerkracht van de eerste hulpverleners zelf.
Ook de Oekraïense autoriteiten onderkennen de snel toenemende geestelijke noden en het belang van training en ondersteuning voor en door onder meer eerste hulpverleners. Men ziet de noodzaak van uitbreiding en hervorming van de geestelijke gezondheidszorg, om te komen tot toegankelijke mentale zorg die zoveel mogelijk is ingebed in de samenleving. Dit is cruciaal met het oog op de langere termijn-behoeften die als gevolg van de oorlog hoog zullen blijven. De Oekraïense overheid werkt hieraan met de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en andere organisaties met expertise. Ook het Nederlandse kenniscentrum ARQ International is hierbij betrokken. Een Nationaal Coördinatie Centrum van de Oekraïense autoriteiten geeft richting en biedt, met een aantal betrokken ministeries, advies en ondersteuning aan onder meer lokale autoriteiten en bijvoorbeeld onderdelen van de SESU.
Omdat Nederland dit belangrijk vindt en hierop ervaring en een gedegen netwerk heeft opgebouwd, steunt het deze inspanningen via de WHO middels een bijdrage van EUR 10 miljoen. Deze steun komt – zoals hiervoor omschreven – ook het werk van de SESU op dit vlak ten goede.
Het bericht dat het Zuid-Hollandse ziekenhuis Alrijne een deel van de spoedzorg sluit en operaties uitstelt |
|
Jimmy Dijk |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Heeft u het artikel «Alrijne sluit deel spoedzorg en stelt operaties uit» gelezen en wat is uw reactie hierop?1 Bent u op de hoogte van de problemen bij het Alrijne Ziekenhuis? Waar ligt wat u betreft de oorzaak?
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Ik vind het te betreuren dat patiënten mogelijk hinder en ongemak hebben ervaren van de tijdelijke sluiting. Ik heb van het ziekenhuis van Alrijne begrepen dat op 1 juli jl. het klinisch chemisch laboratorium dienstverlening van Alrijne is overgegaan van Atalmedial naar Eurofins SCAL (leverancier van Alrijne voor bloedproducten, bloedafnamediensten en laboratoriumdiagnostiek op het gebied van klinische chemie en hematologie). Bij die overgang liep Eurofins SCAL tegen meerdere operationele problemen aan. Na enkele dagen bleken deze problemen dusdanig van aard dat het op dat moment niet langer verantwoord was voor Alrijne om de acute zorg en de operatieve zorg, waarvoor laboratoriumdiagnostiek en uitgifte van bloedproducten essentieel is, te continueren. Op woensdagmiddag 3 juli 2024 heeft Alrijne een deel van de acute zorg voor patiënten om die reden moeten sluiten. Ook moest een deel van de operaties worden uitgesteld. Patiënten waarvan hun operatie niet doorging, zijn door Alrijne gebeld. Over de gevolgen voor de opvang van dit deel van de acute zorg door de regio zijn in het overleg van het ROAZ (Regionale Overleg Acute Zorg) d.d. 4 juli 2024 afspraken gemaakt. Naast de omliggende ziekenhuizen via de ROAZ-structuur waren ook de GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) en de IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en jeugd) hierbij aanwezig. Eurofins SCAL heeft hard gewerkt aan het oplossen van alle problemen. Daardoor kon de acute zorg vanaf 9 juli 2024 weer gefaseerd opgestart worden. Op 23 juli 2024 was de acute zorg van Alrijne weer volledig open voor alle patiënten.
Ik heb van het Alrijne ziekenhuis begrepen dat naar aanleiding van het bovenstaande een evaluatie gestart zal worden waarin de hiervoor genoemde problemen specifiek onderzocht zullen worden.
Wat vindt u van de uitspraak dat het Zuid-Hollandse Alrijne in het gedrang zit door «grote operationele problemen»? Herkent u deze situatie? Vindt u het gepast dat vitale publieke voorzieningen, zoals ziekenhuizen, in deze situatie verkeren? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
In de beantwoording van vraag 1 heb ik toegelicht wat de oorzaak is van de problemen in het Alrijne. De operationele problemen bij het klinisch chemisch laboratorium van Eurofins hebben inderdaad geleid tot het tijdelijk moeten afschalen van een deel van de acute zorg en een klein deel van de reguliere zorg van Alrijne. Deze maatregel is genomen om risico’s voor de patiënten te minimaliseren. Na een onderbreking van enkele weken is de acute zorg weer volledig opgestart binnen Alrijne. Als Minister heb ik geen zeggenschap over de individuele bedrijfsvoering van een ziekenhuisorganisatie.
De IGJ heeft mij laten weten dat de Raad van Bestuur van het Alrijne de IGJ over de situatie heeft geïnformeerd en meteen contact heeft gezocht met omliggende ziekenhuizen via de ROAZ-structuur. Spoedpatiënten zijn naar deze ziekenhuizen verwezen. Bij patiënten die al in het ziekenhuis lagen is bloed afgenomen en dit is waar nodig onderzocht in andere ziekenhuizen. De IGJ geeft aan dat er zich geen calamiteiten hebben voorgedaan.
Wat vindt u van het feit dat het ziekenhuis in Leiden en omgeving per 1 juli overgestapt is naar Eurofins SCAL voor bloedproducten, bloedafnamediensten en laboratoriumdiagnostiek waardoor een deel van het laboratorium in het Alrijne-ziekenhuis in Leiderdorp moest sluiten? Wat gaat u daaraan doen?
Ik vind het belangrijk dat situaties als deze zoveel mogelijk voorkomen worden en dat patiënten zo min mogelijk hinder ondervinden van wisselingen van samenwerkingspartners. Daarnaast vind ik het van belang dat de IGJ op de hoogte is van dergelijke situaties.
Wat vindt u van het feit dat nu ook de acute zorg moest sluiten? Vindt u dit wenselijk? Zo nee, wat gaat u er aan doen? Zo ja, kunt u dit onderbouwen?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 1, vind ik het te betreuren dat patiënten mogelijk hinder en ongemak hebben ervaren van de tijdelijke sluiting van een deel van de acute zorg. De tijdelijke sluiting is goed afgestemd met ziekenhuizen, verwijzers, verloskundigen en ambulances in de regio. Door deze regionale samenwerking konden patiënten met acute problematiek elders terecht. Zo heeft het LUMC (Leids Universitair Medisch Centrum) op diverse afdelingen meer capaciteit vrijgemaakt, waarvoor ook personeel van Alrijne is ingezet. Ook de IGJ is, conform de AMvB acute zorg, door Alrijne geïnformeerd. Sinds 23 juli jl. is het Alrijne weer volledig open voor alle patiënten die acute zorg nodig hebben.
Wat vindt u van het feit dat ook de afdeling verloskunde is gesloten? Kunt u onderbouwen wat hier de bedoeling van is? Vindt u dit een aanvaardbare situatie? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik vind het belangrijk dat de acute zorg goed toegankelijk is en dat iedereen in Nederland moet kunnen vertrouwen op goede maar ook veilige zorg. Ik heb begrepen dat ook de afdeling verloskunde tijdelijk moest sluiten binnen Alrijne om de risico’s voor patiënten te minimaliseren. De reden is dat bij verloskunde soms met spoed laboratoriumdiagnostiek en of een bloedtransfusie nodig is. Het LUMC heeft veel geboortezorg overgenomen tussen 3 en 9 juli 2024.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat een gedeelte van de operaties wordt uitgesteld? Is dit wat u betreft een oplossing? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik heb kennisgenomen van het feit dat een gedeelte van de operaties is uitgesteld. Er kunnen zich situaties voordoen waarin dit soort maatregelen noodzakelijk is. Risicovolle operaties zijn tijdelijk uitgesteld. De patiënten waarvan hun operatie niet doorging, zijn door Alrijne gebeld en op de hoogte gesteld van het uitstel. Ook is er, via de media en de website, voorlichting gegeven over de ontstane situatie. Zie ook het antwoord op vraag 1. Inmiddels draait het operatiecomplex weer op de normale capaciteit.
Bent u op de hoogte van het feit dat de hartbewaking nog steeds gesloten is?
Ook de hartbewaking is tijdelijk dicht geweest. Ik heb begrepen van het Alrijne dat deze sinds 23 juli 2024 weer geopend is.
Vindt u dat deze problemen door regeringsbeleid zijn veroorzaakt? Zo nee, wat zijn volgens u de oorzaken? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?
De problemen zijn niet veroorzaakt door regeringsbeleid. Zoals eerder benoemd is de sluiting een gevolg van technische en operationele problemen bij Eurofins SCAL. De verantwoordelijkheid ligt bij Alrijne en Eurofins SCAL om dit in de toekomst te voorkomen. Ik heb van het Alrijne begrepen dat de wachttijden niet zijn opgelopen door het bovenstaande. Wat ik belangrijk vind is dat zorginstellingen en zorgverleners patiëntgerichte, kwalitatief goede en veilige zorg leveren. Veilige zorg leveren is de opgave voor allen die dagelijks verantwoordelijkheid dragen voor patiënten.
De gang van zaken bij omroep Ongehoord Nederland |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u, als systeemverantwoordelijke voor het omroepbestel en de Mediawet, het gegeven dat in de afgelopen twee dagen vanuit de Raad van Toezicht (RvT), presentatoren, medewerkers en directeur van Ongehoord Nederland (ON) jegens elkander beschuldigingen zijn geuit van – onder andere – racisme, antisemitisme, seksisme, machtsmisbruik, intimidatie en nepotisme?
Ik heb de berichtgeving over Ongehoord Nederland gezien en ik maak mij zorgen over de sociale veiligheid van medewerkers en over de beschuldigingen die zijn gedaan. Alle medewerkers van de publieke omroep hebben recht op een veilige werkomgeving, waarin zij hun journalistieke werk kunnen doen. De werkgever heeft hier zorg voor te dragen. Grensoverschrijdend gedrag, discriminatie, racisme en ander onwenselijk gedrag, is niet acceptabel en moet binnen de publieke omroep krachtig worden bestreden. Integer handelen van iedereen, zowel bestuurders, toezichthouders en medewerkers, is essentieel voor de onafhankelijkheid, integriteit en betrouwbaarheid van de omroep.
Welke acties heeft u tot nu toe ondernomen en met wie heeft u exact gesproken om opheldering te krijgen over de gang van zaken bij ON?
Het is hier aan de Raad van Toezicht als werkgever om op te treden en aan het Commissariaat voor de Media (hierna: commissariaat) om toezicht te houden. Ik heb van het commissariaat begrepen dat de kwestie bekend is en de volle aandacht heeft van het commissariaat. Ik ben stelselverantwoordelijk en heb geen rol in deze specifieke kwestie. Het voorkomen van directe politieke inmenging is, gezien de onafhankelijkheid van de publieke omroep, een belangrijke pijler onder onze rechtsstaat.
Wat bent u – met inachtmening van uw verantwoordelijkheid – voornemens om te gaan doen om helderheid te krijgen ten aanzien van de in de publiciteit gebrachte ontwikkelingen en beschuldigingen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u het ermee eens dat holocaustontkenning door een (waarnemend) hoofdredacteur, waar directeur Karskens in zijn reactie gewag van maakt, een historisch dieptepunt van moraliteit bij de publieke omroep zou zijn en bent u bekend met antisemitische uitingen en holocaustontkenning van één of meerdere medewerkers van Ongehoord Nederland, zoals gemeld in de reactie van Karskens op diens schorsing? Zo nee, bent u bereid specifiek te laten onderzoeken of hier van sprake van is of is geweest?
Holocaustontkenning is verwerpelijk en kan nooit worden geaccepteerd. Alle verantwoordelijken binnen de omroep dienen hun verantwoordelijkheden te kennen en te nemen, voorbeeldgedrag te tonen en te zorgen dat iedereen binnen de omroep functioneert binnen de grenzen van de wet. Het is aan de omroep om eventueel onderzoek en/of aangifte te doen. Het is vervolgens in algemene zin aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er sprake is van mogelijk strafbare feiten en of vervolging opportuun is.
Klopt het dat na het vertrek van zakelijk directeur Klever jongstleden juli haar dochter haar takenpakket heeft overgenomen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze opvolging en kunt u aangeven hoe deze opvolging zich verdraagt met de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021, waarin het «voorkomen dat persoonlijke belangen met die van de mediaorganisatie verstrengeld raken» een kernprincipe vormt?1
De Gedragscode Integriteit Publieke Omroep is duidelijk over het feit dat moet worden voorkomen dat persoonlijke belangen met die van de mediaorganisatie verstrengeld raken. Bestuurders horen benoemd te worden op basis van duidelijke openbare profielen, vereiste deskundigheid en competenties. Het is aan de Raad van Toezicht deze specifieke situatie te beoordelen, eventueel maatregelen te nemen om belangenverstrengeling en politieke beïnvloeding te voorkomen en te motiveren waarom er anders gehandeld wordt dan de Gedragscode aangeeft. Het commissariaat houdt toezicht op de naleving van de Gedragscode. Ik heb begrepen dat de kwestie de volle aandacht heeft van het commissariaat.
Kunt u specifiek ingaan op het verwijt van medewerkers van ON dat voormalig zakelijk directeur Klever tegenover de RvT zich onwaarachtig zou hebben geuit en wat gaat u doen om te zorgen dat helderheid komt en twijfels kunnen worden weggenomen over de rol van de zakelijk directeur in deze, aangezien zij tot een maand geleden de primaire verantwoordelijkheid had voor de bedrijfsvoering?2
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat de directeur van ON rondom de vorming van het huidige kabinet de redactie zou hebben geïnstrueerd de nieuwe regering met een «jubelstemming» te onthalen en niet meer kritisch te berichten over PVV, VVD, NSC en BBB en hoe komt dit bericht op u over, mede in het licht van het feit dat de huidige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp met ON-merchandise verscheen bij haar kennismaking met de Minister-President en zich bovendien door de heer Karskens liet vergezellen bij haar hoorzitting?
Het is niet aan mij om te reageren op genoemde berichten, die ik overigens ook niet kan verifiëren. Verder ga ik ook niet over het gedrag van een collega-minister.
Hoe verhoudt een dergelijke instructie of suggestie om geen kritiek te hebben zich in uw ogen met het eerste integriteitsprincipe van de publieke omroep, die vraagt dat het bestuur bijdraagt aan de «onafhankelijkheid en integriteit van de mediaorganisatie»?
Onafhankelijkheid betekent niet dat een omroep niet vanuit een bepaalde signatuur programma’s mag maken. De verschillende omroepen hebben juist een plaats in het bestel vanwege hun specifieke identiteit. De inhoud van programma’s dient echter wel vanuit eigen redactionele afwegingen en journalistieke principes bepaald te worden en niet op basis van externe politieke of commerciële instructies.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat RvT-lid Gert Jan Mulder het schorsen van Karskens vierde door op X een foto te plaatsen van een feestelijk samenzijn van aantal betrokkenen bij Ongehoord Nederland én de leider van Forum voor Democratie, specifiek in het licht van het feit dat de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021 vraagt dat de Raad van Toezicht onafhankelijk dient te zijn en handelt naar het belang van de publieke mediaopdracht en het feit dat artikel 2.1, lid 2 van de Mediawet vergt dat publieke mediadiensten een media-aanbod verzorgen dat voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen?
Het is aan het Commissariaat voor de Media om toe te zien op de naleving van de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021 alsook op de naleving van artikel 2.1, lid 2. Zoals ik hierboven heb aangegeven, is de kwestie bij het commissariaat bekend en heeft het de volle aandacht. En verder herhaal ik dat alle verantwoordelijken binnen de omroep hun verantwoordelijkheden dienen te kennen en te nemen, voorbeeldgedrag te tonen en te zorgen dat iedereen binnen de omroep functioneert binnen de grenzen van de wet.
Kunt u bevestigen dat oud-presentatrice Blommestijn door de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur is gevraagd per direct terug te keren naar de omroep nu Arnold Karskens geschorst is, zoals Blommestijn zelf aangeeft in het Algemeen Dagblad. Zo ja, hoe oordeelt u over de taakopvatting van de Raad van Toezicht als zij zich bezighouden met het (opnieuw) aannemen van één presentatrice?
Ik ga niet over het aannamebeleid binnen omroepen, noch heb ik een oordeel over hoe binnen de omroep daarover wordt besloten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.