Het bericht dat het Rijnland Ziekenhuis de operatiekamers uit Alphen aan den Rijn wil wegbezuinigen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat de directie van het Rijnland Ziekenhuis haar personeel heeft laten weten dat de operatiekamers in de vestiging in Alphen aan den Rijn per 1 april 2011 worden gesloten? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Op mijn verzoek heeft het Rijnland Ziekenhuis de volgende reactie gegeven. In het kader van de opgelegde bezuinigingen ad € 150 miljoen en € 314 miljoen moet het Rijnland Ziekenhuis, bij een marge van 0,5%, 5% bezuinigen. Dat vereist volgens het ziekenhuis ingrijpende maatregelen. De Raad van Bestuur van de Rijnland Zorggroep is voornemens een aantal maatregelen te nemen, waaronder het voorlopig verplaatsen van de operatiecapaciteit van de locatie Alphen aan den Rijn naar Leiderdorp. De belangrijkste reden hiervoor is het verminderen van dure ZZP’ers (Zelfstandige Zonder Personeel) onder het OK- en anesthesie personeel. Het Rijnland Ziekenhuis is sinds twee jaar bezig extra OK- en anesthesiepersoneel op te leiden, met de bedoeling geen dure ZZP’ers meer te hoeven inzetten. De Raad van Bestuur hoopt op termijn de OK-capaciteit in Alphen aan den Rijn weer te gaan gebruiken. De Raad van Bestuur heeft aangegeven het personeel nog formeel te informeren over de maatregelen in het kader van de begroting 2011. Het OK- en anesthesiepersoneel is al op de hoogte van het voornemen.
Ik heb geen oordeel over de interne bedrijfsvoering van een ziekenhuis. Wel wijs ik er op dat de bereikbaarheid van zorg niet in gevaar is. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vindt u dat Alphen aan den Rijn, een stad met circa 72 000 inwoners, een volwaardig ziekenhuis verdient? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat de operatiemogelijkheden in Alphen aan den Rijn blijven? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het van belang dat er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor de burger. In die regio’s waar het zorgaanbod onder druk staat, vaak is dit het geval in de rurale gebieden, hecht ik aan het behoud van zorgvoorzieningen in de buurt. Dit geldt in het bijzonder voor de basiszorg waarover de patiënt binnen niet al te lange afstand kan beschikken. Dit kabinet streeft naar betere zorg dichter bij huis. Dat hoeft niet altijd ziekenhuiszorg te zijn maar kan ook een samenwerkingsverband zijn tussen de eerste en de tweede lijn.
Ik ga niet bewerkstelligen dat er operatiemogelijkheden in Alphen aan den Rijn beschikbaar blijven. De beschikbaarheid van operatiemogelijkheden binnen de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten is in de regio niet in gevaar. Zo is het mogelijk om uit te wijken naar het Rijnland Ziekenhuis, locatie Leiderdorp of naar het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda.
Klopt het bericht, verspreid in de interne nieuwsbrief Rijnland Actueel, dat de Rijnland Zorggroep in 2011 naast de voorgenomen bezuiniging van € 1,5 miljoen nog een € 5,5 miljoen moet bezuinigen? In hoeverre is die bezuiniging een gevolg van de budgetkorting die u heeft opgelegd aan de ziekenhuizen?
Het ziekenhuis heeft mij laten weten dat de te nemen maatregelen het directe gevolg zijn van de opgelegde bezuinigingen ad € 1,5 miljoen en vooral de extra € 3,14 miljoen. De gecommuniceerde bezuiniging ad € 5,5 miljoen is bijgesteld als gevolg van de verlaging van de extra bezuiniging (van € 549 miljoen naar € 314 miljoen).
In welke 70 000-plus steden staat een volwaardig basisziekenhuis ter discussie?
Voor zover ik weet, is dit het geval in Zeeland. Het gaat hier om het behoud van een volwaardig basisziekenhuis op Walcheren, te weten Vlissingen.
Hoeveel steden in Nederland met meer dan 70 000 inwoners hebben geen volwaardig basisziekenhuis met Spoedeisende Eerste Hulp, klinische verloskunde en volledige operatiekamerfaciliteiten meer? Welke steden zijn dat? Wat vindt u van dat gegeven? Vindt u niet dat in al die steden een volwaardig ziekenhuis zou moeten blijven? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk gegeven wordt niet als zodanig geregistreerd, ik kan het antwoord dus niet geven. Ik vind het van belang dat er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor de burgers als het gaat om het aanbod van basiszorg. Tevens streeft dit kabinet naar basiszorg dichter bij. Dit hoeft niet te betekenen dat deze noodzakelijkerwijs geleverd dient te worden door een ziekenhuis. Ik zie hierin ook veel mogelijkheden in de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn.
Van belang is dat de mogelijkheden van een basisziekenhuis in voldoende mate in de regio beschikbaar is, in het bijzonder de beschikbaarheid van de acute zorg binnen de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de taakstelling van € 549 miljoen voor 2011 en volgende jaren niet gaat leiden tot ongewenste concentraties van ziekenhuisvoorzieningen, afnemende bereikbaarheid van ziekenhuizen en een toename van de wachtlijsten?
Inmiddels is het bedrag van de taakstelling naar beneden bijgesteld naar € 314 miljoen voor 2011.
Voor financieel gezonde instellingen hoeft de korting niet te leiden tot concentraties, afnemende bereikbaarheid en toename van de wachtlijsten. Wel kan het zo zijn dat voor ziekenhuizen die al langere tijd verkeren in een financieel kwetsbare positie de korting de toch al zorgelijke situatie kunnen verergeren. Dit laatste is dan niet alleen te wijten aan de kortingsmaatregel. Overigens wijs ik erop dat er ook de komende jaren sprake zal zijn van een groei in het macrobudget.
Softdrugsbeleid |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Amsterdam wil geen pasjessysteem coffeeshops»?1
Ja.
Hoe verhoudt zich uw uitgangspunt dat een pasjessysteem overlast moet tegengaan met de uitspraak van de Amsterdamse burgemeester dat Amsterdam geen overlast ervaart van bezoekers van coffeeshops? Bent u van mening dat een pasjessysteem de drugscriminaliteit zal doen afnemen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom wilt u toch een pasjessysteem invoeren?
Doel van een pasjessysteem is het bevorderen van kleinschaligheid. De relatie tussen deze maatregel en drugcriminaliteit is dat kleinschaligheid leidt tot een geringere aanvoer van cannabis naar de coffeeshop. Landelijke invoering voorkomt dat zich een waterbed-effect voordoet en er regionaal coffeeshoptoerisme op gang komt. Verder verwijzen wij naar het antwoord op de vragen van het lid Van der Ham (vraagnummer 2010Z17721, ingezonden 25 november 2010) en de daarin genoemde drugsbrief.
Bent u bereid het invoeren van het pasjessysteem over te laten aan die gemeenten die het nodig denken te hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat door het invoeren van een pasjessysteem gebruikers die geen pasje hebben hun toevlucht zullen nemen tot illegale verkooppunten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u voorkomen dat de verkoop van cannabis nog meer in de illegaliteit verdwijnt?
Het is niet uitgesloten dat een deel van de gebruikers zonder pasje zijn toevlucht zal nemen tot illegale verkoopunten. Illegale verkooppunten worden conform de wettelijke mogelijkheden aangepakt door het lokale bestuur, het Openbaar Ministerie en de politie.
Deelt u de mening dat gebruikers die bij illegale verkooppunten cannabis kopen eerder in aanraking zullen komen met andere (hard)drugs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daar tegen doen?
Die mogelijkheid bestaat. Bij illegale verkooppunten is geen controle mogelijk op de middelen die daar worden aangeboden. Illegale verkooppunten worden conform de wettelijke mogelijkheden aangepakt door het lokale bestuur, het Openbaar Ministerie en de politie.
Bent u van mening dat het drugsbeleid benaderd moet worden vanuit de «harm-recution» en dus met een grote gezondheidscomponent? Zo nee, wat is er veranderd aan het uitgangspunt ? Zo ja, hoe gaat u dat vormgeven?
Wij delen de mening dat drugsbeleid moet worden benaderd vanuit zowel de gezondheidscomponent als handhaving en overlastbestrijding. Ons beleid is daar ook op gericht.
Bent u van mening dat het huidige drugsbeleid jongeren beschermen en weerbaar maken tegen gebruik en koop bij drugsrunners en andere illegale verkopers van softdrugs? Zo nee, waarom niet en welke echte oplossingen gaat u voorstellen? Zo ja, welke cijfers tonen aan dat de strafbaarstelling van drugsverkoop via drugsrunners en andere illegale verkopers succesvol is?
Het weerbaar maken van jongeren tegen drugs is onderdeel van het gezondheidsbeleid. Deze problematiek laat zich niet makkelijk in cijfers vatten.
Deelt u de mening dat al jaren verbod op verbod wordt gestapeld, maar dit niet het gewenste effect heeft? Deelt u de mening dat preventie en handhaving juist daarom hand in hand moet gaan? Zo ja, wat gaat u eraan doen. Zo nee, waarom niet?
Wij zijn met u van mening dat preventie en handhaving hand in hand moeten gaan. Er bestaat momenteel een noodzaak tot intensivering van de bestuurlijke en justitiële aanpak van de georganiseerde misdaad. Het is van belang dat de overheid hierbij als één front optreedt tegen de georganiseerde misdaad.
Maakt u zich ook zorgen om de schooluitval van jongeren onder de 18 jaar en jongeren erboven door gebruik van genotsmiddelen, waaronder cannabis? Welke preventieve maatregelen wil u nemen zin om schooluitval door genotsmiddelen tegen te gaan? Of bent u van mening dat het sluiten van coffeeshops of ontmoedigen van verkoop van softdrugs via coffeeshops een adequaat middel is om jongeren af te houden van het gebruik van softdrugs? Zo nee, waarom meent u toch maatregelen te moeten nemen tegen coffeeshops? Zo ja, kunt u dit staven aan de hand van cijfers?
Volgens onderzoek spelen veel factoren een rol bij schooluitval. Cannabis is daarbij een factor, maar niet de belangrijkste. Via het partnership vroegsignalering wordt ingezet op tijdige detectie door zorgverleners van beginnende alcohol- en drugsproblematiek.
Kent u het artikel «Het Nederlands drugsbeleid en de wet van de remmende voorsprong»?2
Ja.
Deelt u de mening van de schrijver dat Nederland haar voorsprong op het gebied van liberaal drugsbeleid heeft verloren door de wet van de remmende voorsprong? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De veranderende aard van de drugsproblematiek vraagt om aanpassingen in ons beleid om problemen zo goed mogelijk op te lossen. Hoe onze oplossingen zich verhouden tot die in andere landen is daarbij niet leidend.
Bent u met de schrijver van mening dat slimme en creatieve juristen moeten kijken naar de mogelijkheden voor een gereguleerde of gelegaliseerde aanvoer om op die manier legaal drugsbeleid te kunnen voeren? 13 Bent u van mening dat het niet mogen telen van wiet door coffeeshops of het niet hebben van een grotere handelsvoorraad korte metten zal maken met criminaliteit, overlast en intimidatie? Zo ja, op welke wijze?
Nee, die mening deel ik niet. Het reguleren van de achterdeur zien we niet als oplossing voor de bestaande problemen.
Hoe moet overlastgevende thuisteelt tegengegaan worden nu het telen van wiet door coffeeshops niet mogelijk wordt gemaakt?
Indien u bedoelt te vragen of het toestaan van het telen van wiet en van een grotere handelsvoorraad criminaliteit zal helpen voorkomen, dan verwijzen wij u naar ons antwoord op de vragen 12 en 15.
Is het verhogen van de handelsvoorraad volgens het voorstel van Commissie-Van de Donk een manier om criminaliteit begaan tegen de loopjongens van cannabis tegen te gaan? Zo ja, bent u bereid deze loopjongens deze bescherming te bieden? Zo nee, waarom niet en welk middel is wel effectief?
Het telen van wiet is verboden op grond van de Opiumwet. Dit geldt zowel voor thuisteelt als voor de meer professioneel georganiseerde teelt. Overlastgevende thuisteelt moet krachtig worden tegengegaan en wordt daarom bestuurlijk en justitieel gehandhaafd.
Het bericht dat het budget voor de regeling maatwerkadviezen voor woningen is uitgeput |
|
René Leegte (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht op de website van Agentschap.NL dat per 19 november het budget voor de regeling maatwerkadviezen voor woningen is uitgeput?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom het budget in een paar weken uitgeput is, terwijl er tot voor kort het beeld was en naar buiten werd gebracht door het Agentschap dat er voldoende middelen beschikbaar zijn tot het einde van 2010?
In oktober 2010 zijn diverse communicatieactiviteiten rond de regeling uitgevoerd. Hierdoor is in korte tijd het aantal ingediende subsidieaanvragen sterk toegenomen. Daarnaast is op verzoek van diverse partijen (verenigingen van eigenaren, gemeenten en anderen), die voor hun achterban maatwerkadviezen verzorgen, de mogelijkheid gecreëerd om de subsidieaanvraag voor meerdere maatwerkadviezen in één keer in te dienen. Het ministerie van BZK heeft hiervoor een aanwijzing gegeven aan Agentschap NL.
Het bovenstaande heeft geleid tot een snellere uitputting van het subsidiebudget.
Kunt u inzichtelijk maken welke negatieve gevolgen dit zal hebben voor lopende energiecampagnes in het land, bijvoorbeeld de stad Amersfoort waar naar verwachting nog zo’n 700 burgers zullen worden teleurgesteld?
Voor aanvang van de regeling zijn de looptijd en het maximale subsidiebudget in de Staatscourant gepubliceerd. In oktober en november 2010 was sprake van een sterke toename van subsidieaanvragen. Dit is een gebruikelijk beeld bij regelingen die binnen afzienbare tijd aflopen en/of bijna uitgeput zijn.
Op de website van Agentschap NL konden aanvragers het verloop van de uitputting van het budget volgen. Het uitputtingspercentage is in de laatste weken van oktober en begin november 2010 met grote sprongen toegenomen, van 71% naar 94% en vervolgens naar 100%. De oorzaak van deze toename is hierboven omschreven.
Een regeling met een vast subsidieplafond brengt altijd met zich mee dat aanvragers teleurgesteld zullen zijn indien voor hen geen subsidie meer beschikbaar is.
Klopt het beeld dat door deze plotsklapse uitputting van de regeling verwachtingen die door het Agentschap zijn gewekt over de beschikbare middelen bij gemeenten, installateurs, bedrijven en burgers niet worden waargemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om te inventariseren hoeveel burgers door deze uitputting worden benadeeld en met het betrokken bedrijfsleven, gemeenten en provincies in overleg te treden hoe kan worden voorkomen dat burgers worden teleurgesteld? Ziet u kansen om in 2010 en anders in 2011 alsnog de middelen vrij te maken om de maatwerkadviezen die nu tussen wal en schip belanden te laten uitvoeren?
Om burgers tegemoet te komen is eind 2010 besloten om het maximale subsidiebudget in 2010 eenmalig op te hogen met bijna € 1,2 miljoen. Hiermee is de wachtlijst van aanvragen weggewerkt. De regeling is daarna gesloten.
Een voortzetting van de regeling wordt niet overwogen. Momenteel wordt een door uw Kamer verzocht Plan van aanpak energiebesparing in de gebouwde omgeving opgesteld. Hierin worden de samenhangende maatregelen op dit terrein in kaart gebracht.
Hoe wordt de effectiviteit van dit soort regelingen beoordeeld?
Agentschap NL heeft in opdracht van het ministerie in augustus 2010 de regeling tussentijds geëvalueerd. Meer dan de helft van de respondenten neemt binnen een half jaar energiebesparende maatregelen naar aanleiding van het maatwerkadvies. Daarnaast heeft meer dan 90% van de respondenten een energielabel ontvangen bij het maatwerkadvies.
Het onderzoek van de gemeente Zeewolde over de haalbaarheid van bijzonder voortgezet onderwijs in Zeewolde |
|
|
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Gemeente Zeewolde naar de haalbaarheid van bijzonder (christelijk) voortgezet onderwijs in Zeewolde?1
Ja.
In hoeverre behoort het doen van onderzoek naar de haalbaarheid van bijzonder (christelijk) voortgezet onderwijs tot de taak van een gemeente?
Het doen van onderzoek naar de haalbaarheid van bijzonder (christelijk) onderwijs behoort niet tot de wettelijke taken van de gemeente. Er zijn echter geen voorschriften die zich tegen het doen van dergelijk onderzoek verzetten. Zie ook mijn antwoord op vraag 4 en 5.
Is het doen van een onderzoek, zoals bedoeld in vraag 2, in strijd met artikel 23 Grondwet? Zo nee, waarom niet?
Nee, artikel 23 van de Grondwet bevat geen beletsel voor het doen van een onderzoek als bedoeld in vraag 2.
Welke mogelijkheden heeft u om de gemeente er op te wijzen dat het doen van een onderzoek naar de haalbaarheid van bijzonder onderwijs geen taak van een gemeente is, maar een taak van het particulier initiatief? Bent u bereid om daar gebruik van te maken? Zo nee, waarom niet?
In het collegeprogramma 2010–2014 van de gemeente Zeewolde is opgenomen dat: «De mogelijkheid van vestiging van scholen voor voortgezet onderwijs met een andere indentiteit wordt onderzocht.» Met een «andere indentiteit» wordt in dit geval bijzonder voortgezet onderwijs bedoeld, gelet op het feit dat er tot op heden alleen openbaar voortgezet onderwijs in Zeewolde is gevestigd. Ik heb geen mogelijkheden om een dergelijk onderzoek tegen te gaan, nu de wet zich hier immers niet tegen verzet. Overigens ligt het meer voor de hand dat een bestuur voor bijzonder voortgezet onderwijs de mogelijkheid voor een vestiging in Zeewolde onderzoekt. Alleen een dergelijk bestuur kan immers een school voor bijzonder voortgezet onderwijs oprichten en in stand houden, de gemeente niet.
Welke mogelijkheden heeft u om het onderzoek door de gemeente tegen te gaan? Bent u bereid om daar gebruik van te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Komt het vaker voor dat gemeenten een dergelijk onderzoek doen? Hoe heeft u dan wel hebben uw voorgangers daarop gereageerd?
Bij mij weten is dat niet eerder voorgekomen.
Het rapport van Human Rights Watch over de situatie in Burundi |
|
Joël Voordewind (CU), Klaas Dijkhoff (VVD), Esther Ouwehand (PvdD), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Crackdown on Rights following Elections» van Human Rights Watch? Zo ja, wat is uw oordeel over dit rapport?
Ja, wij hebben kennis genomen van dit artikel en het onderliggende rapport «Closing doors? The narrowing of democratic space in Burundi». Wij delen de in het rapport geuite zorgen over arrestaties van journalisten, de geconstateerde gevallen van marteling en de beperking van de vrijheid voor oppositiepartijen en het maatschappelijk middenveld.
Bent u van mening dat zulke ernstige mensenrechtenschendingen zoals hier gemeld volstrekt ontoelaatbaar zijn?
Inderdaad zijn in het rapport vermelde mensenrechtenschendingen ernstig. Nederland heeft hiervoor in het verleden zowel in bilateraal als multilateraal verband nadrukkelijk en veelvuldig aandacht gevraagd bij de Burundese autoriteiten en zal dat ook in de toekomst blijven doen. Dit heeft onder andere geleid tot het stoppen van de martelingen en het weer mogelijk maken voor NGO-koepelorganisatie FORSC om haar werk te doen. Ook blijven wij zoeken naar manieren om de dialoog tussen de partijen te helpen stimuleren en de samenkomst te stimuleren van het Forum voor Politieke Partijen. Burundi heeft na vele jaren van burgeroorlog de afgelopen periode ook vooruitgang geboekt waar het gaat om de veiligheid van burgers, de vrijheid van meningsuiting, en het houden van verkiezingen waarbij de grondwettelijke voorzieningen werden nageleefd. Er is nog veel ruimte voor verbetering.
Krijgen de conclusies uit dit rapport een vertaling naar de ontwikkelingsrelatie die Nederland met Burundi heeft (ruim 2 miljoen euro in 2011 volgens de HGIS nota)? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?
Een fragiele staat als Burundi heeft te kampen met problemen waaronder de stabiliteit, de sociaaleconomische ontwikkeling en ook inzake mensenrechten en goed bestuur. Het Nederlandse samenwerkingsprogramma is erop toegesneden dit te verbeteren. Dit is zowel gericht op gedragsverandering bij en democratische controle op de veiligheidssector als op het creëren van een zichtbaar vredesdividend voor de bevolking. Deze inspanningen gaan gepaard met een voortdurende en kritische dialoog met de Burundese overheid over politieke en burgerlijke vrijheden in het land. De Nederlandse activiteiten in de veiligheidssector zijn gaande sinds 2005 en het huidige programma loopt met sterk afnemende intensiteit tot 2017. Wat betreft de positie van begrotingssteun in onze ontwikkelingsrelatie met Burundi verwijzen wij naar onze brief dd 14 december (DAF-855/10).
Deelt u de mening dat het Burundese maatschappelijk middenveld, dat met groot gevaar voor gewelddadigheden zijn werk doet, extra ondersteund moet worden? Zo ja, op welke wijze geeft u hier uiting aan? Zo nee, waarom niet?
Het werk dat het Burundese maatschappelijke middenveld verricht, verdient bewondering. De activiteiten van mensenrechtenorganisaties zijn van essentieel belang voor de versterking van de democratische rechtsstaat. Zij kunnen dan ook direct en indirect op onze steun rekenen. Zo wordt binnen het Burundees-Nederlandse veiligheidssectorprogramma aandacht besteed aan het tot stand brengen van een dialoog tussen non-gouvernementele organisaties enerzijds en leger en politie anderzijds. Daarnaast worden Burundese ngo’s door Nederlandse MFS-organisaties ondersteund.
Het geweld in Burundi is exemplarisch voor het Grote Merengebied? Kunt u aangeven wat de rol van Nederland zal zijn in dat kwetsbare gebied?
Het Grote Merengebied is een door geweld en instabiliteit geplaagde regio, en Burundi vormt daarop helaas geen uitzondering. In de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking wordt aangegeven dat veiligheid en rechtsorde in fragiele staten een prioriteit is in het beleid en dat Nederland zal blijven inzetten op het bevorderen van vrede, stabiliteit en ontwikkeling. Wij zullen u voorjaar 2011 informeren op welke partnerlanden en gebieden wij ons daarbij zullen concentreren.
De bibliotheca philosofica hermetica |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het relaas inzake de Amsterdamse Bibliotheca Philosofica Hermetica opgetekend in Trouw?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. De recente ontwikkelingen binnen de BPH baren mij zorgen, in de eerste plaats vanwege het feit dat het rijksdeel van de collectie vanwege de beslaglegging op dit moment niet voor publiek en wetenschap toegankelijk is, in de tweede plaats omdat de collectie in de huidige instabiele situatie niet adequaat beheerd wordt.
Wat zijn de gevolgen van het conflict met de Frieslandbank voor de bestendiging van de collectie? Wat zijn de gevolgen voor de leerstoel en het betrokken onderwijs en onderzoek als de collectie uiteen zou vallen?
Het conflict met de Friesland Bank is er een tussen de heer Ritman en de bank. Ik ben daarin geen partij, maar constateer dat als gevolg hiervan de collectie als geheel (het private deel van de heer Ritman en het rijksdeel) niet langer in de huidige constellatie kan worden behouden. Voor mij is het primair van belang dat het rijksdeel van de collectie voor publiek en wetenschap beschikbaar en toegankelijk blijft. Mijn inspanningen in dit verband zijn erop gericht de gevolgen voor de leerstoel, het betrokken onderwijs en onderzoek zo klein mogelijk te houden.
Ziet u mogelijkheden de collectie te behouden? Wilt u zich hiertoe inspannen?
Ik zie mogelijkheden het rijksdeel van de collectie te behouden. Mijn inspanning nu is erop gericht het rijksdeel zichtbaar en toegankelijk te houden voor publiek en wetenschap.
Kunt u aangeven hoe de belofte van voormalig minister Van der Hoeven gestand wordt gedaan inzake het overnemen van de boekenverzameling?
Voormalig minister Van der Hoeven heeft geen belofte gedaan inzake het overnemen van de boekenverzameling.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende wetgevingsoverleg Cultuur?
Ja.
Het mogelijk afschaffen van de Wtcg |
|
Renske Leijten , Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat u overweegt de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) af te schaffen?1
De Wtcg is ingesteld om chronisch zieken en gehandicapten een tegemoetkoming te verschaffen voor de meerkosten die zij maken als gevolg van hun aandoening of beperking. Deze groepen maakten nauwelijks gebruik van de fiscale aftrekmogelijkheden voor buitengewone uitgaven, terwijl die fiscale regeling juist voor hen was bedoeld. In de berichtgeving over de Wtcg is veelvuldig benadrukt dat de tegemoetkoming nog niet in alle gevallen goed terecht komt. Hierbij is onderbelicht geraakt dat het geld in veel gevallen ook wél terecht komt bij de mensen die we met de Wtcg willen ondersteunen.
Dit laat onverlet dat ik in het interview met EenVandaag heb aangegeven dat de tegemoetkoming daadwerkelijk terecht moet komen bij de mensen waarvoor de regeling is bedoeld. Ik heb geconstateerd dat de doelgroepbepaling nu nog niet optimaal is. De regeling moet dus beter. Het vorige kabinet heeft op advies van de Taskforce Verbetering Afbakening Wtcg al verbeteringen aangebracht in de afbakeningscriteria van de Wtcg. Die verbeteringen worden in 2011 merkbaar. Ik ben voornemens om de regeling na de uitkeringsronde van 2011 te evalueren. Als dan blijkt dat de regeling dan nog niet werkt zoals we beogen, wil ik zelf nog een poging doen om de criteria te verbeteren. Zoals ik echter heb aangegeven, kun je niet oneindig doorgaan met verbeteren. Als uiteindelijk blijkt dat we de regeling niet goed krijgen, dan moeten we op zoek gaan naar iets anders.
Bent u zich ervan bewust dat deze uitspraak leidt tot veel ongerustheid bij mensen die een tegemoetkoming hard nodig hebben om zorgkosten (deels) gecompenseerd te krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Staat u garant voor een vervangende regeling als u het niet lukt om de Wtcg beter terecht te laten komen?2
Verwijzend naar bovenstaand antwoord ben ik thans niet voornemens om de Wtcg tegemoetkoming af te schaffen zonder dat hier iets voor in plaats komt.
Erkent u dat de belofte dat de Wtcg het instrument was om geld beter terecht te laten komen dan de Buitengewone aftrek bijzondere ziektekosten is geschaad?3
De Wtcg is begin 2009 ingesteld ter vervanging van de buitengewone uitgavenregeling (BU). Ik wil daarbij benadrukken dat de Wtcg een samenstel van maatregelen omvat en dus méér is dan alleen de algemene tegemoetkoming. Naast deze tegemoetkoming regelt de Wtcg ook een korting op de eigen bijdrage voor de AWBZ en de Wmo, maandelijkse inkomenscompensatie voor ouderen en een jaarlijkse tegemoetkoming van € 350,– voor mensen die meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn. Tenslotte is er ook een nieuwe fiscale regeling voor specifieke zorgkosten. De doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten wordt door dit samenstel van maatregelen veel beter bereikt dan bij de BU het geval was. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 1 en 2 heb aangegeven, laat dit onverlet dat de afbakening van de doelgroep voor de algemene tegemoetkoming nog niet optimaal is en verder wordt verbeterd.
Acht u het mogelijk dat er een nieuwe fiscale mogelijkheid wordt gecreëerd voor teruggave van concrete kosten die samenhangen met chronische ziekte? Zo ja, bent u bereid dit te bespreken met uw collega van Financiën? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven reeds gesteld, bestaat de Wtcg uit vijf verschillende maatregelen en één daarvan is een fiscale regeling voor specifieke zorgkosten. Op grond van deze regeling is het nu al mogelijk om zorgkosten die niet langs een andere weg worden vergoed op te voeren bij de aangifte inkomstenbelasting. Zo kunnen uitgaven voor onder andere genees- en heelkundige hulp, voorgeschreven medicijnen, hulpmiddelen zoals steunzolen of een kunstgebit, een dieet op medisch voorschrift of extra gezinshulp via de belasting worden afgetrokken. Het creëren van een nieuwe fiscale regeling voor kosten die samenhangen met een chronisch ziekte acht ik dan ook niet aan de orde.
Het effect van elektromagnetische straling van zendinstallaties |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van TU Delft en Wageningen Universiteit naar de effecten van draadloos internet op planten en bomen?1
Het onderzoek is nog niet beschikbaar en ik heb er geen kennis van kunnen nemen. De Universiteit Wageningen heeft een persbericht uitgebracht over een onderzoek dat niet openbaar is gemaakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de gemeente Alphen aan de Rijn. Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid houdt op mijn verzoek de wetenschappelijk ontwikkelingen bij op het gebied van elektromagnetische velden. In dit Kennisplatform zijn deskundige instanties vertegenwoordigd die gezamenlijk informatie verstrekken over elektromagnetische velden. De rol van het Kennisplatform is om het publiek onafhankelijk en toegankelijk te informeren over de stand van de wetenschap inzake elektromagnetische velden. Het Kennisplatform heeft informatie opgevraagd bij de onderzoeker en deze informatie is te vinden op de website www.kennisplatform.nl.
Wat is uw reactie op de conclusies van het onderzoek? Bent u bereid de instituten te verzoeken het onderzoek en de conclusies daarvan openbaar maken?
Het is aan de onderzoeker of aan de opdrachtgever om het onderzoek openbaar te maken. Ik beschik niet over het onderzoek. Volgens informatie van het Kennisplatform geeft de onderzoeker van de Universiteit Wageningen zelf aan dat het gaat om eerste resultaten en dat die nog niet bevestigd zijn in een herhalingsonderzoek. De onderzoeker waarschuwt dat er nu nog geen vergaande conclusies te trekken zijn uit zijn resultaten. Ik heb daar niets aan toe te voegen.
De bedreiging van ex-moslims in asielzoekerscentra |
|
Joram van Klaveren (PVV), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Gerard Schouw (D66) |
|
Bent u werkelijk van mening dat de analyse van gegevens uit het bewonersinformatiesysteem representatief is voor de schaal waarop de vermeende bedreigingen en geweldplegingen plaatsvinden? Betekent dit dat er in de afgelopen twee jaar, verdeeld over ongeveer 60 Asielzoekerscentra (AZC) slechts 24 incidenten zijn geweest waarbij asielzoekers vanwege hun religie, etniciteit, sekse, seksuele gerichtheid of ander kenmerk, slachtoffer werden van bedreigingen en geweld?
Alleen in gevallen waarin een bewoner een incident meldt, wordt dit geregistreerd. De 24 incidenten zijn situaties waarin dit is gebeurd. Omdat incidenten alleen worden geregistreerd wanneer deze worden gemeld, kan niet worden uitgesloten dat zich de afgelopen twee jaar situaties hebben voorgedaan die, wanneer deze waren gemeld, tot registratie hadden geleid.
Hoe kan het dat er in twee jaar slechts 24 incidenten zijn geregistreerd, terwijl het meldpunt van Secret Garden de afgelopen anderhalf jaar 158 klachten ontving van asielzoekers die vanwege hun seksuele gerichtheid slachtoffer werden van bedreiging en geweld, en ook uit de ervaring en peiling van de stichting Gave blijkt dat het aantal incidenten hoger moet liggen dan de genoemde drie incidenten, als het gaat om ex-moslims die slachtoffer zijn van bedreiging en geweld?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uiteenzetten hoe vaak de politie per jaar moet uitrukken om in te grijpen bij conflicten op een AZC?
In de eerdere beantwoording van de kamervragen1 heb ik al aangegeven de signalen serieus te nemen en ook dat het COA reeds laagdrempelige voorzieningen om incidenten te kunnen melden heeft getroffen. Voor het instellen van een vertrouwenspersoon zie ik daarom geen reden. Zoals aangegeven in het begrotingsdebat d.d. 1 december jl. ben ik bereid in overleg te treden met belangenorganisaties en zal ik uw Kamer informeren over de resultaten van dit gesprek. Daarbij zal ik tevens ingaan op de vraag hoe vaak de politie moet uitrukken bij conflicten op een azc.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van de asielzoekers in de overheid en in het rechtssysteem niet als vanzelfsprekend mag worden aangenomen?
Ja.
Deelt u de mening dat juist vanwege het recht dat asielzoekers hebben op een veilige opvangsituatie, ongeacht hun nationaliteit, etniciteit, religie, seksuele geaardheid of politieke overtuiging, een laagdrempelig meldingssysteem van belang is wanneer deze veiligheid in het geding is?
Ja. Het COA heeft de opdracht om asielzoekers in een veilige en leefbare omgeving op te vangen. Het COA beschikt daartoe over een laagdrempelig meldsysteem. Voor bewoners bestaat de mogelijkheid om via een medewerker van het COA incidenten al dan niet anoniem te melden. Indien een bewoner aangifte wil doen kan in overleg met de politie gekeken worden naar noodzakelijkheid van openbaarheid van de aangifte.
Deelt u de mening dat bij een eerste laagdrempelige mogelijkheid tot melding vertrouwelijkheid en geheimhouding het uitgangspunt moeten zijn, waarna in overleg met de asielzoeker kan worden gekeken of openbaarheid en aangifte noodzakelijk zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de signalen van stichting Gave en Secret Garden serieus te nemen en een vertrouwenspersoon in het leven te roepen bij wie asielzoekers te rade kunnen gaan als ze worden bedreigd?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom zegt u niet toe dat in het geval van (doods)bedreigingen en mishandeling, niet het slachtoffer overgeplaatst hoeft te worden naar een andere (veilige) locatie, maar dat de dader zal worden overgeplaatst naar de vreemdelingendetentie?
Zoals ik in de eerdere beantwoording van de kamervragen1 heb aangegeven, moet de vraag of de dader in vreemdelingendetentie kan worden geplaatst per geval worden bekeken. Ik heb het COA verzocht om in geval van een incident, in overleg met de betrokken ketenpartners, te bezien in hoeverre de stand van zaken in de procedure mogelijkheden biedt voor een plaatsing in vreemdelingendetentie.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begroting van Immigratie en Asiel?
Ja. Dit is echter helaas niet mogelijk gebleken.
De significante stijging van het aantal HIV-infecties bij homoseksuele mannen in Nederland |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
|
|
Wat is uw reactie op het monitoringrapport 2010 van de Stichting HIV Monitoring (SHM), waarin staat dat het aantal HIV-infecties bij homoseksuele mannen in Nederland nu hoger is dan tijdens de piek van de epidemie in de jaren tachtig?1
Deelt u de mening dat het huidige beleid er onvoldoende in slaagt om het aantal HIV-infecties bij homoseksuele mannen in te dammen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid zich de komende jaren krachtig in te zetten op HIV-preventiecampagnes, specifiek gericht op homoseksuele mannen?
Bent u bereid HIV-preventiecampagnes op te zetten die zich in het bijzonder richten op nieuwe media waar homoseksuele mannen elkaar ontmoeten?
Bent u bereid te bevorderen dat in heel Nederland op SOA-poli weer inloopspreekuren voor homoseksuele mannen worden ingevoerd, zodat de drempel voor een test of advies wordt verlaagd?
Wilt u met de behandelaars in contact treden over het advies van de SHM om mensen die positief worden getest direct te behandelen, in plaats van te wachten totdat de patiënt klachten krijgt?
Het rapport 'Definitieve berging van hoogradioactief en/of langlevend kernafval in een kleiformatie in de Belgisch-Nederlandse grensstreek' |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het rapport «Definitieve berging van hoogradioactief en/of langlevend kernafval in een kleiformatie in de Belgisch-Nederlandse grensstreek» van de Belgische hydrogeoloog Willy Weyns?1
Ja.
Deelt u de analyse van Weyns dat de Boomse kleilaag in de Kempen-regio logischerwijs de enige Belgische kleilaag is die in aanmerking komt voor ondergrondse berging van kernafval, omdat de andere kleilagen niet voldoende homogeen en vrij van breuken zijn? Zo nee, waarop baseert u uw mening?
Nee. In het Belgische ontwerp Afvalplan worden diverse beheersopties beschreven, waaronder die voor eindberging in weinig verharde klei, zonder dat deze aan een specifieke plaats of concreet project zijn gekoppeld. Wel worden Boomse en Ieperiaanse klei als eventuele geschikte kleilaag genoemd.
Deelt u de analyse dat de principebeslissing van de nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijt stoffen (NIRAS) voor «geologische berging in weinig verharde klei op Belgisch grondgebied»2 daarom een principebeslissing inhoudt voor ondergrondse berging op een specifieke locatie, namelijk de Kempenregio?
Nee, zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Bent u op de hoogte van de argumenten die Weyns gebruikt om te komen tot de conclusie dat de Belgische Boomse kleilaag niet geschikt is voor de ondergrondse berging van kernafval? Deelt u de mening dat de ondergrondse kernafvalberging onwenselijk is, omdat er veel wetenschappelijke onzekerheden zijn omtrent ondergrondse kernafvalberging in klei? Bent u bereid NIRAS te verzoeken een reactie te geven op de bezwaren van Weyns?
Ik ben op de hoogte van de argumenten van Weyns. Ik zal NIRAS niet verzoeken om een reactie te geven omdat NIRAS al heeft aangegeven dat de belangrijkste elementen van de argumenten van de heer Weyns meegenomen zijn in het huidige onderzoek en blijvend meegenomen worden in verder onderzoek. Ik deel verder uw mening niet dat ondergrondse afvalberging wetenschappelijk onzeker zou zijn. Naar de huidige stand van wetenschap en techniek is alleen geologische eindberging van hoogradioactief afval een oplossing die verzekert dat het afval buiten de levensruimte van de mens blijft. Hierover is wereldwijd brede overeenstemming. Dit is ook het beleidsstandpunt dat door achtereenvolgende kabinetten is ingenomen vanaf het aanbieden van het eindrapport van de Commissie Opslag Radioactief Afval (CORA) in 2001 aan uw Kamer (EZ01–107).
Bent u bereid NIRAS te verzoeken de verdere besluitvorming over ondergrondse kernafvalopslag uit te stellen totdat er wetenschappelijke consensus is over de veiligheid op de korte én lange termijn van ondergrondse kernafvalopslag in kleilagen?
Om te beginnen is een definitieve beslissing over radioactief afval in België op dit moment nog niet aan de orde. Het huidige ontwerp afvalplan moet de federale regering in België in staat stellen een principebeslissing te nemen over het beheer van radioactief afval. Deze beslissing vormt een eerste stap in een lang proces dat verscheidene decennia gaat duren en flexibel en stapsgewijs is ingericht. Voor wat betreft de wetenschappelijke en technische kant verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Bent u op de hoogte van de bezwaren van Brabant Water, de Provincie Brabant en de Kempener-gemeenten Bladel, Eersel, Oirschot, Bergeijk en Reusel-De Mierden tegen dit Afvalplan? Deelt u de zorgen van deze partijen dat er risico bestaat op besmetting van het Nederlandse drinkwater met radioactief materiaal omdat er getwijfeld wordt aan de inherente veiligheid van de kernafvalopslag?
Ja, ik ben op de hoogte maar deel uw zorgen niet. Gelet op het internationale verdrag over de veiligheid van beheer van radioactief afval moet worden aangetoond dat in alle stadia van het afvalbeheer ieder lid van de bevolking, maar ook de bevolking als geheel alsmede toekomstige generaties in voldoende mate zijn beschermd tegen de effecten van blootstelling aan straling. Dit geldt ook voor drinkwater. Zie hiervoor de brief van 14 september jl. (TK 2009–2010, Aanhangsel van de Handelingen, 3132).
Bent u vooraf door NIRAS op de hoogte gesteld van de inspraakprocedure van het Afvalplan en de mogelijkheden voor Nederlandse belanghebbenden om in te spreken?
NIRAS heeft het plan in het kader van een strategische milieubeoordeling naar Nederland gestuurd. De minister van VROM is in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken tot 6 september. Van die mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Zie de beantwoording van vragen van uw Kamer van 16 september jl. (TK 2009–2010, 25 422, nr. 83).
Indien u op de hoogte was, klopt het dat u Nederlandse belanghebbenden niet bericht heeft van het feit dat zij tot 6 september 2010 een zienswijze konden indienen op het Afvalplan?
Ja. Dit is ook niet gebruikelijk. Hiernaast gaf NIRAS aan dat er nog geen grensoverschrijdende effecten waren bepaald. Overigens vindt er momenteel wel overleg plaats met de Belgische autoriteiten om te komen tot werkafspraken in gevallen als deze. Zie hiervoor ook de beantwoording van vragen van uw Kamer van 16 september jl. (TK 2009–2010, 25 422, nr. 83).
Bent u het met mij eens dat ook Nederlandse gemeenten en andere belanghebbenden de mogelijkheid zouden moeten hebben tot inspraak, omdat NIRAS van plan is radioactief afval in het grensgebied op te slaan en de risico’s daardoor grensoverschrijdend zijn?
Het Afvalplan en de bijbehorende strategische milieueffectenbeoordeling (SEA) zijn bedoeld om een strategische principebeslissing door de Belgische overheid te ondersteunen. Er is nog geen sprake van een concreet plan of project en daarom ook geen inschatting van eventueel grensoverschrijdende risico’s. Pas in een later fase zal er sprake zijn van een concreet project waaraan diverse milieueffectbeoordelingen zijn gekoppeld. Inspraak door burgers, bedrijven en overheden in Nederland is dan mogelijk.
Bent u bereid NIRAS te verzoeken een nieuwe inspraakperiode in te stellen voor Nederlandse belanghebbenden, nog voordat de Belgische overheid een besluit neemt over het Afvalplan?
De Belgische wettelijke procedures voorzien niet in een verlenging van de inspraakperiode en/of een nieuwe inspraakperiode. Dus ook niet voor Nederlandse belanghebbenden. In diverse volgende fases van het project is echter opnieuw inspraak mogelijk.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Wetgevingsoverleg Energie op 6 december?
Ja.
Geweld tegen winkelpersoneel |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Caissières bespuugd en geschopt»?1
Ja.
Is het waar dat een derde van de kwart miljoen caissières en vakkenvullers afgelopen jaar werd bedreigd of gemolesteerd door klanten? Herkent u dit beeld? Zo nee, welk beeld hebt u dan wel van de omvang van deze problematiek?
In de aankondiging van een uitzending op 24 november 2010 van Eén Vandaag, waarop De Telegraaf zich baseert, wordt gemeld dat een derde van het personeel in supermarkten te kampen heeft met agressie en geweld van klanten. Voor deze reportage is Eén Vandaag in drie gemeenten bij een aantal supermarkten langs geweest. In de uitzending wordt niet duidelijk op welk onderzoek het percentage bedreigde personeelsleden is gebaseerd. In het algemeen kan wel gesteld worden dat agressie en geweld op de werkvloer voorkomen. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009 blijkt dat in de sector detailhandel supermarkten relatief vaak te maken hebben met geweld tegen het personeel: op jaarbasis 17% van het personeel tegen 5% gemiddeld voor de hele sector. Meestal gaat het om bedreiging, die door 75% van de slachtoffers genoemd wordt, gevolgd door mishandeling (29%). In recent onderzoek naar agressie op de totale werkvloer, in opdracht van de FNV onder de eigen leden, komt naar voren dat bijna vier op de tien het afgelopen jaar geconfronteerd is met agressie en geweld op het werk.
Wat is de oorzaak van geweld en agressie tegen winkelpersoneel? Draagt de verkoop van alcohol en tabak in supermarkten en het verbod van deze verkoop aan jongeren bij aan bedreigingen en geweld door jongeren omdat die deze producten toch willen kopen? Zo ja, welke conclusies trekt u hier uit?
Agressie en geweld zijn geen fenomen die exclusief voorkomen in winkels. Ook elders – in het verkeer, het openbaar vervoer, de sport, op scholen, tijdens het uitgaan en bij evenementen – komen geweldsincidenten voor. Ze weerspiegelen de verruwing van de omgangsvormen in de samenleving. Geweld is een complex verschijnsel dat niet uit één enkele oorzaak verklaard kan worden. Deels is de oorzaak gelegen in individuele kenmerken, zoals ADHD, psychische stoornissen en de mate van frustratie. Deels hangt ze samen met de invloed van de sociale (opvoeding) en fysieke (verstedelijking) omgeving. En deels vindt het geweld een voedingsbodem in maatschappelijke factoren, zoals de opvattingen in bepaalde (sub)culturen over hetgeen onder normoverschrijdend gedrag wordt verstaan. Het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) onderschrijft de zienswijze dat agressie in supermarkten in een bredere context geplaatst moet worden. De weigering om alcohol en tabak te verkopen kan soms leiden tot een agressieve reactie, maar is zeker niet de enige aanleiding. Dit laat onverlet dat jongeren – ook tegen hun wil – beschermd dienen te worden tegen voor hen schadelijke stoffen.
Is het waar dat terwijl bedreigde ambtenaren en ambulancemedewerkers op extra juridische bescherming kunnen rekenen, waardoor de daders altijd vervolgd worden, er voor winkelpersoneel helemaal niets (is) geregeld? Zo ja, deelt u de mening dat ook voor winkelpersoneel, dat uit de aard van de functie een kwetsbare positie inneemt, extra bescherming nodig is? Zo ja, hoe gaat u hier vorm aan geven? Zo nee, waarom niet?
Ik deel het beeld niet dat er helemaal niets geregeld zou zijn voor winkelpersoneel dat slachtoffer is van geweld. Geweld is een ernstig delict, dat kan rekenen op prioriteit bij de behandeling in het juridische traject.
Bij wet wordt het als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt, indien het slachtoffer een ambtenaar is die in de uitoefening van zijn openbare orde dienst geconfronteerd wordt met een aantal specifieke basisdelicten, waaronder geweld. Een ambtenaar kan zich immers minder makkelijk onttrekken aan een situatie waarin hij het slachtoffer van een misdrijf dreigt te worden, dan een doorsnee burger. In de vervolgingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie is bepaald dat deze redenering ook opgaat voor niet-ambtenaren, wanneer zij in het kader van de uitoefening van hun beroep met een van deze delicten worden geconfronteerd. Dit geldt onder meer voor winkelpersoneel. Daarmee is dus al voorzien in een hogere strafeis voor geweld tegen winkelpersoneel.
Herkent u het geschetste beeld dat de politie nauwelijks optreedt en het doen van aangifte geen zin lijkt te hebben? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Van de bedrijven in de detailhandel die geweldsdelicten bij de politie melden, geeft 78% in de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009 aan dat de politie de melding registreert en 56% dat de politie proces-verbaal opmaakt. 40% meldt dat de politie het geweldsmisdrijf is gaan onderzoeken. Als het gaat om supermarkten liggen deze percentages hoger. De meest genoemde redenen om géén aangifte te doen zijn dat het probleem zelf aangepakt is (29%), de schade te gering was (26%) en op de derde plaats dat de politie er toch niets aan doet (24%).
Mits er voldoende aanknopingspunten zijn voor de opsporing dient de politie geweldszaken met voorrang te onderzoeken. Mogelijk wordt het beeld van een politie die onvoldoende in actie komt tegen geweld mede veroorzaakt door een onvoldoende terugkoppeling van de opsporingsresultaten. Ik tref thans, conform het voornemen in het Regeerakkoord, voorbereidingen om het aangifteproces te vereenvoudigen en versnellen en daarbij ook tijdig informatie te doen verstrekken over wat er met de aangifte gebeurd is.
Deelt u de mening dat voor alle werknemers die in uitoefening van hun beroep in voor publiek toegankelijke bedreigd of slachtoffer van geweld worden, extra bescherming nodig is? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit tot uitdrukking dient te komen in een hogere strafeis? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat werkgevers van winkelpersoneel voor hun werknemers aangifte zouden moeten doen? Zo ja, gebeurt dat naar uw mening voldoende? Zo nee, waarom niet?
In het Regeerakkoord is aangegeven dat werkgevers in de publieke sector de aangifte van werknemers kunnen overnemen die slachtoffer van geweld zijn geworden. Ik acht het van belang dat deze mogelijkheid in ieder geval altijd geboden wordt aan werknemers die zelf geen aangifte durven te doen.
Het in antwoord 2 aangehaalde onderzoek van de FNV naar agressie op het werk geeft een indicatie van de ondersteuning die werkgevers daarbij bieden: onder de werknemers die van hun laatste geweldsincident aangifte deden, vroeg een derde om ondersteuning van de werkgever en heeft 66% van hen de ondersteuning ook daadwerkelijk gekregen. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009 blijkt dat 58% van de bedrijven in de detailhandel die met geweld geconfronteerd worden, hiervan melding maakt bij de politie. Supermarkten lopen hierbij voorop met een meldingsbereidheid van 83%. Afgezet tegen de gemiddelde aangiftebereidheid die – zoals blijkt uit de Integrale Veiligheidsmonitor – op een derde van de ondervonden geweldsdelicten ligt, onderscheidt de detailhandel zich daarmee in positieve zin. Zowel voor een goed zicht op de criminaliteitsontwikkelingen als voor het niet onbestraft laten van strafbaar gedrag is aangifte natuurlijk van groot belang.
Worden er in het kader van het verstrekken van het certificaat Keurmerk Veilig Ondernemen voor winkelgebieden eisen gesteld over maatregelen tegen agressie tegen winkelpersoneel? Zo ja, welke eisen? Zo nee, deelt u de mening dat deze eisen in dit kader wel moeten worden opgenomen?
Het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) voor winkelgebieden stelt geen specifieke eisen aan het invoeren van maatregelen tegen agressie tegen winkelpersoneel. Wel is aan het keurmerk de module «Agressie en geweld» toegevoegd, die als hulpmiddel kan dienen voor een veiliger werkomgeving. Deze module is primair ontwikkeld voor KVO-samenwerkingsverbanden, maar kan ook elders worden toegepast. Het stellen van eisen op het gebied van agressie en geweld in het KVO acht ik niet nodig, omdat deze verplichting al in de Arbowet is opgenomen. In deze wet is bepaald dat werkgevers verplicht zijn hun medewerkers te beschermen tegen agressie en geweld op het werk. Specifiek voor supermarkten geldt bovendien dat in de cao die in 2009 is afgesloten, bepaald is dat iedere nieuwe werknemer binnen zes maanden een cursus «omgaan met agressie» moet krijgen.
Worden middelen, zoals winkelverboden en het verspreiden van foto’s (onder winkelpersoneel) van bekende overlastgevers, voldoende gebruikt om agressie tegen winkelpersoneel te bestrijden? Welke beperkingen in wet- en regelgeving staan het gebruik van deze middelen in de weg?
Volgens het CBL worden (collectieve) winkelverboden en het onderling delen van informatie over overlastgevers regelmatig toegepast, maar is niet bekend in welke omvang dit gebeurt. Deze maatregelen worden niet alleen tegen overlast- en geweldplegers ingezet, maar ook tegen anderen die de «huisregels» overtreden, zoals winkeldieven. Conform artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (huisvredebreuk) kan iemand de toegang van een winkel ontzegd worden. Op preventieve middelen als cameratoezicht en het hanteren van een «zwarte lijst» als collectieve ontzegging is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing.
Het rapport 'Van vmbo naar havo: tweestrijd over tweesprong' |
|
Kathleen Ferrier (CDA), Jack Biskop (CDA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport van ECBO «Van vmbo naar havo: tweestrijd over tweesprong?» dat op 24 november jl. is verschenen?1
Ja.
Wat vindt u van de conclusie dat vmbo-ers die doorleren op de havo meer succes zouden kunnen hebben als de havoscholen hun beleid ten aanzien van de ingestroomde vmbo-ers zou veranderen met name ten aanzien van het niet mogen doubleren in de klas vier?
Veel factoren spelen een rol bij een al dan niet succesvolle overstap van vmbo naar havo. Wel ben ik van mening dat het een kwalijke zaak is als VO-scholen met twee maten meten. Dit heb ik u tijdens het Algemeen Overleg op 12 oktober 2009 overigens ook gemeld.
Kunt u aangeven bij hoeveel scholen de regel is ingesteld dat doubleren voor voormalig vmbo-ers niet mag en waarop deze regel is gebaseerd?
Nee. Dit valt onder de ruimte die scholen hebben voor het formuleren van hun beleid. Scholen bepalen zelf de overgang- en doubleerbepalingen.
Kunt u aangeven wat de belemmerende factoren zijn die het doubleren veroorzaken in havo 4?
Hierbij kunnen meerdere factoren een rol spelen. Het vakkenpakket van vmbo-leerlingen is doorgaans minder breed en sluit minder goed op de profielen in havo 4. Ook kunnen algemene competenties een rol spelen zoals zelfstandigheid, studiehouding en – vaardigheden. In het ECBO-onderzoek is tevens gekeken naar persoonlijke achtergrondkenmerken als leeftijd, geslacht en afkomst. Deze drie factoren leveren echter geen substantiële bijdrage in de verklaring voor de gevonden verschillen in studiesucces tussen oud vmbo-ers en leerlingen uit havo-3.
Kunt u aangeven, of het mede gelet op de conclusies van het ECBO-rapport over onwennig zijn met havoleerstof etc, een beter resultaat zou opleveren indien de overgang van vmbo-3 naar havo 3 wordt bevorderd in plaats van pas na vmbo 4. Zo ja, bent u bereid deze overgang te bevorderen?
Het overgangsbeleid is volledig aan de school en dat laat ik zo.
Het terugvorderen van miljoenen in verband met misbruik van pgb's |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Menzis Zorgkantoor meer dan honderd persoongebonden budgetten (pgb’s) terugvordert in de regio Twente in verband met fraude, niet complete besteding en onvoldoende verantwoording van de pgb’s?1
Ja.
Klopt het bericht dat het gaat om een totaal bedrag aan terugvorderingen van miljoenen euro’s? Zou een vergelijkbare actie in andere regio’s tot een soortgelijk hoog bedrag leiden?
Menzis heeft inderdaad een vordering van enkele miljoenen op budgethouders. Het terugvorderen van niet bestede middelen is echter bestaande praktijk. Jaarlijks worden door de zorgkantoren, naar aanleiding van de verantwoording door budgethouders, niet of onjuist besteedde middelen teruggevorderd of verrekend met toekomstige budgetten. Het gaat om gemiddeld 10% van het pgb. Landelijk gaat het om ruim 200 miljoen. Bij het vaststellen van de beschikbare middelen voor het pgb (het pgb-subsidieplafond) is met dit ervaringsgegeven rekening gehouden.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van de motie De Vries/Wolbert2, waarin de regering wordt verzocht alles in het werk te stellen om de taken van bemiddelingsbureaus te scheiden zodat beheer, bemiddeling en het aanbieden van zorg niet meer door één bureau ka worden gedaan?
Hiermee is het vorige kabinet voortvarend aan de slag gegaan. Zoals mijn voorganger in haar brief van 12 juni 2009 (kenmerk: DLZ/CB-U-2912189) heeft aangegeven, hebben Per Saldo en stichting de Ombudsman een gedragscode voor pgb-bemiddelingsbureaus ontwikkeld waarin deze scheiding van taken is vastgelegd. Op basis van deze gedragscode is vervolgens door Per Saldo en het Keurmerkinstituut met subsidie van VWS een kwaliteitskeurmerk voor pgb-bemiddelingsbureaus ontwikkeld. Dit keurmerk is bijna klaar. Het streven is dat bemiddelingsbureaus vanaf 1 januari 2011 een aanvraag voor het keurmerk kunnen indienen. In de werkgroep fraude die mij begin volgend jaar zal adviseren, wordt bekeken of het wenselijk is dit keurmerk een wettelijke status te geven.
Wat is de stand van zaken in de ontwikkeling van het keurmerk voor bemiddelingsbureaus? Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van de motie Wolbert3, waarin de regering wordt verzocht te stimuleren dat er een keurmerk komt voor commerciële zorgaanbieders die zorg leveren die wordt betaald uit een pgb?
De stand van zaken ten aanzien van het keurmerk voor bemiddelingsbureaus heb ik uiteengezet in het antwoord op vraag 3.
Ik geef op de volgende wijze uitvoering aan de motie Wolbert.
Na overleg met Per Saldo zijn we gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat budgethouders meer baat hebben bij goede vergelijkende informatie over zorgaanbieders dan bij een keurmerk. Ik heb vervolgens aan Per Saldo subsidie verstrekt om een deel van deze keuze-informatie te ontwikkelen. De volgende drie aspecten worden uitgewerkt:
Wat is uw mening over het advies dat Menzis pgb-houders geeft om aangifte te doen wanneer zij niet de zorg ontvangen die zij nodig hebben? Herkent u zich in de uitspraak dat wettelijke uitspaken in dergelijke zaken te lang op zich laten wachten? Op welke manier kan dit effectiever worden aangepakt?
De pgb-regeling gaat ervan uit dat de budgethouder zelf verantwoordelijk is voor het inkopen van de benodigde zorg. Deze zorg dient zowel qua omvang als kwaliteit voldoende te zijn. Afspraken over de te leveren zorg worden, al dan niet met tussenkomst van een bemiddelingsbureau, vastgelegd in een overeenkomst tussen budgethouder en zorgaanbieder. Wanneer de budgethouder merkt dat de zorgaanbieder de gemaakte afspraken niet nakomt en (kwalitatief) onvoldoende zorg levert, dient deze de zorgverlener hierop aan te spreken. Ook kan de budgethouder, als deze ontevreden is over de geleverde zorg, overstappen naar een andere zorgaanbieder. Aangifte door de budgethouder is alleen dan aan de orde wanneer blijkt dat er sprake is van onrechtmatig handelen door de zorgaanbieder of bemiddelaar. Veel fraudesignalen hebben betrekking op budgethouders die zelf niet goed in staat zijn de regie over hun zorgvraag en budget te voeren.
Deze budgethouders geven de regie en het budgetbeheer uit handen en worden vervolgens het slachtoffer van praktijken van malafide pgb-bureautjes. Deze bureaus leveren nauwelijks of geen zorg en besteden het pgb aan andere zaken dan waar het voor bedoeld is. In dergelijke zaken is het doen van aangifte zeker van belang.
In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat een uitspraak naar aanleiding van een aangifte te lang op zich laat wachten. De tijd die hiervoor nodig is verschilt van geval tot geval en is mede afhankelijk van de complexiteit van een zaak. In het overleg «Fraudebestrijding in de zorg», dat op initiatief van VWS periodiek bijeenkomt, is gemeld dat het Openbaar Ministerie, politie en verzekeraars werken aan een convenant om te komen tot betere stroomlijning van meldingen en aangiften van verzekeringsfraude.
Kunt u toezeggen dat u de zorgkantoren van de andere verzekeraars gaat vragen dat ook zij zich zullen toeleggen op het beter signaleren van mogelijke fraude en aangifte te doen in geval van vermoedens van fraude en het terugvorderen van teveel betaalde of niet verantwoorde zorg?
Dit is bij zorgkantoren bestaande praktijk. Het College voor Zorgverzekeringen heeft in samenspraak met de zorgkantoren een controleprotocol ontwikkeld dat met ingang van dit jaar in gebruik is genomen. Alle zorgkantoren controleren op basis van dit controleprotocol. Zij zijn daarbij alert op het zich voordoen van fraude. Wanneer fraude wordt gesignaleerd wordt het pgb stopgezet en worden de onjuist besteedde middelen teruggevorderd.
De zorgkantoren delen hun fraudesignalen onderling.
De integrale bekostiging van zorg aan chronisch zieken |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht in de zaak die zorggroep Meditta had aangespannen tegen zorgverzekeraar Achmea?1
Ja.
Welk effect verwacht u dat dit vonnis heeft op de voortgang van ketenzorg?
Ketenzorg, oftewel integrale zorg voor chronisch zieken vind ik – net als mijn voorganger – van groot belang. Naar mijn mening doet dit vonnis niets af aan het huidige beleid en ik verwacht ook niet dat het een structureel negatief effect op de ontwikkeling van ketenzorg zal hebben. Ik hoop dat het vonnis de nodige duidelijkheid geeft op basis waarvan zorgaanbieders en verzekeraars in de nabije toekomst tot overeenstemming kunnen komen over de bekostiging van integrale zorg.
Handelt Achmea volgens u in lijn met de bedoeling van de overgangsregeling?
De overgangs-regeling is opgesteld met als doel partijen ervaring op te laten doen met de nieuwe wijze van bekostigen. Het vonnis is er duidelijk over dat Achmea niet in strijd handelt met de overgangsregeling. Het verwijst onder meer naar de bepaling in de beleidsregel «Prestatiebekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronisch zieken». Deze bepaling sluit de bekostiging van afzonderlijke prestaties in plaats van integrale bekostiging niet uit. Als partijen in de onderhandelingen niet tot afspraken over integrale bekostiging kunnen komen blijft het alternatief van bekostiging via de afzonderlijke deelprestaties beschikbaar, al dan niet gecombineerd met een zogenaamd koptarief.
Wat is uw visie op ketenzorg en integrale bekostiging? Wat zijn volgens u de effecten van het invoeren van integrale zorgprogramma’s op de kwaliteit van de zorg voor chronisch zieken? Wanneer kan de Kamer informatie over de vervolgstappen die u ziet voor het verbeteren van de ketenzorg tegemoet zien?
Ik ben van mening dat de programmatische aanpak van chronische ziekten van grote waarde is, omdat het de patiënt centraal stelt en gebaseerd is op zorgstandaarden die de norm voor goede zorg beschrijven. Integrale zorgprogramma’s zullen naar verwachting resulteren in een betere zorg en daarnaast in een verschuiving van zorg vanuit de tweedelijn naar de eerstelijn.
Om de totstandkoming van dergelijke zorgprogramma’s te bevorderen is per 2010 integrale bekostiging mogelijk voor drie chronische aandoeningen: diabetes, vasculair risicomanagement en COPD.
Ketenzorg en de integrale bekostiging ervan moeten gezien worden als een groeimodel, waarmee verdere ervaring moet worden opgedaan. Integrale bekostiging is hierbij geen doel op zich, maar een middel om te komen tot meer en betere integrale zorg voor chronisch zieken. De evaluatiecommissie Integrale bekostiging doet nu onderzoek naar de effecten van integrale bekostiging voor chronisch zieken. Een eerste tussenrapportage hiervan verwacht ik begin volgend jaar.
Bent u op de hoogte van berichten dat zorggroepen overwegen te stoppen met nieuwe zorgprogramma’s vanwege de onzekerheid over de financiering van ketenprogramma’s? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Ik zou het betreuren als zorggroepen op basis van het vonnis in de zaak Meditta/Achmea zouden besluiten te stoppen met nieuwe zorgprogramma’s. Ik vind het namelijk te vroeg om over onzekerheid van de financiering te spreken. Mij hebben namelijk ook signalen bereikt over zorggroepen en verzekeraars die wél tot een overeenkomst over integrale bekostiging dan wel bekostiging via afzonderlijke deelprestaties komen.
Wat vindt u van de uitspraak dat de zorggroep patiënten niet mag informeren over het feit dat Achmea geen integraal tarief voor integrale zorg vergoedt, maar alleen losse verrichtingen?
De uitspraak van de rechter is voor mij een gegeven, daar wil en kan ik geen oordeel over geven. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat patiënten recht hebben op goede zorg én de beschikking moeten hebben over de juiste informatie zodat zij desgewenst keuzes kunnen maken.
Welke mogelijkheden ziet u voor de zorgaanbieder of de zorggroep als per 2011 de betaaltitel is verdwenen, maar de zorg niet gestopt mag worden omdat een financiële administratieve reden niet als gewichtige reden wordt gezien, en de patiënt ook niet geïnformeerd mag worden?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is opgemerkt is de bekostiging van afzonderlijke prestaties, al dan niet gecombineerd met een koptarief, een alternatief in gevallen waarin partijen niet tot overeenstemming komen over het integrale tarief. Het is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars om hier op een goede manier mee om te gaan.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de ontwikkeling van zorgstandaarden?
Zorgstandaarden zijn de norm van en voor veldpartijen. Het initiatief voor de ontwikkeling ervan ligt bij veldpartijen: patiëntenvertegenwoordigers en zorgaanbieders ontwikkelen de zorgstandaard en stellen deze gezamenlijk vast.
VWS is niet direct betrokken bij de ontwikkeling van zorgstandaarden, maar ondersteunt wel de totstandkoming ervan.
Momenteel stagneert de ontwikkeling van enkele nieuwe zorgstandaarden doordat niet alle beroepsgroepen volledig meewerken. Per zorgstandaard gaan de betrokken partijen hier verschillend mee om, in sommige gevallen wordt ervoor gekozen toch verder te gaan met de ontwikkeling maar dan zonder de inbreng van de betreffende beroepsgroepen.
Op dit moment worden daarom op ambtelijk niveau gesprekken gevoerd om bezwaren die bij sommige beroepsgroepen leven te achterhalen. Hierbij is onder andere van belang te benadrukken dat de ontwikkeling en autorisatie van een zorgstandaard en het vervolgens overgaan op integrale bekostiging van de betreffende zorg, twee aparte besluiten zijn.
Wanneer kan de Kamer de eerste rapportage van de evaluatiecommissie tegemoet zien?
Een eerste tussenrapportage van de evaluatie commissie verwacht ik begin volgend jaar.
In welke mate wordt op dit moment aan de volgende voorwaarden voldaan:
U vraagt mij naar voorwaarden voor integrale bekostiging. Aan de punten die u noemt wordt momenteel gewerkt. Ik wijs u graag op de evaluatiecommissie integrale bekostiging die onderzoekt in hoeverre aan de beoogde randvoorwaarden wordt voldaan om de invoering van integrale bekostiging succesvol te laten zijn. Zodra de evaluatiecommissie de eindrapportage heeft gedaan van dit onderzoek in 2012 zal ik hier uitvoeriger hierop ingaan.
De arbeidsomstandigheden in slachterijen |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Werk in slachterijen vaak nog onveilig»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de in dit bericht geconstateerde misstanden?
Ten opzichte van het vorige inspectieproject vier jaar geleden is de naleving verbeterd. Het nalevingsniveau is echter nog niet voldoende.
Waarom is er juist in de vleesverwerkende sector zoveel mis met de arbeidsomstandigheden?
De blootstelling aan risico's als machineveiligheid zijn hoog. Er wordt veel gebruik gemaakt van scherpe messen en machines met zeer scherpe onderdelen die ernstige verwondingen kunnen geven indien werknemers daarmee in contact komen. Dit gecombineerd met het huidige nalevingsniveau betekent dat de sector behoort tot de geprioriteerde sectoren van de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie heeft de sector aangeraden om de komende jaren prioritieit te geven aan het bewerkstelligen van gedragsverandering op de werkvloer. De sociale partners hebben aangegeven de werkgevers actief te ondersteunen bij de implementatie van de reeds positief getoetste arbocatalogi op de werkvloer (zie ook antwoord 5).
Acht u het effectief om de boetes dan wel de controle-intensiteit voor deze sector te verhogen, opdat de omstandigheden duurzaam verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De hoogte van de boete is afgestemd op de ernst van de overtredingen.
Verder kan de Arbeidsinspectie voor die situaties die gevaarlijk zijn het werk stilleggen totdat de werkgever de vereiste maatregelen heeft genomen. Dat is in het slachterijenproject ook acht maal gebeurd. De werkgever ervaart deze maatregelen over het algemeen als veel ingrijpender dan het betalen van een boete.
De «achterblijvers» die we tegenkomen bij inspecties krijgen langere tijd speciale aandacht met vervolginspecties. Ook dit zorgt voor druk om blijvend te voldoen aan de regels van de Arbowet.
Welke acties zal de regering ondernemen om ervoor te zorgen dat alle Nederlanders, dus ook de mensen die in slachterijen werken, veilig kunnen werken?
In de nieuwe Arbowet die in 2007 van kracht is geworden, is er bewust voor gekozen een grote verantwoordelijkheid te leggen bij de werkgever en de sociale partners. Zo hebben sociale partners sinds het najaar van 2009 arbocatalogi. De regering stimuleert sociale partners die verantwoordelijkheid ook te nemen. Zo bestaat de subsidieregeling «implementatie getoetste arbocatalogi» waar de sociale partners gebruik van kunnen maken om de implementatie van arbocatalogi op de werkvloer te bevorderen. Sociale partners in de sector van de slachterijen hebben nu ook gebruik gemaakt van die regeling.
Dit jaar is het Actieplan Arbeidsveiligheid van start gegaan. Dit Actieplan dat tot 2013 loopt, richt zich op het verhogen van de arbeidsveiligheid door interventies in de cultuur en veiligheidsbewustzijn in branches en bedrijven. In het verleden hebben deze interventies aangetoond zeer succesvol te zijn. Het Actieplan richt zich op specifieke risicovolle sectoren, het MKB en doelgroepen zoals nieuwkomers. In het project Storybuilder worden alle door de AI onderzochte ongevallen geanalyseerd op onderliggende oorzaken van arbeidsongevallen. Inmiddels zijn 13 000 ongevallen geanalyseerd en de resultaten daarvan zijn beschikbaar via het Arboportaal via www.arboportaal.nl. Deze informatie ondersteunt branches en bedrijven bij het nemen van preventieve maatregelen.
De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de arbeidsomstandigheden. Door de sectorgewijze aanpak in het toezicht wordt een scala van beïnvloedingsinstrumenten ingezet. Daarbij worden sociale partners gestimuleerd in hun branche activiteiten te ontwikkelen om de naleving te bevorderen en worden de activiteiten van sociale partners en de inspectie op elkaar afgestemd.
Ook wordt de capaciteit van de Arbeidsinspectie daar ingezet waar deze het meest effectief en nodig is (branches met hoge risico's en lage naleving).
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 2 december a.s. zodat de antwoorden kunnen worden betrokken bij het algemeen overleg over Arbo-onderwerpen dat op 2 december plaatsvindt?
Ja.
Stelen via het internet door middel van internetincasso |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Consumentenbond, waaruit blijkt dat het kinderlijk eenvoudig is om op het internet iets te kopen en iemand anders door een internetincasso voor de kosten op te laten draaien?1
Strikt genomen bestaan er geen automatische incasso’s op het internet. Er zijn wel websites waarbij identificatie bij het verlenen van een online incasso-opdracht slechts door het aanvinken van een vakje geschiedt. Uit navraag bij Currence2 en de Nederlandse Vereniging van Banken blijkt het inderdaad voor te komen dat een rekening van een ander wordt gebruikt om te betalen door personen die zich bij het verlenen van een online incasso-opdracht voor een ander uitgeven. Currence geeft aan dat het om 80 tot 100 gevallen per jaar gaat, op een totaal aantal transacties van 1,3 miljard per jaar. Volgens Currence gaat het daarbij louter om kleine schadegevallen en is er voor zover bekend nooit sprake van betrokkenheid van criminele netwerken.
Overigens hebben de Nederlandse banken zichzelf en hun klanten tegenover Currence contractueel verplicht om alleen incasso-opdrachten te verwerken waar schriftelijk toestemming voor is verleend. In hun incassocontract met winkels stellen banken dit ook als voorwaarde. Indien toch sprake blijkt te zijn van een onrechtmatige incasso-opdracht heeft de benadeelde consument recht op teruggave van geld. Currence biedt benadeelde rekeninghouders daarom desgewenst hulp met algemene informatie en/of gerichte ondersteuning (zie www.currence.nl). Wij waarderen in dit verband ook de inspanningen van de Consumentenbond om haar leden goed te informeren en onderschrijven de waarde van de tips die de Consumentenbond in de Geldgids geeft.
Op welke schaal komt dit voor?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze kunnen mensen die zich hieraan schuldig maken worden opgespoord en bestraft?
Om te beginnen dient een consument bij zijn of haar bank te melden dat er onrechtmatig geld van zijn of haar rekening is afgeschreven. Als na controle blijkt dat daar inderdaad sprake van is, kunnen benadeelden aangifte van oplichting doen. Conform de Aanwijzing voor de opsporing wordt vervolgens gekeken naar de ernst van het strafbare feit en de aanwezigheid van opsporingsindicaties. Afhankelijk daarvan en van de beschikbare capaciteit wordt al dan niet een opsporingsonderzoek gestart. In het kader van het opsporingsonderzoek kan gebruik worden gemaakt van de opsporingsmiddelen en -bevoegdheden die politie en justitie ten dienste staan. Na afronding van het opsporingsonderzoek beslist het Openbaar Ministerie of het overgaat tot dagvaarden, transigeren of seponeren.
Deelt u de mening dat het niet aanvaardbaar is dat slachtoffers die opdraaien voor de rekening van een ander zoveel moeite moeten doen om hun geld terug te krijgen? Bent u bereid dit voor slachtoffers makkelijker te maken? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Voor zover mij bekend dient een consument alleen bij de eigen bank te melden dat onrechtmatig geld van zijn of haar rekening is afgeschreven. Als die melding klopt, krijgt men altijd automatisch het geld terug van de bank. Ik zie dan ook geen mogelijkheid en noodzaak om dit procédé voor consumenten verder te vergemakkelijken.
Vindt u de automatische incasso op het internet een veilige betaalmethode? Deelt u de mening dat er veel veiliger alternatieven voorhanden zijn, zoals bijvoorbeeld iDeal en dat de automatische incasso op het internet niet nodig is?
Wij delen de mening dat er veiliger alternatieven voorhanden zijn dan een «automatische internetincasso». Uiteraard moeten de identiteitscontroles en de betaalmethoden die door de webwinkels worden aangeboden betrouwbaar zijn. Het is echter praktisch gezien niet goed mogelijk om de «automatische incasso» geheel van het internet te verbannen. Het is de verantwoordelijkheid van de marktpartijen om te bepalen welke methodes betrouwbaar zijn en welke technologie het meest geëigend is om fraude tegen te gaan. Ten slotte achten wij het, gezien het grensoverschrijdend karakter van het internet voor webwinkels, relevant om aan te sluiten bij Europese initiatieven. Zo zal in 2012 of 2013 een Europees incassosysteem worden ingevoerd. Bij een eerste incasso-opdracht ontvangen mensen voortaan eerst een waarschuwing dat binnen een bepaalde termijn door een bedrijf geld van hun rekening wordt afgeschreven. Daardoor kunnen zij zelf invloed uitoefenen op de bedragen die van hun rekening afgeboekt worden. Ook is de compensatie van benadeelde consumenten goed geregeld. Wij zien dan ook geen aanleiding om de keuze van marktpartijen hierin verder te sturen.
Welke mogelijkheden ziet u om de automatische incasso op het internet onmogelijk te maken? Bent u hier ook toe bereid? Zo nee, welke maatregelen gaat u dan nemen om deze betaalmethode betrouwbaarder te maken? Bent u bereid er tenminste voor te zorgen dat betalingen per email of sms moeten worden bevestigd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Terugvordering van Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw)-budgetten |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Is het waar dat in 2008 de verantwoording van het Wsw-budget is overgegaan van de Wsw-uitvoerders naar de gemeenten? Zijn gemeenten daardoor verplicht om ook Wsw’ers op te geven die niet bij de eigen uitvoerder werkzaam zijn?
Ja, met de wetswijziging Wsw, in werking getreden op 1-1-2008, is geregeld dat gemeenten budgettair verantwoordelijk zijn voor het Wsw-budget en zich daarover ook naar het Rijk dienen te verantwoorden. Deze verantwoording wordt geleverd via vier indicatoren. De gemeente dient o.a. te verantwoorden hoeveel Wsw-geïndiceerden woonachtig zijn in de gemeente en op de wachtlijst staan dan wel werkzaam zijn, ongeacht waar deze Wsw-werknemers hun arbeid verrichten.
Is het waar dat verschillende gemeenten1 dit laatste nalieten en u daardoor een deel van het toegewezen budget heeft teruggevorderd?
Ja.
Heeft u een aantal gemeenten van tevoren op deze fout gewezen, zodat in die gevallen terugvordering is voorkomen? Klopt het dat een aantal gemeenten geen waarschuwing heeft gekregen? Zo ja, kunt u nader ingaan op dit verschil?
De werkwijze inzake de verantwoording door gemeenten is als volgt.
De gemeenten worden jaarlijks gewezen op het belang van het indienen van een tijdige en juiste verantwoording. De verantwoordingsinformatie wordt door gemeenten aan BZK geleverd, die dit, nadat vastgesteld is dat de informatie aan de formele vereisten voldoet, doorstuurt naar het betreffende vakdepartement. Gemeenten kunnen daarbij, binnen een redelijke termijn, een herziene verantwoording aanleveren aan BZK bij een geconstateerde omissie.
Uitgangspunt bij gebruikmaking en verwerking door het vakdepartement is dat gemeenten tijdig een volledige en juiste verantwoording indienen. Dit vloeit voort uit de SiSa systematiek (Single information, Single audit) en de daaraan gekoppelde regelgeving, onder andere in de Financiële-verhoudingswet.
SZW controleert de ontvangen verantwoordingsinformatie jaarlijks op volledigheid en juistheid van de ontvangen stukken.
Van de juistheid wordt uitgegaan tenzij bij controle en verwerking sprake is van discussie over de rechtmatigheid, blijkend uit de accountantsverklaring, of indien – bij de Wsw – sprake is van inhoudelijk evidente aberraties in de cijfers. Bijvoorbeeld het ontbreken van getallen waar dat redelijkerwijs niet juist kan zijn. In die gevallen wordt de gemeente door SZW nader bevraagd en in de gelegenheid gesteld mogelijke omissies te herstellen of toe te lichten. Dit gebeurt voordat, op grond van de verantwoordingsgegevens, overgegaan wordt tot vaststelling van de eerder verstrekte middelen. In aanvulling op de verantwoording door gemeenten over 2008 is door het ministerie van SZW een éénmalige extra interne controle uitgevoerd omdat gemeenten de verantwoording over de Wsw voor het eerst zelf dienden aan te leveren. Deze onverplicht uitgevoerde interne controle heeft plaatsgevonden op het aantal Wsw-geïndiceerden over 2008, afgezet tegen het aantal in 2007.
Indien de extra interne controle leidde tot de constatering van (mogelijke) onduidelijkheden, fouten of onzekerheden is dit aan de betreffende gemeente voorgelegd en is de mogelijkheid tot bevestiging dan wel herstel geboden.
Is het zo dat het teruggevorderde geld wel voor het daarvoor bestemde doel is gebruikt? Was er ook geld teruggevorderd als er geen administratiefout was gemaakt?
Gemeenten zijn wettelijk verplicht zich jaarlijks te verantwoorden over door het Rijk beschikbaar gestelde specifieke uitkeringen, waaronder de Wsw, via de daartoe aangewezen procedure (zie tevens het antwoord op vraag 3). Tevens geldt dat het niet realiseren van de door SZW aan gemeenten toegekende aantal te realiseren Wsw-plekken en het daarbij behorende budget, leidt tot terugvordering van de gelden die hiermee gemoeid zijn en ook als dit het gevolg is van het feit dat gemeenten zelf onjuiste gegevens verantwoorden. Dit is een imperatief voorschrift in de Wsw; deze regel geldt overigens al sinds jaren en de gemeenten zijn hiermee ook bekend alsook met de wijze waarop ik hiermee omga ten aanzien van het vaststellen van de Wsw-subsidie.
Ik wijs er op dat de verantwoordingsprocedure voor de Wsw met ingang van 2007 aanzienlijk is vereenvoudigd: van 123 indicatoren naar slechts 4 en er dient enkel verantwoord te worden in aantallen. Qua verantwoordingslast/bureaucratie is dus een zeer substantiële reductie bewerkstelligd.
Bijna alle gemeenten hebben zich op juiste wijze verantwoord. Een aantal gemeenten heeft deze verplichting niet goed opgepakt. Terugvordering heeft alleen plaatsgevonden in de gevallen waarbij sprake is van fouten in de verantwoording – als gevolg van een onzorgvuldig uitgevoerde verantwoordingsprocedure – waarbij de gemeenten niet hebben aangetoond dat deze gehanteerde handelwijze niet verwijtbaar zou zijn. Administratieve vergissingen, zoals tikfouten, zijn gemeenten niet aangerekend.
Deelt u de mening dat de overheid bureaucratie moet beperken? Kan volgens u een administratieve vergissing een reden zijn voor terugvordering? Geldt dit ook als is aangetoond dat het budget wel conform de doelstelling en regelgeving is gebruikt?
Zie antwoord vraag 4.
Het DNA-verdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten (VS) |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Opstelten sluit dna-verdrag met VS»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland en de Verenigde Staten toegang krijgen tot elkaars databanken met gegevens over dna-profielen en vingerafdrukken? Zo ja, is er sprake van volledige wederkerigheid?
Ja, in individuele gevallen wordt via daartoe geautoriseerde medewerkers van nationale contactpunten toegang mogelijk gemaakt tot elkaars databanken met referentiegegevens over vingerafdrukken en DNA-profielen. Ik verwijs naar de brieven van 14 juni en 13 augustus 2010 die mijn ambtvoorganger, mede in zijn hoedanigheid van Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, aan uw Kamer heeft gestuurd (TK, 2009–2010, 32 123 VI, nrs. 109 en 124). Wat betreft de wederkerigheid verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3 van het lid Schouw van uw Kamer (2010Z17699, ingezonden 25 november 2010).
Klopt het dat u van mening bent dat ernstige misdrijven hierdoor sneller kunnen worden opgelost? Zo ja, waar baseert u dit op? Zijn er concrete zaken in het verleden die hier aanleiding toe geven? En wat verstaat u precies onder een ernstig misdrijf?
Ja. De Verenigde Staten van Amerika (VS) en Nederland sturen elkaar op dit moment al verzoeken om matching van DNA-profielen en vingerafdrukken bij misdrijven. Het matchen gebeurt nu handmatig en de afhandeling duurt vaak lang. Door de afspraken uit het verdrag zal het matchen en het afhandelen sneller verlopen en kunnen verdachten van ernstige misdrijven sneller opgespoord worden. Er zijn geen specifieke zaken die aanleiding hebben gegeven tot het sluiten van dit verdrag. Ik verwijs naar bovengenoemde brief aan uw Kamer van 13 augustus 2010 voor een omschrijving van de strafbare feiten waarop het verdrag van toepassing is.
Kunt u precies aangeven welke waarborgen en protocollen in het verdrag zijn opgenomen als het gaat om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer? Zo nee, waarom niet?
De referentiegegevens over vingerafdrukken en DNA-profielen in de databanken zijn niet herleidbaar tot de identiteit van de betrokken personen. Als het uitwisselen van referentiegegevens een match oplevert, is het verstrekken van de gerelateerde persoonsgegevens pas aan de orde als daartoe een rechtshulpverzoek is ontvangen. Ik verwijs verder naar de in het antwoord op vraag 2 genoemde brieven, mijn antwoord op vraag 8 van het lid Schouw van uw Kamer (2010Z17699, ingezonden 25 november 2010) en de tekst van het verdrag (Tractatenblad 2010, 321).
Weet u dat de Amerikaanse wetgeving voorschrijft dat de Amerikaanse regering met landen die deelnemen aan het Visa Waiver Program of daarvoor in aanmerking willen komen, maatregelen overeenkomt om de uitwisseling van informatie met betrekking tot de veiligheid en de rechtshandhaving te versterken? Gaat het hier om een dergelijke maatregel? Zo nee, waarom is er dan tot dit verdrag besloten?
Ja, ik verwijs naar de eerdergenoemde twee brieven aan uw Kamer.
Sluiten andere lidstaten van de Europese Unie vergelijkbare verdragen met de Verenigde Staten? Zo ja, welke lidstaten?
Volgens de Amerikaanse overheid zijn er op dit moment 15 andere EU-lidstaten die met het Prevention and Combatting of Serious Crime (PCSC) verdrag vergelijkbare overeenkomsten met de VS hebben ondertekend. Het gaat om Oostenrijk, Tsjechië, Slowakije, Estland, Finland, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Malta, Portugal, en Spanje.
Is er sprake van afstemming tussen de lidstaten van de Europese Unie in dezen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik verwijs naar het antwoord op vragen 3 en 4 van het lid Hennis-Plasschaert en het toenmalige lid Teeven van uw Kamer (2010Z14346, ingezonden 7 oktober 2010). Bij de totstandkoming van het verdrag tussen Nederland en de VS is uiteraard wel sprake geweest van informele contacten met andere EU-lidstaten.
De rechtsopvolger van Meavita en verpleeghuis Houtwijk te Den Haag |
|
|
|
Bent u van mening dat met de financiële injectie in de Haagse rechtsopvolger van Meavita beoogd is de kwaliteit van de zorg te continueren? Zo ja, kunt u een oordeel uitspreken over het behaalde resultaat tot nu toe? Zo nee, waarom niet?
HWW Zorg (waar de locatie Houtwijk onderdeel van uitmaakt) is opgericht voor het geval dat door de moeilijkheden waarin Meavita-west verkeerde, de continuïteit van zorg in gevaar zou komen. Toen bleek dat er, na het faillissement van Meavita-west, geen andere partij was die de zorgverlening kon of wilde overnemen is HWW Zorg geactiveerd. Vanuit het perspectief van continuïteit van zorg heeft mijn voorganger er bij de nieuwe stichting op aangedrongen geen selectie aan de poort toe te passen en alle medewerkers van Meavita-west over te nemen. Wetend dat er een aantal zou moeten afvloeien. In de debatten die daarover in de maanden maart en april van 2009 met uw kamer gevoerd zijn is duidelijk aangegeven dat steunverlening nodig zou zijn voor het financieren van het sociaal plan en andere daarmee samenhangende kosten. Steunverlening is bedoeld om financiële problemen op te lossen, de financiering van kwaliteitsverbetering dient te komen uit de reguliere exploitatie. De NZa controleert bij de toekenning van steun nadrukkelijk of er geen posten worden opgevoerd die uit de reguliere exploitatie betaald dienen te worden. De steun is dan ook verleend voor bepaalde posten. Na afloopt van ieder kwartaal wordt een financiële rapportage verstrekt ten aanzien van de besteding van de steunverlening. De jaarrekening over 2010 zal een beeld geven van het exploitatieresultaat en de vermogenspositie van HWW Zorg.
Hoe ziet u deze steun in relatie tot de slechte resultaten van verpleeghuis Houtwijk? Deelt u de mening dat de financiële bijdrage had moeten leiden tot het weer op orde komen van de zorgverlening aangezien het geld daarvoor bedoeld was? Zo ja, wat gaat u voor actie ondernemen richting de zorginstelling en zo nee, waarom vindt u dat niet?
De steun is bedoeld om de Meavita-erfenis als gevolg van overgang van personeel naar HWW Zorg, zonder selectie aan de poort, op te vangen. De Meavita-schulden zijn achtergebleven in de failliete boedel. Het is dus onmogelijk dat verleende steun gebruikt wordt om schuldeisers van Meavita-west te betalen.
Deelt u de zorgen dat er nu met belastinggeld ondermaatse zorg wordt bestendigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke acties worden er ondernomen?
De IGZ heeft een van de locaties van HWW Zorg, namelijk verpleeghuis Houtwijk, onder verscherpt toezicht geplaatst omdat de doelen uit het opgestelde verbeterplan niet blijken te worden gehaald. Het is goed dat de IGZ nu naar een zwaar middel grijpt om verbetering van kwaliteit van zorg af te dwingen. De IGZ constateert dat de verbeterplannen bij de andere locaties gelukkig wél werken.
Hierboven heb ik al aangegeven dat de verleende steun niet besteed mag worden aan kwaliteitsverbetering.
Deelt u de mening dat het geld bedoeld was voor de zorgverlening? Hoe is de verhouding tussen de effecten van de financiële injectie als het gaat om organisatorische maatregelen, zoals het sociaal plan, en maatregelen die direct effect hadden voor de zorgverlening? Zo ja, welke actie gaat u nu ondernemen? Zo nee, hoe gaat dit dan nu alsnog gebeuren?
De zorgverlening, inclusief de kwaliteit daarvan, dient te worden gefinancierd vanuit de productieafspraken met het zorgkantoor. De kosten van het sociaal plan zijn bestreden met de steunverlening. Dat betekent dat ik geen actie onderneem anders dan dat het toezicht van de IGZ geldt en de maatregelen die daaruit voortvloeien.
Waren er andere mogelijkheden om de continuïteit van zorg in Den Haag te garanderen? Zo ja, welke? Waarom is toch voor de financiële injectie gekozen?
Ten tijde van het faillissement waren er geen andere aanbieders die de door Meavita-west geleverde zorg konden of wilden overnemen.
Heeft de financiële injectie aanleiding gegeven de bestaande regels voor staatssteun te wijzigen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Mij is bekend dat de NZa bezig is met een aanpassing van de Beleidsregel steunverlening. Binnenkort valt daarover besluitvorming van de NZa te verwachten. Nog meer dan in het verleden wordt steunverlening een ultimum remedium.
Kunt u aangeven hoe het met de zorg gesteld is in de andere organisaties van de rechtsopvolgers van Meavita in Groningen en in Den Haag? Kunt u een specificatie op hoofdlijnen geven?
In Den Haag voert de IGZ ook onderzoek uit in de overige locaties van HWW Zorg. Zoals ik tijdens het mondelinge vragenuurtje dd. 23 november 2010 ook al heb aangegeven, is de inspectie over de andere locaties tevreden. Hier is voldoende aangetoond dat er gewerkt wordt aan veranderingen en dat er duidelijk verbeteringen zijn ontstaan.
In Groningen heeft Thuiszorg Groningen (TZG) de zorgverlening van de Meavita-dochter overgenomen. TZG staat los van HWW Zorg. Over TZG heb ik geen negatieve berichten ontvangen.
Kunt u een planning geven waarin u verwacht dat de zorg weer op niveau is voor de medewerkers en de mensen die de zorg ontvangen?
De IGZ zal mij op de hoogte stellen zodra het verscherpt toezicht bij HWW Zorg kan worden opgeheven. De verwachting van de IGZ is dat het verscherpt toezicht drie tot vier maanden duurt.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Dat gaat helaas niet lukken, aangezien ik op uw verzoek de vragen wil bundelen met de kamervragen van mw. Dijkstra (D66) en vanwege het besluit uit de procedurevergadering van 24 november 2010, waarin verzocht is om een reactie op de noodzakelijkheid van een Plan-B.