Het bericht dat rekeningen steeds vaker niet betaald worden |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat rekeningen steeds vaker niet betaald worden?1
Uit het bericht blijkt dat het aantal wanbetalers en het bedrag aan openstaande facturen hoog is. Deze situatie is niet wenselijk. Het uitgangspunt is dat mensen op tijd betalen en daarop moeten ze ook worden aangesproken. De mensen in kwestie, maar ook de schuldeisers hebben hierin een duidelijke eigen verantwoordelijkheid. Het kabinet zet in op zelfstandigheid. Er moet eerst worden gekeken naar wat mensen zelf kunnen doen om hun eigen situatie te verbeteren. Mochten betalingsachterstanden oplopen, dan is het van belang zo snel mogelijk in te grijpen om te voorkomen dat er zich problematische schulden voor kunnen doen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij gemeenten. Zij kunnen op lokaal niveau het beste maatwerk bieden.
Wat is volgens u de oorzaak dat steeds meer mensen niet in staat zijn om hun rekeningen te betalen en hierdoor in grote financiële problemen komen omdat zij schulden maken? Kunt u dit toelichten?
Om inzicht te krijgen in de oorzaken van (een risico op) problematische schulden heeft het kabinet het onderzoek «Huishoudens in de rode cijfers» (kamerstukken II, 2009/10, 24 515 nr. 161) laten uitvoeren. Dit onderzoek is in oktober 2009 aan uw Kamer aangeboden. De belangrijkste oorzaken van (een risico op) problematische schulden die uit dit onderzoek naar voren komen, zijn: gebrekkig financieel beheer, terugval in inkomen en het hebben van een (te) hoge levensstandaard.
Deelt u de analyse dat dit vooral middelgrote en kleine bedrijven in moeilijkheden brengt? Wat zijn volgens u de gevolgen als deze «motor van onze economie» wordt afgeremd?
Betalingen van klanten spelen een belangrijke rol in de kasgeldpositie van ondernemingen. De ondernemer rekent op betaling binnen de daarvoor overeengekomen termijn. Als die betaling te laat komt of helemaal uitblijft, is dat niet gunstig voor de liquiditeit van de onderneming. Over het algemeen zijn ondernemingen gevoeliger naarmate ze kleiner zijn, maar dat wil niet zeggen dat grotere ondernemingen geen hinder kunnen ondervinden van wanbetaling. Gevolgen voor de economie als geheel zijn niet eenduidig te geven dan wel te kwantificeren.
Deelt u de analyse dat het oplopen van consumptieve schulden van huishoudens een potentiële bron kan zijn van instabiliteit van het financiële stelsel, omdat het risico bestaat dat huishoudens de eerder en recent aangegane (hypotheek)leningen niet meer kunnen aflossen, danwel hun rekeningen niet meer kunnen betalen? Zo nee, waarom niet?
Wij delen niet de analyse dat het oplopen van consumptieve schulden een mogelijke bron kan zijn van instabiliteit van het financiële stelsel. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat problematische schulden met name voorkomen in huishoudens met een huurwoning. Ook blijken in de praktijk Nederlandse huiseigenaren zeer goed te voldoen aan hun hypotheekverplichtingen. Het aantal gedwongen huisverkopen in Nederland is in vergelijking met andere landen zeer laag. Wel is het van belang overkreditering van consumenten op het terrein van consumptief en hypothecair krediet tegen te gaan. Daarom zijn op het terrein van consumptief krediet onlangs de regels verscherpt en worden ook voor hypothecaire kredietverlening de regels op korte termijn aangescherpt. Een algemene maatregel van bestuur waarin die aanscherping wordt geregeld, ligt momenteel bij de Raad van State voor advies.
Deelt u de analyse dat, als huishoudens inmiddels al meer dan 30 jaar geconfronteerd worden met een trendmatige stagnatie van het looninkomen (de trendmatige afname van de arbeidsinkomensquote), ze alleen hun bestedingen als percentage van het Bruto Nationaal Product op peil kunnen houden als hun consumptieve schulden toenemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen om de stagnatie van het looninkomen te keren?
Nee, wij delen uw analyse niet. Ten eerste is er geen sprake van een trendmatige afname van de arbeidsinkomensquote. Het niveau van de arbeidsinkomensquote in 1970 was nagenoeg gelijk aan dat in 2009. De oliecrises van de jaren zeventig en begin jaren tachtig leidden tijdelijk tot een hoge arbeidsinkomensquote. Daarna keerde de arbeidsinkomensquote terug naar het voormalige niveau.
Ten tweede duidt een lage arbeidsinkomensquote vooral op een hoge winstquote voor bedrijven. Zelfs wanneer de arbeidsinkomensquote zou dalen, hoeven het besteedbaar inkomen en dus de bestedingen van huishoudens niet af te nemen. Het kan immers bijvoorbeeld betekenen dat het besteedbare inkomen van zelfstandigen is toegenomen. Ook vermogenswinsten, bijvoorbeeld dankzij stijgende huizen- of aandelenprijzen, kunnen het besteedbare inkomen en daarmee de bestedingen opstuwen. Uit cijfers van het Centraal Planbureau blijkt dan ook dat het reëel besteedbare inkomen in 1969–2009 meer dan verdubbeld is. Wij zien daarom geen reden waarom het gemiddelde huishouden zijn (consumptieve) schulden zou moeten laten oplopen om zijn bestedingen op peil te houden.
Wat is uw doelstelling ten aanzien van het verminderen van het aantal huishoudens met problematische schulden? Welke maatregelen gaat u nemen om de schuldenproblematiek bij particulieren te verminderen? Kunt u dit toelichten?
Schuldhulpverlening is een taak van de gemeenten. Het kabinet heeft voor de periode 2009–2011 130 miljoen euro beschikbaar gesteld voor schuldhulpverlening in verband met de gevolgen van de economische crisis. Verder ligt het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening in de Tweede Kamer. Vooruitlopend op de implementatie van deze wet is er een ondersteuningsprogramma voor gemeenten gestart gericht op de verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Plannen van een zorgondernemer om obligaties uit te geven |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de plannen van een zorgondernemer om obligaties uit te geven, om op die wijze privaat kapitaal aan te trekken?1
Ja.
Wat is uw reactie op de plannen van deze zorgondernemer om obligaties uit te geven om privaat kapitaal in de zorg te stimuleren?
Het is aan zorgaanbieders zelf om keuzes te maken in de wijze waarop zij investeringen willen financieren. Veel aanbieders kiezen voor leningen bij banken (ook privaat kapitaal). Deze aanbieder heeft gekozen voor het uitgeven van obligaties. Obligaties geven wel recht op rente en op terugbetaling van hun inleg, maar niet op winstuitkering of zeggenschap, anders dan in de financieringsvoorwaarden als gebruikelijk geregeld, over besluiten van de zorgaanbieder. In die zin lopen de plannen van de ondernemer niet vooruit op de plannen van het kabinet.
Deelt u de mening dat deze ondernemer met deze plannen vooruitloopt op de (nog niet uitgewerkte) kabinetsplannen om privaat kapitaal en winstuitkering in de zorg toe te staan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een ondernemer zelfstandig tot deze stappen overgaat, nog voor dergelijke kabinetsplannen met de Kamer zijn besproken?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze zijn de plannen van deze zorgondernemer en de kabinetsvoornemens ten aanzien van privaat kapitaal en winstuitkering in de zorg te rijmen met uw uitspraak tijdens de begrotingsbehandeling Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 10 november 2010 dat de zorg geen markt is?
Ik heb inderdaad gezegd dat de zorg geen markt is. Zorgverlening is niet hetzelfde als het verkopen van wasmachines. Er bestaat daarom veel regulering in de zorg, zoals bijvoorbeeld de acceptatieplicht en de risicoverevening. Ik heb echter ook aangegeven dat we juist moeten zorgen dat er meer lucht op de markt moet komen in plaats van minder. Op die manier kunnen nieuw aanbod en nieuwe initiatieven van de grond komen. Het stimuleren van extra privaat kapitaal door het toestaan van winstuitkering voor aanbieders van medisch specialistische zorg past daar bij. En juist omdat zorgverlening niet hetzelfde is als wasmachines verkopen, zal ik daaraan wel voorwaarden verbinden.
Kunt u aangeven welke risico’s aan het uitgeven van obligaties door zorgondernemers verbonden zijn?
De risico’s die de zorgaanbieders lopen, zijn bij het uitgeven van obligaties in beginsel gelijk aan de risico’s die zij lopen bij leningen van banken. Zij moeten de rente betalen en op het afgesproken moment, in dit geval na vijf jaar, het ingelegde bedrag terug betalen.
Deelt u de mening dat er geen onderscheid zou moeten worden gemaakt bij het toestaan van privaat kapitaal, en dat het in zekere zin op hetzelfde neerkomt wanneer dat via aandelenbezit of obligaties is?
Er is geen onderscheid tussen het uitgeven van obligaties of aandelen als het gaat om het belang van het aantrekken van privaat kapitaal bij het financieren van innovaties en verbeteringen van dienstverlening en kwaliteit van zorg.
Er bestaat echter wel onderscheid tussen het hebben van aandelen of het houden van obligaties als het gaat om de rechten van de investeerder.
Aandeelhouders hebben directe zeggenschap in de organisatie waarin zij aandelen houden. Zij hebben, de huidige uitzonderingen daargelaten, recht op winstuitkering. Obligatiehouders daarentegen hebben geen specifieke zeggenschap over besluiten van de zorgaanbieders, maar wel recht op rente en terugbetaling van hun inleg.
Wat is uw mening over de trend die in het artikel naar voren komt, dat specialisten vanwege overheidsbezuinigingen steeds vaker mogelijkheden zoeken om gespecialiseerde klinieken op te zetten?
Specialisten zijn vrij in hun keuze om een kliniek op te zetten. Zij kunnen dit alleen succesvol doen wanneer ze aansluiten op de behoeften en wensen van de patiënt en kwalitatieve en doelmatige zorg bieden. Ik heb dan ook niets tegen dit type ondernemerschap.
Megafraude met subsidie kinderoppas |
|
Karin Straus (VVD), Helma Neppérus (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel betreffende megafraude met subsidie kinderoppas?1
Ja.
Kunt u aangeven wat vermoedelijk de totale omvang van de fraude is?
Met de fraude zijn vermoedelijk miljoenen euro’s gemoeid.
Waar bestaan de dubbele controles uit die u volgens het krantenartikel gaat invoeren om de fraude in te dammen?
De dubbele controle bestaat eruit, dat bij aanvragen voor een kinderopvangtoeslag na afloop van het toeslagjaar, extra bewijsstukken (bijvoorbeeld contracten, facturen en jaaroverzichten) worden opgevraagd en navraag wordt gedaan bij de kinderopvanginstelling of daadwerkelijk opvang heeft plaatsgevonden, voordat tot betaling van de kinderopvangtoeslag wordt overgegaan.
Is de controle geïntensiveerd naar aanleiding van het feit dat ook in de zomer van 2010 reeds een veroordeling met celstraf heeft plaatsgevonden naar aanleiding van fraude met kinderopvangtoeslag?
De veroordeling met celstraf in de zomer van 2010 betrof een geval van fraude door een gastouderbureau. De fraude waar het krantenartikel van vraag 1 op doelt, betreft fraude door vijf verdachten die ten onrecht kinderopvangtoeslag voor zichzelf en voor een omvangrijke groep vraagouders hebben aangevraagd. Het toezicht van de Belastingdienst is risicogericht. Dat betekent dat het toezicht wordt geïntensiveerd als het risico op niet naleving van wet- en regelgeving daartoe aanleiding geeft.
Overweegt u, eventueel in overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, structurele maatregelen om fraude in de toekomst te voorkomen anders dan de bovengenoemde controles? Waar denkt u dan aan? Zo nee, waarom niet?
De ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan op korte termijn de uitvoering en de regelgeving van de kinderopvangtoeslag doorlichten op frauderisico’s. Afhankelijk van de uitkomst van deze doorlichting, zal bezien worden of en welke maatregelen verder moeten worden genomen.
Deelt u de mening dat in deze tijd waarin bezuinigingen op de kinderopvang plaatsvinden het zeker niet zo kan zijn dat vervolgens miljoenen aan toeslagbedragen via frauduleuze praktijken wegvloeien? Deelt u de mening dat er dus stevig moet worden opgetreden om de dader te pakken en testraffen?
Jazeker, kinderopvangtoeslag stelt hardwerkende ouders in staat om verantwoorde opvang voor hun kinderen te regelen. Dit doel mag niet door fraude in gevaar worden gebracht en fraude moet dan ook stevig worden aangepakt. Naast de hierboven genoemde controlemaatregelen en doorlichting van de uitvoering en regelgeving op frauderisico’s, heeft de Belastingdienst een apart team opgericht dat de aanpak van de fraude coördineert en een meldpunt ingesteld, waar het publiek terecht kan met tips over misbruik of oneigenlijk gebruik.
Deelt u de mening dat we alles op alles moeten zetten om deze bedragen tot op de laatste cent terug te halen bij de daders?
Ja, de Belastingdienst zal alle mogelijke middelen gebruiken om de ten onrechte verkregen toeslagen terug te vorderen, inclusief dwanginvordering. Het Openbaar Ministerie heeft het voornemen de verdachten te vervolgen. Als het Openbaar Ministerie besluit niet tot vervolging over te gaan, heeft de Belastingdienst nog de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen.
Een kinderpornozaak op een basisschool |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kinderpornozaak schokt basisschool»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat vanwege privacyredenen het Openbaar Ministerie (OM) de school niet heeft ingelicht over het feit dat de adjunct-directeur verdachte was in een kinderpornozaak? Is dit staand beleid bij het OM in zaken waar kinderen bij betrokken zijn?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vragen 3 en 5 van het lid Van der Steur (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 977).
Deelt u de mening dat in dit soort gevallen de privacy van de verdachte niet opweegt tegen de belangen van de kinderen, ouders en betrokken school? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoord op vraag 4 van de eerder genoemde vragen van het lid Van der Steur heb ik het wettelijk kader van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de Aanwijzing Wjsg uiteen gezet. Binnen dit wettelijk kader moet altijd een afweging worden gemaakt tussen een zwaarwegend algemeen belang en de belangen van de betrokken partijen. Voor wat betreft de maatregelen die door het OM worden getroffen naar aanleiding van dit incident verwijs ik naar mijn antwoord op vragen 3 en 5 van het lid Van der Steur.
Bent u bereid in dit soort gevallen, waar het gaat om verdenking van kinderporno of andere zaken die kinderen raken en de verdachte tevens nauw samenwerkt met kinderen, de privacy van de verdachten minder zwaar te laten wegen dan de belangen van de kinderen? Zo nee, welke maatregelen denkt u dan te treffen om te voorkomen dat een school in het ongewisse blijft van de verdenking van kinderporno tegen één van haar medewerkers?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in overleg met het OM te treden hoe voortaan te handelen in dit soort gevallen en de Kamer over de uitkomst van dit overleg te informeren?
Ik ben evenals de voorzitter van het College van procureurs-generaal van oordeel dat het huidig wettelijk kader voldoende aanknopingspunten biedt voor (vroegtijdige) informatieverstrekking aan derden, zoals werkgevers van verdachten met gevoelige functies. Ik vertrouw erop dat met de maatregelen die het OM treft om officieren van justitie beter over de wijze van informatieverstrekking te informeren een herhaling van de gang van zaken zoals bij de onderhavige basisschool wordt voorkomen.
Het gebruik van Colombiaanse kolen |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat tijdens de hoorzitting van de vaste commissie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de herkomst van kolen d.d. 18 november 2010 is gewisseld dat RWE/Essent nog steeds kolen inkoopt bij het Amerikaanse bedrijf Drummond?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Drummond voortdurend conflicten heeft met de Colombiaanse vakbonden2 en dat het Colombiaanse Openbaar Ministerie in juli van dit jaar een onderzoek is gestart naar het handelen van Drummond, vanwege de beschuldiging dat het land waarop de mijn van Drummond is gevestigd, wederrrechtelijk is verkregen door paramilitairen met behulp van moord op boeren en bedreiging?3
Ik heb kennisgenomen van het artikel van «Justice for Colombia»,waarin melding wordt gemaakt van conflicten tussen Drummond en Colombiaanse vakbonden.
De Nederlandse ambassade in Bogotá heeft, op basis van informatie verkregen van de NGO «Colectivo Colombiano de Abogados (CCA)», een mensenrechtenorganisatie die de families van twee door paramilitairen vermoorde vakbondsleden vertegenwoordigt, aangegeven dat het Colombiaanse Attorney's General Office een onderzoek is gestart naar onder meer de rol van paramilitairen bij de moord op een aantal vakbondsleiders. In dit onderzoek zijn enkele medewerkers van Drummond betrokken, maar het Attorney's General Office heeft geen formele zaak aangespannen of beschuldigingen geuit tegen het bedrijf. De ambassade heeft aangegeven niet over informatie te beschikken dat er een onderzoek is gestart naar de manier waarop de landrechten zijn verkregen.
Bent u ervan op de hoogte dat het bedrijf voor het gerecht is gedaagd in de VS, omdat het bedrijf verdacht wordt van medeplichtigheid aan de moord op vakbondsleiders?4
Uit de informatie van de Nederlandse ambassade in Colombia, eveneens afkomstig van de NGO CCA, blijkt dat er door nabestaanden van vermoorde vakbondsleiders diverse procedures zijn gestart tegen Drummond. Eerdere en vergelijkbare aanklachten tegen Drummond zijn vanwege gebrek aan bewijs niet ontvankelijk verklaard door Amerikaanse rechtbanken.
Weet u of er naast RWE/Essent nog andere bedrijven op de Nederlandse markt actief zijn, die kolen kopen van Drummond?
Naar aanleiding van de berichtgeving vorig jaar juni over Nederlandse energiebedrijven die kolen inkopen bij bedrijven in Colombia heeft E.On aangegeven met Drummond samen te werken. Het bedrijf Tata Steel in IJmuiden heeft aangegeven geen steenkolen van Drummond uit de onderhavige mijn te kopen.
Voor zover bekend wensen de overige mogelijk relevante bedrijven, uit oogpunt van commerciële gevoeligheid, informatie over de herkomst van ingekochte steenkolen in beginsel als vertrouwelijk te beschouwen. De branchevereniging van energieproducenten, -handelaren en -retailbedrijven in Nederland, Energie-Nederland, geeft desgevraagd aan dat haar leden terughoudend zijn met het openbaar maken van (mogelijke) leveranciers, omdat dit concurrenten inzicht verschaft in de handelspositie van zowel afnemer als leverancier.
De energieproducenten, de staalindustrie, maatschappelijke organisaties en mijnbouwbedrijven zijn vorig jaar september een dialoog gestart over verantwoorde winning van en handel in steenkool. De eerste fase van deze dialoog wordt naar verwachting deze maand afgerond. Gezien de zorg die leeft bij verschillende belanghebbenden ten aanzien van het beleid van energiebedrijven om betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te voorkomen, lijkt het mij een goede zaak dat de betrokken partijen het onderwerp «transparantie» op de agenda hebben gezet van de «steenkooldialoog». Uitdaging is een juiste balans te vinden tussen transparantie over de herkomst van steenkolen en vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie.
Deelt u de mening dat bedrijven die op de Nederlandse energiemarkt actief zijn, geen kolen zouden moeten willen kopen bij Drummond zolang er een strafrechtelijk onderzoek loopt naar het handelen van dit bedrijf?
De Nederlandse overheid verwacht van ieder bedrijf dat het maatschappelijk verantwoord onderneemt, zowel in binnen- als buitenland, en dat het zijn invloed in de keten ruimhartig aanwendt voor de bevordering van mensenrechten en arbeidsomstandigheden en aandacht voor het milieu. Bedrijven dienen zich in ieder geval te houden aan de wetgeving van het land waar zij hun activiteiten uitoefenen. Voor MVO is de daar bestaande wet- en regelgeving het startpunt.
De Nederlandse overheid verwacht dat het Nederlandse bedrijfsleven zich houdt aan het normatieve kader van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Een onderneming heeft tot taak zich te vergewissen van de ethische, sociale en milieuaspecten van haar activiteiten, inclusief die van haar buitenlandse partners, en op basis daarvan verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van haar doen en laten.
De keus om al dan niet de handelsrelatie te verbreken bij beschuldigingen of aanklachten over het handelen van hun buitenlandse partners, is aan bedrijven zelf. Essentieel is wel dat bedrijven zelf verantwoordelijkheid dragen voor het verkrijgen van maatschappelijke acceptatie voor hun beleid, ook voor wat betreft hun activiteiten in het buitenland. Dit houdt in dat bedrijven bij gerechtvaardigde vragen over hun handelen de maatschappelijke dialoog moeten aangaan, waar mogelijk open moeten zijn over het bedrijfsbeleid en uitleggen welke keuzes zijn gemaakt.
Deelt u de mening dat de handelsrelatie tussen RWE/Essent en Drummond aantoont dat zelfregulering omtrent maatschappelijk verantwoord ondernemen gefaald heeft?
Ik deel deze mening niet. Er mag niet uit het oog verloren worden dat een groot deel van de berichtgeving over Drummond gaat over zaken die zich rond 2001 en 2004 hebben afgespeeld en waar Drummond op dit moment niet voor is veroordeeld. Uit gesprekken met RWE/Essent is gebleken dat RWE/Essent actief beleid voert om risico’s in zijn keten te identificeren. Het heeft aangegeven dat bij vermeende misstanden de eerste stap is om het gesprek aan te gaan met het desbetreffende bedrijf en de vermeende misstanden aan te kaarten, om zo te bekijken of vanuit de relatie invloed kan worden uitgeoefend om te komen tot verbeteringen. RWE/Essent is van mening dat het voeren van een dialoog en het starten van een eventueel noodzakelijk verbetertraject voor wat betreft sociale en milieuomstandigheden de meest effectieve aanpak is, en verkiest deze aanpak boven het automatisch verbreken van de relatie. Zo is RWE/Essent ook in dialoog met Drummond, en is het bereid hierover in contact te treden met NGOs.
In dit licht geeft RWE/Essent aan groot belang te hechten aan de dialoog over verantwoorde winning van en handel in steenkool die de elektriciteitsbedrijven en de betrokken maatschappelijke organisaties september vorig jaar zijn gestart. RWE/Essent is van mening dat een dergelijke dialoog het meest geschikte middel is om tot afspraken te komen over verantwoorde winning en gebruik van kolen.
Ten slotte, de weg van de dialoog heeft zich eerder succesvol getoond bij het Colombiaanse mijnbedrijf Cerrejón. Naar aanleiding van berichtgeving dat Cerrejón betrokken zou zijn geweest bij geweld tegen lokale gemeenschappen, is RWE/Essent in dialoog getreden met het bedrijf om dit aan de orde te stellen. Hoewel Cerrejón de beschuldigingen met klem verwerpt, heeft het bedrijf zich ontvankelijk getoond voor de belangen van (lokale) gemeenschappen en zich bereid getoond samen te werken met belanghebbenden, hetgeen ook tijdens de hoorzitting naar voren kwam.
Bent u bereid in Europees verband voorstellen te doen om, net als voor biobrandstoffen, eisen te stellen aan de herkomst van fossiele energiebronnen en daarbij een belangrijke nadruk te leggen op het naleven van internationaal overeengekomen arbeidsrechten?
De wens tot Europese of zelfs unilaterale maatregelen met het oog op zekerheid over de condities waaronder fossiele energiebronnen zijn gewonnen, hangt naar mijn mening samen met het ontbreken van de mogelijkheid om rechtstreeks toe te zien op de naleving van Nederlandse of Europese normen in een ander land (global governance gap). Bij steenkolen en andere fossiele brandstoffen ligt het zwaartepunt sterker op mensenrechten dan bij biobrandstoffen.
Nederland en Europa wijzen de desbetreffende landen op hun primaire taak om invulling te geven aan wat prof. Ruggie hun «state duty to protect» noemt. Zo zijn er bijvoorbeeld hoopgevende signalen ten aanzien van het mensenrechtenbeleid van de Colombiaanse regering5, hoewel concrete resultaten nog moeten worden afgewacht en Nederland een intensieve, kritische dialoog met de Colombiaanse regering voert ten aanzien van haar mensenrechtenbeleid.
Hiernaast zet Nederland zich in multilateraal verband in, zoals via verdragen, de ILO en de VN Mensenrechtenraad.
Het stellen van unilaterale importbeperkingen voor bedrijven in Nederland draagt niet bij aan een effectieve oplossing voor de problematiek. Immers, de markt voor kolen is internationaal en telt vele grote spelers uit alle delen van de wereld. Via de update van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zullen mensenrechten nadrukkelijker in het normatieve kader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen worden betrokken. De Nederlandse overheid verwacht dat alle Nederlandse bedrijven deze richtlijnen als referentie gebruiken bij hun internationale activiteiten. In het licht van het antwoord op vraag 6 spoor ik het in Nederland opererende bedrijfsleven aan om invulling te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het initiatief van de betrokken bedrijven en maatschappelijke organisaties om een dialoog te starten om te komen tot afspraken ter verduurzaming van de steenkoolketen is een voorbeeld van de manier waarop bedrijven zelf invulling kunnen geven aan hun ketenverantwoordelijkheid.
Naar aanleiding van de motie van de leden Haverkamp en Jansen (TK 32 500 XII, nr. 25) over de verduurzaming van de olie-, gas- en steenkoolsector, heeft de regering aangegeven om in overleg met de sector de verduurzaming van fossiele brandstoffen te onderzoeken.
Bent u bereid vooruitlopend daarop alle steunmaatregelen aan bedrijven die kolen inkopen bij Drummond, te beëindigen, inclusief subsidies voor CO2-opslag en alle belastingkortingen?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Zowel subsidies als belastingkortingen hebben generieke werking. Daarnaast voorziet de belastingwetgeving niet in een dergelijke selectieve behandeling. Overigens wil ik benadrukken dat de vigerende inputvrijstelling voor kolen die worden gebruikt in kolencentrales door mij niet wordt gezien als steunmaatregel. Omdat de output van centrales – de elektriciteit – onderhevig is aan heffing van energiebelasting wordt de inputvrijstelling toegepast: deze dient dus om dubbele heffing van belasting te vermijden.
Bent u tevens bereid, vooruitlopend op eventuele Europese maatregelen, met wettelijke voorstellen voor de Nederlandse markt te komen en die bedrijven ertoe dwingen om voortaan alleen nog maar kolen te importeren, die onder fatsoenlijke omstandigheden gewonnen zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Het feit dat agenten geen thermische (onder)kleding kunnen bestellen |
|
Ronald van Raak |
|
Is het waar dat politieagenten in verband met een bezuiniging in de meeste korpsen geen bontmutsen en themo(onder)kleding meer kunnen bestellen?1
Agenten kunnen nog steeds bontmutsen en thermo (onder)kleding bestellen. Ik verwijs hierbij naar het antwoord dat mijn voorganger heeft gegeven op (grotendeels) identieke vragen van uw Kamer d.d. 18 januari 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1514). Er is niet op het kledingbudget voor agenten bezuinigd. Mijn voorganger heeft u toen gemeld dat de Raad van Korpschefs in 2009 besloten heeft dat dan wèl voorafgaande toestemming nodig is van het bevoegd gezag. Uit signalen uit het veld is vervolgens gebleken dat toepassing van deze procedure ten aanzien van thermo (onder)kleding in de praktijk niet altijd vlekkeloos verliep. Naar aanleiding daarvan heeft de portefeuillehouder Facilitair Management van de Raad van Korpschefs de VtS-PN recent verzocht maatregelen te nemen om een versnelde verstrekking van thermo (onder)kleding voor politiepersoneel mogelijk te maken. De VtS-PN heeft hierop de webwinkel inmiddels aangepast zodat de politieambtenaar (wederom) rechtstreeks thermo (onder)kleding kan bestellen. Voor de bontmuts blijft de «oude» procedure gehandhaafd. Men kan deze nog steeds bestellen, zij het niet rechtstreeks, doch via centrale inkoop door het eigen korps, na voorafgaande toestemming door de korpsleiding.
Wat is uw opvatting over het feit dat wijkagenten, fietsteams en hulpverleners worden zonder warm ondergoed de vrieskou in worden gestuurd?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het vorige kabinet dat de huidige regelingen op dit gebied voldoen?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze bezuiniging op het kledingbudget ongedaan te maken en te verzekeren dat alle agenten die dat nodig hebben themo(onder)kleding krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid contact op te nemen met de korpschefs en samen met hen afspraken te maken voor een snelle verstrekking van themo(onder)kleding?
Zie antwoord vraag 1.
De voorgenomen ontslagen bij De Vries Kozijnen in Gorredijk |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Eindbod De Vries Kozijnen onacceptabel»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de wijze waarop dit bedrijf reorganiseert en het personeelsbestand verkleint?
De rechter heeft over de ontvankelijkheid van verzoeken om ontbinding op 6 december 2010 uitspraak gedaan (LJ BO6458). Daaruit blijkt het volgende. De voorgenomen reorganisatie is op 1 november 2010 voor advies voorgelegd aan de Centrale Ondernemingsraad (COR). Op 4 november 2010 heeft de werkgever een melding in het kader van de Wet melding Collectief ontslag (WMCO) gedaan bij het UWV Werkbedrijf Friesland en vervolgens op 5 november 2010 ontbindingsverzoeken ingediend bij de kantonrechter voor de werknemers die als gevolg van de reorganisatie hun baan zouden verliezen. Bij brief van 9 november heeft het UWV Werkbedrijf laten weten dat de melding voldoet aan de vereisten die gelden op grond van de WMCO. Hoewel de rechter tot het oordeel komt dat de werkgever de vakbonden en de ondernemingsraad niet tijdig heeft betrokken bij de voorgenomen reorganisatie, is hij van mening dat de ontslagverzoeken niet om die reden geweigerd moeten worden. Dat overleg heeft namelijk inmiddels wel plaatsgevonden waaruit gebleken is dat de COR de noodzaak voor de reorganisatie onderschrijft. Wat resteerde was een geschil tussen de werkgever en de vakbonden over het sociaal plan. In zijn uitspraak geeft de rechter zowel de werkgever als de vakbonden dringend in overweging om hun onderhandelingen over een sociaal plan voort te zetten. Dat is ook gebeurd, wat erin heeft geresulteerd dat alsnog een sociaal plan is overeengekomen.
Is hier sprake van een overtreding van de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt er ingegrepen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat zaken als deze aantonen dat de, eerder door de regering verwoorde opvatting, dat voorkoming van ontslagzwendel slechts in de handen van werknemer en werkgever ligt, volkomen onhoudbaar is en te kort schiet om de belangen van werknemers veilig te stellen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening niet. Uit de beantwoording van vraag 2 en 3 blijkt dat er van zwendel geen sprake is en de belangen van werknemers voldoende zijn gewaarborgd.
Zzp’ers in de zorg die niet aan de slag komen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de vijf- tot tienduizend zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de gezondheidszorg die als gevolg van financiële en juridische barrières aan de zijlijn staan?1
Ja. Er wordt echter geen objectieve bron voor de onderbouwing van de stelling genoemd.
Kunt u aangeven hoeveel zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de zorg werkzaam zijn, in welke sectoren binnen zorg de zij werken en uit welke financieringsstromen zij bekostigd worden?
Een bron voor globale informatie is het onderzoek van het EIM samen met Bureau Bartels van 10 oktober 2008 dat in een Algemeen Overleg op 12 februari 2009 met uw Kamer is besproken. Meer gedetailleerde informatie is niet beschikbaar.
Onderzoekstechnisch is die ook moeilijk te verkrijgen omdat de aantallen in de zorg werkzame zzp-ers relatief gering zijn vergeleken bij de aantallen werknemers in loondienst.
Wat is uw mening over de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden en de waarde van deze zzp’ers voor de zorg in Nederland?2
Ik zie niet graag verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten, of ze nu werknemer zijn of zelfstandige. De zelfstandig verpleegkundigen en verzorgenden zijn vaak actief op het terrein van intensieve, al dan niet palliatieve, zorg. Zij leveren daarin een belangrijk aandeel, dat daar moeilijk gemist kan worden. In een brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer (TK 2008–2009, 26 631, nr. 302) heeft zij de randvoorwaarden opgesomd voor de inzet van zzp-ers in het VWS-veld. Kort: de kwaliteit van de zorg blijft minstens gelijk, de kosten van de zorg stijgen niet en de transparantie van de geleverde zorgprestaties blijft gelijk. Daarnaast moeten zowel de zorgvrager als de zorgverlener zich bewust zijn van de consequenties van hun keuze voor een zzp-er. Ik ben het daar mee eens. Verder ik ben van mening dat indien iemand in de zorg wil werken, dit hem/haar mogelijk gemaakt moet worden.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten? Welke problemen voorziet u wanneer inderdaad vijf- tot tienduizend zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de constatering dat door de PGB-stop veel zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de problemen zijn gekomen?3
De PGB-stop, die ik gelukkig inmiddels heb kunnen opheffen, betrof alleen nieuwe aanvragen. De bestaande PGB’s bleven intact zodat de zelfstandigen voor deze PGB-houders konden blijven werken. Zoals hiervoor aangegeven, werken veel zelfstandigen in de palliatieve zorg. Deze categorie was uitgesloten van de PGB-stop.
Op welke wijze besteedt u aandacht aan de positie van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden bij wijzigingen van beleid, zoals bijvoorbeeld de in de zomer van 2010 doorgevoerde PGB-stop?
Bij een beslissing tot wijziging van beleid neem ik uiteraard alle relevante aspecten in ogenschouw. Zeker de arbeidsmarkt voor verpleegkundigen en verzorgenden, waar we 12 000 mensen meer willen hebben. In het geval van de PGB-stop moesten echter financiële aspecten prevaleren boven het arbeidsmarkt-aspect.
Op welke manier komen de investeringen die ertoe moeten leiden dat er meer mensen in de zorg aan de slag kunnen ten goede aan zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden?
In de ouderenzorg worden investeringen gedaan ten behoeve van het personeel, vooral bekostigd uit de tarieven. De vormgeving van de arbeidsrelatie, werken in dienstverband of als zelfstandige, al dan niet in opdracht van een zorgaanbieder, is echter de keus van de professional zelf. Bij een werknemer is het tarief van de werkgever waar die investeringen uit moeten worden gedekt. Bij een zzp-er is het de zzp-er zelf die beslissingsbevoegd is hoe hij zijn inkomsten uit de tarieven besteedt.
Welke maatregelen kunt u verder nemen en bent u bereid te nemen om de positie van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden te verbeteren?
Een maatregel die al was aangekondigd en die nu nader wordt uitgewerkt, is het mogelijk maken van contractering door zelfstandigen in AWBZ. De huidige problemen waarmee zelfstandigen worden geconfronteerd, met name in hun relatie met hun opdrachtgever (de zorgaanbieder/contractant met het zorgkantoor) zijn vooral fiscaal van aard.
In hoeverre geven de financieringsstromen van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ ruimte voor de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden? Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden ook uit deze financieringsstromen ruimte gegeven kan worden?
De Zorgverzekeringswet kent geen juridische belemmeringen voor de inzet van zelfstandigen. In de wijze van financiering, bijvoorbeeld door middel van dbc’s, ligt wel een drempel voor de inzet van zelfstandigen. De medisch specialistische zorg is omschreven in dbc’s en deze zorg wordt door verzekeraars bij diverse zorgaanbieders zoals ziekenhuizen of zelfstandige behandelcentra ingekocht. De zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld in het kader van medisch specialistische zorg in de thuissituatie gebruik maken van zelfstandige verpleegkundigen. Het is aan de zorgaanbieder hoe zij deze zorg vormgeven en of zij hierbij gebruik willen maken van hun eigen personeel of zelfstandige verpleegkundigen inzetten.
In de AWBZ is het thans mogelijk om als zelfstandige te werken voor PGB-houders en als opdrachtnemer van een zorgaanbieder die een contract met het zorgkantoor heeft voor levering van zorg in natura. De huidige vormgeving van het werken als opdrachtnemer is echter vaak dusdanig dat Belastingdienst en UWV constateren dat feitelijk sprake is van een dienstverband. Dit laatste is aanleiding tot het wijzigen van het Besluit zorgaanspraken AWBZ zodat zelfstandig zorgverleners direct kunnen contracteren met het zorgkantoor/concessiehouder uitvoering AWBZ.
Welke stappen zijn reeds genomen na de toezegging van minister Klink in het algemeen overleg van 15 april 2010 om het Besluit zorgaanspraken AWBZ zo te wijzigen dat zorgkantoren ook rechtstreeks zelfstandig verpleegkundigen en verzorgenden kunnen contracteren?
In zijn brief van 16 augustus 2010 aan uw Kamer (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155) heeft de minister van VWS uiteengezet wat naast de wijziging van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ nodig is voor de implementatie van deze wijziging. Daaraan wordt op dit moment gewerkt met als insteek dat de wijziging per 1 januari 2012 geëffectueerd wordt. Ter aanvulling op deze activiteiten onderzoek ik op dit moment met de betrokkenen of het mogelijk is om, vooruitlopend op de wijziging van de regelgeving, een experiment met contractering van zelfstandigen uit te voeren.
Publicaties van Wikileaks |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Ard van der Steur (VVD), Atzo Nicolaï (VVD) |
|
Is het waar dat veel van de informatie die door Wikileaks is gepubliceerd afkomstig is van SIPRNET?1
Navraag bij het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse zaken leert dat het ministerie informatie uitwisselt via een geclassificeerd systeem. Over de vragen hoe het systeem wordt beheerd en wie daartoe toegang heeft worden gezien de classificatie van het systeem geen mededelingen gedaan.
Is het waar dat SIPRNET een netwerk is dat wordt beheerd door zowel de NSA, DIA als de Joint Staff J-6?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat bijna 3 miljoen mensen toegang hebben tot dit systeem, terwijl alle informatie geheim of hoger geclassificeerd zou zijn (of moeten zijn)?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze inventariseert de Nederlandse regering hoe bondgenoten van Nederland gevoelige informatie opslaan?
Binnen het NAVO-bondgenootschap geldt een systeem van informatie-uitwisseling dat strikte procedures en protocollen kent ter beveiliging. Er zijn strenge voorschriften voor zowel de fysieke beveiliging als de toegang tot de informatiesystemen. Toegang tot de informatie is afhankelijk van de rubricering van de betreffende informatie. Deze regels zijn voor alle bondgenoten gelijk, en worden op dezelfde wijze geïmplementeerd. Elke twee jaar worden NAVO-inspecties uitgevoerd ter controle van de systemen en ter controle van de mate van naleving van de toegangsregelingen. Indien er tijdens deze controles onvolkomenheden worden waargenomen, kan het ertoe leiden dat het betreffende land – tijdelijk – wordt afgesloten van het systeem. Voor EU-gerubriceerde informatie gelden soortgelijke regelingen.
De Nederlandse regering heeft geen inzage hoe bondgenoten en andere landen verder (afgezien van wat betreft NAVO/EU-data) hun systemen t.b.v. veiligstellen gevoelige informatie hebben ingericht. Wel vindt er in algemene zin informatie-uitwisseling plaats over de technische mogelijkheden van beveiliging van informatie, maar uiteindelijk blijft de beveiliging en de vaststelling van de voorwaarden voor uitwisseling van informatie de verantwoordelijkheid van het betreffende land zelf.
Op welke wijze inventariseert de Nederlandse regering wie daar vervolgens allemaal toegang toe heeft?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of de toegang tot (andere) gegevens die uitgewisseld worden (bijvoorbeeld passagiersgegevens) duidelijk begrensd is? Kunt u dat ook concreet uiteenzetten?
Passagiersgegevens worden niet door de Nederlandse overheid aan de Amerikaanse overheid verstrekt. Luchtvaartmaatschappijen zijn krachtens Amerikaans recht verplicht om deze gegevens te verstrekken aan het Bureau of Customs and Border Protection. De beveiliging van de aldus verstrekte gegevens is primair een zaak van Amerikaans recht. In de PNR-Overeenkomst 2007 – die nog niet door het Europees Parlement is goedgekeurd, maar wel voorlopig wordt toegepast – wordt in het kader van regeling van de toegang en verdere verwerking van die gegevens verwezen naar een aantal van die voorschriften van Amerikaans recht (punt V van de bijlage bij de PNR-Overeenkomst 2007, Trb. 2008, nr. 75).
In punt VII van de bijlage bij de PNR-Overeenkomst 2007 is geregeld onder welke voorwaarden de gegevens bij het Bureau of Customs en Border Protection blijven bewaard en hoe de toegang daartoe is geregeld. Verder is in punt II van de bijlage bij de PNR-Overeenkomst 2007 geregeld onder welke voorwaarden deze gegevens door het Bureau of Customs and Border Protection mogen worden verstrekt aan andere instanties binnen en buiten de Verenigde Staten. In zijn brief van 20 juli 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 31 735, nr. 7) heeft de toenmalige Minister van Justitie verslag gedaan van de evaluatie van de PNR-Overeenkomst 2007. Daarin zijn geen specifieke tekortkomingen op het gebied van de beveiligingsmaatregelen geconstateerd.
Gaat de Nederlandse regering om opheldering vragen inzake de publicaties van Wikileaks?
Nederland is vooraf door de Amerikaanse ambassade in Den Haag geïnformeerd dat Nederland in de aankomende publicaties genoemd zou kunnen worden. Met de ambassade is afgesproken dat deze ons op de hoogte stelt zodra men aanwijzingen heeft dat er publicaties die Nederland betreffen naar buiten zouden komen. De Nederlandse regering gaat er van uit dat de Verenigde Staten maatregelen neemt om dergelijke lekken in de toekomst te voorkomen.
Bent u voornemens om in overleg te treden met bondgenoten als het gaat om hoe gegevens worden opgeslagen en wie daar toegang tot heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zal dit in de Nederlandse wet geborgd worden?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat (naar aanleiding van dit soort publicaties) goed gekeken moet worden met wie bepaalde gegevens worden gedeeld, wat voor garanties er zijn qua informatiebeveiliging en in hoeverre dit soort zaken voorkomen hadn kunnen worden? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Zo nee, waarom niet?
De affaire Wikileaks toont hoe belangrijk het inderdaad is met wie en welke landen bepaalde informatie wordt gedeeld. Daarnaast is het van belang dat er in het internationale verkeer ruimte blijft voor landen om onderling op vertrouwelijke basis te communiceren, ook al bestaat er nooit een volledige garantie op absolute vertrouwelijkheid.
In hoeverre er extra maatregelen moeten worden genomen wordt thans bezien, zoals ook door mij is toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken in reactie op een motie terzake van het lid Nicolai (VVD). De noodzaak en mogelijkheid van extra maatregelen zijn thans in onderzoek.
Langer doorwerken in de zorg voor hetzelfde pensioen |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Pensioenfonds zorg gaat uit van langer werken»?1
Ja.
Acht u het wenselijk dat een pensioenfonds vooruit loopt op eventuele wetgeving aangaande verhoging van de AOW-leeftijd en dus langer doorwerken? Deelt u de zorg dat belangen van deelnemers geschaad kunnen worden als niet eerst wetgeving over langer doorwerken wordt afgewacht?
Het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) heeft – als alle fondsen – te maken met de gevolgen van de stijgende levensverwachting en van ontwikkelingen op de financiële markten voor de vermogenspositie. Als onderdeel van een breder pakket heeft PFZW besloten de opbouw van het pensioen in 2011 te verlagen van 2,05% naar 1,95% van de pensioengrondslag. Deelnemers van PFZW kunnen de gevolgen hiervan compenseren door enkele maanden langer door te werken.
PFZW kent een flexibele ingangsdatum voor het ouderdomspensioen. Deelnemers kunnen kiezen voor pensionering vóór, op of na 65 jaar. De verlaging van de pensioenopbouw in 2011 staat los van de kabinetsvoornemens met betrekking tot de AOW-leeftijd. Het is in het belang van de deelnemers dat PFZW zijn vermogenstekort snel aanpakt en daarmee niet wacht tot na de wetgeving over de AOW-leeftijd.
Hoe beoordeelt u de situatie dat in een bedrijfstak waar grote tekorten van arbeidskrachten zijn en nog meer worden verwacht, de pensioenopbouwrechten van werknemers worden verlaagd terwijl de opgebouwde rechten van gepensioneerden in deze bedrijfstak niet worden gekort, anders dan het niet-indexeren van de rechten? In hoeverre vindt u dit een evenwichtige belangenafweging voor alle deelnemers van het fonds?
Naast de hierboven genoemde verlaging van de pensioenopbouw verhoogt PFZW in 2011 de pensioenpremie en wordt afgezien van indexatie. Deze maatregelen hebben gevolgen voor werkgevers, werknemers (deelnemers) en gepensioneerden. Het fonds acht deze maatregelen evenwichtig en noodzakelijk voor een betaalbaar en toekomstbestendig pensioen. Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over deze beslissing.
Deelt u de mening dat dit voornemen tot verlagen van opbouwrechten niet zal leiden tot meer animo om in de zorg te blijven en gaan werken, en dat dit wellicht een averechts effect kan hebben op het werven van nieuwe arbeidskrachten in de zorg?
De aanpak van het tekort aan arbeidskrachten is primair de verantwoordelijkheid van de sector en daarmee van werkgevers en sociale partners. Arbeidsvoorwaarden zijn – naast de aard van het werk en de arbeidsomstandigheden – van belang voor de aantrekkingskracht van de sector.
Het pensioen is onderdeel van het totale arbeidsvoorwaardenpakket en kan hierbij dus een rol spelen. Als de deelnemers van PFZW de lagere opbouw compenseren door (iets) langer door te werken, heeft dat als zodanig een positief effect op het arbeidsaanbod in de zorg. Een voortvarende aanpak om het pensioen toekomstbestendig te maken, kan overigens de aantrekkingskracht van de zorg ook vergroten.
De regeling verbetering binnenklimaat primair onderwijs |
|
|
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u er mee bekend dat ondanks het verstrijken van de inschrijfdatum (31 december 2009) voor deelname aan de regeling verbetering binnenklimaat primair onderwijs 2009 er nog gemeenten in Nederland zijn die gebruik willen maken van de regeling verbetering binnenklimaat primair onderwijs?1
Het totaal beschikbare budget is op voorhand verdeeld over de gemeenten. Op basis van het inwoneraantal ontstond voor elke gemeenten een trekkingsrecht. Als er werd voldaan aan de criteria in de regeling (waaronder een geëiste cofinanciering) had de gemeente recht op de subsidie. Gemeenten mochten een aanvraag indienen tot 125% van het trekkingsrecht.
Op voorhand wisten de gemeenten waar ze aan toe waren. Van de 431 gemeenten hebben er 394 een aanvraag ingediend. Een aantal gemeenten heeft afgezien van aanvragen van het subsidiebedrag. De daardoor vrijvallende middelen zijn verdeeld onder de gemeenten die wel een aanvraag hebben gedaan. Alle aanvragen van gemeenten tot en met 125% zijn gehonoreerd.
Is het voor de regeling verbetering binnenklimaat 2009 beschikbaar gestelde bedrag volledig besteed aan projecten ter verbetering van het binnenklimaat van scholen? Zo ja, kunt u de Kamer een overzicht verschaffen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten konden, in nauw overleg met de schoolbesturen, alleen aanvragen indienen voor een aantal vooraf vastgestelde voorzieningen. Al de voorzieningen staan in het kader staan van verbetering van het binnenklimaat en/of het treffen van energiebeperkende maatregelen.
Voorzieningen kunnen tot 4 september 2011 worden uitgevoerd. Daarna is duidelijk of alle geplande werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd en kan de regeling worden geëvalueerd. Dan wordt een gekwantificeerd overzicht opgesteld, en is duidelijk hoeveel m2 dubbel glas bijvoorbeeld is geplaatst, of in hoeveel gebouwen een klimaatsysteem is aangebracht.
Bent u van mening dat het beschikbaar gestelde bedrag optimaal besteed is? Zo nee, bent u bereid de inschrijving voor de regeling opnieuw open te stellen voor initiatieven die uitgevoerd kunnen worden voor de gestelde uitvoeringsdatum (4 september 2011) zonder dat hier extra kosten mee gemoeid gaan?
Ja, mede gelet op het feit dat door de gestelde voorwaarde dat er een verplichte cofinanciering werd gevraagd, het totaal beschikbare bedrag voor de verbetering van de schoolgebouwen in het primair onderwijs is opgehoogd van € 100 mln naar ruim ca € 150 mln.
Geweldsincidenten in Eindhoven |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Geweld door wietcriminaliteit» en «Eindhoven is nog steeds onveilig»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de Eindhovense burgemeester over deze verontrustende toename van het geweld? Zo ja, wat gaat uw bijdrage zijn aan het beëindigen hiervan? Zo nee, waarom niet?
Die zorgen deel ik. Om die reden heb ik direct actie ondernomen. Op donderdagavond 2 december jl. heb ik met onder meer de (loco-) burgemeesters van de gemeenten Breda, Helmond, Eindhoven, ’s Hertogenbosch en Tilburg een Taskforce ingesteld. Daaraan nemen ook de politie (nationale recherche en regionale korpsen), het openbaar ministerie, de Koninklijke Marechaussee en de Belastingdienst deel.
Ik verwijs verder naar mijn brief van 3 december 2010 aan uw Kamer.
In hoeverre is er sprake van een wietoorlog binnen de onderwereld? Is dit alleen een probleem in Eindhoven of krijgt u signalen uit andere steden? Zo ja, welke signalen zijn dat en hoe gaat u dit bestrijden?
Georganiseerde criminaliteit, waaronder hennepteelt en daarmee verbonden activiteiten, komen niet alleen in Brabant, maar op tal van plaatsen in het land voor. De aanpak van georganiseerde criminaliteit is een topprioriteit van dit kabinet. Zoals ik heb aangegeven tijdens de begrotingsbehandeling op 24 en 25 november jl. is het mijn doelstelling om het aantal aangepakte criminele organisaties te verdubbelen. De bestrijding van de georganiseerde hennepteelt maakt daarvan onderdeel uit, niet alleen in Brabant maar overal waar deze zich voordoet.
Specifiek voor de Brabantse situatie is een Taskforce ingesteld die ervoor zal zorgen dat de bestuurlijke en justitiële aanpak van de georganiseerde misdaad aldaar per direct wordt geïntensiveerd (zie ook het antwoord op vraag 2). Alleen door een gecombineerde inzet van bestuurlijke, strafrechtelijke en fiscale instrumenten kan de georganiseerde misdaad de voet worden dwarsgezet.
Tevens zullen de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) bijdragen aan de bestrijding van georganiseerde misdaad. Zie daarover ook mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat, naast wetgeving, de aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit in Nederland vooral een kwestie van handhaving en opsporing is? Zo ja, hoe gaat u dit doen en is daar een uitbreiding van capaciteit boven de bestaande politiesterkte voor nodig? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat handhaving en opsporing een belangrijk deel uitmaken van de aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit. Een effectieve bestrijding van georganiseerde misdaad vraagt echter om een geïntegreerde aanpak op lokaal en (boven)regionaal niveau, waarbij opsporing en vervolging aansluiten op preventieve en bestuurlijke handhavende maatregelen. Om deze geïntegreerde aanpak te ondersteunen zijn de RIEC’s actief. Deze RIEC’s hebben als doel informatie van de verschillende partijen regionaal te bundelen en te analyseren, waardoor een zo goed mogelijk beeld ontstaat van criminele organisaties en criminele activiteiten in de gehele regio. De overheidspartijen gaan zich nu beter organiseren om adequaat te kunnen handelen. We doen wat nodig is.
Wat is uw mening over het gestelde dat vanwege de door deze zaak gevergde recherchecapaciteit, in Eindhoven andere zaken moeten blijven liggen?
Het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten is onvermijdelijk. We doen wat nodig is. In het kader van de Taskforce zullen de drie regiokorpsen in Brabant als één team gaan werken en zal de Nationale Recherche ondersteuning leveren.
In hoeverre is criminaliteit in het algemeen en geweldscriminaliteit in het bijzonder een structureel probleem in Eindhoven en omgeving in die zin dat daar criminaliteit per hoofd van de bevolking vaker voorkomt dan bij vergelijkbare gemeenten elders in het land?
De Brabantse gemeenten scoren al jaren hoog op de gemeentelijke veiligheidsindex. Uit onderzoek2 blijkt dat dit direct én indirect samenhangt met de verwevenheid tussen (een deel van de) «reguliere zichtbare probleemgroepen» (jeugdgroepen, straatdealers, veelplegers e.d.) en minder zichtbare criminele samenwerkingsverbanden (georganiseerde criminaliteit).
Uit het voornoemde onderzoek blijkt dat voor de Brabantse situatie ondermeer geldt:
In het onderzoek wordt een aantal aanbevelingen gedaan te weten: komen tot een betere informatiepositie, meer bovenregionale politiële én bestuurlijke samenwerking en een verdere uitbouw van het bestuurlijk veiligheidsbeleid. Deze aanbevelingen worden door de Taskforce opgepakt en uitgewerkt. Ik verwijs daarvoor naar mijn brief van 3 december 2010 aan uw Kamer.
Hoeveel politiecapaciteit krijgt Eindhoven en omgeving extra op basis van het nieuwe budgetverdeelsysteem? Op welke termijn wordt deze extra capaciteit gerealiseerd?
De invoering van het herijkte budgetverdeelsysteem zal onderdeel uitmaken van het bestuursakkoord met de korpsbeheerders waaraan nu wordt gewerkt. Ik kan nog niets zeggen over de exacte omvang van het budget vanaf 2012 en de gevolgen voor de verdeling daarvan over de politieregio’s.
Deelt u de mening van de Eindhovense burgemeester dat meer controle op de aanvoer van drugs naar de coffeeshops tenminste een deel van de problematiek oplost? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening niet. Het drugsgerelateerde geweld benadrukt de noodzaak tot een intensivering van de bestuurlijke en justitiële aanpak van de georganiseerde misdaad in Brabant. Het gaat dan om het bestrijden van hennepteelt over de gehele keten. Daar past een gecontroleerde aanvoer en het toestaan van het kweken van wiet door coffeeshops niet bij. De kracht zit in een geïntegreerde aanpak, zoals de Taskforce dan ook beoogt.
Deelt u de mening van de Eindhovense burgemeester dat het toestaan dat coffeeshops zelf, via een systeem van een besloten club, voor hun klantenwiet kunnen gaan telen, zal bijdragen aan het terugbrengen van de drugsgerelateerde geweldscriminaliteit? Zo ja, hoe gaat u dit systeem faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
In hoeverre hebben versnippering van taken, verschil van visie, te veel gepraat over te veel schijven gezorgd voor een gebrek aan slagkracht en hebben het opdrogen van rijksgeld en de gemeentelijke bezuinigingen bijgedragen aan de huidige situatie in Eindhoven?
De Eindhovense situatie heeft geleid tot een onderzoek onder de vier grootste Brabantse gemeenten naar de achtergronden van de hoge scores op de gemeentelijke veiligheidsindex. De aanbevelingen uit dit onderzoek (zie vraag 6), en de concretisering daarvan, zijn al in de zomer opgepakt door een samenwerkingsverband van de gemeenten Breda, Tilburg, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Eindhoven, de zogenoemde «B5».
De actualiteit heeft inmiddels genoodzaakt tot het versneld aanpakken van de problematiek waarbij de overheid nu als één front maximaal inzet op de bestuurlijke en justitiële aanpak. Door de instelling van de Taskforce ga ik, samen met de burgemeesters, ervoor zorgen dat per direct maximaal gebruik wordt gemaakt van alle bestuurlijke, fiscale en justitiële instrumenten in de gehele regio.
De gang van zaken bij bezwaar tegen indicatie door het Centrum Indicatiezorgstelling Zorg (CIZ) |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Bent u bekend met de column «Een aanbod dat ik niet kan weigeren»?1
Ja, ik heb de column gelezen.
Wat is uw reactie op de casus die in deze column naar voren komt?
Uit informatie van het CIZ is mij gebleken dat het CIZ in deze casus bij de heroverweging in bezwaar tot de conclusie is gekomen dat cliënt voor een lagere indicatie in aanmerking komt dan de indicatie waartegen het bezwaar is gericht. Een bezwaarde mag echter nooit in een nadeliger positie terecht komen door het indienen van bezwaar. Dat is in deze casus ook erkend en gezegd tegen de cliënt. Vervolgens is niet conform de werkinstructies van het CIZ gehandeld. Tegelijkertijd werd immers door de medewerker van het CIZ aangegeven dat de cliënt het bezwaar kan intrekken. Cliënt heeft dat als sturend en bedreigend ervaren en dat vinden ik en het CIZ ongewenst. Cliënt heeft over deze gang van zaken terecht bij het CIZ geklaagd. In reactie daarop is de afhandeling van het bezwaar overgenomen door een andere medewerker van het CIZ en heeft het CIZ excuses aangeboden voor deze gang van zaken. Het CIZ zal deze ervaring ook betrekken bij de (intercollegiale) toetsing van medewerkers met het oog op het trekken van lering daaruit.
Hoe vaak is een dergelijke casus reeds aan het College voor zorgverzekeringen voorgelegd? Wat heeft het College voor zorgverzekeringen in deze casussen besloten?
Op grond van artikel 58 van de AWBZ dienen alle bezwaarzaken waarvan het CIZ het voornemen heeft die ongegrond te verklaren, ter advisering te worden voorgelegd aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Dat geldt ook voor deze casus, waarover het CVZ overigens nog geen advies heeft uitgebracht. Omdat de in deze casus gevolgde werkwijze niet volgens de standaardwerkwijze van het CIZ is, liggen er geen vergelijkbare cases voor advies voor bij het CVZ.
Is het gebruikelijk dat over de herindicatie naar aanleiding van een bezwaar contact wordt opgenomen met de aanvrager?
Cliënten die in bezwaar zijn gegaan tegen een indicatiebesluit worden in het kader van de afhandeling van het bezwaar in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Dat schrijft de Algemene wet bestuursrecht voor. Het komt daarnaast vaker voor dat er contact wordt opgenomen met de cliënt, bijvoorbeeld omtrent onduidelijkheden in het bezwaar of ontbrekende gegevens, met het oog op een zorgvuldige beslissing op bezwaar.
Deelt u de mening dat deze situatie de schijn wekt dat gedreigd wordt met een lagere indicatie om te voorkomen dat het bezwaar wordt doorgezet? Zo nee, vindt u dit een normale gang van zaken? Zo ja, welke stappen bent u bereid te ondernemen om te voorkomen dat deze schijn alsnog ontstaat?
Voor een reactie op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat een bezwaar tegen een indicatie, gesteld door het CIZ, nooit mag leiden tot een lagere indicatie dan waartegen bezwaar is gemaakt?
Ja, zie tevens ook mijn antwoord op vraag 2.
De staat van de ouderenzorg |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de TV-uitzending, waarin werd vermeld dat de redactie van dat programma is overspoeld met meldingen over mensonwaardige taferelen in de ouderenzorg?1
Ik begrijp dat er veel negatieve reacties binnenkomen. Wat ik jammer vind, is dat zorginstellingen voornamelijk negatief in het nieuws komen en dat er geen genuanceerder beeld wordt gegeven. Immers er gaat ook veel goed in de zorg. Ook bij de zorginstellingen waar een incident gebeurt is de zorg niet allemaal slecht.
Hoe omschrijft u de huidige toestand van de ouderenzorg? Kunt u zich voorstellen dat voor veel mensen de opname in een verzorgings- of verpleeghuis een schrikbeeld vormt?
Mijn motto is «vertrouwen in de zorg». Ik bouw mee aan een samenleving waarin wij met respect met elkaar omgaan. Als mensen kwetsbaar zijn, worden ze ontzien en worden ze ondersteund, zodat zij hun gevoel voor eigenwaarde behouden. Dat betekent ondersteunen van de eigen kracht van mensen en hun netwerk. Kwetsbare mensen moeten op deze zorg kunnen vertrouwen. Het betekent ook vertrouwen in de medewerkers die zorg geven. Zij zetten zich met hart en ziel in voor de mensen die hun hulp nodig hebben. Dat verdient waardering: niet alleen voor hun inzet maar ook voor hun inzichten. Daar waar vertrouwen beschaamd wordt, moet worden ingegrepen.
Kent u de heersende opinie onder verpleegkundigen en verzorgenden dat de ouderenzorg steeds meer het karakter van productiewerk heeft gekregen? Wat is hierop uw reactie?
Ik deel deze opinie niet. De recent uitgebrachte benchmark van de brancheorganisatie binnen de verpleging, verzorging en thuiszorg, ActiZ, laat juist zien dat de medewerkers positiever oordelen over hun werk dan voorgaande benchmarkrondes. De stijging van tevredenheid doet zich voor op alle door ActiZ gevraagde indicatoren. Ik maak hieruit op dat er voldoende tevredenheid en animo is voor de verpleegkundigen en verzorgenden om hun werk in de ouderenzorg gemotiveerd voort te zetten.
Kunt u zich voorstellen dat de wijze waarop de ouderenzorg is georganiseerd bij veel mensen associaties met de bio-industrie oproept? Wat is hierop uw reactie?1,2
Ik vind het afdoen aan de persoonlijke aandacht en inzet van de medewerkers in de ouderenzorg.
Deelt u de opvatting van verpleeghuisarts Bert Keizer dat oudereninstellingen te weinig geld krijgen om hun taken uit te voeren? Zo nee, waarom niet?1
Ik deel de opvatting van meneer Keizer niet. Elk jaar groeit het beschikbare budget voor de zorginstellingen. Dit leidt ertoe dat gemiddeld genomen het beschikbare budget per zorginstelling toeneemt. Doordat de zorgvraag en zorgzwaarte toeneemt, zal er wel aandacht moeten zijn voor het zonodig anders inrichten van de werkprocessen.
Deelt u de mening dat het genant is dat ouderen uit efficiency-overwegingen gewreven moeten worden met een lotiondoekje in plaats van fatsoenlijk te worden gewassen of gedoucht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan me goed voorstellen dat deze manier van werken vragen oproept. Ik ben echter wel van mening dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de zorginstelling. Als zij besluiten tot het overgaan van wassen en dit overleggen met cliënten, personeel en cliëntenraad, dit goed beargumenteren en overwegen, dan vind ik het prima. Ik denk dat er wel altijd uitgegaan moet worden van de wens van de cliënt. Soms is nat wassen te zeer belastend, nadelig voor de huid of heeft de cliënt daar geen behoefte aan, dan biedt het wassen met een lotiondoekje een alternatief.
Vindt u het wenselijk dat zorgbehoevende ouderen steeds vaker worden aangeduid als «klant» of «zorgconsument»? Wilt u uw antwoord toelichten en daarbij ook ingaan op uw stelling dat de zorg geen markt is?3
Ik vind het belangrijk dat cliënten nog meer centraal komen te staan in de zorg. Cliënten moeten zoveel mogelijk kunnen kiezen waar en van wie zij zorg ontvangen en op welke wijze de zorg vorm gegeven wordt. Bij deze ontwikkeling kunnen termen als klant en zorgconsument worden gebruikt. De term is minder belangrijk denk ik zolang de wens van de cliënt leidend is in de dialoog.
Deelt u de mening dat de toenemende verzakelijking en nadruk op bedrijfseconomische «efficiencymodellen» ten koste gaan van de persoonlijke aandacht en het menselijke contact in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze mening niet. Efficiencydenken hoeft niet strijdig te zijn met goede en persoonlijke zorg leveren. Door werkprocessen en communicatie goed op orde te brengen kan er meer tijd aan de cliënt besteed worden. Beide aspecten moeten goed in orde zijn.
Bent u van mening dat persoonlijke aandacht en menselijk contact een onlosmakelijk onderdeel vormen van de fatsoenlijke zorg voor kwetsbare ouderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe oordeelt u over het gegeven dat «aandacht» geen onderdeel is van de AWBZ?4
Ik ben van mening dat aandacht een onderdeel is van het leven. Aandacht op zich is geen functie in het kader van de AWBZ. Bij het verlenen van zorg, ontvangen cliënten altijd aandacht. Zeker als het uitgangspunt het zorgplan is, waarbij er afspraken worden gemaakt met de cliënt over de daadwerkelijke zorgbehoefte. In de zorg zijn betrokkenheid en wederkerigheid voor mij uitgangspunt omdat ze dat voor mij in het leven zijn.
Bent u van mening dat persoonlijke aandacht en menselijk contact niet zijn te omschrijven als afgebakende handelingen of «prestaties», maar uitsluitend kunnen voortkomen uit de liefde voor het vak en de professionele autonomie van de mensen op de werkvloer? Zo nee, waarom niet?
Ja ik deel deze mening en ben ervan overtuigd dat de mensen die op de werkvloer werken en daadwerkelijk zorg verlenen aan de cliënten dit doen uit liefde voor het vak en vanuit hun persoonlijke motivatie. Nogmaals, daarom vind ik het zo jammer dat er zoveel negatieve aandacht uitgaat naar de zorginstellingen, waar mensen keihard werken en het beste met de cliënt voor hebben.
Bent u van mening dat er thans een tweedeling bestaat tussen mensen die een verblijf in een comfortabele zorgresidentie of een particuliere verpleegkundige kunnen betalen, en zij die daarvoor niet de middelen hebben en zijn aangewezen op verschraalde AWBZ-zorg? Zo ja, vindt u dit wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet van mening dat er sprake is van een tweedeling. Er is wel sprake van verschillen. Alle inwoners van Nederland hebben recht op basiszorg. De verschillen tussen particuliere en publieke zorg zijn vergelijkbaar met de verschillen tussen mensen en posities buiten de intramurale setting. Waar ik moeite mee heb is met uw veronderstelling dat de kwaliteit van de zorg in een AWBZ instelling in de knel komt. Ik ben van mening dat de inzet van het zorgpersoneel werkzaam in AWBZ instellingen, niet minder is dan in particuliere instellingen.
Bent u van mening dat een te klein aandeel van het budget dat de overheid beschikbaar stelt voor de ouderenzorg, uiteindelijk terecht komt op de werkvloer? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek naar «besteding AWBZ-middelen: kostenstructuur en effecten voor cliënten in VVT-organisaties» door PricewaterhouseCoopers uit april 2010 biedt een goed inzicht in hoe deze zorginstellingen hun AWBZ-middelen inzetten. Hieruit blijkt dat de inzet verschilt per type zorginstelling en dat een relatief beperkt deel van de AWBZ-middelen (gemiddeld 13,3%) wordt ingezet voor overhead. De zorginstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de manier waarop zij de middelen inzetten. Wat mij wel opvalt is dat de ene zorginstelling veel beter in staat is om bijvoorbeeld de overhead laag te houden dan de ander. Ik streef ernaar dat er zoveel mogelijk middelen en aandacht ten goede komen aan de cliënt.
Bent u bereid de financiering van de AWBZ via zorgzwaartepakketten te vervangen voor directe financiering van locaties en zorgteams? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan een voorstel worden verwacht?
Ik ben niet voornemens om de zorgzwaartefinanciering af te schaffen. In de intramurale zorg is de afgelopen jaren veel gebeurd om bekostiging op basis van ZZP’s in te voeren. Uit een recent onderzoek onder 850 aanbieders van intramurale AWBZ-zorg blijkt dat de doelstellingen van de ZZP’s – waaronder eerlijkere verdeling van middelen, beter inzicht in de zorgzwaarte van cliënten die in zorg zijn – grotendeels behaald zijn. In het Regeerakkoord is opgenomen dat de huidige wijze van financiering per handeling in de AWBZ wordt veranderd in financiering op resultaat. In mijn visiebrief die ik in het voorjaar aan uw Kamer stuur ga ik hier verder op in.
Maatregelen met betrekking tot tophypotheken |
|
Jolande Sap (GL), Bruno Braakhuis (GL) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «AFM boos over aanpak hypotheek»?1
Ja.
Is het waar dat u tot uw afweging bent gekomen om de banken tot 1 februari 2011 te geven om te komen met zelfregulering mede op aandrang van het (voormalige) Ministerie van Economische Zaken?
Ik heb de aanscherping voor het toetskader rondom hypothecaire kredietverlening inmiddels uitgewerkt in een concept Algemene Maatregel van Bestuur. Ik heb dit besluit, met memorie van toelichting, na akkoord daarop van de ministerraad voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het staat de NVB desalniettemin vrij om aan te geven op welke wijze de NVB invulling aan een nieuwe gedragscode zou geven, rekening houdend met een aantal door mij gegeven randvoorwaarden.
Ik heb de NVB gevraagd mij uiterlijk op 1 februari een aangepaste en met achterban afgestemde gedragscode te overhandigen. Ik kan vervolgens afwegen of het voorstel van de NVB hetzelfde niveau van consumentenbescherming garandeert als de voorgestelde regelgeving. Aan de hand daarvan kan ik overwegen om alsnog ruimte te laten voor zelfregulering van de sector, met daarop toezicht van de Autoriteit Financiële Markten. Ik zal de Tweede Kamer betrekken in deze overweging.
Zo ja, is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) ook betrokken bij dit besluit?
De Autoriteit Financiële Markten is op de hoogte van de stand van zaken op dit terrein.
Vanwaar verwacht u dat de banken nu wel met zelfregulering komen terwijl de AFM in april 2010 deze nieuwe normen al bekend maakte?2 Is dit uitstel inderdaad verleend na overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken? Hebben zij concrete toezeggingen gedaan over wijzigingen in de gedragscode?
De Nederlandse Vereniging van banken heeft een position paper gepubliceerd waarin ze aangeven bereid te zijn hun gedragscode aan te passen. Mocht blijken dat er op 1 februari 2011 een gedragscode is opgesteld die voldoet aan de randvoorwaarden zoals door mij geschetst, dan zal ik op dat moment afwegen of voorkoming van overkreditering goed geborgd kan worden met zelfregulering
Verwacht u dat de gedragscode deze keer wel voldoende zou worden nageleefd? Ook daar deze voorheen vaak is overtreden en de AFM recent nog enkele boetes heeft opgelegd?
De algmene maatregel van bestuur die nu bij de Raad van State ligt beperkt de mogelijkheid om meer te lenen dan de «loan-to-income» norm (leencapaciteit van een consument voor een hypothecair krediet bepaald in relatie tot zijn inkomen), door vastomschreven, limitatieve uitzonderingsmogelijkheden (de zogenaamde explains) te hanteren. Ik heb dat ook expliciet aan de NVB gemeld als één van de randvoorwaarden waaraan de GHF zal moeten voldoen wil invulling van de zelfregulering via de GHF een kans van slagen hebben.
Kunt u aangeven wat uw brief van 29 november 2010 betekent voor het oorspronkelijke voornemen van de AFM om de hypotheek per begin 2011 te maximeren op 112% van de aankoopwaarde van het huis?
Als het voorstel van de NVB voldoet aan de randvoorwaarden zoals in de brief aan de NVB geschetst, zal worden afgewogen of het tegengaan van overkreditering goed geborgd kan worden met zelfregulering. Zoals aangegeven, zal ik de Tweede Kamer hierbij betrekken. Gelijktijdig zet ik het AmvB traject onverminderd door. Nog steeds is het de bedoeling om de nieuwe regelgeving in het eerste halfjaar van 2011 in werking te laten treden.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de voorzitter van de AFM, de heer Hoogervorst «nu gaat het weer maanden duren voordat er een regeling komt» en «het is nu al twee jaar mopperen over een eenvoudige zaak»?
In april 2009 heeft de AFM (Hoogervorst) aangegeven dat er aanscherping moest komen van regels rondom hypothecaire kredietverstrekking, In april 2010 publiceerde de AFM een feedbackstatement over een toetskader rondom hypothecaire kredietverlening na een consultatieronde. Vervolgens heeft Financiën een Algemene maatregel van bestuur voorbereid, waarbij het feedbackstatement als uitgangspunt heeft gediend. De Amvb is naar de Raad van State gestuurd voor advies met als doel om het proces niet verder te vertragen.
Begrijpt u de uitspraak van de heer Hoogervorst dat Nederlandse politici zich nog steeds gevoelig tonen voor de bankenlobby?
Het is van belang dat er een goede inhoudelijke aanscherping van de normen komt, dat is in het belang van de consument. Het middel staat daarbij niet voorop, maar wel het doel namelijk bescherming tegen overkreditering van de consument en het tegengaan van de uit overkreditering voorvloeiende macro prudentiële risico’s.
Het bericht dat werkgevers gerichte investeringen in innovatie belangrijker vinden dan belastingverlaging voor het bedrijfsleven |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Innovatie belangrijker dan verlaging belasting»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Maakt u zich zorgen over het feit dat werkgevers de bezuinigingen op innovatie betitelen al «hakken om het hakken»? Zo nee, waarom niet?
Ik waardeer de betrokkenheid van de heer Wientjes zeer. Ik ben dan ook blij dat VNO-NCW bij het verschijnen van het regeerakkoord een positieve reactie heeft afgegeven over het innovatiebeleid. Natuurlijk is het een grote uitdaging om in de huidige budgettaire situatie de juiste keuzes te maken om de concurrentiekracht van het bedrijfsleven maximaal te versterken. Dat het bedrijfsleven hecht aan het innovatiebeleid van EL&I beschouw ik als een blijk van waardering. Bij de vormgeving van het nieuwe beleid maak ik graag gebruik van de meningen en ervaringen van VNO-NCW en andere stakeholders. Op voorhand zie ik echter geen aanleiding om de keuzes ten aanzien de combinatie van een versterkt innovatiebeleid en een lagere vennootschapsbelasting te wijzigen.
Het regeerakkoord bevat een weloverwogen mix van maatregelen om de slagkracht van het innovatiebeleid te vergroten. De beschikbare middelen worden zo effectief mogelijk ingezet om groene groei en concurrentiekracht te versterken. Hierbij zijn generieke én gerichte maatregelen van belang.
Een excellent ondernemers- en innovatieklimaat staat voorop. Hierbij past een aantrekkelijk fiscaal klimaat, minder regels en een transparant instrumentarium dat bedrijven faciliteert. Daarnaast kiest het kabinet voor een integrale aanpak om economische topgebieden te stimuleren. De grootste winst is dat via langjarige agenda’s van bedrijven, kennisinstellingen en overheden het onderzoek van publieke kennisinstellingen beter wordt gericht binnen de topgebieden. Andere maatregelen zijn o.a. de inrichting van een revolverend fonds en de IPCs.
Tegenover de stroomlijning van het subsidieinstrumentarium staat een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Deze compensatie zal worden ingevuld via de vennootschapsbelasting en Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk. De vormgeving van de compensatie is onderdeel van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, waarvan ik de contouren begin 2011 zal presenteren. Bij de compensatie zal bijzondere aandacht worden gegeven aan de betekenis voor het ondernemings-, R&D- en innovatieklimaat.
Wat is uw reactie op het feit dat de heer Wientjes bereid is te praten over het niet verlagen van de vennootschapsbelasting zodat niet hoeft te worden gesneden in gericht innovatiebeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de heer Wientjes dat gericht innovatiebeleid voor bijvoorbeeld top- en sleutelgebieden beter is voor de kracht van de Nederlandse economie dan een generieke maatregel als het verlagen van de vennootschapsbelasting?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid met de heer Wientjes in gesprek te gaan over de bereidheid van werkgevers een beperkte verlaging van de vennootschapsbelasting te accepteren in ruil voor lagere bezuinigingen op het innovatiebeleid en de Kamer vóór de stemmingen over de Economische Zaken, Landbouw en Innovatie begroting te informeren over de uitkomst van dit gesprek?
De uitwerking van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, waaronder het innovatiebeleid, doe ik in nauwe samenwerking met VNO-NCW, kennisinstellingen en andere stakeholders. Begin 2011 stuur ik een brief op hoofdlijnen naar uw Kamer en voor de zomer van 2011 ontvangt u een uitgewerkte brief met de agenda’s en actiepunten van de topgebieden.
Massale boskap |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bent u bekend met de omvangrijke protesten van omwonenden in Schipborg en omstreken, Baarn en omstreken en Nijmegen en omstreken, met betrekking tot de kap van prachtige bosgebieden? Klopt het dat Staatsbosbeheer hier tientallen hectaren bos aan het kappen is?1,2,3
Ja.
Deelt u de mening dat Staatsbosbeheer geen rekening houdt met de wensen van omwonenden en dat dit ontoelaatbaar is? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Naar mijn mening pleegt Staatsbosbeheer veel inspanningen om omwonenden en belanghebbenden actief te betrekken bij de planvorming. Bovendien is het gemeengoed dat Staatsbosbeheer tal van informatiebijeenkomsten en excursies organiseert gedurende planvormingsprocessen. Vanzelfsprekend kan bij de planvorming niet iedere wens worden meegenomen en kan het niet ieder naar de zin worden gemaakt. Er zullen bij dergelijke plannen altijd voor- en tegenstanders blijven.
Kunt u verklaren waarom prachtige eeuwenoude bossen gekapt moeten worden om vreemde natuur in de vorm van heidegebieden te creëren?
In het project Heiderijk werken Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de gemeente Nijmegen en Prorail samen om kwetsbare soorten in het gebied Nijmegen/Mook te ondersteunen door het ontwikkelen en herstellen van leefgebieden, open heideterreinen en overgangen naar opgaand bos.
Dit past binnen de benadering van de rijksoverheid om het leefgebied van bijzondere en bedreigde dier- en plantensoorten van de heide te herstellen (leefgebiedenbenadering). Hiervoor is in totaal op een plangebied van 3000 hectare in totaal 16,8 ha gekapt, 38 ha spontane opslag van bomen en struiken verwijderd en 29 ha gedund. Hiervan is uiteindelijk 13,5 ha geplagd om de bestaande heideterreinen uit te breiden. Er zijn vooral exoten weggehaald, boomsoorten die niet van nature in Nederland thuishoren, zoals de douglasspar, de Amerikaanse eik en de Amerikaanse Vogelkers. Inheemse soorten, zoals zomer- en wintereiken, berken, beuken en beeldbepalende grove dennen zijn gespaard en vrijgesteld. Wel is een aantal zieke beuken weggehaald, maar dat vond niet plaats in het kader van het project Heiderijk, maar is het gevolg van regulier bosbeheer.
Bij Schipborg is na een uitgebreid traject met de omwonenden en gebruikers besloten om de cultuurhistorische aspecten van het gebied een accent te geven. Hiervoor wordt open heide weer in ere hersteld.
In het Baarnsche bos is alleen sprake van reguliere beheersmaatregelen om het bos gezond en gevarieerd te houden. Hier vindt geen omvorming naar heide plaats.
Kunt u garanderen dat de kap in Heiderijk, Schipborg en het Baarnsche Bos per direct stop worden gezet? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer geeft mij de mogelijkheid om in te grijpen als Staatsbosbeheer naar mijn mening haar wettelijke taken niet naar behoren uitvoert. Daar is hier geen sprake van. Ik ben van mening dat in deze drie gevallen het planvormingtraject goed is verlopen en dat de bestuurders in de omgeving van de natuurgebieden en de omwonenden en/of de gebruikers hier goed bij zijn betrokken geweest. Het feit dat niet iedereen zich kan vinden in de uiteindelijke plannen is spijtig, maar voor mij geen reden om in te grijpen.
Kunt u uiteenzetten waarom Staatsbosbeheer geen waarde hecht aan het gebrek aan draagvlak voor de wilde boskap in deze gebieden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe verhoudt de massale boskap zich met de EU-groenboek bosbescherming?
Het groenboek van de Europese Commissie is een discussiestuk over het toekomstige beleidsinstrumentarium voor de bescherming van bossen in de EU. Op 30 juni 2010 heb ik u de kabinetsreactie op dit groenboek toegestuurd (Tweede Kamer, 32 442, nr. 1). In deze kabinetsreactie wordt het belang van duurzaam bosbeheer benadrukt. Duurzaam bosbeheer vraagt om zorgvuldige afwegingen in het beheer en gebruik van bossen.
Omvorming van bos naar andere vormen van natuur kan plaatsvinden, wanneer deze zorgvuldigheid in acht wordt genomen en de belangen van het om te vormen bos goed worden afgewogen tegen de belangen van de te realiseren nieuwe natuur.
De blokkade van Gaza |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Bent u bekend met het rapport «Dashed Hopes: Continuation of the Gaza Blockade»1, opgesteld door een internationale coalitie van 23 ontwikkelings-, mensenrechten- en vredesorganisaties?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Israël de versoepelingsafspraken voor de blokkade van Gaza niet is nagekomen en daardoor: Kunt u uw antwoord toelichten?
De verbetering van goederen- en personenverkeer van en naar Gaza is essentieel voor de wederopbouw. Dit wordt zowel door de EU als bilateraal door de Nederlandse regering uitgedragen. Sinds juni 2010 heeft Israel hiermee een begin gemaakt. Israël heeft hiertoe besloten ondanks het feit dat er nog steeds raket- en mortierbeschietingen vanuit Gaza op burgerdoelen in Israël plaatsvinden.
Zowel de Nederlandse regering als de EU-lidstaten zijn van mening dat de huidige situatie niet bijdraagt aan een duurzame oplossing. De Nederlandse regering en de EU moedigen de Israëlische autoriteiten aan om de beweging van goederen en personen verder te versoepelen, rekening houdend met de hierover gemaakte afspraken inzake en verkeer en toegang (Agreement on Movement and Access 2005 en resolutie 1860 van de VN-Veiligheidsraad). Op aandringen van de internationale gemeenschap heeft de Israëlische regering op 8 december besloten om de exportmogelijkheden vanuit Gaza verder te verruimen. Nederland verwelkomt de Israëlische besluiten.
Deelt u de conclusie van het rapport, dat een half jaar na de beloofde versoepeling van de Israëlische blokkade van de Gazastrook de toestand in het gebied nog maar weinig is verbeterd en dat er te weinig gedaan wordt om de beperkingen die Israël als gevolg van de blokkade heeft opgelegd aan de inwoners van Gaza, op te heffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen zult u bilateraal en in EU-verband ondernemen zodat Israël zich aan de gemaakte afspraken gaat houden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) voor Buitenlandse Zaken, Catherine Ashton: «We denken dat wat er in de Gazastrook gebeurde niet toereikend is, dat Israël zijn belofte om de blokkade van de Gazastrook te verlichten, niet naleefde.»?2 Zo nee, waarom niet?
De situatie in Gaza blijft zorgelijk, zowel voor de Gazanen als voor Israël. De huidige toegang tot Gaza is inderdaad niet toereikend voor wederopbouw en economisch herstel. De wederopbouw – met name op het gebied van toevoer van goederen ten behoeve van internationale organisaties en VN projecten (zoals bouwmaterialen voor scholen) – maar ook het economische herstel is een prioriteit van de EU-lidstaten, zonder hierbij de veiligheid van Israël uit het oog te verliezen.
Nederland heeft bilateraal altijd aangedrongen op onvoorwaardelijke humanitaire toegang en optimale bewegingsvrijheid van personen en goederen van en naar Gaza met in achtneming van de veiligheid van Israël. Dit zal de Nederlandse regering blijven doen, zowel bilateraal als in EU- en ander multilateraal kader.
Bent u bereid in navolging van Hoge Vertegenwoordiger Ashton Israël op te roepen tot beëindiging van de blokkade van Gaza?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zult u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken (in de week van 13 december)?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De problemen met de OV-chipkaart bij Connexxion |
|
Ineke van Gent (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
|
|
Bent u op de hoogte van de problemen met de OV-studentenkaart bij Connexxion?
Deelt u de analyse dat de oorzaak van het onterecht afschrijven van reissaldo gezocht moet worden bij Connexxion? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn contact op te nemen met Connexxion en hen te vragen studenten bij bussen en bushaltes te waarschuwen en op te roepen vooral niet in te checken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen voor de hervatting van de begrotingsbehandeling op woensdag 1 december te beantwoorden?
Een veroordeling wegens ‘afvalligheid’ in Iran |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de zaak Youcef Nadarkhani die op 12 november jl. in Iran veroordeeld is voor «het ontkennen van het profeet zijn van de grote profeet der Islam, resulterend in afval van de heilige religie van de Islam ... op de leeftijd van 19 jaar»?
Ik heb kennis genomen van berichten over deze zaak.
Bent u voornemens actie te ondernemen ten behoeve van de onmiddellijke vrijlating van deze man?
De Nederlandse ambassade in Teheran kan deze zaak niet bevestigen. Ook contactpersonen die goed ingevoerd zijn in de mensenrechtensituatie in Iran beschikken niet over informatie over de situatie van dhr. Nadarkhani. Ik laat de zaak op de voet volgen en zal, zodra dit bericht bevestigd is, deze kwestie al dan niet in EU-verband opbrengen bij de Iraanse autoriteiten.
Deelt u de mening dat de huidige Iraanse wetgeving, en met name de wetgeving tegen zogenaamde «afvalligheid', in strijd is met het internationaal erkende recht op vrijheid van gedachte, geweten en religie, inclusief het recht om van religie of geloof te veranderen, onder andere vastgelegd in art. 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, getekend en geratificeerd door Iran?
Ja. Nederland spreekt Iran hier zowel bilateraal als in EU-verband regelmatig op aan. Ook in de recent aangenomen VN-resolutie aangaande de mensenrechtensituatie in Iran wordt het land opgeroepen te stoppen met het schenden van de mensenrechten van onder andere religieuze minderheden.
Bent u bereid, gezien het feit dat de heer Nadarkhani vanaf 2 december kan worden geëxecuteerd, deze vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden?
Ja.