Het bericht dat Defensie met de koop van de Frisc rubberboten voor het Korps Mariniers een peperdure en levensgevaarlijke kat-in-de-zak heeft gekocht |
|
Marcial Hernandez (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Marine het schip in met rubber-Titanic?»1
Ja
Klopt het dat een Britse marineofficier, die aan het materieelproject is verbonden, een brandbrief aan Defensie heeft geschreven waarin hij de vaartuigen «ondeugdelijk» en «levensgevaarlijk» noemt en aangeeft dat zowel het ontwerp, de productie als de constructie volledig ontoereikend zijn voor militaire doeleinden? Zo ja, wat is uw reactie op dit verontrustende bericht?
Defensie heeft in 2009 het contract getekend voor de verwerving van 48 snelle vaartuigen (Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft, FRISC). In 2010 zijn beproevingen uitgevoerd met een demonstrator, een lichte civiele uitvoering van het vaartuig. Het eerste volwaardige FRISC-prototype is voor het eerst getest in het voorjaar van 2011. Tijdens beide beproevingen is geconstateerd dat technische aanpassingen nodig waren. Daar zijn beproevingen ook voor bedoeld. Dit voorjaar heeft een Britse marineofficier die bij de beproevingen was betrokken, Defensie in kennis gesteld van zijn opvattingen. Het genoemde artikel gaat daarop in. Defensie deelt de in de vragen geciteerde meningen niet. De aanpassingen zullen naar verwachting resulteren in vaartuigen die voldoen aan de eisen. Ieder vaartuig wordt grondig getest en pas geaccepteerd indien het aan alle contractuele eisen blijkt te voldoen.
Tijdens de beproeving van het prototype in maart jl. is een defect opgetreden in de bevestiging van een drijflichaam van het vaartuig. Het vaartuig was hierdoor beperkt manoeuvreerbaar maar heeft op eigen kracht de haven van Den Helder bereikt. Hierbij hebben zich geen persoonlijke ongelukken voorgedaan. Zie ook de antwoorden op vraag 4 en vraag 5.
Deelt u de mening van deze Britse expert dat de levens van onze mariniers in gevaar zijn en dat regelrechte catastrofes bij testvaarten op de Noordzee en op de Cariben slechts door geluk en uitstekend zeemanschap zijn voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat bij de mankementen van de marineboten onder andere het systeem dat het vaartuig na kapseizen vanzelf weer laat omdraaien ontbreekt, metaalconstructies die de radar moeten dragen afbreken, schroeven uit het dek trillen en de eerste haarscheuren in het frame zijn gesprongen?
Tijdens de beproeving van dit voorjaar was het FRISC-prototype nog niet uitgerust met een voorziening («kantelzak») die het vaartuig na omslaan weer opricht, omdat dit apparaat bij de levering niet bleek te voldoen aan de eisen. Bij de beproeving zijn daarom extra veiligheidsmaatregelen genomen; zo is het proefgebied beperkt tot de omgeving van de haven van Den Helder. Inmiddels heeft de fabrikant de kantelzak aangepast en zullen alle vaartuigen met dit systeem worden uitgerust.
De genoemde problemen met lostrillende schroeven en haarscheurtjes hebben zich voorgedaan met de civiele demonstrator. Bij het FRISC-prototype zijn de problemen met de schroeven niet meer opgetreden. De problemen met haarscheurtjes waren bij het prototype nog niet geheel opgelost; zo bleek bij het prototype het radarframe niet stevig genoeg. De fabrikant heeft inmiddels het ontwerp verbeterd en naar verwachting is dit afdoende. Zoals eerder uiteengezet wordt ieder vaartuig grondig getest.
Zo ja, hoe staan bovenstaande ernstige mankementen in relatie tot het plan om dit jaar nog zeven boten in gebruik te nemen? Bent u het met ons eens dat de veiligheid van onze mariniers hier voorop dient te staan?
De veiligheid van het personeel heeft altijd prioriteit en Defensie heeft de eisen mede geformuleerd met het oog op de veiligheid. De geconstateerde tekortkomingen worden op grond van het contract door de leverancier op diens kosten hersteld, zowel bij het reeds geleverde prototype als bij de overige vaartuigen. Het is in beginsel mogelijk het contract met de leverancier te beëindigen indien niet aan de eisen wordt voldaan.
Inmiddels heeft Defensie het tweede vaartuig in ontvangst genomen. Naar verwachting zullen aan het einde van dit jaar zeven vaartuigen zijn geleverd. Defensie zal de leverancier houden aan de in het contract gemaakte afspraken.
Is het in het uiterste geval nog mogelijk om te stoppen met dit project? Zo ja, kan Defensie dan de al gemaakte kosten verhalen op de fabrikant? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen ruim voor aanvang van het Wetgevingsoverleg Materieel van 7 november 2011 beantwoorden?
Ja.
Misleidende en agressieve verkoopreisjes voor ouderen |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over misleidende en agressieve verkoopreisjes voor ouderen, die erop gericht zijn om middels urenlange verkoopdemonstraties dure spullen, zoals «gezondheidsmatrassen», aan ouderen te verkopen?
Ja.
Klopt het dat uit onderzoek van bureau Intomart blijkt dat jaarlijks 347 000 mensen hiervan het slachtoffer zijn, die ieder honderden euro’s kwijt zijn aan twijfelachtige producten, in totaal voor 103 miljoen euro per jaar?
In 2008 heeft de Consumentenautoriteit het onderzoeksbureau Intomart GfK opdracht gegeven onderzoek te doen naar de aard en omvang van oneerlijke handelspraktijken waarmee Nederlandse consumenten geconfronteerd worden. De onderzoekers hebben op basis van extrapolatie een schatting gegeven van het aantal slachtoffers van «misleidende of agressieve colportagepraktijken». Voor deze categorie oneerlijke handelspraktijken is een schatting gemaakt van 347 000 slachtoffers op jaarbasis. Overigens omvat deze categorie mede verkoopdemonstraties tijdens busreizen, maar ook gedupeerden van bijvoorbeeld verkoop aan de deur. Het precieze aantal gedupeerden bij verkoopdemonstraties tijdens busreizen is uit het onderzoek dus niet af te leiden. Het ligt wel voor de hand te verwachten dat het aantal een beperkt deel is van de genoemde 347 000.
Klopt het dat daarbij ouderen worden geïntimideerd en zwaar onder druk worden gezet om hun te bewegen de producten te kopen?
De Consumentenautoriteit heeft onderzoek gedaan naar de verkooppraktijken van bedrijven die deze busreizen organiseren. Dit onderzoek heeft geleid tot het opleggen van boetes aan enkele bedrijven vanwege overtreding van de wetgeving over oneerlijke handelspraktijken. In boetebesluiten, die in mei 2011 openbaar zijn gemaakt, heeft de Consumentenautoriteit geoordeeld dat bij verkoopdemonstraties tijdens busreizen sprake was van ongepaste beïnvloeding, waardoor de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk werd beperkt. Hierdoor ontstaat de situatie dat de consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen (overtreding artikel 6:193h, eerste lid, BW). Hierbij speelden onder andere de lange duur van de verkoopdemonstraties, de grove wijze van bejegening door de verkopers en de wijze waarop de verkopers bij de deelnemers inspeelden op de mogelijke bezorgdheid over hun gezondheidstoestand een rol. De Consumentenautoriteit heeft niet geconstateerd dat deuren op slot werden gedaan of dat mensen «gegijzeld» werden.
Klopt het dat ze worden tegengewerkt als ze achteraf de koop willen annuleren? Klopt het dat zelfs het wettelijke herroepingsrecht, binnen 8 dagen, daarbij wordt genegeerd?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat bij deze verkoopsessies de deuren soms op slot worden gedaan, wordt gedreigd dat mensen niet mee terug mogen met de bus, en dat mensen in een bus in Twente «gegijzeld» werden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kan het dat dergelijke praktijken op zo’n grote schaal (zie vraag 2) plaatsvinden?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, maken slachtoffers van verkoopdemonstraties slechts een onderdeel uit van het totale aantal slachtoffers op het gebied van «misleidende of agressieve colportagepraktijken». Naar aanleiding van het Intomart GfK onderzoek heeft de Consumentenautoriteit verkoopdemonstraties als prioriteit bestempeld en in haar agenda gezet. De Consumentenautoriteit heeft onderzoek gedaan naar een aantal bedrijven die dergelijke busreizen organiseren, en dat heeft geresulteerd in boetebesluiten. Daarnaast heeft de Consumentenautoriteit bij haar Duitse collega-autoriteit een handhavingsverzoek ingediend, omdat er vaak een link is met Duitse bedrijven. De betrokken ondernemingen hebben in Nederland hun activiteiten inmiddels gestaakt. Daarnaast heeft de Consumentenautoriteit ook voorlichtingscampagnes georganiseerd. De bedrijven waartegen boetes zijn opgelegd, zijn inmiddels gestopt met hun activiteiten. Het aantal meldingen dat de Consumentenautoriteit dit jaar via ConsuWijzer heeft ontvangen, is laag en stabiel.
Is de in 2008 ingevoerde wetgeving over oneerlijke handelspraktijken (art. 6:193a–193j) van het Burgerlijk Wetboek niet toereikend of is de handhaving door de Consumentenautoriteit niet toereikend? Wat gaat u hieraan doen?
De regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken biedt een goede basis voor het aanpakken van deze praktijken. De boetebesluiten van de Consumentenautoriteit zijn hier ook op gebaseerd. Ook de handhaving van de Consumentenautoriteit is effectief geweest, immers de bedrijven die een boete hebben ontvangen van de Consumentenautoriteit zijn gestopt met hun activiteiten.
Ik heb dan ook geen reden te veronderstellen dat de wetgeving en/of de handhaving niet toereikend zou zijn.
Kunt u er bij de Consumentenautoriteit en het Openbaar Ministerie op aandringen dat aan de bestrijding van dit soort verkooppraktijken meer prioriteit gegeven wordt? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie kan optreden als sprake is van strafbare feiten zoals oplichting, bedreiging of bedrog bij verkoop. De Consumentenautoriteit handhaaft onder andere de wet oneerlijke handelspraktijken. Tussen het OM en de Consumentenautoriteit zijn in een samenwerkingsprotocol afspraken gemaakt over welke instantie wanneer handhaaft.
De Consumentenautoriteit heeft op basis van het in vraag 2 genoemde onderzoek prioriteit gegeven aan het onderzoeken van dit soort verkooppraktijken. De Consumentenautoriteit heeft boetes opgelegd aan bedrijven die dergelijke reizen organiseren. Zij houdt deze bedrijven nauwlettend in de gaten en schakelt zo nodig buitenlandse toezichthouders in. Zo heeft de Consumentenautoriteit een verzoek tot handhaving neergelegd bij haar Duitse collegatoezichthouder voor het ondernemen van actie richting de Duitse bedrijven die op dit front in Nederland actief zijn.
Het bericht “Helft pensioenfondsen onvoldoende gedekt, ‘drastische’ stappen nodig” |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Helft pensioenfondsen onvoldoende gedekt, «drastische» stappen nodig»?1
Ja.
Klopt de bewering in het bericht dat ruim 200 pensioenfondsen een te lage dekkingsgraad hebben?
Ja. Uit een statistisch nieuwsbericht van 22 september jl. op de website van DNB blijkt dat ultimo augustus ruim 200 pensioenfondsen een dekkingstekort hadden.
Klopt de bewering in het bericht dat ruim 150 pensioenfondsen een zo lage dekkingsgraad hebben dat de pensioenfondsen in het voorjaar van 2012 moeten beslissen of ze gaan korten op de pensioenuitkering of de pensioenpremie fors gaan verhogen?
Het bericht is gebaseerd op de ontwikkeling in het derde kwartaal van 2011. De noodzaak van aanvullende maatregelen, waaronder het korten op pensioenen, wordt jaarlijks bezien aan de hand van de stand van zaken per 31 december.
Eind oktober berichtte de Pensioenfederatie over de gevolgen van de economische crisis voor de financiële positie van pensioenfondsen. Hieruit blijkt dat ruim 100 pensioenfondsen, waaronder meerdere grote, mogelijk niet binnen de looptijd van hun herstelplan (2009 t/m 2013) zullen herstellen. Als hun financiële positie vóór 31 december niet verbetert, moeten deze fondsen aanvullende maatregelen treffen. Een groot aantal fondsen zal in dat geval vermoedelijk per april 2013 een korting op de pensioenen en pensioenaanspraken inplannen. De financiële situatie van het fonds op 31 december 2012 bepaalt of deze korting wordt geëffectueerd en welke omvang deze krijgt.
Hoe beoordeelt u de relatie tussen de daling van de dekkingsgraad, de lage rente en het uitblijven van een oplossing voor de eurocrisis?
De rekenrente waartegen de pensioenfondsen hun verplichtingen moeten waarderen, de rentetermijnstructuur (RTS), is in het derde kwartaal met ruim 1%-punt gedaald. Bij een daling van de rekenrente met 1%-punt daalt de dekkingsgraad van een gemiddeld fonds met circa 15%. Het effect van rentedaling op de dekkingsgraden kan door renteafdekking worden beperkt.
De lage rente is deels een weerspiegeling van de lage marktverwachtingen voor de economische groei en bijbehorende marktverwachting van langdurig lage beleidsrentes.De eurocrisis heeft hoofdzakelijk betrekking op de toenemende zorg over de kredietwaardigheid van een aantal landen binnen de eurozone, de zogeheten GIIPS-landen (Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en Spanje). Als gevolg van de afnemende kredietwaardigheid van staatsobligaties van deze landen investeren beleggers in toenemende mate in staatsobligaties van Duitsland en Nederland. Dit heeft tot gevolg dat de rentes van Duitse en Nederlandse staatsleningen de afgelopen tijd aanzienlijk zijn gedaald. De rente waartegen de verplichtingen van pensioenfondsen worden verdisconteerd, de rentetermijnstructuur (RTS), wordt niet rechtstreeks afgeleid van de ontwikkeling van de rentes van landen binnen de eurozone die het minst risicovol zijn, wel is sprake van een indirect verband. In de dagelijkse praktijk komt het erop neer dat de RTS de ontwikkeling van de rentes op staatsleningen van landen met een hoge kredietwaardigheid volgt.
De lage rente moet echter niet alleen in perspectief van de eurocrisis worden gezien. Al geruime tijd is sprake van een dalende rente. Op dit moment ligt de rente nog weer lager dan eind 2010. Gegeven de onzekerheden op financiële markten en de ontwikkelingen van de wereldeconomie, is niet duidelijk of, en in welk tempo, de rente weer zal oplopen.
Overigens heeft de lage rente niet alleen negatieve gevolgen voor pensioenfondsen. De lage rente raakt pensioenfondsen in termen van hogere verplichtingen, maar heeft waarschijnlijk ook bijgedragen aan de stijging van de beleggingsrendementen in de periode voorjaar 2009 tot en met voorjaar 2011.
Kunt u een vergelijking maken tussen de afweging die nu in het voorjaar van 2012 voorligt bij deze pensioenfondsen en de afweging die voor zou liggen na de implementatie van het pensioenakkoord? Beoordeelt u dit als een verbetering?
Het pensioenakkoord bevat concrete aanbevelingen voor hervorming van de pensioencontracten. Een belangrijk onderdeel daarvan is het inbouwen van aanpassingsmechanismen waarmee de pensioencontracten beter bestand worden tegen ontwikkelingen in de levensverwachting en schokken op de financiële markten. In de pensioencontracten wordt geregeld op welke wijze de pensioenen en pensioenaanspraken worden gekort als de reële dekkingsgraad door een financiële schok onder de 100% uitkomt. Op dit moment kunnen pensioenuitkeringen en -aanspraken alleen worden gekort op basis van herstelplannen.
Onder de nieuwe contracten zullen financiële schokken eveneens tot gevolg hebben dat de pensioenen en de pensioenaanspraken niet of onvolledig worden geïndexeerd. Bij ernstige schokken, zoals zich recent kort achter elkaar hebben voorgedaan, kunnen de pensioenrechten ook nominaal worden gekort.
Het belangrijkste verschil met de huidige situatie is dat de spelregels voor het aanpassen van pensioenen (indexeren en korten) contractueel worden vastgelegd. Deze spelregels en de toepassing daarvan door de pensioenfondsen worden daarmee inzichtelijk en controleerbaar. Ik beschouw dit als een verbetering.
Is er een correlatie tussen het tekort van 250 miljard door de premieholidays in de jaren ’80 en ’90 en de mogelijke korting op de pensioenen nu?
De dekkingsgraden van de pensioenfondsen zijn in de jaren ’80 en ’90 op peil gebleven. Berekend op basis van de huidige regels schommelde de gemiddelde dekkingsgraad eind vorige eeuw tussen de 140 en 150%. De economische crisis van begin deze eeuw leidde tot dalende dekkingsgraden, maar niet in die omvang zoals nu het geval is. Het gezamenlijke tekort bij de fondsen met onderdekking bedroeg eind 2002 circa € 3 miljard. Door hogere pensioenpremies en betere economische omstandigheden herstelden de dekkingsgraden na 2002.
Eind 2007 bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad weer 144%.
De huidige problematiek van de pensioenfondsen is ontstaan als gevolg van een combinatie van voortgaande daling van de rente, stagnerende beurskoersen en een stijging van de levensverwachting. De ontwikkeling van de dekkingsgraden in de laatste decennia wijst uit dat de huidige problemen niet kunnen worden herleid tot de afroming van pensioenvermogens aan het eind van vorige eeuw.
Deze afroming was overigens mede het gevolg van politieke besluitvorming. In de periode 1984 tot 1992 is de pensioenpremie voor overheidswerknemers bij wet verlaagd tot onder het kostendekkend niveau. Daarnaast stimuleerde het wetsvoorstel dat beoogde «bovenmatige» pensioenvermogens weg te belasten, pensioenfondsen om hun dekkingsgraden te beperken.
Het bericht dat de eurocrisis een meevaller van 7,5 miljard euro oplevert |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «De eurocrisis levert de schatkist juist 7,5 miljard op» in de Volkskrant van 12 oktober 2011?
Ja.
Kunt u toelichten of de gemaakte berekeningen in dit artikel aannemelijk zijn? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, bent u bereid alternatieve berekeningen te laten zien?
De berekeningen zijn aannemelijk bij de gehanteerde veronderstellingen. Het valt namelijk niet te zeggen hoe de economische variabelen – waaronder de rentetarieven – zich ontwikkeld zouden hebben zonder crisis. Het is op zich juist dat als in de jaren 2009, 2010 en 2011 tegen tarieven geleend had moeten worden die in 2007 golden, de Staat hogere rentekosten had gehad. Het effect van de lagere rentetarieven is echter maar een deel van het verhaal, zoals ook de Volkskrant opmerkt. De staatsschuld is vanaf 2008 immers aanzienlijk opgelopen. Dit leidt juist tot hogere rentekosten. Samenvattend: er is sprake van twee tegengestelde effecten: een prijseffect (lagere rente) en een volume-effect (hogere schuld). Per saldo zijn de rentekosten op de staatsschuld sinds 2007 toegenomen.
In het genoemde artikel wordt gesteld dat de rente sinds 2007 gedaald is, waardoor de rentelasten lager waren dan voorzien, klopt dit? Wordt deze rentemeevaller veroorzaakt door de crisis?
Ja, de rentelasten zijn lager dan voorzien, maar ze zijn wel gestegen (zie antwoord op vraag 2). De lagere tarieven en de hiermee gepaard gaande meevaller kan niet geheel los worden gezien van de crisis. De Nederlandse Staat behoort tot de meest kredietwaardige partijen in Europa. In tijden van crisis vluchten beleggers naar in hun ogen veilig schuldpapier. De relatief sterke vraag naar Nederlands schuldpapier wordt mede veroorzaakt doordat de overheidsfinanciën er goed voorstaan ten opzichte van andere EU-lidstaten en de reputatie van Nederland op het gebied van budgettaire discipline. Deze reputatie wordt in de ogen van de financiële wereld bevestigd door ondermeer het prudente financieel beleid in de meerjarenbegroting tot en met 2015, het adresseren van het houdbaarheidstekort en de transparante wijze van omgaan met risico’s. De sterke reputatie en de bereidheid van Nederland om tekorten en schuld terug te brengen dragen in het bijzonder in een crisissituatie bij aan de gunstige rentetarieven die de Nederlandse Staat betaalt op zijn leningen.
Het kabinet stuurt op het EMU-saldo en op de inkomsten- en uitgavenkaders; op welke wijze wordt gestuurd op het houdbaarheidstekort? Wordt hierbij niet alleen gekeken naar de staatsschuld, maar ook naar de mate waarin hervormingen leiden tot verbeterde houdbaarheid?
Voorafgaand aan deze kabinetsperiode is de houdbaarheidsopgave voor de lange termijn door het CPB in beeld gebracht. Met het regeerakkoord wordt in deze kabinetsperiode reeds ruim 80% van die opgave gedekt. Voor een groot deel gebeurt dit door het advies van de Studiegriep Begrotingsruimte op te volgen om 18 miljard euro om te buigen in 2015. Deze 18 miljard bestaat ten dele uit hervormingen die direct in minder uitgaven resulteren, zoals bijvoorbeeld het streven naar een compacte overheid. Ten dele bevat dit pakket ook hervormingen die op lange termijn extra opbrengsten opleveren, zoals de hervormingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Ook de verhoging van de AOW-leeftijd verbetert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De maatregelen van het kabinet leiden op langere termijn tot een verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën met 24 miljard euro hetgeen overeenkomt met 80% van het houdbaarheidstekort.
Zoals vastgelegd in de Begrotingsregels 2011–2015 (als bijlage bij de startnota aan u verzonden) voert het kabinet verantwoord financieel-economische beleid via onder meer het hanteren van een signaalmarge. Wanneer deze overschreden wordt, dienen aanvullende maatregelen te worden genomen om het beoogde saldo aan het eind van de kabinetsperiode weer in zicht te krijgen.
Dat is anders met het houdbaarheidstekort. Hiervoor bestaan verschillende redenen. Een belangrijke overweging is bijvoorbeeld dat de berekening van het houdbaarheidstekort (lange termijnraming) met nog veel meer onzekerheden is omgeven dan de berekening van het EMU- saldo (korte en middellange termijnraming). Zo hangt het houdbaarheidstekort af van relatief slecht te voorspellen grootheden zoals de ontwikkeling van de levensverwachting, de gemiddelde economische groei over lange tijdvakken, of bijvoorbeeld de gezondheidsinschatting van oudere inwoners of het tempo van het opraken van aardgasreserves. Het EMU-saldo daarentegen is een grootheid die op transactiebasis relatief goed te meten is. Door de begrotingsregels na te leven, met name door het sluiten van de kaders en in te grijpen als de signaalmarge wordt overschreden, blijft het oplossen van een groot gedeelte van de houdbaarheidsopgave in beeld.
Gegeven het specifieke karakter van de schuldencrisis en de historisch grote begrotingstekorten in 2009 en 2010 zet het kabinet in op snel herstel naar solide overheidsfinanciën. Belangrijke hervormingen worden zoals hierboven aangegeven daarbij niet uitgesteld.
Bij welke hoogte van het houdbaarheidstekort zal het kabinet besluiten tot extra maatregelen, ook in het geval dat hierdoor de uitgavenkaders en EMU-saldo niet overschreden worden? Op welke manier zal dan gekeken worden naar hervormingen, in plaats van kil bezuinigen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de gevolgen van de crisis op het houdbaarheidstekort inzichtelijk maken?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van de adviezen van OECD, Europese Commissie, IMF, SER, CPB en de recente oproep van 90 prominente Europeanen, om niet verder te bezuinigen, maar te investeren in groei en hervormingen? Bent u van plan deze adviezen over te nemen?
Zoals toegelicht in de Miljoenennota 2012 werkt het kabinet aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het versterken van het groeivermogen. Het kabinet voert diverse hervormingen door en investeert in de toekomstige concurrentiekracht van Nederland. Het Nederlandse beleid kan op instemming rekenen van internationale organisaties, rating agencies en de financiële markten. Daardoor leent Nederland nu goedkoop. Tegelijkertijd is duidelijk dat ook in Nederland de overheidsfinanciën sterk zijn verslechterd. De ruimte voor het opvangen van nieuwe tegenvallers is daarmee afgenomen. In het regeerakkoord heeft het kabinet een signaalmarge opgenomen om te vermijden dat de overheidsfinanciën te sterk kunnen verslechteren. Met deze signaalmarge, die is ingesteld op advies van de Studiegroep Begrotingsruimte, is naar mening van het kabinet een redelijke balans gevonden tussen enerzijds de wenselijkheid de automatische stabilisatoren te laten werken en anderzijds de noodzaak om de overheidsfinanciën op orde te brengen.
Hoe ziet u in dit kader begrotingsregel 22, die bepaalt dat rentemeevallers naar de staatsschuld vloeien maar rentetegenvallers gecompenseerd moeten worden onder het uitgavenkader? Klopt het dat zonder begrotingsregel 22 in drie jaar 7,5 miljard euro minder bezuinigd had hoeven worden in het dal van de crisis?
De rentelasten waren in de periode 2007–2010 niet opgenomen onder het uitgavenkader. Mee- en tegenvallers ten opzichte van de ramingen bij het Coalitieakkoord 2007 liepen direct door in het EMU-saldo en daarmee in de EMU-schuld. Rentemeevallers creëerden dus geen ruimte onder het uitgavenkader. In deze kabinetsperiode zijn de rentelasten teruggebracht onder het uitgavenkader. Als gevolg van de rentemeevallerformule (begrotingsregel 22) wordt het uitgavenkader gecorrigeerd (verlaagd) voor zover de rentelasten lager zijn dan de oorspronkelijk geraamde rente-uitgaven. Meevallers ten opzichte van de raming creëren dus nog steeds geen ruimte onder het uitgavenkader, maar leiden tot een lager EMU-saldo en daarmee lagere schuld.
Kunt u uiteenzetten wat de steunoperaties aan de financiële sector en het eurogebied op dit moment gekost hebben en daarbij een uitsplitsing maken naar leningen, garanties en andere vormen van steun?
In het kader van de steunoperaties t.b.v. de financiële sector en het eurogebied zijn deelnemingen aangegaan, en zijn leningen en garanties verstrekt. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, is een groot deel hiervan inmiddels terugbetaald (zie kolom: hoofdsom). De leningen en deelnemingen leiden tot een hogere staatsschuld. Als gevolg hiervan stijgen de totale rentelasten op staatsschuld.
Vanwege de integrale benadering van schuldmanagement, is het lastig deze rentelasten toe te bedelen aan specifieke interventies / instrumenten. Globaal kan wel een inschatting worden gemaakt van de rentelasten.
Jaar (in mln)
Hoofdsom
interventies
Toerekenbare rentelasten (A)
Overige lasten
(B)
Totale lasten
(A+B)
Baten (C)
Garanties
2008
82 667
450
9
459
502
2 740
2009
43 765
2 036
106 + 31
2 173
2 126
79 712
2010
42 192
1 493
3
1 496
982
68 766
2011
40 059
1 333
8
1 341
2 617 +
137 482
som
5 312
157
5 469
6 227
Te zien valt dat cumulatief 5,3 miljard euro aan rentelasten toerekenbaar is aan leningen en deelnemingen. De totale lasten a.g.v. interventies bedragen bijna 5,5 miljard euro.
Naast deze lasten zijn er ook baten te onderscheiden. Deze bestaan uit: dividenden, rentevergoedingen en andere specifieke vergoedingen (fees). Vanaf 2008 is cumulatief voor 6,2 miljard euro aan baten gerealiseerd (zie tabel). Het kan geconcludeerd worden dat het saldo van baten en lasten op dit moment dus 758 miljoen euro positief bedraagt. Voorzichtigheidshalve moet hierbij wel worden opgemerkt dat dit een tussentijds resultaat betreft. Pas na het beëindigen van alle steunmaatregelen kan definitief het resultaat op interventies worden vastgesteld. Tot slot wil ik opmerken dat een deel van de baten – conform de bepalingen van Eurostat – niet volledig saldorelevant zijn. Alle genoemde lasten zijn dat wel waardoor het hier gemelde positieve resultaat niet zodanig in het EMU-saldo tot uitdrukking komt.
Aan de verstrekte garanties zijn geen kosten verbonden aangezien zich tot op heden geen schades hebben voorgedaan. Relevant hierbij is dat de recente verhoging van het garantieplafond van Nederland t.b.v. het EFSF tot maximaal 97,8 miljard euro, enigszins een vertekend beeld kan geven, aangezien slechts een veel kleiner deel hiervan ook daadwerkelijk benut is.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze de Nederlandse overheid sinds 2007 meevallers heeft ervaren en welke meevallers er met redelijke zekerheid te verwachten zijn ten gevolge van de eurocrisis tot 2015?
Dit is niet mogelijk, omdat niet te zeggen valt hoe de uitgaven en inkomsten zich ontwikkeld hadden zonder eurocrisis.
Kunt u een voorlopig saldo van kosten en meevallers sturen en een verwachting van dit saldo tot 2015?
Bijlage 7 van de Miljoenennota 2012 bevat het budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector waarin de meest recente ramingen voor de directe uitgaven en opbrengsten die hiermee samenhangen, staan opgenomen.
Bent u zich bewust van het feit dat het draagvlak voor de steunoperaties aan de financiële sector en de eurozone kwetsbaar is door de terechte zorgen onder de bevolking over berichten dat deze steun miljarden kan kosten? Kunt u in deze context toelichten waarom het kabinet de risico’s, kosten en garanties wel telkenmale naar buiten brengt, maar nog nooit heeft uitgelegd op welke wijze de crisis ook zorgt voor meevallers?
Het kabinet is zich terdege bewust van de risico’s die aan de programma’s kleven en de zorgen die hierover leven. Het kabinet heeft zich dan ook hard ingezet om de risico’s te beheersen. De vraagsteller wordt in dit verband verwezen naar de Miljoenennota 2012. Hierin wordt onder andere ingegaan op het belang van Europa voor Nederland en het belang van financiële stabiliteit, waarbij, onder andere, wordt toegelicht hoe de crisis de rente in de noordelijke lidstaten heeft verlaagd, dat exporteurs kunnen profiteren van een lagere eurokoers en dat Nederland een zeer aanzienlijk rendement heeft gemaakt op enkele interventies in de financiële sector. Voor de meevallers in de rentelasten ten opzichte van de startnota wordt verder verwezen naar tabel 1.14 van de Miljoenennota 2012.
Het bericht ‘Nederland belastingparadijs voor veel multinationals’ |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland belastingparadijs voor veel multinationals»1 alsmede met het onderzoek van ActionAid «Addicted to tax havens: The secret life of the FTSE 100»?
Ja
Wat vindt u ervan dat 98 van de 100 grootste multinationals op de Londense beurs direct of indirect in belastingparadijzen blijken te zitten?
In het genoemde onderzoek wordt niet duidelijk gemaakt welke criteria zijn gebruikt om landen als belastingparadijs aan te merken. Bovendien geeft het rapport zelf aan dat de aanwezigheid van een vennootschap in zo’n jurisdictie nog geen bewijs is van belastingontwijking. Het onderzoek geeft mij geen aanleiding een oordeel te vellen over de concernstructuren van multinationals.
Wat vindt u ervan dat met name banken en financiële instellingen grote gebruikers van belastingparadijzen blijken te zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van de conclusie uit het onderzoek van ActionAid dat dit grote negatieve gevolgen heeft voor ontwikkelingslanden, zelfs zo groot dat de Millenniumdoelen gemakkelijk gehaald zouden worden als er geen belastingontwijking zou plaatsvinden?
De stelling dat de Milleniumdoelen gemakkelijk gehaald zouden worden zonder belastingontwijking is geen conclusie uit het onderzoek door ActionAid maar een parafrasering van een ingezonden brief uit 2008 van OESO SG Gurría in The Guardian waarin deze met name doelt op zwart vermogen. De ontwikkelingen sinds 2008 laten zien dat een verbetering van de uitwisseling van informatie kan leiden tot een forse toename van het voor belasting aangegeven vermogen.
Dat laat onverlet dat Nederland voorstander is van transparantie en daarbij streeft naar internationale afspraken die gelden voor alle internationaal opererende bedrijven. Voor landen met een relatief internationaal georiënteerd bedrijfsleven, zoals Nederland, is een gelijk speelveld immers van groot belang. Bovendien komt het de effectiviteit van een maatregel ten goede indien zij op zo breed mogelijke schaal wordt ingevoerd.
Wat vindt u ervan dat deze 100 grootste multinationals 1330 vennootschappen en joint-ventures in Nederland hebben?
Nederland wordt in het onderzoek van ActionAid ten onrechte als belastingparadijs genoemd. De OESO en het Global Forum on Transparency and exchange of information for tax purposes spreken van een belastingparadijs («tax haven») wanneer (cumulatief) aan vier voorwaarden wordt voldaan.
De eerste voorwaarde is dat er geen of geen substantiële belasting wordt geheven. Nog afgezien van het feit dat Nederland aan deze voorwaarde niet voldoet, erkent de OESO dat het tot de soevereiniteit van elk land behoort zelf te bepalen tegen welke tarief belasting wordt geheven. Daarom gelden er aanvullende criteria om niet als belastingparadijs aangemerkt te worden.
Twee daarvan zien op transparantie. Er moet duidelijkheid zijn over de regels die worden toegepast en er moet een effectieve uitwisseling van informatie mogelijk zijn met andere landen over de belastingplichtigen die van het regime gebruik maken. Er kan volgens mij geen twijfel over bestaan dat Nederland voldoet aan deze transparantie-eisen. Dat is recent ook gebleken uit het peer review rapport over Nederland door dat Global Forum, waarover ik u bij brief van 26 oktober 2011 informeerde.
Het laatste criterium voor belastingparadijzen is het gebrek aan substance eisen. Wanneer landen hun gunstige regime toepassen zonder eisen te stellen aan de reële aanwezigheid in hun land is dat een aanwijzing dat er om pure belastingredenen transacties en investeringen worden aangetrokken. Ook op dit punt voldoet Nederland aan internationale criteria om niet als belastingparadijs aangemerkt te worden. Daarnaast is relevant dat substance eisen relevant zijn voor het antwoord op de vraag of een belastingplichtige recht heeft op de voordelen uit een belastingverdrag. Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 3 november 20112 bij het pakket Belastingplan zijn er geen aanwijzingen dat Nederland met deze eisen tekort schiet in zijn verplichtingen tegenover zijn verdragspartners.
Gegeven de eis dat belastingplichtigen daadwerkelijk moeten bijdragen aan de Nederlandse economie om onder de Nederlandse belastingwetgeving en de Nederlandse belastingverdragen te vallen, juich ik het dan ook toe dat de bedoelde concerns vennootschappen in Nederland hebben. In de genoemde brief van 3 november 2011 ben ik ook hier verder op ingegaan.
Zoals gezegd, vallen die vennootschappen in Nederland gewoon onder onze belastingwetten en wanneer andere landen informatie over die vennootschappen nodig hebben om het ontwijken van belasting te bestrijden krijgen zij die van Nederland. Er zijn geen aanwijzingen dat de bedoelde 1 330 vennootschappen en joint ventures zich niet aan de wet houden en ik heb dan ook geen reden deze «door te lichten».
Wat vindt u ervan dat juist ook Nederland wordt aangeduid als het een na grootste belastingparadijs doordat bij veel fiscale constructies gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse verdragen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze 1330 vennootschappen en joint-ventures door te lichten op het gebruik van fiscale constructies met het oog op belastingontwijking?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de verdragen met belastingparadijzen als de Kaaimaneilanden aan te scherpen zodat de grootschalige belastingontwijking kan worden tegengegaan, bijvoorbeeld door anti-misbruikbepalingen?
Nederland heeft geen volledig belastingverdrag met de Kaaimaneilanden maar slechts een verdrag ter uitwisseling van informatie. Datzelfde geldt in relatie met meer landen die in het genoemde onderzoek als belastingparadijs worden aangemerkt. Dat betekent dat met die landen wel inlichtingen uitgewisseld worden, maar dat de Nederlandse belastingwetgeving onbeperkt kan worden toegepast. Er is dan ook geen noodzaak deze verdragen aan te scherpen.
Bent u bereid nadere maatregelen te treffen om ervoor zorg te dragen dat ontwikkelingslanden niet langer de dupe zullen zijn van reeds bestaande en nieuwe verdragen van Nederland? Zo ja, welke?
Zoals ik in de Notitie fiscaal verdragsbeleid en in het debat daarover heb gezegd, ligt het (fiscale) probleem bij ontwikkelingslanden niet zo zeer in de verdragen die zijn afgesloten, maar in de capaciteit van de lokale belastingautoriteiten. Nederland zet zich daarom in om bilateraal en via internationale initiatieven de ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de verbetering van hun fiscale stelsels en de inrichting van hun belastingadministraties. Deze inzet spoort met de groeiende internationale aandacht voor de behoefte van ontwikkelingslanden aan voldoende en constante inkomsten op basis van eigen belastingheffing. Zo heeft ook de G20 tijdens de recent gehouden Top in Cannes opnieuw sterke steun uitgesproken voor «domestic resource mobilization» en de noodzaak van capaciteitsontwikkeling binnen belastingadministraties van met name Low-Income Countries onderstreept.
Bent u bereid de aanpak van belastingontwijking op internationaal niveau hoger op de agenda te plaatsen?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat belastingontwijking internationaal niet hoog genoeg op de agenda staat. De vorming van het Global Forum on transparency and exchange of information for tax purposes in 2009 en de slotverklaring van de recente G20 Top in Cannes maken voldoende duidelijk dat dat wel het geval is.
Het beëindigen van de zorginkoop bij een zorgaanbieder in Twente |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Linda Voortman (GL) |
|
Bent u ervan op de hoogte, dat Menzis heeft besloten geen zorg meer in te kopen bij Bureau SPV?
Ja.
Kent u de onderzoeksgegevens op grond waarvan Menzis tot dit besluit is overgegaan?
Nee, ik ben niet op de hoogte van de onderzoeksgegevens op basis waarvan Menzis heeft besloten het contract met het bureau SPV op te zeggen.
Kan de Kamer dit onderzoek ook ontvangen?
Ik beschik niet over deze onderzoeksgegevens en kan ze derhalve niet aan de Kamer doen toekomen.
Wie ziet toe op beslissingen van zorgverzekeraars, c.q. de zorgkantoren? Wie beoordeelt of de onderzoeken van het zorgkantoor deugdelijk zijn?
De NZa ziet erop toe dat de zorgkantoren de AWBZ rechtmatig en doelmatig uitvoeren. Voor de kwaliteit van onderzoeken en de beslissing met welke zorgaanbieders al dan niet een contract wordt gesloten zijn zorgverzekeraars en zorgkantoren zelf verantwoordelijk. Het staat een partij die zich benadeeld weet door zo’n beslissing uiteraard vrij naar de rechter te stappen.
Ik hecht er aan hier te melden hoe Menzis haar beslissing heeft voorbereid. Behalve dat het hierboven genoemde onderzoek is ingesteld, is het zorgkantoor geruime tijd in gesprek geweest met zowel het bestuur als met de raad van toezicht van bureau SPV. Deze gesprekken hebben echter niet geleid tot het wegnemen van de twijfel bij het zorgkantoor over de kwaliteit van de geboden zorg. Daarom heeft Menzis besloten geen zorg meer in te kopen bij SPV.
Daartoe zijn zorgverzekeraars en zorgkantoren ook zelfstandig bevoegd. Zorgkantoren zijn bij het inkopen van extramurale AWBZ-zorg vrij om te bepalen welke zorgaanbieders zij wel en niet contracteren, er geldt voor deze AWBZ-zorg geen contracteerplicht. Als de geleverde zorg niet voldoet aan de eisen die het zorgkantoor daaraan stelt en die zijn vastgelegd in het contract dat zij met de zorgaanbieder sluiten, dan kan het zorgkantoor het contract beëindigen en/of niet verlengen. Ik vind het – in algemene zin – belangrijk dat zorgkantoren hun verantwoordelijkheid nemen en erover waken dat zorgaanbieders kwalitatief goede en doelmatige zorg leveren.
Als een organisatie bezwaar maakt tegen een dergelijk besluit van het zorgkantoor, zijn er dan nog andere manieren om dit besluit aan te vechten dan via de rechter?
Nee er zijn geen andere – formele – manieren dan het besluit aan te vechten bij de rechter.
Hebben nieuwe zorgaanbieders, naast de zorgplicht voor de cliënten, ook een inspanningsverplichting jegens de personeelsleden van de organisatie waar door het zorgkantoor geen zorg meer wordt ingekocht?
Formeel hoeven andere zorgaanbieders geen personeelsleden over te nemen van de instelling waar het zorgkantoor geen contract meer mee afsluit. Het is echter denkbaar dat dit wel zal gebeuren en dat met name die zorgaanbieders waarvoor een substantieel aantal cliënten zal kiezen, daartoe bereid zullen zijn.
Doorfok bij paarden en argeloze hondenkopers die misleid worden door LICG |
|
Henk van Gerven |
|
Klopt het dat één jaar na uw belofte als staatssecretaris om doorfok aan te pakken, nog steeds rashonden met erfelijke ziekten ongestoord worden tentoongesteld en verkocht, en er zelfs actief reclame voor wordt gemaakt op een door de overheid mede gefinancierde website van het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG)?1
Dat dieren ten gevolge van fokkerij erfelijke gebreken hebben en hiervan welzijnsproblemen ondervinden vind ik zorgwekkend.
In mijn brief aan uw Kamer (28 286, 27 september 2011) heb ik mijn visie over fokkerij uiteengezet. Voor mij staat centraal hoe we zorgen voor een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij. Ik zie daarbij een grote verantwoordelijkheid voor het welzijn en de gezondheid van de dieren voor de fokkers en de houders van dieren. De overheid kan bijdragen door het stellen van randvoorwaarden en kaders, evenals via het verstrekken van voorlichting. Daarnaast kan de overheid waar mogelijk de sector faciliteren.
Zoals ook de Raad voor Dierenaangelegenheden concludeerde in haar rapport over fokkerij en voortplantingstechnieken is het de consument die met zijn vraag direct het aanbod op de markt bepaalt. Een mondige, kritische consument stimuleert bijvoorbeeld fokkers om gezonde dieren te fokken.
Het LICG heeft tot taak ervoor te zorgen dat de consument die een huisdier wil aanschaffen goed en objectief geïnformeerd wordt, zodat deze voldoende kennis heeft en kritisch kan zijn om zijn eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen bij de keuze voor een huisdier. Naast het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) wordt het LIGC gesteund door de Dierenbescherming, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, Wageningen University en Research, Vereniging Landelijke Organisatie Dibevo en het Groenhorstcollege Barneveld. De informatie van het LICG is neutrale en evenwichtige informatie die wetenschappelijk wordt getoetst.
Er wordt door het LICG voorlichting gegeven over zowel de negatieve als de positieve aspecten aan een huisdier. Informatie over bijvoorbeeld het karakter van een huisdier is ook belangrijk voor een goede match tussen houder en huisdier. Verder is goede informatie over erfelijke gebreken essentieel bij de keuze voor het juiste huisdier.
Het LICG besteedt extra aandacht aan dit onderwerp. Op de website van het LICG valt op verschillende plekken belangrijke informatie te lezen over de erfelijke gebreken problematiek bij huisdieren. Hiernaast heeft het LICG in het voorjaar in het lespakket «Feit of fabel» dat ter gelegenheid van de «Week van het Huisdier 2011» is ontwikkeld voor de groepen 5 t/m 8 van het basisonderwijs aandacht besteed aan erfelijke aandoeningen. Verder is het LICG onlangs een campagne gestart die gericht is op voorlichting over en bewustwording van dierhouders over erfelijke aandoeningen bij huisdieren. Via radiospotjes, persberichten, de website en Google adwords wordt aandacht gevraagd voor dit onderwerp.
Vindt u dat de reclame-achtige teksten, de verwijzing naar de rashondenvereniging en de bedekte en vergoelijkte gezondheidswaarschuwingen recht doen aan het gegeven dat meer dan de helft van de Cavalier King Charles Spaniëls kampt met een erfelijke aandoening (syringomyelie) die in de eerste helft van hun leven ernstig lijden veroorzaakt? Met name als u daarbij in aanmerking neemt, dat het hier om een van de meest erfelijk-zieke hondenrassen gaat waarin een breed scala van erfelijke defecten voorkomt, dat volgens experts tot meer dan 90% van de Cavaliers optelt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als er een serieuze gezondheidswaarschuwing op een prominente plek op de LICG-website staat, waarbij wordt aangegeven dat de kans op de koop van een zieke Cavalier King Charles Spaniël uitzonderlijk hoog is en een verwijzing is opgenomen naar een website die de gezondheidsgevaren serieus neemt zoals bijvoorbeeld rashondenwijzer.nl?
Zie antwoord vraag 1.
Welke acties heeft u ondernomen in de richting van de internationale rashondententoonstelling in Ahoy op 27 en 28 augustus 2011, met name betreffende het bevorderen van diergezondheid, het geven van eerlijke voorlichting en het tegengaan van de promotie en tentoonstelling van ziekelijke honden en doorgefokte rassen?
De organisatie van rashondententoonstellingen is een private aangelegenheid. Fokkerijorganisaties kunnen zelf regels stellen voor tentoonstellingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het verstrekken van informatie over hondenrassen en eerlijke voorlichting aan bezoekers over het voorkomen van gezondheidsproblemen bij rassen. Hiervoor kan men gebruik maken van de informatie van het LICG.
Neemt u de gezondheidsbedreiging van doorfok serieus? Zo ja, bent u bereid het LICG erop aan te speken geen argeloze hondenkopers te verleiden tot de aankoop van doorgefokte zieke rashonden?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat raspaarden stamboeken met een populatie van meer dan 5000 merries volgens de reglementen niet of in verminderde mate hoeven aan te tonen dat ze voldoen aan de door het Productschap Vee en Vlees (PVV) gestelde regel dat het inteelttoename percentage niet meer dan 1% mag zijn?
In de Verordening erkenningsvoorwaarden voor stamboeken, prestatieonderzoek en fokwaardeschatting (PVV) 2010 is bepaald dat de organisatie die erkenning wil krijgen of behouden aantoont dat zij voldoende dieren omvat om haar programma tot verbetering van het ras uit te voeren of, indien noodzakelijk, de instandhouding van het ras te kunnen garanderen. Als uitwerking daarvan is in de verordening bepaald dat de organisatie in ieder geval aantoont dat haar fokkerij- en selectiebeleid is gericht op het mijden van inteelt en dat het percentage inteelttoename lager is dan 1% per generatie. Is de populatie van de organisatie kleiner dan 5000 dieren, dan moet de organisatie aanvullend aangeven hoe ze de inteelttoename bewaakt.
Kortom; elke organisatie moet aan de basiseis voldoen (aantonen dat het percentage inteelttoename lager is dan 1% per generatie), maar daarnaast moeten organisaties met een populatie van minder dan 5000 merries extra inspanningen verrichten (aantonen hoe de inteelttoename bewaakt wordt).
Klopt het dat daarmee bijvoorbeeld het Friese stamboek paard, het paardenras met de grootste doorfokproblemen, niet of in verminderde mate hoeft aan te tonen dat het inteelttoenamepercentage kleiner dan 1% is, omdat de populatie groter is dan 5000 merries? Zo ja, vindt u dit terecht of bent u bereid met de PVV hierover in gesprek te gaan2? Op welke manier worden doorgefokte stamboeken zoals het Friese paard door de PVV hierop aangesproken of aangepakt?
Ook het Friesch Paarden Stamboek zal wanneer zij een erkenning aanvragen aan de basiseis moeten voldoen (zie het antwoord op vraag 6), namelijk aantonen dat het percentage inteelttoename per generatie lager is dan 1%. Daarnaast wordt door het productschap van alle stamboeken gevraagd dat zij een actief beleid ontwikkelen ten aanzien van erfelijke gebreken. Dit is in verband met de criteria dat stamboeken een voldoende grote fokpopulatie moeten hebben en dat de organisatie doeltreffend moet functioneren.
Hoe objectiveerbaar is de advisering over stamboomerkenning door de commissie Erkenning en Toezicht Paardenfokkerij (ETP)? Wat zijn de criteria, is doorfok daar één van en hoe wordt neutraliteit bij de toepassing van de criteria door de commissie gegarandeerd?
Aan de beoordeling van een erkenningsaanvraag voor stamboeken zijn 22 criteria verbonden (waaronder het aantonen dat het percentage inteelttoename per generatie lager is dan 1%). Deze criteria staan ook genoemd en beschreven in het «Handboek erkenning organisaties in het kader van fokkerijregelgeving Paardachtigen», dat op de website van het productschap te vinden is. Deze criteria worden beoordeeld om te toetsen of een organisatie voldoet aan de Europese en nationale regelgeving. De werkwijze van de Commissie van Advies inzake Erkenningen en Toezicht Paardenfokkerij (Commissie ETP) is vastgelegd in een reglement van orde. De Commissie ETP is samengesteld uit een onafhankelijk voorzitter die ervaring heeft in de (paarden)fokkerij en twee genetici van de Faculteit Diergeneeskunde en de WUR. Door de samenstelling van de Commissie ETP en de opdracht die deze commissie heeft is neutraliteit gegarandeerd.
De Commissie ETP adviseert de voorzitter van het productschap over aanvragen tot erkenning, verlenging van erkenningen en intrekking van erkenningen.
De criteria die de Commissie ETP bekijkt zijn dus de criteria die in de verordening zijn opgenomen. Daarbij zal de Commissie ETP de criteria zo uniform mogelijk toepassen.
Het Mor Gabrielklooster |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Wanneer en op welke wijze heeft u de Turkse regering aangesproken in de Raad van Europa naar aanleiding van resolutie 1704 van de Parlementaire Assemblee, zoals u aangeeft in uw antwoorden op onze vragen op 12 oktober?
Resoluties van de Assemblée worden niet in het Comité van Ministers besproken.
Ik heb de Permanente Vertegenwoordiging bij de Raad van Europa geïnstrueerd bij de Turkse vertegenwoordigers aandacht voor deze resolutie te vragen.
Nederland heeft de Mor Gabriël-kwestie regelmatig in EU-verband en in bilaterale contacten met de Turkse overheid, zoals in het gesprek met mijn Turkse collega op 2 februari jl. in Ankara (ref. Kabinetsbrief DWM-251/11), aan de orde gesteld.
Wanneer en op welke wijze zal de Nederlandse regering de Turkse en Griekse regeringen aanspreken op het uitvoeren van deze resolutie en het terugrapporteren aan de Assemblee?
Nederland zal in contacten met desbetreffende landen aandacht vragen zoals in het kader van de Raad van Europa, EU of bilateraal. Verder verwijs ik U naar het schriftelijke antwoord van het CM op 11 april jl. aan Assemblée-lid Omtzigt (nr. 595).
Is de Nederlandse regering bereid om met andere landen hierin op te trekken en gezamenlijk deze twee landen aan te spreken op naleving van de deze resolutie, die zeer duidelijk is over rechten van minderheden?
Nederland trekt bij belangrijke onderwerpen zoals bescherming van religieuze minderheden en de Mor Gabriël-kwestie met gelijkgezinde landen op. Dit gebeurt in het kader van zowel de Raad van Europa als de EU.
Hoe komt het dat u in uw beantwoording op vragen niet stelt dat het Mor Gabrielklooster onder de bescherming van de nieuwe wet in Turkije valt, maar dat de Europese Commissie op 12 oktober in haar voortgangsrapportage (SEC(2011) 1201) stelt dat dit wel het geval is?
De Mor Gabriël-kwestie valt niet onder de nieuwe wet onder de stichtingen, omdat de Syrisch Orthodoxe religie in Turkije geen officieel erkende godsdienst is.
Bent u bereid de Turkse autoriteiten opnieuw te benaderen en te verzoeken dat de zaken rond het klooster beëindigd worden en de rechten van het klooster gewoon te respecteren?
Nederland mengt zich niet in individuele zaken die onder de Turkse rechter zijn. Ik zal in contacten met de Turkse overheid aandacht blijven vragen voor de Mor Gabriël-kwestie.
Kauwen als vogelverschrikkers |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Kent u het bericht «Ophangen dode kauwen is barbaars»?1
Ja.
Is het waar dat de kauw wordt aangemerkt als een beschermde inheemse diersoort?
Ja.
Is het waar dat het inzetten van dode kauwen als vogelverschrikkers niet tot de toegelaten bestrijdingsmiddelen behoort? Zo nee, waarom niet?
Nee, het ophangen van dode vogels is geen vorm van bestrijding maar een geschikte manier om op kleine schaal kraaiachtigen te weren. Het weren van schade veroorzakende dieren is niet verboden en geniet de voorkeur boven afschot.
Kunt u aangeven of er ontheffingen zijn verleend in de Bollenstreek voor het doden van kauwen?
De kauw staat op de landelijke vrijstellingslijst. Er is derhalve geen aanleiding om ontheffing te verlenen voor het doden van kauwen. De provincies Zuid- en Noord-Holland hebben hiervoor dan ook geen ontheffing verleend.
Deelt u de mening dat het inzetten van dode kauwen als vogelverschrikkers verboden en daarbij ook onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is geen artikel in de Flora- en faunawet dat dit verbiedt. Het verbod op het onder zich hebben van beschermde diersoorten dient andere belangen, zoals het tegengaan van stroperij en de handel in beschermde diersoorten.
Voor wat betreft de wenselijkheid van het gebruik van dode kauwen, verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 3 en 8.
Kunt u aangeven of in onderhavige gevallen proces verbaal wordt opgemaakt en door wie? Zo nee, waarom niet?
Er is in onderhavige gevallen geen aanleiding om proces-verbaal op te maken, om redenen zoals verwoord in mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Bent u bereid de Algemene Inspectiedienst (AID) opdracht te geven op te treden bij het toepassen van dode kauwen als vogelverschrikkers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het gebruik van kadavers van welke diersoort dan ook niet past bij deze tijd en ook om reden van openbare orde verboden zou moeten worden? Zo ja, op welke wijze wilt u hiertegen optreden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De export van internetfilters en aftaptechnologie |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Herinnert u zich het gesprek dat u dit voorjaar had met de ICT-bedrijven Fox-IT, Group2000 en Digivox naar aanleiding van uw toezegging in antwoord op Kamervragen van het lid El Fassed over de deelname van Europese bedrijven aan een conferentie in Dubai over aftappen en filteren van telecommunicatie?1 2
Ja.
Heeft de toezegging van deze bedrijven, dat zij «overwegen internationale gedragscodes voor de export van internettechnologie te omarmen», al tot concrete stappen van hun kant geleid, zoals aansluiting bij het Global Network Initiative of de ontwikkeling van een toetsbaar beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op basis van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen? Zo niet, waarom niet?
Voordat ik inga op de stappen die de individuele bedrijven hebben gezet, wil ik bevestigen dat het ontwikkelen van een beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen naar zijn aard een verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf is. De rol van de Nederlandse overheid is vooral het stimuleren van bedrijven om de OESO richtlijnen in praktijk te brengen en het bemiddelen bij geschillen tussen bedrijven en stakeholders.
Desgevraagd hebben de door u genoemde bedrijven mij de volgende reacties gestuurd.
Fox IT
«Fox IT is niet langer actief op het gebied van Lawful Interception. Alle activiteiten op dit gebied zijn overgenomen door het Amerikaanse bedrijf NetScout.»
Group 2000
«De principes van de OESO richtlijnen, het Global network initiative evenals de wetgeving in Nederland en de EU zijn breed binnen Group 2000 gecommuniceerd in plenair overleg vergaderingen. Group 2000 hanteert het principe dat voorkomen beter is dan genezen en wenst om die reden actief contact te hebben en te onderhouden in het kader van mogelijk nieuwe richtlijnen c.q. wetgeving. De technologie die we verkopen, beschouwen we primair als technologie die ingezet kan en mag worden in het kader van criminaliteitsbestrijding en de internationale strijd tegen (cyber)terrorisme. Group 2000 heeft geen portfolio aangaande filter technologieën/apparatuur en/of software welke bedoeld zijn in het kader van de vragen vanuit de tweede kamer. Group 2000 is niet geïnteresseerd in kortstondig succes en hecht als grote leverancier in Nederland veel waarde aan haar reputatie, relatie met haar afnemers, de Nederlandse overheid en overheid gelieerde instellingen. Group 2000 hanteert een eigen code of business conduct voor screening van aanvragen voor levering vanuit de Network Forensics portfolio. Hierbij wordt strikt toegezien op het naleven van restricties die gelden op basis van informatie vanuit de Nederlandse overheid,de EU en de USA blacklist.
Er zijn meer dan voldoende voorbeelden van leveranciers uit Europa die technologie hebben verkocht aan «dictatoriale»regimes. Vanuit Group 2000 zijn we voorstander van een «level playing field». Op het moment dat partijen uit de EU het beleid hebben geschonden zouden deze partijen voor lange termijn ook door de EU overheden uitgesloten moeten worden van deelname aan tenders.»
Digivox
«Allereerst willen we duidelijk stellen dat Digivox géén technologie levert of ontwikkelt waarmee websites, e-mailverkeer, of telefoonverkeer kunnen worden geblokkeerd.
De «tapsystemen» die tot nu toe door DigiVox zijn geleverd vallen onder de zogenaamde «lawful interception» (LI) categorie, dat wil zeggen dat alleen de communicatie van een specifiek persoon kan worden getapt en dus bijvoorbeeld niet alle telefoongesprekken naar of binnen een bepaald land.
Voordat DigiVox overgaat tot levering van een LI systeem raadplegen we verschillende bronnen op het internet over de mensenrechtensituatie in het betreffende land en dan in het bijzonder of er sprake is van politieke gevangenen.
Ook wordt in twijfel gevallen contact gezocht met EL&I. Afhankelijk daarvan wordt besloten wel of niet tot levering over te gaan.
Tevens vragen we om een end-user certificaat waarbij de eindgebruiker (overheid) schriftelijk verklaart dat de LI systemen alleen ingezet worden voor het bestrijden van criminaliteit en terrorisme.
Deze clausule is ook opgenomen in het supportcontract voor het LI systeem,dat jaarlijks verlengd dient te worden.
De genoemde richtlijnen zoals die vermeld staan in «Global Network Initiative» en de «OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen» zijn bekend bij DigiVox en worden meegenomen in de afweging om al dan niet zaken te doen met een overheidsinstantie.»
NetScout
«Statement on LI export
In October 2011 NetScout Systems, Inc. acquired FoxReplay BV, a former subsidiary of Fox-IT BV. FoxReplay BV is active in CyberIntelligence, Information Assurance, Lawful Intercept and general security practices.
As a public company, NetScout Systems, Inc. complies with applicable restrictions under U.S., Dutch, and other foreign laws including those laws and regulations relating to importing and exporting technology, products, services, and regulated information. NetScout has a strong policy and program in place to ensure compliance with applicable export controls.
Besides complying with relevant export laws, NetScout endorses an extensive Code of Business Conduct to summarize the standards that apply to all employees with regards to the way business is done. The company has issued this Code to promote honest and ethical conduct throughout its organization, to deter wrongdoing, and to promote fair dealing with all those with whom it does business. All employees certify to their compliance with the Code.
As a result of its acquisition of FoxReplay BV and its increased presence in the EU, NetScout is reviewing its practices and procedures with regards to exports. The company plans to complete the review and make any necessary changes by the end of the year.
In the meantime, NetScout shall continue to maintain existing processes that are in place today to comply with laws and regulations.»
Wilt u uw antwoorden op vraag 2 uitsplitsen per bedrijf en ook de door NetScout Systems overgenomen aftapdivisie van Fox-IT meenemen in het overzicht?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u reden om nieuwe actie te ondernemen in de richting van de genoemde bedrijven, nu de regering de naleving van internationale gedragscodes voor de export van internettechnologie als een «noodzakelijke stap» ziet? (zie noot 1).
Ik zet mij er in Europees verband samen met de minister van Buitenlandse Zaken voor in om artikel 4 van de dual-useverordening uit te breiden. Hierdoor zou het mogelijk worden een ad-hoc vergunningplicht op te leggen voor individuele gevallen indien er aanwijzingen zijn dat de goederen geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. De Europese Commissie en verschillende lidstaten hebben enthousiast gereageerd op deze suggestie van Nederland, die naar verwachting begin 2012 door de Commissie zal worden opgenomen in een voorstel tot aanpassing van de dual-use verordening.
Daarnaast zet Nederland zich er ook via fora voor in om bedrijven te stimuleren hun verantwoordelijkheid te nemen voor respect voor mensenrechten online. Dit was dan ook een van de centrale onderwerpen van de conferentie over internetvrijheid die de minister van Buitenlandse Zaken op 9 december jl. organiseerde. Naast vertegenwoordigers van landen, NGO’s, internationale organisaties en bloggers waren ook de bedrijven AT&T, British Telecom, Ericsson, Facebook, Google, Nokia Siemens, Vodafone, XS4ALL, Yahoo! en Ziggo aanwezig. Kern van de discussie was hoe bestaande gedragscodes – zoals de Global Network Initiative, Silicon Valley Standard en het Ruggie Framework – aanknopingspunten bieden voor bedrijven om ervoor te zorgen dat hun technologie niet kan worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. Een aantal van de aanwezige bedrijven benadrukte dat bedrijven gebruikers op de eerste plaats moeten zetten. Daarnaast drongen diverse deelnemers aan op bindende regelgeving, zoals hierboven geschetst ten aanzien van «dual use» technologieën binnen de EU.
Systematische foltering onder de Libische overgangsraad |
|
Raymond de Roon (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Kent u het rapport «detention abuses staining the new Libya»?1
Ja.
Gaat u, gelet op uw motto «more for more, less for less», aan dit vernietigend rapport consequenties verbinden voor de Nederlandse steun aan de Overgangsraad? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u de geldkraan voor Libië dichtdraaien?
Het bericht van Amnesty International dat ook na de val van Qaddafi sprake is van misstanden bij de behandeling van verdachten in het recent bevrijde westen van Libië is zorgwekkend.
De nieuwe machthebbers beogen een nieuw begin voor Libië; zij zijn zelf ervan doordrongen dat de onder Qaddafi gebruikelijke misstanden daarin niet langer worden getolereerd. Dit hebben zij met nadruk tegen mij gezegd bij mijn bezoek aan Tripoli en ik zal deze situatie daarom scherp blijven volgen. Als blijkt dat de misstanden van overheidswege blijven plaatsvinden, zal ik de nieuwe overgangsregering daarop aanspreken en indien nodig gepaste maatregelen treffen.
De impasse rond de natuurontwikkeling in het Binnenveld |
|
Helma Lodders (VVD), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Bent u op de hoogte van de impasse rond de natuurontwikkeling in het Binnenveld tussen Rhenen, Veenendaal en Ede en het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Binnenveld (dit gebied beslaat een klein deel van het Binnenveld: Blauwe Hel en Bennekomse Meent, samen 110 hectare)?
Ik ben ervan op de hoogte dat er ten aanzien van het Binnenveld discussie is over de vraag of doelen haalbaar en betaalbaar zijn. Er is tijd uitgetrokken om mogelijke knelpunten nader te verkennen en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Ik heb daaraan bijgedragen door een onafhankelijke commissie van deskundigen te vragen uitvoerbare maatregelen in beeld te brengen die leiden tot het realiseren van de Natura 2000-doelen.
Bent u op de hoogte van het aanbod van de gemeente Rhenen om 80 hectare grond ten westen van de Grift van Staatsbosbeheer over te nemen in ruil voor het afstaan van gronden naast de Nederrijn voor natuurontwikkeling in het kader van het afronden van de verbinding tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat de gemeente deze gronden wil ruilen. Gemeente beoogt daarmee Natura 2000-doelen in de uiterwaarden van de Nederrijn te realiseren en de gronddruk (behoefte aan agrarische grond) in de gemeente te verlagen door de geruilde gronden te verpachten aan agrariërs. Een dergelijke ruil kan wat mij betreft alleen denkbaar zijn indien daarmee de Natura 2000-doelen niet in het geding komen. Zie daarvoor de antwoorden op de volgende vragen.
Is de veronderstelling juist dat Staatsbosbeheer de genoemde grond naast de Grift wil vasthouden in verband met een door hen gewenste peilverhoging van de Grift?
Nee, deze veronderstelling is niet juist. Enige peilverhoging is volgens de onafhankelijke commissie noodzakelijk voor het realiseren van de Natura 2000-doelen in het Binnenveld. Ik zal samen met de beide provincies en het waterschap bekijken welke maatregelen daadwerkelijk getroffen moeten worden om aan de Europese verplichtingen te voldoen. Een eventuele vervreemding van eigendommen van Staatsbosbeheer staat hier op zich los van.
Is de veronderstelling juist dat voor behoud en enige uitbreiding van de kwaliteit en oppervlakte van de habitattypen die in het betreffende Natura 2000-gebied voorkomen geen peilverhoging van de Grift nodig is?
Nee, deze veronderstelling is niet juist. Een onafhankelijke commissie van deskundigen heeft geconcludeerd dat zonder peilverhoging de Natura 2000-waarden Blauwgraslanden en Trilvenen in het Binnenveld verder achteruitgaan, wat zelfs kan leiden tot het gedeeltelijk verloren gaan van deze typen. Het Binnenveld behoort tot één van de belangrijkste gebieden voor Blauwgraslanden.
Hoe geeft u bij het opstellen van het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Binnenveld vorm aan het principe «haalbaar en betaalbaar»?
Op welke wijze vorm te geven aan het principe «haalbaar en betaalbaar» wordt nu in het kader van de PAS nader uitgewerkt. In ieder geval is duidelijk dat de maatregelen technisch uitvoerbaar zijn. Tevens is duidelijk geworden dat de eerder geraamde kosten sterk beperkt kunnen worden. Bij de uitwerking van de PAS heeft dit gebied extra aandacht gekregen. Het blijkt een goed voorbeeld te zijn van een situatie waarin watermaatregelen de stikstofeffecten kunnen mitigeren én zelfs leiden tot vermindering van stikstofuitstoot.
Erkent u dat een peilverhoging van de Grift kostbaar is en wringt met de principes «haalbaar en betaalbaar»?
Zie antwoord vraag 5.
Past verkoop van de genoemde grond door Staatsbosbeheer in de taakstelling die Staatsbosbeheer heeft opgelegd gekregen voor het afstoten van gronden?
De taakstelling van SBB voor het afstoten van gronden geldt voor gronden buiten de EHS. De EHS wordt momenteel herijkt door de provincies. Het is daarom nu nog niet duidelijk of deze gronden buiten of binnen de herijkte EHS vallen. Bij het herijken van de EHS hebben de internationale verplichtingen prioriteit.
Bent u bereid aan te sturen op een «haalbare en betaalbare» invulling van het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Binnenveld en het honoreren van het aanbod van de gemeente Rhenen?
Uitgangspunt voor alle Natura 2000-beheerplannen is een haalbare en betaalbare invulling. Op het aanbod van de gemeente Rhenen ben ik in de voorafgaande antwoorden ingegaan.
Bent u bereid deze vragen voor het AO Staatsbosbeheer van 26 oktober a.s. te beantwoorden?
Ja.
De dreigende sluiting van de acute verloskunde in Meppel |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de brief van De Verloskundige Kring Meppel e.o. over de dreigende sluiting van de acute verloskunde in Meppel?
Ja.
Klopt het dat er nog steeds plannen bestaan om de afdeling verloskunde in Meppel eind 2012 te sluiten?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 1 en 2 van het lid Kooiman (SP), ingezonden 14 oktober 2011 (vraagnummer 2011Z20387).
Klopt het dat u in maart 2011 het Diaconessenziekenhuis te Meppel hebt verzocht niet over te gaan tot sluiting? Wat is er sindsdien ondernomen om sluiting te voorkomen?
Ik heb het ziekenhuis verzocht niet over te gaan tot sluiting voordat geborgd is dat in de regio aan normen ten aanzien van kwaliteit en bereikbaarheid kan worden voldaan.
Deelt u de mening dat onduidelijkheid over de toekomst van de acute verloskundige zorg in Meppel ongewenst is?
Niemand is gebaat bij onduidelijkheid. De verwachting is dat de genoemde regiovisie voor alle betrokkenen meer duidelijkheid zal geven omtrent de verloskundige zorg in Meppel en omstreken.
Deelt u de mening dat de betrokken ziekenhuizen en het maatschap gynaecologie zich in moeten zetten om de acute verloskundige zorg in Meppel te behouden?
Zie mijn antwoord op vraag 3 van het lid Kooiman (SP), ingezonden 14 oktober 2011 (vraagnummer 2011Z20387).
Wat is uw reactie op het verzoek van de Verloskundige Kring Meppel e.o. om op basis van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) een voorschrift te verbinden aan de bestaande toelating van het Diaconessenhuis in Meppel dat zij verplicht is de afdeling voor acute verloskundige zorg open te houden? Bent u van plan aan dit verzoek gehoor te geven? Zo nee, wanneer is wat u betreft het moment om wel een dergelijk voorschrift aan de bestaande toelating te verbinden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 6 van het lid Kooiman (SP), ingezonden 14 oktober 2011 (vraagnummer 2011Z20387).
Wat is uw reactie op het niet betrokken zijn van de verloskundigen bij de gesprekken over de regiovisie die door ziekenhuizen en zorgverzekeraars wordt opgesteld?
De ziekenhuizen geven aan dat, aangezien de regiovisie zich richt op de zorg zoals deze in de ziekenhuizen wordt geboden, de gesprekken inzake de regiovisie in eerste instantie met de ziekenhuizen en de verzekeraar worden gevoerd. Uit de brief van de verloskundige kring Meppel e.o. maak ik op dat in een eerder stadium wel met de verloskundigen is gesproken over de toekomst van de verloskundige zorg in Meppel, maar dat zij later niet meer betrokken zijn. Ik hecht er echter groot belang aan dat (ook) ten aanzien van verloskundige zorg wordt gezocht naar een ketenbrede aanpak. Om die reden zal ik betrokken partijen verzoeken om in het kader van de regiovisie nogmaals in gesprek te gaan met de verloskundigen. Wat dit uiteindelijk voor de visie op de verloskundige zorg in Meppel betekent is een verantwoordelijkheid van de betrokken partijen zelf.
Hoever is het onderzoek van Wet toelating zorginstellingen(IGZ) naar de plannen van de ziekenhuizen met betrekking tot concentratie van verloskundige zorg? Wanneer verwacht u deze rapportage naar de Kamer te kunnen sturen?
In de beantwoording van deze vraag ga ik ervan uit dat u doelt op het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg naar de plannen van de ziekenhuizen voor de implementatie van de normen van de stuurgroep zwangerschap en geboorte. Dit onderzoek loopt op schema en de resultaten zullen begin 2012 aan uw Kamer worden toegestuurd.
Een gevangene die in Breda is vergeten na een ziekenhuisbezoek |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in de media over de gevangene die wordt vergeten na een ziekenhuisbezoek en andere berichten in de media over ontsnappingen na of tijdens een ziekenhuisbezoek?1
Ja.
Is het waar dat begeleiders niet in het ziekenhuis aanwezig waren toen de gedetineerde het ziekenhuis mocht verlaten na een operatie? Waarom waren de begeleiders niet aanwezig?
Betrokkene moest op 30 augustus jl. voor een medische ingreep naar het ziekenhuis. Voorafgaand hieraan heeft overleg plaatsgevonden tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de penitentiaire inrichting (pi) over het vervoer naar het ziekenhuis. In dat overleg kwam onder meer de beveiligingsvraag aan de orde. Bij gedetineerden bij wie het vluchtgevaar en/of maatschappelijk risico hoog wordt ingeschat, vindt het verlof altijd met beveiligingstoezicht plaats. In deze zaak oordeelden de pi en het OM dat beveiligingstoezicht niet noodzakelijk was.
Omdat betrokkene vanwege zijn kwetsuur niet op eigen gelegenheid naar het ziekenhuis kon, is de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen ingeschakeld voor het vervoer. Op 30 augustus om 08.30 uur bracht DV&O betrokkene naar het ziekenhuis, met de bedoeling betrokkene om 17.00 uur weer op te halen voor vervoer naar de pi. Betrokkene is van deze afspraken op de hoogte gesteld. Bij aankomst in het ziekenhuis zijn de gemaakte afspraken herbevestigd. Betrokkene heeft de komst van DV&O niet afgewacht en is, tegen de gemaakte afspraken in, op eigen gelegenheid uit het ziekenhuis vertrokken. Hij is niet naar de pi teruggekeerd. Door betrokkene is omstreeks 17.00 uur telefonisch contact gezocht met de pi. Daarbij is aangegeven dat hij zich bij de pi diende te melden. Hierbij is ook nog het voorstel gedaan om betrokkene op het verblijfsadres op te halen. Betrokkene gaf aan dat hij niet op zijn woonadres verbleef, maar weigerde aan te geven waar hij zich op dat moment bevond. Toen bleek dat betrokkene niet voornemens was zich te melden (of zich te laten ophalen) heeft de pi de onttrekking bij het korps landelijke politiediensten gemeld.
Betrokkene heeft zich twee dagen later (op 1 september 16.00 uur) weer bij de pi gemeld. Vanwege deze onttrekking is betrokkene op basis van artikel 55 lid 1 van de Penitentiaire Beginselenwet, voor een periode van twee weken in afzondering op de eigen cel (zonder televisie) geplaatst. Gezien zijn medische situatie en op advies van de medische dienst is hij niet in de strafcel geplaatst, hetgeen bij een dergelijke onttrekking gebruikelijk is.
Wat had gedetineerde moeten doen toen hij merkte dat zijn begeleiders niet aanwezig waren? Wist gedetineerde dat hij zo moest handelen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de gedetineerde bestraft is omdat hem is verweten te zijn ontsnapt? Deelt u mening dat dit verwijt gezien de situatie onterecht is? Zo ja, wat gaat u doen om dit te corrigeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak vindt er een ontsnapping plaats na of tijdens een ziekenhuisbezoek? Kan gesproken worden van een structureel probleem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar komt het probleem vandaan en hoe moet dit worden opgelost? Als niet gesproken wordt van een structureel probleem, hoe wilt u dan twee ontsnappingen binnen twee weken noemen?
In 2011 hebben zich tot 27 oktober jl. in totaal twee onttrekkingen voorgedaan tijdens ziekenhuisbezoek waar wel beveiliging bij aanwezig was. In 2010 was er sprake van één onttrekking tijdens ziekenhuisbezoek met beveiligingstoezicht. Op basis van deze cijfers kan naar mijn mening niet van een structureel probleem worden gesproken.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag twee ging het in de zaak waar u vragen over stelt niet om een onttrekking in een verlofsituatie met beveiliging.
Ik ben met u van mening dat iedere onttrekking potentieel een risico voor de veiligheid met zich kan brengen. Daarom wordt voorafgaand aan het verlof altijd het vluchtgevaar en maatschappelijk risico ingeschat. Indien hier sprake van is vindt het verlof altijd met beveiligingstoezicht plaats. Indien zich toch incidenten zoals deze voordoen vind ik het belangrijk dat hier sectorbreed lering uit wordt getrokken. Daarom worden onttrekkingen besproken in het landelijk veiligheidsoverleg van de pi’s.
Deelt u de mening dat het ontsnappen van veroordeelde criminelen, ook als dat uit een ziekenhuis is, een risico voor de veiligheid met zich meebrengt? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het doden van zwerfdieren in Oekraïne |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de massale dodingspraktijken van loslopende honden en katten in de Oekraïne in aanloop naar het EK voetbal in 2012?1
Ik heb kennisgenomen van de betreffende persberichten.
Bent u bereid contact op te nemen met de ambassadeur van de Oekraïne om u door hem te laten inlichten over deze gang van zaken?
Door de Oekraïense regering zijn inmiddels, mede op aandringen van UEFA, maatregelen genomen om een eind te maken aan het afmaken en de mishandeling van zwerfhonden. Deze maatregelen worden verwelkomd door UEFA Er is derhalve geen directe aanleiding meer om de Oekraïense autoriteiten hierop aan te spreken.
(zie ook http://www.uefa.com/uefa/aboutuefa/news/newsid=1718992.html).
Indien blijkt dat de berichtgeving waar is hoe beoordeelt u dan de methoden die de Oekraïense overheid hanteert om zwerfdieren te ruimen, zoals het doodslaan van dieren of het levend in speciaal daarvoor aangeschafte mobiele ovens gooien van dieren?2
Zwerfhonden vormen een risico voor de volksgezondheid in Oekraïne. Het is daarom begrijpelijk dat de Oekraïense autoriteiten zoeken naar een aanpak voor dit probleem. Het is daarbij aan de Oekraïense autoriteiten zelf om te bepalen op welke wijze het probleem van zwerfhonden wordt aangepakt. Uiteraard vind ik dat, indien het noodzakelijk is om dieren te doden, dit op een humane, diervriendelijke wijze dient te gebeuren. Door de OIE (World Organization of Animal Health), waarbij ook Oekraïne is aangesloten, zijn richtlijnen en aanbevelingen opgesteld voor de aanpak van zwerfhonden. Ik ga ervan uit dat de Oekraïense autoriteiten bij de aanpak van zwerfhonden de aanbevelingen van de OIE volgen.
Bent u bereid een officieel protest in te dienen bij de Oekraïense regering? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie antwoord op vraag 2.
Bent u tevens bereid de discussie aan te gaan met buitenlandse collega’s om te voorkomen dat de dodingsacties in de aanloop naar sportwedstrijden, zoals in China,3 Griekenland4 en nu in Oekraïne, niet vaker voor gaan komen? Zo nee, waarom niet?
De OIE (World Organization of Animal Health)vormt het aangewezen forum voor de bespreking van veterinaire gezondheid en dierenwelzijn in internationaal verband. De OIE adviseert veterinaire autoriteiten in de lidstaten bij de bestrijding van dierziekten die een gevaar kunnen opleveren voor de volksgezondheid, en heeft daartoe richtlijnen, standaarden en aanbevelingen opgesteld. Massale slachting van zwerfhonden of andere dierenpopulaties wordt in dit verband niet beschouwd als een duurzaam en effectief middel voor bestrijding van dierziektes die gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Ik ga ervan uit dat de veterinaire autoriteiten in de betrokken landen, allen lidstaten van de OIE, bekend zijn met de richtlijnen, standaarden en aanbevelingen van de OIE. Ik acht het van belang dat de veterinaire autoriteiten in betrokken landen in de aanloop naar grote evenementen bij de bestrijding van de dierziektes de standaarden van de OIE volgen.
De wenselijkheid van schatkistbankieren voor decentrale overheden |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u de column «Provincies beleggen met geleend geld» gelezen?1
Ja.
Hoe ervaart u de lijstjes van decentrale overheden die middelen hebben belegd in, of uitstaan bij, een financiële instelling, die in de problemen is? Deelt u de mening dat uit dergelijke lijstjes blijkt dat lagere overheden onnodige risico’s nemen en dat de overheid als geheel onnodig geld rondpompt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u voorkomen dat decentrale overheden nog producten af kunnen nemen van financiële instellingen die in het nauw raken?
Voor het inkaderen van de risico’s die decentrale overheden kunnen lopen met hun uitzettingen heb ik een kader vastgelegd in de Wet Financiering decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden. Binnen deze kaders zijn decentrale overheden autonoom in de vormgeving en invulling van hun treasurybeleid. Gemeenteraden (c.q. gedeputeerde staten) kunnen zelf nog strengere voorwaarden vastleggen in hun financiële verordening, die door de gemeenteraad (c.q. provinciale staten) wordt vastgesteld. Om risico’s verder in te perken zijn, naar aanleiding van verliezen die decentrale overheden destijds opliepen bij Lehman Brothers en in IJsland, de randvoorwaarden voor het wegzetten van overtollige middelen verder aangescherpt. Ik acht het binnen het geschetste wettelijke kader de eigen verantwoordelijkheid van de decentrale overheden bij welke instellingen en in welke Europese lidstaten zij hun overtollige gelden wegzetten. Ondanks de beperkingen die dit wettelijke kader stelt, gaat het uitzetten van overtollige middelen bij tegenpartijen altijd gepaard met enige vorm van risico. Voor decentrale overheden die op zoek zijn naar het zonder kosten risicoarm uitzetten van geld tegen een relatief aantrekkelijk rendement biedt het Rijk de mogelijkheid om overtollige middelen in de schatkist aan te houden, via het zogenaamde schatkistbankieren.
Hoeveel en welke decentrale overheden maken op dit moment gebruik van de faciliteit voor integraal of partieel schatkistbankieren? Hoeveel vermogen is er op deze manier veilig in de schatkist ondergebracht en welk percentage van de vermogens van decentrale overheden bedraagt dit?
Aangezien Financiën een geheimhoudingsplicht heeft naar de instellingen die vrijwillig deelnemen aan het schatkistbankieren kunnen deze in beginsel niet met naam en toenaam worden vermeld. Wel is inmiddels algemeen bekend dat de provincie Noord-Holland voor integraal schatkistbankieren heeft gekozen. Zij is vooralsnog het enige decentrale overheidsorgaan dat voor deze variant heeft gekozen. Daarnaast is er met drie decentrale overheden een zogenaamde overeenkomst partieel schatkistbankieren afgesloten. Met deze overeenkomst kunnen instellingen naar eigen inzicht – een deel van – hun overtollige middelen in deposito’s bij de Staat uitzetten. Van deze faciliteit wordt slechts mondjesmaat gebruik gemaakt. Concluderend kan worden gesteld dat slechts een zeer gering deel van de overtollige middelen die door de decentrale overheden worden beheerd in de schatkist wordt aangehouden.
Heeft u signalen dat provincies en gemeenten zelf vreemd vermogen aantrekken om hiermee te beleggen? Vindt u het wenselijk dat decentrale overheden op deze manier bankieren? Heeft u de afgelopen jaren overtredingen geconstateerd van de wet (financiering decentrale overheden) Fido bij het aantrekken van leningen door gemeenten en provincies?
Op basis van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) is het niet toegestaan voor provincies en gemeenten om leningen aan te gaan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.
Als financieel toezichthouder beschik ik over de relevante informatie van provincies op dit terrein. Ik heb geen signalen dat provincies vreemd vermogen aantrekken om te beleggen. De afgelopen jaren heb ik bij de provincies geen overtredingen van de Wet fido geconstateerd en ook geen signalen daarover vanuit de horizontale keten (accountant) gekregen. Ook omtrent gemeenten zijn mij geen dergelijke signalen bekend.
Wat is er door de regering gedaan aan de ontwikkeling van het schatkistbankieren door decentrale overheden sinds de aanbieding aan de Kamer van een rapport over schatkistbankieren op 13 april 2010? Ziet u in de aanhoudende onrust op de financiële markten aanleiding om de wenselijkheid van verplicht integraal schatkistbankieren opnieuw te overwegen?
In de aanbiedingsbrief bij het rapport dat op 13 april 2010 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstuk 32 362, nr. 1) is aangegeven dat het kabinet op basis van het rapport vaststelde dat integraal schatkistbankieren inclusief leenfaciliteit de risico’s voor medeoverheden vermindert en voor de collectieve sector als geheel financieel voordelig kan zijn. Tegelijkertijd deelde het kabinet tevens de zorgen uit het rapport dat potentieel sprake is van negatieve consequenties voor de sectorbanken en de bij hen achterblijvende klanten (waaronder woningcorporaties en zorginstellingen), mochten grote aantallen decentrale overheden besluiten tot deelname aan integraal schatkistbankieren. Deze effecten zijn in de huidige marktomstandigheden waarschijnlijk groter dan in de omstandigheden van voor de kredietcrisis waar het rapport van uitgaat.
Dit standpunt is tot op heden onveranderd. Wel worden vanuit Financiën continu en proactief de voordelen van het schatkistbankieren uitgedragen naar alle potentiële deelnemers, waaronder ook de decentrale overheden, in de vorm van presentaties in diverse fora en nieuwsbrieven. Ook kunnen decentrale overheden inmiddels gebruik maken van de roodstandfaciliteit waardoor het integraal schatkistbankieren voor hen (nog) aantrekkelijker is geworden. Mede gegeven de recente ontwikkelingen op financiële markten en de risico’s die ook decentrale overheden daar lopen, wil ik op korte termijn met – de koepels van – decentrale overheden in gesprek om met hen van gedachten te wisselen over de vraag in hoeverre schatkistbankieren kan bijdragen aan het verder reduceren van risico’s op de overtollige middelen die door hen worden uitgezet en welke barrières zij hierbij mogelijk ervaren gegeven de huidige geringe deelname.
Indien verplicht integraal schatkistbankieren geen begaanbare weg blijkt, is de regering dan bereid te overwegen om lagere overheden een hogere creditrente te bieden en dit eventueel te dekken door iets lagere uitkeringen aan het Gemeente- en Provinciefonds? Deelt u de mening dat op deze manier zonder budgettaire derving de financiële risico’s bij de lagere overheden drastisch kunnen worden beperkt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, ga ik eerst in gesprek met de decentrale overheden over schatkistbankieren. Ik sluit op voorhand geen opties uit om te onderzoeken in hoeverre we de participatie verder kunnen vergroten.
De dreigende sluiting van de afdeling acute verloskunde in Meppel |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de afdeling acute verloskunde in Meppel dreigt te sluiten?1
Na overleg met de diverse betrokkenen blijkt dat van een dreigende sluiting momenteel geen sprake is. Wel wordt door het Diaconessenhuis in Meppel en de Isala kliniek in Zwolle, in samenspraak met Achmea, gewerkt aan een regiovisie op de ziekenhuiszorg. In deze visie komen diverse behandelingen aan bod, waaronder de (acute) verloskunde. Of er al dan niet besloten wordt tot sluiting van de afdeling verloskunde in Meppel hangt af van hetgeen er in de visie wordt bepaald. De diverse betrokken partijen geven hierbij aan dat kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van zorg leidend zijn in het opstellen van de regiovisie. Ik zal de betrokken partijen onverminderd houden aan geldende wet- en regelgeving, waaronder de 45 minuten norm. Zowel het ziekenhuis in Meppel als Achmea geven aan dat er geen sprake is van een verplaatsing van de acute verloskundige zorg naar Zwolle voordat de kwaliteit en de toegankelijkheid, zoals vastgelegd in wet- en regelgeving, is geborgd.
Klopt wat de Verloskundigen Kring Meppel en omstreken aangeeft, namelijk dat de afdeling verloskunde in het Diaconessenhuis binnen nu en december 2012 moet sluiten? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze gaat u de acute verloskunde in Meppel behouden, zoals de Kamer u heeft opgedragen op 17 februari jl.?2
Zoals gezegd is kwaliteit en toegankelijkheid voor mij leidend in de discussie rond de acute verloskunde, ook in deze regio. Ik wacht de regiovisie ter zake af.
Wilt u toelichten tegen welke problemen de regiomaatschap gynaecologen Zwolle-Meppel nu aanloopt, waardoor zij aangeeft bang te zijn dat zij niet kan voldoen aan de nieuwste normen voor acute verloskunde? Wat gaat u doen om deze problemen op te lossen?
Om aan de 15 minutennorm en de bewakings- en begeleidingsnormen, zoals deze zijn voorgesteld door de stuurgroep zwangerschap en geboorte, te voldoen is per ziekenhuis een minimumbezetting aan gynaecologen en andere specialisten, zoals anesthesiologen, nodig. Deze normen zijn voorgesteld om de babysterfte in Nederland terug te dringen, maar zijn nog niet van kracht, omdat er op dit moment onvoldoende professionals beschikbaar zijn. De IGZ maakt momenteel in alle ziekenhuizen een inventarisatie van wat de ziekenhuizen nodig hebben om aan deze normen te voldoen. Ook de koepels doen momenteel onderzoek naar wat op landelijk niveau nodig is om aan deze voorgestelde normen te kunnen voldoen. Begin 2012 laat ik u weten wat de uitkomsten hiervan zijn en hoe met de normen en de geconstateerde knelpunten moet worden omgegaan.
Klopt het dat als de verloskundige zorg in Meppel wegvalt, er 7100 mensen buiten de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten zullen vallen? Zo ja, bent u bereid onverkort vast te houden aan deze bereikbaarheidsnorm?
Als gezegd hebben betrokken partijen toegezegd geen stappen te nemen met betrekking tot het sluiten van de afdeling verloskunde in Meppel voordat de kwaliteit en toegankelijkheid van verloskundige zorg is geborgd. Hierover worden ook gesprekken gevoerd met het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). Ik houd onverkort vast aan de 45-minutennorm.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelde niet te willen ingrijpen bij de sluiting van de afdeling verloskunde in Oss omdat de kwaliteit van zorg en de bereikbaarheid van acute verloskunde naar uw oordeel geen gevaar loopt? Mag uit uw beantwoording worden afgeleid dat u zult ingrijpen indien de kwaliteit en bereikbaarheid wel gevaar lopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dit voor uw opstelling met betrekking tot de acute verloskunde in Meppel?3
In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid van het bieden van toegankelijke en verantwoorde zorg bij de zorginstelling zelf. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg, waaronder acute verloskunde, en monitort de 45 minuten norm. Ook het ROAZ heeft de taak om, wanneer «witte vlekken» in de voorzieningen ontstaan daar in overleg met betrokken partijen een oplossing te vinden. Ten aanzien van kwaliteitszorg en bereikbaarheid van acute verloskunde zijn landelijke criteria vastgelegd. Daaraan zal onverkort worden vastgehouden.
Wilt u onderzoeken in welke mate de acute verloskunde in andere regio’s gevaar loopt, waaronder in Almelo? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer informeert u de Kamer over de uitkomsten?
Het is aan genoemde partijen om hun verantwoordelijkheid ten aanzien van kwaliteit en bereikbaarheid te nemen. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven is de IGZ bezig met een inventarisatie inzake voorgestelde normen waarvan ik u de resultaten begin 2012 zal toesturen.
Het artikel "Atoomrel greenpeace" |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Atoomrel Greenpeace»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat medewerkers van Greenpeace mens, dier en milieu (waarvoor zij zeggen zo op te komen) in ernstig gevaar hebben gebracht door een kuil te graven onder de rails waar later een nietsvermoedend kerntransport op zou moeten plaatsvinden?
Dit kabinet kiest voor kernenergie omdat het een belangrijke bijdrage kan leveren aan een energiemix die niet afhankelijk is van één energiebron en tegelijkertijd ook schoon en betaalbaar is. Bij de keuze voor kernenergie heeft dit kabinet direct gekozen voor maximale veiligheid. Dit kabinet staat voor veiligheid en zorgvuldigheid in haar kernenergiebeleid. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de volle bereidheid om alle lessen uit Japan mee te nemen voor bestaande kerninstallaties en een eventuele nieuwe kerncentrale.
Een keuze voor kernenergie betekent ook een keuze voor een veilig transport van bestraalde splijtstoffen. Ook hier gaat veiligheid voor mens en milieu boven alles. Het ondergraven van spoorrails is geen passende actie van een verantwoord handelende milieuorganisatie.
Het specifieke oordeel laat ik in dit geval aan de rechter. Ik deel het oordeel van het Openbaar Ministerie die in hun persbericht van 13 oktober 2011 concludeert dat het onverantwoordelijk is om treinrails te ondergraven.
Indien het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaat dan zal de rechter oordelen of er sprake is van het overtreden van de wet en dan kan de veroordeelde partij mogelijk ook veroordeeld worden in de kosten.
Tegelijkertijd wil ik aantekenen dat de veiligheid van de gebruikte transportcontainers optimaal is. De containers voldoen aan de strengste (inter)nationale wet- en regelgeving omschreven in deKernenergiewet en in het bijzonder het Besluit Vervoer van Splijtstoffen, Ertsen en Radioactieve Stoffen. De transportcontainers zijn bestand tegen de zwaarste (trein)ongevallen en blijven onder die omstandigheid intact.
Bent u van mening dat dit niks meer te maken heeft met actie voeren maar regelrecht te maken heeft met crimineel gedrag waarbij een ramp de ultieme consequentie had kunnen zijn van deze actie?
Zie het antwoord op vraag 2. Ik wil nogmaals benadrukken dat de veiligheid van de transportcontainers optimaal is. De containers voldoen aan de strengste (inter)nationale wet- en regelgeving. De transportcontainers zijn bestand tegen de zwaarste (trein)ongevallen en blijven onder die omstandigheid intact.
Bent u van mening dat bij dit soort acties niet gesproken moet worden van «kernafvalactivisten» maar van criminelen die moedwillig de consequenties van hun onverantwoordelijke gedrag niet onder ogen willen zien?
Het uiteindelijke juridisch oordeel over deze actie is voorbehouden aan de rechterlijke macht. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Bent u daarom ook van mening dat de personen die betrokken zijn geweest bij deze actie zo snel mogelijk moeten worden opgespoord en opgepakt en daarnaast verantwoordelijk moeten worden gehouden voor alle ontstane kosten en overlast?
Het Openbaar Ministerie heeft in het NOS-journaal van 13 oktober 2011 al aangegeven dat desbetreffende actievoerders te willen opsporen en te vervolgen. Hierbij zal worden nagegaan of er personen verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor deze actie. De rechtbank zal zich vervolgens buigen over de vraag of deze personen ook schuldig zijn aan strafbare feiten. Ook het vergoeden van mogelijke schade kan dan aan de orde komen.
Weet u of Greenpeace op de hoogte was van de acties van haar medewerkers?
Ik concludeer dat Greenpeace op de hoogte was, gelet op het feit dat men op vrijdag 14 oktober 2011 in een persconferentie zich nadrukkelijk achter deze actie heeft geschaard2. Zie tevens het antwoord op vraag 5.
Bent u van mening dat wanneer Greenpeace op de hoogte was, ook Greenpeace verantwoordelijk moet deze actie worden gehouden voor deze actie en de daarbij behorende ontstane kosten en overlast die het heeft veroorzaakt?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat wanneer Greenpeace niet de op de hoogte was van deze actie van haar medewerkers, Greenpeace zich direct dient te distantiëren van deze gevaarlijke actie en ze de medewerkers in kwestie direct zou moeten ontslaan?
Het is aan Greenpeace zelf om zich wel of niet te distantiëren van acties. Ik constateer dat Greenpeace dit in eerste reacties nadrukkelijk niet heeft gedaan en zich duidelijk achter de actie heeft geschaard.
Bent u van plan maatregelen te nemen naar aanleiding van deze verschrikkelijk gevaarlijke gebeurtenis? Zo ja, welke?
De beveiligingsplannen rondom deze transporten van radioactief materiaal worden natuurlijk na elke (trein)reis geëvalueerd. Dit incident zal vanzelfsprekend onderdeel uitmaken van de aanstaande evaluatie.
Bent u voorbereid op rampen die als gevolg van dergelijke acties kunnen voorkomen? Zo ja, hoe?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze antwoorden niet mede-ondertekend omdat desbetreffende verantwoordelijkheden zijn overgeheveld naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.
De onduidelijkheid rond inkomens van huiartsen en onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bereid naast de Nza een tweede instantie, bijvoorbeeld een universitair onderzoeksinstituut dat het vertrouwen geniet van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), te betrekken bij het vaststellen van het werkelijke inkomen van de huisarts in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zal een onderzoek doen naar de praktijkkosten en opbrengsten van huisartsenpraktijken. Als zelfstandig bestuursorgaan is de NZa wettelijk belast met het vaststellen van prijzen en prestaties op het terrein van de Nederlandse gezondheidszorg en heeft zij een aanzienlijke kennis en ervaring op het gebied van kostenonderzoeken in diverse zorgsectoren. Bovendien betrekt de NZa bij dit soort onderzoeken alle relevante partijen. Een parallel onderzoek acht ik onnodig.
Bent u bereid de LHV bij de onderzoeksopzet, de onderzoeksvraagstelling en het proces te betrekken, zodat de opzet van het onderzoek zowel door u als de LHV wordt gesteund? Zo neen, waarom niet?
De NZa betrekt bij een kostenonderzoek standaard de veldpartijen die belang hebben bij het bewuste onderzoek. Bij het vorige kostenonderzoek in de huisartsenzorg (gepubliceerd in 2009) zijn naast de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), ook de Landelijke Vereniging Georganiseerde Eerstelijn (LVG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in alle fasen van het onderzoek geconsulteerd. Ik ga ervan uit dat dit ook bij dit onderzoek het geval is.
Hoe beoordeelt u de situatie van 2 500 huisartsen in loondienst en de huisartsen die niet gaan voor het grote geld, waarvan vaststaat dat zij geen 150 000 euro bruto inkomen hebben, in het licht van de bezuiniging van 132 miljoen euro die gebaseerd is op het uitgangspunt dat een huisarts in Nederland gemiddeld een inkomen van 150 000 euro verdient? Is de bezuinigingsmaatregel voor deze groep wel terecht?
Uw veronderstelling dat de tariefskorting is gebaseerd op de hoogte van het gemiddelde inkomen van de huisarts, is onjuist. In mijn brief van 10 juni 2011 (kenmerk: CZ/FBI-3068069) geef ik aan dat deze maatregel is gebaseerd op structurele overschrijding van het huisartsenkader in 2009 en 2010, een overschrijding van het kader voor geïntegreerde eerstelijnszorg in 2010 en het niet realiseren van de taakstelling op doelmatig voorschrijven. Op basis van laatste cijfers CVZ heb ik u onlangs gemeld dat de overschrijding met 20 miljoen naar beneden is bijgesteld. Het betreft dus geen € 132 miljoen maar € 112 miljoen.
Op welke wijze moet de volgende huisartsenmaatschap volgens u een bezuiniging van circa 60 000 euro realiseren, zonder dat dit leidt tot een vermindering van het personeelsbestand en erosie van de kwaliteit van de geboden huisartsenzorg?1
Ik kan niet ingaan op een individuele casus zonder aannames te doen en te gissen naar de lokale omstandigheden. Zelfstandig gevestigde huisartsen zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de tariefskorting verwerken. Dit zal soms niet gemakkelijk zijn, maar ik ben van mening dat het mogelijk is om binnen de huidige financiële kaders een adequaat aanbod van huisartsenzorg te organiseren.
Kunt u de risico’s schetsen voor de toegankelijkheid en kwaliteit van de huisartsenzorg in Nederland door de bezuiniging van 9% in 2012?
Ik ben van mening dat het budgettair kader voor huisartsenzorg voldoende ruimte biedt om een kwalitatief goede en toegankelijk zorg te leveren. Er moet niet worden vergeten dat de uitgaven aan de huisartsenzorg in Nederland de afgelopen jaren explosief zijn gegroeid. Van € 1,1 miljard in 2000 naar € 2,2 miljard in 2010. Er is dus de afgelopen jaar genoeg geld bij gekomen om flink te investeren in de zorg. 2012 is een «pas op de plaats» waarin ik de overschrijdingen van 2009 en 2010 terughaal. Daarna biedt het kader ook weer ruimte voor groei. Juist hierover wil ik graag met de huisartsen verdere afspraken maken.
Wat vindt u van het gegeven dat de ziekenhuiszorg, ondanks overschrijdingen, wel met ruim 2% mag groeien terwijl, ondanks uw uitgangspunt dat de eerste lijn moet worden versterkt en substitutie van de ziekenhuizen naar de huisartsen moet plaatsvinden om redenen van kwaliteit en doelmatigheid, op de huisartsenzorg 9% in 2012 wordt gekort?2
In het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord dat ik met zorgaanbieders en zorgverzekeraars heb gesloten zijn afspraken gemaakt over een beheerste uitgavenontwikkeling in de periode van 2012 tot 2015. Het is voor het eerst dat alle veldpartijen zich hebben gecommitteerd aan een dergelijke afspraak die niets minder inhoudt dan het realiseren van een trendbreuk, inclusief een pakket aan concrete maatregelen om die tot uitvoering te brengen. Daarbij is in het akkoord overeengekomen dat zorgaanbieders en verzekeraars voor 2012 en verder maatregelen zullen nemen voor een bedrag van € 265 miljoen om overschrijdingen in 2010 te redresseren.
Het heeft mijn voorkeur om ook tot een dergelijk integraal akkoord te komen voor de huisartsensector. Ik heb onder andere de LHV ook uitgenodigd om hierover in gesprek te treden. Zoals ik eerder heb aangegeven is er de mogelijkheid om ook voor het huisartsenkader een groeipad te ontwikkelen. Ik wil echter wel duidelijke afspraken maken met de veldpartijen over wat er vervolgens van elkaar wordt verwacht.
Vreest u niet dat door de bezuinigingen er meer patiënten naar de tweedelijn zullen worden verwezen? Zo neen, waarom niet?
Ik zou dat een betreurenswaardige ontwikkeling vinden, die mijn inziens niet nodig is. Er is de afgelopen jaren meer geld ter beschikking gekomen voor de huisartsenzorg en ook de komende jaren zal het financieel kader groeien. De huisartsen zijn echter zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de bezuiniging invullen. Ik begrijp dat dit niet gemakkelijk is, maar het lijkt mij onjuist om op basis van niet medisch inhoudelijke overwegingen patiënten sneller door te verwijzen naar de tweede lijn. De Nederlandse huisartsenzorg kenmerkt zich door beroepsbeoefenaren met een grote mate van autonomie, waarbij ook een grote verantwoordelijkheid hoort. Ze zijn verantwoordelijk voor de veiligheid en kwaliteit van de zorgverlening. Het vertrouwen van de patiënt, en ook van mij, in de Nederlandse huisartsenzorg is groot. Het sneller (niet noodzakelijk) doorverwijzen naar de tweede lijn, komt niet overeen met de verwachtingen die de patiënt heeft van zijn huisarts. Ik denk ook dat dit niet past bij de professionaliteit van de huisarts.
Bent u bereid bij het onderzoek naar de inkomens van huisartsen ook te kijken naar de beloningssystematiek en of de toegenomen variabilisering en betaling per verrichting wel zo wenselijk is? Wilt u de voor- en nadelen van het abonnementensysteem passend bij de doorgaans langdurige relaties tussen de huisarts en de patiënt vergelijken met het huidige gemengde systeem?
Zoals aangekondigd in de brief «Zorg en ondersteuning in de buurt» zal ik nog dit jaar de NZa verzoeken om een uitvoeringstoets te doen naar de bekostiging van huisartsenzorg en integrale zorg, en een advies te geven over het bekostigingssysteem. Daarbij komen de voor- en nadelen van zowel het abonnementstarief als het verrichtingentarief aan de orde.
Bent u bereid de voorgenomen bezuiniging van 132 miljoen euro met 1 jaar uit te stellen nu er kennelijk onduidelijkheid bestaat over het daadwerkelijke gemiddelde inkomen van de huisarts in Nederland?
Ik zie geen dwingende reden om deze maatregel met een jaar uit te stellen, temeer omdat de korting niet is gebaseerd op de discussie over het inkomen van de huisarts (zie antwoord op vraag3).
Wilt u deze vragen beantwoorden voor vrijdag 4 november 2011?
Ja.
Het verplicht centraal melden van vermissingen |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het pleidooi van AMBER Alert Nederland, om het model «Cel Vermiste Personen» van de Belgische federale politie als voorbeeld te stellen iedere vermissing onmiddellijk melden bij een centraal punt om optimaal gebruik te maken van de kennis die centraal aanwezig is op het gebied van vermissingen en dus ook de benodigde expertise op afroep beschikbaar hebben?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat uw voorganger al heeft aangegeven een verplichte melding van vermissingen na te streven maar dat dit tot op heden nooit is geformaliseerd?
Nee. Mijn voorganger heeft in het mondeling vragenuur van 16 maart 2010 gezegd dat er een norm gesteld moet worden voor het melden van vermissingen, dat het KLPD hierin centraal moet staan en dat de regiokorpsen de discipline moeten opbrengen om dat binnen een termijn van 2 uur te melden. Hieruit blijkt niet dat mijn voorganger een verplichte melding nastreefde. Uit het toenemend aantal meldingen bij het KLPD in de afgelopen jaren blijkt wel dat meer korpsen de weg weten te vinden naar het landelijk bureau.
Deelt u de mening dat het verplicht stellen van de melding van toegevoegde waarde is als het gaat om de snelheid en zorgvuldigheid waarmee vermissingszaken kunnen worden afgehandeld? Zo nee, waarom niet?
Ja Ik ben voorstander van het invoeren van een meldingsplicht van de regionale korpsen aan het KLPD van de meest urgente vermissingen (categorie 1).
Deelt u tevens de mening dat het formaliseren van de verplichtstelling een kleine moeite is? Zo ja, kunt u aangeven per wanneer zal de verplichtstelling een feit zijn? Zo nee, waarom niet?