Ingediend | 9 oktober 2020 |
---|---|
Beantwoord | 20 november 2020 (na 42 dagen) |
Indiener | Carla Dik-Faber (CU) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | landbouw natuur en milieu organisatie en beleid planten voedselkwaliteit |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z18403.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-869.html |
Ja. Zoals ik in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen (i.c. de schriftelijke vragen van het lid Dik-Faber van 16 januari 2020, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2070) heb aangegeven, hebben gesprekken met de supermarkten Ahold, Jumbo, Plus, Lidl en koepelorganisatie CBL geleid tot een toezegging dat zij in voorkomende gevallen hun aanvullende cosmetische eisen versoepelen. En dat mochten zich op dit vlak toch knelpunten voordoen, de supermarkten direct met hun leveranciers zullen overleggen om te voorkomen dat uiterlijkheden de oorzaak van verspilling zijn.
Ik heb ook aangegeven dat om te komen tot echt structurele oplossingen het nodig is om in de ketens samen te werken zodat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Inmiddels zijn in samenwerking met de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling (STV) diverse acties in gang gezet waaronder het opzetten van de online B2B Marktplaats, zoals uw Kamer heeft kunnen vernemen in mijn brief «Voedselverspilling in Nederland 2020» (Kamerstuk 31 532, nr. 254). Daarnaast hebben verschillende supermarkten manieren gevonden om groenten en fruit met een afwijkend uiterlijk een plek te geven in het schap.
Ik heb in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen inderdaad aangegeven dat het kansrijker en effectiever is om de cosmetische eisen van klasse II-producten aan te passen en ben nog steeds van mening dat dit verstandiger is dan het verruimen van Klasse I. Uit het rapport «Cosmetische aspecten in specifieke handelsnormen voor groenten en fruit» van Wageningen University & Research (WUR) blijkt namelijk dat het toestaan van afwijkingen van cosmetische eisen in klasse I-producten geen gunstig effect heeft op het tegengaan van voedselverspilling. Het leidt bovendien tot lagere prijzen voor producten in klasse I en kan ertoe leiden dat de kwaliteit van klasse I-producten onder druk gezet wordt.
De onderzoekers van de WUR achten het aanpassen van de cosmetische eisen van klasse II-producten het meest kansrijk om het aanbod van producten met een lichte afwijking op de markt te vergroten. Het klopt dat het aanbod in de reguliere schappen in Nederland op dit moment merendeels uit klasse I product bestaat. Desalniettemin wordt wel al klasse II product aangeboden, het betreft producten als Buitenbeentjes. Ik ben van mening dat de versoepeling van de cosmetische eisen binnen klasse II meer van dit soort producten op de markt en in de supermarkt zal krijgen.
De aanbeveling om de standaarden voor klasse II-producten te verruimen, heb ik inmiddels ingebracht in de lopende evaluatie van de Europese Commissie naar de effectiviteit van de EU-handelsnormen van onder andere Groente & Fruit-producten. De aanbeveling is in november 2019 ook door Nederland voorgelegd aan het deskundigencomité van de UNECE. De EU-handelsnormen zijn namelijk gebaseerd op handelsnormen die in dit internationale gremium worden vastgesteld. Echter, in het deskundigencomité kan de aanbeveling niet op brede steun rekenen. Kansrijker is een alternatief voorstel dat de Nederlandse delegatie in mei 2020 heeft ingebracht. Dit betreft een voorstel voor verhoging van de tolerantienorm van 10% naar 20% voor de cosmetische eisen van groente en fruitproducten van klasse II-producten. Ook langs deze weg zouden er meer klasse II-producten, met een kleine cosmetische afwijking, op de markt komen en voor consumptie beschikbaar zijn. Het voorstel is goed ontvangen bij het merendeel van de leden van de UNECE. Een aantal landen vindt een generieke verhoging van de tolerantienorm voor alle klasse II-producten te ver gaan. Zij staan slechts open om per afzonderlijke standaard per product een verhoging van de tolerantienorm in overweging te nemen. Nederland heeft bezwaar tegen verschillende tolerantienormen per product. Deze optie is inefficiënt en niet uitvoerbaar voor de controleurs. De discussie hierover wordt vervolgd in een bijeenkomst van de vergadering van de betreffende werkgroep van de UNECE 3 in november a.s.
Zie antwoord vraag 2.
Ja, ik ben het ermee eens dat een structurele aanpak nodig is. Daar zijn diverse voorbeelden van. In 2020 is de online B2B Marktplaats opgericht, om voedsel dat verspild dreigt te worden een waardevolle bestemming te geven. Voor een structurelere oplossing wordt gewerkt aan een geautomatiseerde marktplaats Goed Voedsel (platform). Daarmee kan via een meldpunt, aanbod direct verbonden worden aan vraag en stromen kunnen via verwerkingscapaciteit gekoppeld worden aan (toekomstige) vraag. Ook kunnen oplossingen worden gecrowdsourced: voor voorspelde grote stromen zonder vraag worden met challenges binnen het netwerk van bedrijven oplossingen gezocht. Daarnaast worden op veel plekken, zoals bepaalde supermarkten, markten, bezorgdiensten en winkels waarbij groenten en fruit direct van de boer gekocht worden, op dit moment al producten verkocht die niet voldoen aan de gebruikelijke cosmetische eisen.
Ja. Er wordt momenteel door de WUR gekeken naar de voedselverspilling in de primaire sector en de andere ketenschakels, maar van de verspilling die eerder in de keten plaatsvindt is nog geen duidelijk beeld. Uit de Monitor voedselverspilling zoals die heden wordt uitgevoerd zijn geen sectorspecifieke gegevens voorhanden, aangezien deze is gebaseerd op openbare afvalgegevens. Er wordt gebruik gemaakt van cijfers uit geaggregeerde landelijke statistieken, waardoor de oorsprong en herkomst van reststromen niet altijd te achterhalen zijn. Maar dat gaat veranderen. De monitor zal vanaf volgend jaar beoogd ook gebruik gaan maken van gegevens van bedrijven zelf, per geaggregeerde sector, waaronder de primaire sector. De cijfers zijn dan niet meer alleen van de eindstromen maar ook van de reststromen van de verschillende ketenschakels. Dit zorgt voor inzicht in de samenhang van de ketenschakels en helpt om concrete aanknopingspunten te identificeren waar voedselverspilling direct kan worden aangepakt.
Ja, dit zou zeker een waardevolle aanvulling zijn. Daarom zal ik ervoor zorgen dat de subsidievoorwaarden in de Regeling schoolfruit, -groente en -melk 2019 zo worden aangepast, dat ook klasse II groente en fruit geleverd kunnen worden.
Ja, die ruimte bieden de Europese verordeningen. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Ja, bij de komende herziening van de Regeling schoolfruit,-groente en -melk 2019 zal deze zo worden aangepast dat ook klasse II producten geleverd kunnen worden aan scholen. Deze herziening is gepland voor het voorjaar 2021. Hierbij zal ook informatie gegeven worden over hoe dit voedselverspilling voorkomt.
Ja, daar zal ik mij samen met andere Europese landen voor gaan inzetten.
Ja.
De op 9 oktober 2020 gestelde vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) over voedselverspilling kunnen helaas niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden hiervoor is dat de interdepartementale afstemming van de antwoorden meer tijd vergt. U zult de antwoorden zo spoedig mogelijk ontvangen.