Ingediend | 23 januari 2020 |
---|---|
Beantwoord | 3 april 2020 (na 71 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie onderwijs en wetenschap religie voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z01038.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2343.html |
In de casus Cornelius Haga Lyceum ben ik in hoger beroep gegaan. Ik wil lopende het beroep niet inhoudelijk op de zaak ingaan. Dat een onafhankelijke rechter oordeelt over de rechtmatigheid van overheidshandelen is een groot goed, dat we moeten koesteren.
U veronderstelt ten onrechte dat artikel 23 Grondwet ten grondslag ligt aan het gewezen vonnis. Dat is grotendeels onjuist. Het gaat in deze zaak onder andere om de wetgeving met betrekking tot burgerschapsonderwijs, die de opdracht aan scholen om burgerschap te bevorderen bevat. Zoals u weet is de regering van mening dat die wetgeving moet worden verduidelijkt. Het desbetreffende wetsvoorstel heb ik reeds aan uw Kamer gezonden, zoals ook is afgesproken in het regeerakkoord.
Zie antwoord vraag 2.
Onderwijs in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zijn in strijd met een wettelijk voorschrift en kan als zodanig gesanctioneerd worden door de bekostiging op te schorten of in te houden. Zoals in mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 is aangegeven, is de regering van mening dat de burgerschapsopdracht moet worden verduidelijkt. Ik heb uw Kamer eerder ook geïnformeerd over mijn voornemens met het wetsvoorstel bestuurlijk instrumentarium (Kamerstuk 33 905, nr. 14). Daarnaast is ook het Wetsvoorstel ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 35 366).
Zie antwoord vraag 4.