De sektarische twee-aan-twee beweging die ook in Nederland slachtoffers maakt |
|
Michiel van Nispen |
|
Coenradie , van Weel , Struycken |
|
Was u reeds bekend met de sektarische twee-aan-twee beweging, die internationaal onder vuur ligt door misbruik?1
Nee ik was er niet bekend mee, maar ik heb me inmiddels laten informeren.
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Nederlands Dagblad naar deze beweging, waaruit blijkt dat deze ook in Nederland honderden aanhangers heeft, en slachtoffers maakt?2
De verhalen en ervaringen van ex-leden over geestelijke dwang en isolatie, geestelijke mishandeling en seksueel (kinder)misbruik binnen de Twee aan Twee-beweging zijn aangrijpend. Het is moedig dat deze personen hun persoonlijke ervaringen durven te delen. Seksueel en geestelijk misbruik zijn ernstige schendingen van de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers, met langdurige gevolgen die hun dagelijks leven, relaties, werk en welzijn ingrijpend kunnen beïnvloeden. Van elk bestuur van een organisatie, zo ook de Twee aan Twee-beweging, verwacht ik dat zij alles in het werk stelt om (seksueel) misbruik tegen te gaan en slachtoffers te ondersteunen. Dit geldt in het bijzonder waar het kinderen betreft.
Bent u geschrokken van de verhalen en ervaringen van ex-leden die vertellen over een zeer gesloten gemeenschap met diepgelovige mensen, hoe ze beschadigd zijn door geestelijke dwang en isolatie, geestelijke mishandeling en seksueel (kinder)misbruik?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er in Nederland bij de diverse instanties reeds bekend over deze beweging?
Voor de beantwoording van deze vraag heb ik contact opgenomen met de Nationale Politie, het OM en de Raad voor de Kinderbescherming. Bij de Nationale Politie zijn er geen meldingen in dit verband. Naast de mogelijkheid dat er over strafbare feiten binnen deze beweging geen meldingen zijn gedaan, kunnen er meldingen zijn gedaan zonder dat de gemeenschap specifiek is genoemd. Ook bij het OM zijn er geen zaken geregistreerd met betrokkenheid van deze beweging. De Raad voor de Kinderbescherming geeft eveneens aan niet bekend te zijn met deze beweging.
Denkt u ook dat het risico juist in zeer gesloten groepen aanwezig is dat misbruik en andere misstanden verborgen blijven, juist vanwege de bangmakerij en de isolatie maar ook vanwege de angst de naam van de groep «uitverkorenen» te beschadigen?
Misbruik komt helaas voor in alle lagen van de samenleving en in diverse gezinsverbanden en gemeenschappen. Echter, zeer gesloten groepen brengen door hun hiërarchie, geslotenheid en ideologie een verhoogd risico op systematisch en onbestraft misbruik met zich mee. In dergelijke gemeenschappen kan het delen van ervaringen en het zoeken naar hulp bemoeilijkt worden door onder meer sterke loyaliteit, geheimhouding, machtsstructuren en een hoge mate van (dwingende) controle. Leden voelen zich vaak niet veilig om te spreken uit angst voor sociale uitsluiting of repercussies, wat leidt tot isolement en beperkte toegang tot externe hulpbronnen. Het is daarom van groot belang om bewustzijn te creëren over deze dynamieken, waar mogelijk maatregelen te nemen om misbruik te voorkomen en hulp te organiseren voor slachtoffers.
Deelt u de mening dat onafhankelijk onderzocht moet worden wat de aard en omvang is van deze groep, wat de werkwijze is en tot welke misstanden dit leidt?
Ik zie op dit moment geen noodzaak voor onafhankelijk onderzoek naar deze specifieke groep. Momenteel wordt een online advies-, hulp- en kennispunt opgezet bij Fier, dat zich richt op dwingende groepen. Fier investeert in het opbouwen van expertise over misstanden binnen deze groepen. Hiervoor wordt samengewerkt met deskundigen op operationeel en wetenschappelijk gebied, zowel nationaal als internationaal. Zo hebben medewerkers van Fier ook contact gehad met de journalisten van het ND om zich te laten informeren over het onderzoek naar de Twee aan Twee-beweging. De opgedane kennis vormt de basis voor het platform en voor de gerichte en onderbouwde inzet van de hulpprofessionals die betrokken zijn bij de anonieme online hulpverlening. Vanuit deze kennispositie wordt er gewerkt aan kennisdeling, bijvoorbeeld door voorlichtingssessies voor professionals te organiseren. Er wordt ook nadrukkelijk stilgestaan bij het uitwisselen van informatie over trends en ontwikkelingen met politie en OM.
Ziet u hierin ook een rol weggelegd voor Justitie vanwege de ernst van de misstanden zoals het seksueel misbruik?
Zoals aangegeven zijn er geen zaken bekend bij het OM met betrokkenheid van deze beweging en zijn er ook geen meldingen in dit verband gedaan bij de politie. Zowel de politie als het OM hebben de mogelijkheid om ambtshalve een opsporingsonderzoek te starten en zaken te vervolgen. Echter, daarvoor moet ook sprake zijn van concrete informatie die kan leiden tot een individualiseerbare verdenking. Hier is in dit geval, op basis van de gepubliceerde of andere beschikbare informatie, geen sprake van.
Gelet hierop is er, voor nu, geen aanleiding en mogelijkheid voor breed (strafrechtelijk) onderzoek naar deze beweging.
Welke mogelijkheden zijn er voor gedupeerden om hun verhaal te doen en hulp en bijstand te krijgen? Krijgen zij volgens u nu voldoende bescherming en zo niet, welke maatregelen gaat u daarvoor nemen?
Er zijn mogelijkheden voor gedupeerden om hun verhaal te doen en hulp en bijstand te krijgen. De politie blijft de aangewezen instantie voor het melden van strafbare feiten, waar men aangifte kan doen of een melding kan maken, zeker wanneer er sprake is van onveiligheid. Voor anonieme meldingen kan ook Meld Misdaad Anoniem worden ingeschakeld. Slachtofferhulp Nederland biedt emotionele ondersteuning, praktische hulp en juridisch advies aan slachtoffers van strafbare feiten. Voor hulp na een nare seksuele ervaring kunnen mensen altijd terecht bij het Centrum Seksueel Geweld. Slachtoffers kunnen ook hun verhaal delen met een hulpverlener via de chat van Fier, landelijk expert op het gebied van (seksueel) geweld, uitbuiting en eerkwesties.
Bij de Twee aan Twee-beweging zie ik een sterke ideologie en een zekere mate van isolatie van de reguliere maatschappij. Dit maakt het waarschijnlijk dat slachtoffers binnen deze beweging niet gemakkelijk naar voren komen of zich melden bij reguliere instanties. Dit roept bij mij de vraag op hoe we de drempel voor slachtoffers uit dergelijke gemeenschappen zo laag mogelijk kunnen maken, zodat ze zich durven te melden en hulp kunnen accepteren wanneer dat nodig is. Om deze reden wordt in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid bij Fier een hulppunt opgezet dat specifiek is gericht op slachtoffers van dwingende groepen. Hiermee komt er één herkenbaar punt voor hulp en doorverwijzing voor slachtoffers. De website van Fier zal informatie bevatten over dwingende groepen, risico-indicatoren en een hulpwijzer. De ondersteuning van Fier is bedoeld om slachtoffers aan te moedigen zich te melden. Hiervoor zal Fier zich in haar communicatie richten op het creëren van een uitnodigende sfeer, zodat ook leden van de Twee aan Twee-beweging zich aangespoord voelen om contact op te nemen. Slachtoffers en hun naasten kunnen anoniem op een veilige en laagdrempelige manier chatten, en via die weg informatie, advies en hulp ontvangen. Het is de bedoeling dat de chat in contact staat met hulpverleningspartners en opsporingsinstanties, zodat slachtoffers ook fysiek ondersteuning kunnen krijgen als zij dit zelf willen. Het hulp- en kennisplatform zal de zomer van 2025 live gaan, maar Fier heeft aan het ND laten weten dat slachtoffers zich nu al kunnen melden indien er sprake is van geweld in afhankelijkheid of seksueel geweld.
Het verbod op bidden tijdens pauzes bij Zadkine |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Eppo Bruins (CU), Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over onrust onder het personeel van onderwijsinstelling Zadkine naar aanleiding van het verbod op bidden tijdens pauzes?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gesteld dat een verbod op bidden in strijd is met de Algemene wet gelijke behandeling, terwijl Zadkine aanvankelijk toch een dergelijk verbod probeerde te handhaven?
Uiteraard dient in Nederland de Algemene wet gelijke behandeling te worden nageleefd, dus ook bij Zadkine. Zie voor het vervolg het antwoord op vraag 3.
Deelt u het standpunt dat het bestuur van Zadkine onvoldoende kennis had van de wetgeving rond religieuze vrijheid op de werkvloer? Zo nee, hoe verklaart u dat dit beleid werd ingevoerd ondanks de bestaande wetgeving?
Het bestuur van Zadkine geeft aan dat de formulering van de betreffende e-mail ongelukkig gekozen is en aanleiding geeft tot misverstanden. Om die reden is de e-mail ook ingetrokken en heeft het bestuur van Zadkine spijt betuigd, aangezien het niet hun bedoeling is geweest om groepen of overtuigingen uit te sluiten.
Bent u bereid het bestuur van Zadkine te wijzen op de wettelijke verplichtingen en mogelijke negatieve gevolgen van een dergelijk beleid voor inclusiviteit op de werkvloer?
Zie het antwoord op vraag 3: hier is geen reden meer voor.
Klopt het dat werknemers in Nederland zelf mogen bepalen hoe zij hun pauze invullen, inclusief religieuze handelingen zoals bidden, zolang dit de werkvloer niet verstoort? Hoe wordt dit recht in de praktijk gewaarborgd?
Dat klopt. De Arbeidstijdenwet (Atw) regelt het recht van de werknemer op een pauze als onderbreking van de arbeid tijdens de dienst, waarin de werknemer geen enkele verplicht heeft ten aanzien van de bedwongen arbeid. Pauzes vallen niet onder arbeidstijd en zijn vrij in te vullen. De Algemene wet gelijke behandeling schrijft daarnaast voor dat een werkgever zijn of haar werknemers in beginsel geen onderscheid mag maken naar godsdienst. Een werknemer die zich gediscrimineerd voelt, kan een klacht over ongelijke behandeling indienen bij het College voor de Rechten van de Mens
Hoe beoordeelt u het ontbreken van stilteruimtes bij Zadkine, ondanks eerdere verzoeken van studenten en medewerkers? Vindt u dat het faciliteren van dergelijke ruimtes zou moeten worden opgenomen in richtlijnen voor inclusieve onderwijsinstellingen?
Het inrichten van stilteruimtes voor studenten is geen verplichting. Het is aan de onderwijsinstelling zelf hoe hiermee om te gaan.
Zadkine gaat in gesprek met de studentenraad, de ondernemingsraad en vakbonden over eventuele stilteruimtes en richtlijnen voor bidden tijdens eigen tijd, zoals pauzes. De onderwijsinstelling past tevens haar studentenstatuut aan, waarin voorheen opgenomen stond dat de instelling ieders geloof respecteert, maar geen ruimtes faciliteert voor bidden of andere vormen van actieve geloofsbelijdenis. Ik beoordeel het positief dat Zadkine deze stappen zet.
Hoe beoordeelt u het huidige beleid van Zadkine, waarin religieuze uitingen niet expliciet worden verboden maar ook niet actief worden gefaciliteerd, in het kader van het bevorderen van een inclusieve werkomgeving?
Het is belangrijk om te werken aan een inclusieve werkomgeving. Ik heb begrepen dat het bestuur van Zadkine zich hier ook actief voor inspant. Zo heeft Zadkine aangegeven hun studentenstatuut aan te passen en worden er gesprekken gevoerd over de mogelijke inrichting van stilteruimtes.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen zoals Zadkine hun diversiteits- en inclusiebeleid beter afstemmen op de wetgeving én op de behoeften van medewerkers en studenten?
Het is aan onderwijsinstellingen zelf om, binnen de kaders van de wet, vorm te geven aan een inclusieve werkomgeving. Ik zie op dit moment geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
Bent u van mening dat onderwijsinstellingen die met publieke middelen bekostigd worden ruimte zouden moeten bieden aan iedereen en geen beleid van uitsluiting op basis van religie mogen toepassen?
De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt de discriminatie op grond van religie. Het is aan de onderwijsinstellingen zelf op welke manier zij invulling geven aan een inclusieve werkomgeving, zolang dit binnen het juridisch kader van de Algemene wet gelijke behandeling past.
De instandhouding en herbestemming van kerkgebouwen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Welke waarde hecht u aan de instandhouding van kerkelijk erfgoed en de herbestemming van kerken die hun oorspronkelijke functie verliezen?
Ik hecht hier veel waarde aan. Het Nederlands religieus erfgoed is ongekend rijk en divers. Kerkgebouwen zijn dragers van betekenis en zingeving. De herbestemming van kerken die hun oorspronkelijke functie verliezen heeft vaak ook een emotionele lading en gaat gepaard met herinneringen aan vervlogen tijden. De opgave voor de instandhouding van het religieus erfgoed is groot. Daarom ondersteun ik de instandhouding en herbestemming van dit erfgoed via onder meer het samenwerkingsverband Toekomst Religieus Erfgoed (TRE). Ook kunnen kerkeigenaren gebruikmaken van de herbestemmingsregeling. Een belangrijk deel van het budget van de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (Sim) komt ten goede aan kerkgebouwen. Tot slot worden talrijke monumentale kerken ondersteund via de structurele en incidentele restauratieregelingen van rijk en provincies.
Op welke manier wilt u doorgaan met de uitvoering en doorontwikkeling van de nationale kerkenaanpak, zoals deze invulling krijgt in het programma Toekomst religieus erfgoed?
Het samenwerkingsverband TRE bestaat uit overheden, gebedshuiseigenaren en vertegenwoordigers van erfgoedorganisaties. Samen zetten zij zich in voor de toekomst van het religieus erfgoed, onder meer door kennisdeling, het opstellen en uitwerken van kerkenvisies en het uitzetten van onderzoeken, bijvoorbeeld naar beheervormen en de implementatie van kerkenvisies. TRE loopt tot en met 2025 door. De nadruk zal in deze periode liggen op een goede kennisborging en praktische uitwerking van alles wat het TRE in de afgelopen jaren heeft voortgebracht.
Bent u voornemens om het programma Toekomst religieus erfgoed voor de komende jaren te verlengen en met minimaal hetzelfde budget als in 2024 in de begroting op te nemen, zowel in 2025 als daarna? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht waarde aan het programma Toekomst religieus erfgoed. Het programma loopt door tot en met 2025. Over het vervolg zal ik uw Kamer voor de zomer van 2025 informeren.
Op welke manier wilt u komende jaren gemeenten ondersteunen bij het uitvoeren van de kerkenvisies, zoals in Haarlem met het project «Buurtbakens» gebeurt? Bent u bereid om in het kader van het programma Toekomst religieus erfgoed ook aandacht te geven aan de opvolging van de opgestelde kerkenvisies, waar het project «Buurtbakens» een voorbeeld van is, deze opvolging te monitoren en hierover de Kamer te informeren?
Ik draag de kerkenvisies en de daaruit voortkomende projecten een warm hart toe. Het ondersteunen en monitoren van het uitvoeren van de kerkenvisies is een belangrijke taak binnen het TRE. Of en hoe deze taak wordt voortgezet, is afhankelijk van het besluit dat wordt genomen over het vervolg van het programma. Hierover zal ik de Kamer voor de zomer van 2025 informeren.
Erkent u dat, naast inzetten op het behoud van het gebouw, de oorspronkelijke functie van een kerkgebouw van waarde is? Ziet u dat behoud van functie ervoor kan zorgen dat kerkgebouwen in stand worden gehouden en een goede bestemming hebben voor de toekomst?
De oorspronkelijke functie van een kerkgebouw is van belangrijke emotionele en maatschappelijke waarde. Daar staat tegenover dat steeds minder Nederlanders met regelmaat een kerk of kerkdienst bezoeken. De verwachting is daarom dat in de aankomende jaren honderden kerkgebouwen hun religieuze functie verliezen. Waar mogelijk wordt daarom ook ingezet op nevengebruik van het religieus erfgoed.
Bent u bereid om de mogelijkheid tot het behoud van de oorspronkelijke functie van een kerkgebouw onderdeel te laten zijn het programma Toekomst religieus erfgoed, bijvoorbeeld door gemeenten te vragen de wensen en obstakels van (internationale) christelijke geloofsgemeenschappen die op zoek zijn naar een ruimte mee te nemen?
De toekomst van kerkgebouwen met behoud van de oorspronkelijke functie is al vanaf het begin onderdeel van het programma Toekomst religieus erfgoed. Graag kijk ik in overleg met de partijen binnen het TRE op welke wijze hier nog verder aandacht aan kan worden besteed, bijvoorbeeld als het gaat om de ruimtevraag van geloofsgemeenschappen en hoe dit het beste onder de aandacht van gemeenten gebracht kan worden.
Bent u voornemens om de doelstelling van maximaal tien procent restauratieachterstand bij niet-woonhuis rijksmonumenten binnen tien jaar te halen? Zo ja, op welke manier wilt u deze doelstelling halen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de uitkomsten van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg van 20 juni 20241 is er een aanvullende financieringsopgave van € 770 miljoen om de restauratieachterstand onder niet-woonhuis rijksmonumenten binnen 10 jaar terug te brengen naar 10 procent. Provincies, gemeenten en eigenaren van niet-woonhuisrijksmonumenten kunnen dit bedrag niet geheel zelf opbrengen. Binnen de huidige budgettaire kaders is het daarom niet mogelijk om invulling te kunnen geven aan deze doelstelling.
Hoe luidt uw reactie op het feit dat voor restauratieopgaven die de provinciale restauratieregelingen qua financiële omvang overstijgen, het huidige financieringsstelsel niet toereikend is, zoals geconcludeerd in het onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureaus Hylkema Erfgoed en Fenicks?1
Uit de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg is gebleken dat de financiering van grote restauratieopgaven een belangrijk knelpunt vormt. Reden hiervoor is dat deze categorie opgaven vanwege hun financiële omvang niet in voldoende mate kan worden bediend door de provinciale restauratieregelingen. Komende periode wil ik samen met provincies bekijken op welke wijze deze opgaven in de toekomst beter kunnen worden geadresseerd.
Bent u bereid om te onderzoeken hoe instandhouding van monumenten (bijvoorbeeld kerkgebouwen) integraal kan worden ondersteund, waarbij restauratie waar nodig samengaat met herbestemming en verduurzaming, zoals geadviseerd in het rapport?
De verdeling van de restauratiemiddelen voor niet-woonhuis rijksmonumenten verloopt via de provincies. Hoe provinciale en landelijke regelingen op elkaar inwerken is onderdeel van het gesprek met de provincies dat ik in de komende periode aanga. De bevindingen van het uitgevoerde onderzoek zal ik bij deze gesprekken betrekken.
Kerken die in de knel komen door het instellen van zero emissiezones |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Gräper-van Koolwijk |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht dat kerken in Den Haag in de knel komen door het instellen van zero-emissiezones?1
De in het artikel geuite zorgen neemt het Ministerie van IenW serieus. In centra van steden staan kerken en gebouwen met een monumentale status. Het belang van onderhoud van deze gebouwen is evident. In het artikel worden bepaalde gevallen benoemd van onderhoudspartijen die bang zijn de stad niet meer in te mogen per 1 januari 2025. De mogelijkheden die geboden worden om een ontheffing aan te vragen voor situaties waar de overstap naar emissieloos echt nog niet mogelijk is, gaan breder dan de voorbeelden die in het artikel worden genoemd. Per 1 januari 2025 worden alleen de meest vervuilende fossiele bestel- en vrachtauto’s geweerd ten behoeve van de reductie van CO2-uitstoot en het bevorderen van schone lucht. Ook is het zo dat er meer en ook meer langdurige ontheffingen mogelijk zijn dan slechts 12 dagontheffingen per jaar.
Door het Ministerie van IenW en gemeenten wordt regelmatig gesproken met ondernemers en brancheorganisaties zoals Transport en Logistiek Nederland (TLN), RAI Vereniging, Bovag, Onderhoud NL, Techniek NL, MKB-Infra en evofenedex over de zero-emissiezones en daarmee gepaard gaande overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen. Het valt op dat ondernemers moeite hebben met de overgang naar zero-emissiezones vanwege, zoals ook benoemd in het artikel, technische en financiële uitdagingen, evenals de toenemende problemen met netcongestie. Voor veel van de situaties waar de transitie (nog) niet mogelijk is, is een oplossing beschikbaar middels een ontheffing.
Het Ministerie van IenW en de partners van de Uitvoeringsagenda Stadslogistiek communiceren zo veel als mogelijk over de zero-emissiezones en de opgestelde uitzonderingen. Voor ondernemers is het belangrijk om in contact te treden met hun gemeente en eventueel met een logistiek makelaar die hen kan helpen om een transitie-plan op maat te maken. Dat gebeurt al en wordt gestimuleerd door gemeenten.
Deelt u de zorgen dat het onderhoud van kerkgebouwen en andere monumentale gebouwen onder druk komt te staan door het instellen van zero-emissiezones in Den Haag? Hoe wilt u deze zorgen tegemoet treden?
De zorg voor monumentale kerken en gebouwen is een belangrijk onderwerp, zoals ook blijkt uit de brief die de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 juni 2024 aan de Tweede Kamer heeft gezonden over het financieringsstelsel voor de monumentenzorg.2
Het zou niet zo moeten zijn dat het onderhoud van kerkgebouwen en andere monumentale gebouwen onder druk komt te staan. Gemeenten voeren de zones in en wegen daarbij de belangen voor de stad af. Het pakket aan overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen dat geldt in zero-emissiezones komt tegemoet aan situaties waar de overstap (nog) niet mogelijk is.
In juni 2024 is de uitkomst van de onafhankelijke toets over de stand van zaken omtrent de invoering van zero-emissiezones met de Kamer gedeeld3. Uit de onafhankelijke toets volgt dat de invoering verantwoord doorgang kan vinden. Er worden wel aandachtspunten benoemd rond de implementatiefase, uitlegbaarheid en communicatie waar het ministerie mee aan de slag gaat.
Het Ministerie van IenW ziet erop toe dat de zorgen van ondernemers en kerken gehoord worden en dat, waar nodig, deze besproken worden in de overleggen met brancheorganisaties en gemeenten om te zoeken naar oplossingen voor specifieke situaties of groepen. Op de website www.opwegnaarzes.nl staat alle informatie over zero-emissiezones op één plek verzameld en kan contact opgenomen worden voor vragen. Tegelijk met de uitkomst van de onafhankelijke toets, is de Kamer in juni 2024 geïnformeerd over hoe de meldingen die via deze website worden gedaan, zijn opgepakt.
Daarnaast evalueert het Ministerie van IenW drie maanden na inwerkingtreding van het Centraal Loket (dat per 1 juli 2024 live is gegaan) of er voldoende ontheffingsmogelijkheden zijn die voorzien in de gevallen waar de overstap voor ondernemers en kleine of specialistische mkb’ers niet mogelijk is. Die evaluatie wordt eind 2024 gedeeld met de Kamer.
Als laatste is er een bezwaarprocedure beschikbaar om bezwaar te maken in het geval dat een ondernemer het niet eens is met de uitkomst van de aanvraag van een ontheffing.
Ziet u deze risico’s ook bij de andere 28 gemeenten waar zero-emissiezones worden ingevoerd, met name die gemeenten waar dit per 2025 al het geval is?2
De gemeenten die een zero-emissiezone hebben aangekondigd, hanteren een verregaand geharmoniseerd systeem van overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen. Daarom geldt voor alle steden dat voldoende tegemoet gekomen wordt aan de genoemde zorgen. De uitkomsten van de onafhankelijke toets onderschrijven dat er sprake is van verantwoord beleid.
Hoe verhoudt het instellen van de zero-emissiezones en de gevolgen daarvan voor het onderhoud van monumentale kerken zich tot de inspanningen die het Rijk levert voor instandhouding van kerken binnen het samenwerkingsverband Toekomst Religieus Erfgoed?
Instandhouding van religieus erfgoed is van groot belang. De Ministeries van IenW en OCW zien geen tegenstelling tussen deze ambities.
Wat vindt u van het feit dat ontheffingen voor de zero-emissiezones slechts twaalf dagen per jaar kunnen worden aangevraagd, maar dat dit geen soelaas biedt als specialistische bedrijven, zoals orgelbouwers, restaurateurs, klokkenmakers of houtconstructeurs, veel langer bezig zijn? Vindt u twaalf dagen ontheffing per jaar een afdoende aantal?3
Het geschetste beeld geldt slechts voor de zogenaamde «dagontheffingen». Hiervan zijn er inderdaad 12 per jaar per gemeente beschikbaar. Echter, daarnaast zijn er meerdere langlopende ontheffingen beschikbaar, namelijk ontheffingen voor:
De duur van deze langlopende ontheffingen verschilt van enkele maanden tot meerdere jaren. Het ontheffingenbeleid valt onder verantwoordelijkheid van gemeenten, daarmee is het aan gemeenten om te bepalen welke ontheffingen zij verlenen. De gemeenten zijn overeengekomen dat zij allemaal de bovenstaande ontheffingen zullen verlenen via een Centraal Loket. Zij achten de hoeveelheid aan ontheffingen afdoende voor situaties waar de overstap (nog) niet haalbaar is.
Wat vindt u van de stellingname dat vervanging van voertuigen door elektrische varianten door dergelijke specialistische bedrijven niet wordt overwogen, bijvoorbeeld door de beschikbaarheid, leverbaarheid of laadvermogen en actieradius? Erkent u dat het daarmee voor beheerders van kerken en andere monumentale gebouwen onmogelijk wordt dergelijke bedrijven in te schakelen voor het noodzakelijk onderhoud?
De transitie naar elektrisch vervoer is niet van de ene op de andere dag gemaakt. Elektrische voertuigen die nu beschikbaar zijn, voldoen nog niet altijd aan de eisen die een ondernemer stelt aan een voertuig. Dat is ook de reden om ontheffingen te verlenen voor situaties waar het nog niet past, zie hiervoor ook het overzicht in het antwoord op vraag 5.
Situaties waarbij er geen elektrisch voertuig beschikbaar is dat op een vergelijkbare manier kan worden ingezet als het huidige fossiele voertuig komen in aanmerking voor een ontheffing. Daarmee blijft het mogelijk om dergelijke specialistische bedrijven in te schakelen voor het noodzakelijk onderhoud.
Bent u bereid de gemeenten die zero-emissiezones in willen stellen te wijzen op het belang van het instandhouden van hun monumenten en de mogelijke gevolgen van het instellen van een zero-emissiezone daarop, zodat zij daar in het opstellen van de lokale regelgeving afdoende rekening mee houden?
Ja, dit zal het Ministerie van IenW als aandachtspunt meegeven aan de gemeenten die voornemens zijn een zero-emissiezone in te stellen.
Bent u bereid een impactanalyse uit te laten voeren naar de gevolgen van het invoeren van zero-emissiezones voor de instandhouding en het onderhoud van monumentale gebouwen, in het bijzonder kerken? Zo nee, waarom niet?
De punten van zorg zal het Ministerie van IenW adresseren in de evaluatie van het Centraal Loket die wordt uitgevoerd drie maanden na inwerkingtreding van het Centraal Loket. Hierbij wordt gekeken naar welke ondernemers tussen wal en schip dreigen te vallen in aanloop naar de zero-emissiezones. Deze evaluatie wordt voor het eind van het jaar met de Kamer gedeeld.
Bent u bereid de gevolgen van het invoeren van zero-emissiezones voor de instandhouding en het onderhoud van kerken en andere monumentale gebouwen te monitoren, zodat bijsturing mogelijk is op het moment dat instandhouding van kerken en monumentale gebouwen in het geding komt? Zo nee, waarom niet?
Ja, het Ministerie van IenW zal aan gemeenten vragen om de signalen met het ministerie te delen. Tevens wordt dit meegenomen in de evaluatie van het Centraal Loket.
Bent u bereid zich in te spannen voor het verruimen van ontheffingen voor zero-emissiezones om onderhoud van kerken en andere monumentale gebouwen blijvend mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
De gemeenten achten de ontheffingen zoals overeengekomen afdoende. Hier is veel afstemming over geweest met brancheorganisaties en ondernemers. Het invoeren van een zero-emissiezone en het ontheffingenbeleid is een gemeentelijk besluit. Alleen gemeenten kunnen besluiten tot het uitbreiden van de aantallen en soorten ontheffingen. Zoals in antwoord op vraag 9 wordt gemeld, wordt het signaal door het ministerie wel gedeeld met de gemeenten.
Kunt u aangeven welke alternatieve en/of aanpalende maatregelen u overweegt, zodat onderhoud van kerken en monumentale gebouwen mogelijk en betaalbaar blijft? Kunt u aangeven wat uw mening is over oplossingen zoals overslagplekken met goedkope huurmogelijkheid van elektrische bussen aan de rand van milieuzones of uitgebreidere subsidieregeling voor elektrische voertuigen voor specialistische bedrijven, en welke rol u hierbij voor uzelf ziet?
Het beleid rondom zero-emissiezones richt zich niet alleen op de 1-op-1 vervanging van fossiele voertuigen door elektrische voertuigen, maar ook op logistieke efficiëntie en alternatieve logistieke concepten. Hierbij kan worden gedacht aan (goederen)hubs aan de rand van de stad, het gebruik van Light Electric Vehicles en vervoer over water. Op al deze vlakken vinden pilots en kennisuitwisseling tussen steden plaats. Het opzetten van een hub of het gebruik van alternatief vervoer is een keuze die een ondernemer zelf moet maken. Het Ministerie van IenW ondersteunt in kennisdeling, bijvoorbeeld door het handboek voor hubs6 dat in november 2023 is gepubliceerd en gedeeld met de Kamer.
Voor specialistische voertuigen zijn er geen subsidiemogelijkheden. Deze zijn er wel voor bestelauto’s in het algemeen, in de vorm van de Subsidie Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Deze is in 2024 nog beschikbaar.
Bent u bekend met andere bedrijfstakken, werkzaamheden of sectoren waar om specifieke redenen een ontheffing voor de milieuzone van twaalf dagen onvoldoende is, maar het vervangen van de voertuigen geen optie is? Erkent u dat dergelijke bedrijven ook tussen tafellaken en servet dreigen te belanden? Hoe wilt u dit voorkomen?
Omdat enkel 12 dagontheffingen in veel sectoren niet afdoende zullen zijn, ligt er een breed pakket aan overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen zoals hiervoor beschreven. De ontheffingsaanvragen die binnen komen bij het Centraal Loket zullen geëvalueerd worden en de uitkomsten van deze evaluatie wordt voor het einde van het jaar met de Kamer gedeeld.
Bent u bekend met de brandbrief die Amsterdamse kerken stuurden in verband met het gebrek aan fysieke ruimte om hun diensten en activiteiten plaats te laten vinden? Hoe luidt uw reactie op deze brief?1
Herkent u het beeld dat kerkelijke gemeenschappen in toenemende mate te kampen hebben met ruimtegebrek, door groei van het aantal kerkgangers, doordat huurcontracten van zaalruimte worden opgezegd of doordat noodgedwongen gebruik wordt gemaakt van eigenlijk ongeschikte locaties voor erediensten? Hoe luidt uw reactie hierop?
Erkent u dat kerkelijke gemeenschappen overal in Nederland, maar zeker ook in Amsterdam, een nauwelijks te onderschatten bijdrage leveren aan het functioneren van onze samenleving, bijvoorbeeld op het gebied van vrijwilligerswerk, welzijnswerk, eerstelijnszorg en armoedebestrijding? Hoe waardeert u dit gegeven? Bent u ook bang dat doordat geen ruimte wordt geboden aan kerkelijke gemeenschappen ook dergelijke maatschappelijke initiatieven zullen verdwijnen?
Kunt u bevestigen dat het in vrijheid uitoefenen van het recht op godsdienst (artikel 6 van de Grondwet) óók behelst dat er voldoende fysieke ruimte beschikbaar is om erediensten te houden?
Wat vindt u in het licht van voorgaande vraag van de uitlatingen van het Amsterdamse college van burgemeester en Wethouders «Daarnaast hebben we een scheiding tussen kerk en staat. Ik vind het geen overheidstaak om in de gebiedsontwikkeling in religieuze huisvesting te voorzien» en «principieel vind ik niet dat wij in huisvestingsplannen een x aantal vierkante meters moeten reserveren voor religieuze instellingen»?2
Wat is volgens u een historisch juiste interpretatie van het begrip «scheiding tussen kerk en staat»?
Deelt u de mening dat de scheiding van kerk en staat gemeenten niet belemmert om het gesprek aan te gaan en te spreken over uitdagingen op het gebied van fysieke ruimte om samen te komen? Deelt u de mening dat de scheiding van kerk en staat gemeenten niet belemmert om fysieke ruimte aan kerkelijke gemeenschappen te faciliteren?
Bent u bereid het Amsterdamse college aan te spreken op de grote verantwoordelijk die zij heeft om de vrijheid van godsdienst te waarborgen, ook in de vorm van het faciliteren van voldoende fysieke ruimte om erediensten te laten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Herinnert u zich dat de gemeente Rotterdam in 2017 besloot kerkelijke gemeenschappen uit te sluiten van verhuur van buurthuizen?3 Hoe luidt uw reactie daarop? Deelt u de mening dat het een zorgelijke trend is dat gemeenten onder het mom van «neutraliteit» de uitoefening van de vrijheid van godsdienst onder druk zet?
Ziet u ook in dat het uitoefenen van de vrijheid van godsdienst onder druk komt te staan als meer en meer gemeenten kerkelijke gemeenschappen uitsluiten van het gebruik van hun gemeentelijk vastgoed en weigeren onvoldoende ruimte voor kerkelijke gemeenschappen te reserveren bij stedelijke ontwikkelingen?
Hoe gaat u zich inspannen om gemeenten bewuster te maken van de rol die zij hebben om de uitoefening van het recht op godsdienst te faciliteren door hier ruimte voor beschikbaar te stellen? Kan een herijking van de landelijke handreiking hier een rol in spelen?
Hoe gaat u zich inspannen om voldoende fysieke ruimte voor kerken te waarborgen en kerkelijke gemeenschappen zoals in Amsterdam en Rotterdam perspectief te bieden?
Bent u bereid een verplichting op te nemen om gemeenten in hun Omgevingsvisie of volkshuisvestelijk programma aandacht aan te laten schenken aan voldoende huisvesting voor kerkelijke gemeenschappen? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze geeft u in de rol van Minister van Eredienst invulling aan het waarborgen van voldoende fysieke ruimte voor kerkelijke gemeenschappen? Bent u bereid de kwestie van voldoende fysieke ruimte voor kerkelijke gemeenschappen aan te kaarten in het regulier overleg met de vertegenwoordigers van de kerkelijke gemeenschappen?
De sektarische twee-aan-twee beweging die ook in Nederland slachtoffers maakt |
|
Michiel van Nispen |
|
Coenradie , van Weel , Struycken |
|
Was u reeds bekend met de sektarische twee-aan-twee beweging, die internationaal onder vuur ligt door misbruik?1
Nee ik was er niet bekend mee, maar ik heb me inmiddels laten informeren.
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Nederlands Dagblad naar deze beweging, waaruit blijkt dat deze ook in Nederland honderden aanhangers heeft, en slachtoffers maakt?2
De verhalen en ervaringen van ex-leden over geestelijke dwang en isolatie, geestelijke mishandeling en seksueel (kinder)misbruik binnen de Twee aan Twee-beweging zijn aangrijpend. Het is moedig dat deze personen hun persoonlijke ervaringen durven te delen. Seksueel en geestelijk misbruik zijn ernstige schendingen van de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers, met langdurige gevolgen die hun dagelijks leven, relaties, werk en welzijn ingrijpend kunnen beïnvloeden. Van elk bestuur van een organisatie, zo ook de Twee aan Twee-beweging, verwacht ik dat zij alles in het werk stelt om (seksueel) misbruik tegen te gaan en slachtoffers te ondersteunen. Dit geldt in het bijzonder waar het kinderen betreft.
Bent u geschrokken van de verhalen en ervaringen van ex-leden die vertellen over een zeer gesloten gemeenschap met diepgelovige mensen, hoe ze beschadigd zijn door geestelijke dwang en isolatie, geestelijke mishandeling en seksueel (kinder)misbruik?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er in Nederland bij de diverse instanties reeds bekend over deze beweging?
Voor de beantwoording van deze vraag heb ik contact opgenomen met de Nationale Politie, het OM en de Raad voor de Kinderbescherming. Bij de Nationale Politie zijn er geen meldingen in dit verband. Naast de mogelijkheid dat er over strafbare feiten binnen deze beweging geen meldingen zijn gedaan, kunnen er meldingen zijn gedaan zonder dat de gemeenschap specifiek is genoemd. Ook bij het OM zijn er geen zaken geregistreerd met betrokkenheid van deze beweging. De Raad voor de Kinderbescherming geeft eveneens aan niet bekend te zijn met deze beweging.
Denkt u ook dat het risico juist in zeer gesloten groepen aanwezig is dat misbruik en andere misstanden verborgen blijven, juist vanwege de bangmakerij en de isolatie maar ook vanwege de angst de naam van de groep «uitverkorenen» te beschadigen?
Misbruik komt helaas voor in alle lagen van de samenleving en in diverse gezinsverbanden en gemeenschappen. Echter, zeer gesloten groepen brengen door hun hiërarchie, geslotenheid en ideologie een verhoogd risico op systematisch en onbestraft misbruik met zich mee. In dergelijke gemeenschappen kan het delen van ervaringen en het zoeken naar hulp bemoeilijkt worden door onder meer sterke loyaliteit, geheimhouding, machtsstructuren en een hoge mate van (dwingende) controle. Leden voelen zich vaak niet veilig om te spreken uit angst voor sociale uitsluiting of repercussies, wat leidt tot isolement en beperkte toegang tot externe hulpbronnen. Het is daarom van groot belang om bewustzijn te creëren over deze dynamieken, waar mogelijk maatregelen te nemen om misbruik te voorkomen en hulp te organiseren voor slachtoffers.
Deelt u de mening dat onafhankelijk onderzocht moet worden wat de aard en omvang is van deze groep, wat de werkwijze is en tot welke misstanden dit leidt?
Ik zie op dit moment geen noodzaak voor onafhankelijk onderzoek naar deze specifieke groep. Momenteel wordt een online advies-, hulp- en kennispunt opgezet bij Fier, dat zich richt op dwingende groepen. Fier investeert in het opbouwen van expertise over misstanden binnen deze groepen. Hiervoor wordt samengewerkt met deskundigen op operationeel en wetenschappelijk gebied, zowel nationaal als internationaal. Zo hebben medewerkers van Fier ook contact gehad met de journalisten van het ND om zich te laten informeren over het onderzoek naar de Twee aan Twee-beweging. De opgedane kennis vormt de basis voor het platform en voor de gerichte en onderbouwde inzet van de hulpprofessionals die betrokken zijn bij de anonieme online hulpverlening. Vanuit deze kennispositie wordt er gewerkt aan kennisdeling, bijvoorbeeld door voorlichtingssessies voor professionals te organiseren. Er wordt ook nadrukkelijk stilgestaan bij het uitwisselen van informatie over trends en ontwikkelingen met politie en OM.
Ziet u hierin ook een rol weggelegd voor Justitie vanwege de ernst van de misstanden zoals het seksueel misbruik?
Zoals aangegeven zijn er geen zaken bekend bij het OM met betrokkenheid van deze beweging en zijn er ook geen meldingen in dit verband gedaan bij de politie. Zowel de politie als het OM hebben de mogelijkheid om ambtshalve een opsporingsonderzoek te starten en zaken te vervolgen. Echter, daarvoor moet ook sprake zijn van concrete informatie die kan leiden tot een individualiseerbare verdenking. Hier is in dit geval, op basis van de gepubliceerde of andere beschikbare informatie, geen sprake van.
Gelet hierop is er, voor nu, geen aanleiding en mogelijkheid voor breed (strafrechtelijk) onderzoek naar deze beweging.
Welke mogelijkheden zijn er voor gedupeerden om hun verhaal te doen en hulp en bijstand te krijgen? Krijgen zij volgens u nu voldoende bescherming en zo niet, welke maatregelen gaat u daarvoor nemen?
Er zijn mogelijkheden voor gedupeerden om hun verhaal te doen en hulp en bijstand te krijgen. De politie blijft de aangewezen instantie voor het melden van strafbare feiten, waar men aangifte kan doen of een melding kan maken, zeker wanneer er sprake is van onveiligheid. Voor anonieme meldingen kan ook Meld Misdaad Anoniem worden ingeschakeld. Slachtofferhulp Nederland biedt emotionele ondersteuning, praktische hulp en juridisch advies aan slachtoffers van strafbare feiten. Voor hulp na een nare seksuele ervaring kunnen mensen altijd terecht bij het Centrum Seksueel Geweld. Slachtoffers kunnen ook hun verhaal delen met een hulpverlener via de chat van Fier, landelijk expert op het gebied van (seksueel) geweld, uitbuiting en eerkwesties.
Bij de Twee aan Twee-beweging zie ik een sterke ideologie en een zekere mate van isolatie van de reguliere maatschappij. Dit maakt het waarschijnlijk dat slachtoffers binnen deze beweging niet gemakkelijk naar voren komen of zich melden bij reguliere instanties. Dit roept bij mij de vraag op hoe we de drempel voor slachtoffers uit dergelijke gemeenschappen zo laag mogelijk kunnen maken, zodat ze zich durven te melden en hulp kunnen accepteren wanneer dat nodig is. Om deze reden wordt in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid bij Fier een hulppunt opgezet dat specifiek is gericht op slachtoffers van dwingende groepen. Hiermee komt er één herkenbaar punt voor hulp en doorverwijzing voor slachtoffers. De website van Fier zal informatie bevatten over dwingende groepen, risico-indicatoren en een hulpwijzer. De ondersteuning van Fier is bedoeld om slachtoffers aan te moedigen zich te melden. Hiervoor zal Fier zich in haar communicatie richten op het creëren van een uitnodigende sfeer, zodat ook leden van de Twee aan Twee-beweging zich aangespoord voelen om contact op te nemen. Slachtoffers en hun naasten kunnen anoniem op een veilige en laagdrempelige manier chatten, en via die weg informatie, advies en hulp ontvangen. Het is de bedoeling dat de chat in contact staat met hulpverleningspartners en opsporingsinstanties, zodat slachtoffers ook fysiek ondersteuning kunnen krijgen als zij dit zelf willen. Het hulp- en kennisplatform zal de zomer van 2025 live gaan, maar Fier heeft aan het ND laten weten dat slachtoffers zich nu al kunnen melden indien er sprake is van geweld in afhankelijkheid of seksueel geweld.
Het verbod op bidden tijdens pauzes bij Zadkine |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Eppo Bruins (CU), Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over onrust onder het personeel van onderwijsinstelling Zadkine naar aanleiding van het verbod op bidden tijdens pauzes?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gesteld dat een verbod op bidden in strijd is met de Algemene wet gelijke behandeling, terwijl Zadkine aanvankelijk toch een dergelijk verbod probeerde te handhaven?
Uiteraard dient in Nederland de Algemene wet gelijke behandeling te worden nageleefd, dus ook bij Zadkine. Zie voor het vervolg het antwoord op vraag 3.
Deelt u het standpunt dat het bestuur van Zadkine onvoldoende kennis had van de wetgeving rond religieuze vrijheid op de werkvloer? Zo nee, hoe verklaart u dat dit beleid werd ingevoerd ondanks de bestaande wetgeving?
Het bestuur van Zadkine geeft aan dat de formulering van de betreffende e-mail ongelukkig gekozen is en aanleiding geeft tot misverstanden. Om die reden is de e-mail ook ingetrokken en heeft het bestuur van Zadkine spijt betuigd, aangezien het niet hun bedoeling is geweest om groepen of overtuigingen uit te sluiten.
Bent u bereid het bestuur van Zadkine te wijzen op de wettelijke verplichtingen en mogelijke negatieve gevolgen van een dergelijk beleid voor inclusiviteit op de werkvloer?
Zie het antwoord op vraag 3: hier is geen reden meer voor.
Klopt het dat werknemers in Nederland zelf mogen bepalen hoe zij hun pauze invullen, inclusief religieuze handelingen zoals bidden, zolang dit de werkvloer niet verstoort? Hoe wordt dit recht in de praktijk gewaarborgd?
Dat klopt. De Arbeidstijdenwet (Atw) regelt het recht van de werknemer op een pauze als onderbreking van de arbeid tijdens de dienst, waarin de werknemer geen enkele verplicht heeft ten aanzien van de bedwongen arbeid. Pauzes vallen niet onder arbeidstijd en zijn vrij in te vullen. De Algemene wet gelijke behandeling schrijft daarnaast voor dat een werkgever zijn of haar werknemers in beginsel geen onderscheid mag maken naar godsdienst. Een werknemer die zich gediscrimineerd voelt, kan een klacht over ongelijke behandeling indienen bij het College voor de Rechten van de Mens
Hoe beoordeelt u het ontbreken van stilteruimtes bij Zadkine, ondanks eerdere verzoeken van studenten en medewerkers? Vindt u dat het faciliteren van dergelijke ruimtes zou moeten worden opgenomen in richtlijnen voor inclusieve onderwijsinstellingen?
Het inrichten van stilteruimtes voor studenten is geen verplichting. Het is aan de onderwijsinstelling zelf hoe hiermee om te gaan.
Zadkine gaat in gesprek met de studentenraad, de ondernemingsraad en vakbonden over eventuele stilteruimtes en richtlijnen voor bidden tijdens eigen tijd, zoals pauzes. De onderwijsinstelling past tevens haar studentenstatuut aan, waarin voorheen opgenomen stond dat de instelling ieders geloof respecteert, maar geen ruimtes faciliteert voor bidden of andere vormen van actieve geloofsbelijdenis. Ik beoordeel het positief dat Zadkine deze stappen zet.
Hoe beoordeelt u het huidige beleid van Zadkine, waarin religieuze uitingen niet expliciet worden verboden maar ook niet actief worden gefaciliteerd, in het kader van het bevorderen van een inclusieve werkomgeving?
Het is belangrijk om te werken aan een inclusieve werkomgeving. Ik heb begrepen dat het bestuur van Zadkine zich hier ook actief voor inspant. Zo heeft Zadkine aangegeven hun studentenstatuut aan te passen en worden er gesprekken gevoerd over de mogelijke inrichting van stilteruimtes.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen zoals Zadkine hun diversiteits- en inclusiebeleid beter afstemmen op de wetgeving én op de behoeften van medewerkers en studenten?
Het is aan onderwijsinstellingen zelf om, binnen de kaders van de wet, vorm te geven aan een inclusieve werkomgeving. Ik zie op dit moment geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
Bent u van mening dat onderwijsinstellingen die met publieke middelen bekostigd worden ruimte zouden moeten bieden aan iedereen en geen beleid van uitsluiting op basis van religie mogen toepassen?
De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt de discriminatie op grond van religie. Het is aan de onderwijsinstellingen zelf op welke manier zij invulling geven aan een inclusieve werkomgeving, zolang dit binnen het juridisch kader van de Algemene wet gelijke behandeling past.
De instandhouding en herbestemming van kerkgebouwen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Welke waarde hecht u aan de instandhouding van kerkelijk erfgoed en de herbestemming van kerken die hun oorspronkelijke functie verliezen?
Ik hecht hier veel waarde aan. Het Nederlands religieus erfgoed is ongekend rijk en divers. Kerkgebouwen zijn dragers van betekenis en zingeving. De herbestemming van kerken die hun oorspronkelijke functie verliezen heeft vaak ook een emotionele lading en gaat gepaard met herinneringen aan vervlogen tijden. De opgave voor de instandhouding van het religieus erfgoed is groot. Daarom ondersteun ik de instandhouding en herbestemming van dit erfgoed via onder meer het samenwerkingsverband Toekomst Religieus Erfgoed (TRE). Ook kunnen kerkeigenaren gebruikmaken van de herbestemmingsregeling. Een belangrijk deel van het budget van de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (Sim) komt ten goede aan kerkgebouwen. Tot slot worden talrijke monumentale kerken ondersteund via de structurele en incidentele restauratieregelingen van rijk en provincies.
Op welke manier wilt u doorgaan met de uitvoering en doorontwikkeling van de nationale kerkenaanpak, zoals deze invulling krijgt in het programma Toekomst religieus erfgoed?
Het samenwerkingsverband TRE bestaat uit overheden, gebedshuiseigenaren en vertegenwoordigers van erfgoedorganisaties. Samen zetten zij zich in voor de toekomst van het religieus erfgoed, onder meer door kennisdeling, het opstellen en uitwerken van kerkenvisies en het uitzetten van onderzoeken, bijvoorbeeld naar beheervormen en de implementatie van kerkenvisies. TRE loopt tot en met 2025 door. De nadruk zal in deze periode liggen op een goede kennisborging en praktische uitwerking van alles wat het TRE in de afgelopen jaren heeft voortgebracht.
Bent u voornemens om het programma Toekomst religieus erfgoed voor de komende jaren te verlengen en met minimaal hetzelfde budget als in 2024 in de begroting op te nemen, zowel in 2025 als daarna? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht waarde aan het programma Toekomst religieus erfgoed. Het programma loopt door tot en met 2025. Over het vervolg zal ik uw Kamer voor de zomer van 2025 informeren.
Op welke manier wilt u komende jaren gemeenten ondersteunen bij het uitvoeren van de kerkenvisies, zoals in Haarlem met het project «Buurtbakens» gebeurt? Bent u bereid om in het kader van het programma Toekomst religieus erfgoed ook aandacht te geven aan de opvolging van de opgestelde kerkenvisies, waar het project «Buurtbakens» een voorbeeld van is, deze opvolging te monitoren en hierover de Kamer te informeren?
Ik draag de kerkenvisies en de daaruit voortkomende projecten een warm hart toe. Het ondersteunen en monitoren van het uitvoeren van de kerkenvisies is een belangrijke taak binnen het TRE. Of en hoe deze taak wordt voortgezet, is afhankelijk van het besluit dat wordt genomen over het vervolg van het programma. Hierover zal ik de Kamer voor de zomer van 2025 informeren.
Erkent u dat, naast inzetten op het behoud van het gebouw, de oorspronkelijke functie van een kerkgebouw van waarde is? Ziet u dat behoud van functie ervoor kan zorgen dat kerkgebouwen in stand worden gehouden en een goede bestemming hebben voor de toekomst?
De oorspronkelijke functie van een kerkgebouw is van belangrijke emotionele en maatschappelijke waarde. Daar staat tegenover dat steeds minder Nederlanders met regelmaat een kerk of kerkdienst bezoeken. De verwachting is daarom dat in de aankomende jaren honderden kerkgebouwen hun religieuze functie verliezen. Waar mogelijk wordt daarom ook ingezet op nevengebruik van het religieus erfgoed.
Bent u bereid om de mogelijkheid tot het behoud van de oorspronkelijke functie van een kerkgebouw onderdeel te laten zijn het programma Toekomst religieus erfgoed, bijvoorbeeld door gemeenten te vragen de wensen en obstakels van (internationale) christelijke geloofsgemeenschappen die op zoek zijn naar een ruimte mee te nemen?
De toekomst van kerkgebouwen met behoud van de oorspronkelijke functie is al vanaf het begin onderdeel van het programma Toekomst religieus erfgoed. Graag kijk ik in overleg met de partijen binnen het TRE op welke wijze hier nog verder aandacht aan kan worden besteed, bijvoorbeeld als het gaat om de ruimtevraag van geloofsgemeenschappen en hoe dit het beste onder de aandacht van gemeenten gebracht kan worden.
Bent u voornemens om de doelstelling van maximaal tien procent restauratieachterstand bij niet-woonhuis rijksmonumenten binnen tien jaar te halen? Zo ja, op welke manier wilt u deze doelstelling halen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de uitkomsten van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg van 20 juni 20241 is er een aanvullende financieringsopgave van € 770 miljoen om de restauratieachterstand onder niet-woonhuis rijksmonumenten binnen 10 jaar terug te brengen naar 10 procent. Provincies, gemeenten en eigenaren van niet-woonhuisrijksmonumenten kunnen dit bedrag niet geheel zelf opbrengen. Binnen de huidige budgettaire kaders is het daarom niet mogelijk om invulling te kunnen geven aan deze doelstelling.
Hoe luidt uw reactie op het feit dat voor restauratieopgaven die de provinciale restauratieregelingen qua financiële omvang overstijgen, het huidige financieringsstelsel niet toereikend is, zoals geconcludeerd in het onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureaus Hylkema Erfgoed en Fenicks?1
Uit de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg is gebleken dat de financiering van grote restauratieopgaven een belangrijk knelpunt vormt. Reden hiervoor is dat deze categorie opgaven vanwege hun financiële omvang niet in voldoende mate kan worden bediend door de provinciale restauratieregelingen. Komende periode wil ik samen met provincies bekijken op welke wijze deze opgaven in de toekomst beter kunnen worden geadresseerd.
Bent u bereid om te onderzoeken hoe instandhouding van monumenten (bijvoorbeeld kerkgebouwen) integraal kan worden ondersteund, waarbij restauratie waar nodig samengaat met herbestemming en verduurzaming, zoals geadviseerd in het rapport?
De verdeling van de restauratiemiddelen voor niet-woonhuis rijksmonumenten verloopt via de provincies. Hoe provinciale en landelijke regelingen op elkaar inwerken is onderdeel van het gesprek met de provincies dat ik in de komende periode aanga. De bevindingen van het uitgevoerde onderzoek zal ik bij deze gesprekken betrekken.
Kerken die in de knel komen door het instellen van zero emissiezones |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Gräper-van Koolwijk |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht dat kerken in Den Haag in de knel komen door het instellen van zero-emissiezones?1
De in het artikel geuite zorgen neemt het Ministerie van IenW serieus. In centra van steden staan kerken en gebouwen met een monumentale status. Het belang van onderhoud van deze gebouwen is evident. In het artikel worden bepaalde gevallen benoemd van onderhoudspartijen die bang zijn de stad niet meer in te mogen per 1 januari 2025. De mogelijkheden die geboden worden om een ontheffing aan te vragen voor situaties waar de overstap naar emissieloos echt nog niet mogelijk is, gaan breder dan de voorbeelden die in het artikel worden genoemd. Per 1 januari 2025 worden alleen de meest vervuilende fossiele bestel- en vrachtauto’s geweerd ten behoeve van de reductie van CO2-uitstoot en het bevorderen van schone lucht. Ook is het zo dat er meer en ook meer langdurige ontheffingen mogelijk zijn dan slechts 12 dagontheffingen per jaar.
Door het Ministerie van IenW en gemeenten wordt regelmatig gesproken met ondernemers en brancheorganisaties zoals Transport en Logistiek Nederland (TLN), RAI Vereniging, Bovag, Onderhoud NL, Techniek NL, MKB-Infra en evofenedex over de zero-emissiezones en daarmee gepaard gaande overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen. Het valt op dat ondernemers moeite hebben met de overgang naar zero-emissiezones vanwege, zoals ook benoemd in het artikel, technische en financiële uitdagingen, evenals de toenemende problemen met netcongestie. Voor veel van de situaties waar de transitie (nog) niet mogelijk is, is een oplossing beschikbaar middels een ontheffing.
Het Ministerie van IenW en de partners van de Uitvoeringsagenda Stadslogistiek communiceren zo veel als mogelijk over de zero-emissiezones en de opgestelde uitzonderingen. Voor ondernemers is het belangrijk om in contact te treden met hun gemeente en eventueel met een logistiek makelaar die hen kan helpen om een transitie-plan op maat te maken. Dat gebeurt al en wordt gestimuleerd door gemeenten.
Deelt u de zorgen dat het onderhoud van kerkgebouwen en andere monumentale gebouwen onder druk komt te staan door het instellen van zero-emissiezones in Den Haag? Hoe wilt u deze zorgen tegemoet treden?
De zorg voor monumentale kerken en gebouwen is een belangrijk onderwerp, zoals ook blijkt uit de brief die de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 juni 2024 aan de Tweede Kamer heeft gezonden over het financieringsstelsel voor de monumentenzorg.2
Het zou niet zo moeten zijn dat het onderhoud van kerkgebouwen en andere monumentale gebouwen onder druk komt te staan. Gemeenten voeren de zones in en wegen daarbij de belangen voor de stad af. Het pakket aan overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen dat geldt in zero-emissiezones komt tegemoet aan situaties waar de overstap (nog) niet mogelijk is.
In juni 2024 is de uitkomst van de onafhankelijke toets over de stand van zaken omtrent de invoering van zero-emissiezones met de Kamer gedeeld3. Uit de onafhankelijke toets volgt dat de invoering verantwoord doorgang kan vinden. Er worden wel aandachtspunten benoemd rond de implementatiefase, uitlegbaarheid en communicatie waar het ministerie mee aan de slag gaat.
Het Ministerie van IenW ziet erop toe dat de zorgen van ondernemers en kerken gehoord worden en dat, waar nodig, deze besproken worden in de overleggen met brancheorganisaties en gemeenten om te zoeken naar oplossingen voor specifieke situaties of groepen. Op de website www.opwegnaarzes.nl staat alle informatie over zero-emissiezones op één plek verzameld en kan contact opgenomen worden voor vragen. Tegelijk met de uitkomst van de onafhankelijke toets, is de Kamer in juni 2024 geïnformeerd over hoe de meldingen die via deze website worden gedaan, zijn opgepakt.
Daarnaast evalueert het Ministerie van IenW drie maanden na inwerkingtreding van het Centraal Loket (dat per 1 juli 2024 live is gegaan) of er voldoende ontheffingsmogelijkheden zijn die voorzien in de gevallen waar de overstap voor ondernemers en kleine of specialistische mkb’ers niet mogelijk is. Die evaluatie wordt eind 2024 gedeeld met de Kamer.
Als laatste is er een bezwaarprocedure beschikbaar om bezwaar te maken in het geval dat een ondernemer het niet eens is met de uitkomst van de aanvraag van een ontheffing.
Ziet u deze risico’s ook bij de andere 28 gemeenten waar zero-emissiezones worden ingevoerd, met name die gemeenten waar dit per 2025 al het geval is?2
De gemeenten die een zero-emissiezone hebben aangekondigd, hanteren een verregaand geharmoniseerd systeem van overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen. Daarom geldt voor alle steden dat voldoende tegemoet gekomen wordt aan de genoemde zorgen. De uitkomsten van de onafhankelijke toets onderschrijven dat er sprake is van verantwoord beleid.
Hoe verhoudt het instellen van de zero-emissiezones en de gevolgen daarvan voor het onderhoud van monumentale kerken zich tot de inspanningen die het Rijk levert voor instandhouding van kerken binnen het samenwerkingsverband Toekomst Religieus Erfgoed?
Instandhouding van religieus erfgoed is van groot belang. De Ministeries van IenW en OCW zien geen tegenstelling tussen deze ambities.
Wat vindt u van het feit dat ontheffingen voor de zero-emissiezones slechts twaalf dagen per jaar kunnen worden aangevraagd, maar dat dit geen soelaas biedt als specialistische bedrijven, zoals orgelbouwers, restaurateurs, klokkenmakers of houtconstructeurs, veel langer bezig zijn? Vindt u twaalf dagen ontheffing per jaar een afdoende aantal?3
Het geschetste beeld geldt slechts voor de zogenaamde «dagontheffingen». Hiervan zijn er inderdaad 12 per jaar per gemeente beschikbaar. Echter, daarnaast zijn er meerdere langlopende ontheffingen beschikbaar, namelijk ontheffingen voor:
De duur van deze langlopende ontheffingen verschilt van enkele maanden tot meerdere jaren. Het ontheffingenbeleid valt onder verantwoordelijkheid van gemeenten, daarmee is het aan gemeenten om te bepalen welke ontheffingen zij verlenen. De gemeenten zijn overeengekomen dat zij allemaal de bovenstaande ontheffingen zullen verlenen via een Centraal Loket. Zij achten de hoeveelheid aan ontheffingen afdoende voor situaties waar de overstap (nog) niet haalbaar is.
Wat vindt u van de stellingname dat vervanging van voertuigen door elektrische varianten door dergelijke specialistische bedrijven niet wordt overwogen, bijvoorbeeld door de beschikbaarheid, leverbaarheid of laadvermogen en actieradius? Erkent u dat het daarmee voor beheerders van kerken en andere monumentale gebouwen onmogelijk wordt dergelijke bedrijven in te schakelen voor het noodzakelijk onderhoud?
De transitie naar elektrisch vervoer is niet van de ene op de andere dag gemaakt. Elektrische voertuigen die nu beschikbaar zijn, voldoen nog niet altijd aan de eisen die een ondernemer stelt aan een voertuig. Dat is ook de reden om ontheffingen te verlenen voor situaties waar het nog niet past, zie hiervoor ook het overzicht in het antwoord op vraag 5.
Situaties waarbij er geen elektrisch voertuig beschikbaar is dat op een vergelijkbare manier kan worden ingezet als het huidige fossiele voertuig komen in aanmerking voor een ontheffing. Daarmee blijft het mogelijk om dergelijke specialistische bedrijven in te schakelen voor het noodzakelijk onderhoud.
Bent u bereid de gemeenten die zero-emissiezones in willen stellen te wijzen op het belang van het instandhouden van hun monumenten en de mogelijke gevolgen van het instellen van een zero-emissiezone daarop, zodat zij daar in het opstellen van de lokale regelgeving afdoende rekening mee houden?
Ja, dit zal het Ministerie van IenW als aandachtspunt meegeven aan de gemeenten die voornemens zijn een zero-emissiezone in te stellen.
Bent u bereid een impactanalyse uit te laten voeren naar de gevolgen van het invoeren van zero-emissiezones voor de instandhouding en het onderhoud van monumentale gebouwen, in het bijzonder kerken? Zo nee, waarom niet?
De punten van zorg zal het Ministerie van IenW adresseren in de evaluatie van het Centraal Loket die wordt uitgevoerd drie maanden na inwerkingtreding van het Centraal Loket. Hierbij wordt gekeken naar welke ondernemers tussen wal en schip dreigen te vallen in aanloop naar de zero-emissiezones. Deze evaluatie wordt voor het eind van het jaar met de Kamer gedeeld.
Bent u bereid de gevolgen van het invoeren van zero-emissiezones voor de instandhouding en het onderhoud van kerken en andere monumentale gebouwen te monitoren, zodat bijsturing mogelijk is op het moment dat instandhouding van kerken en monumentale gebouwen in het geding komt? Zo nee, waarom niet?
Ja, het Ministerie van IenW zal aan gemeenten vragen om de signalen met het ministerie te delen. Tevens wordt dit meegenomen in de evaluatie van het Centraal Loket.
Bent u bereid zich in te spannen voor het verruimen van ontheffingen voor zero-emissiezones om onderhoud van kerken en andere monumentale gebouwen blijvend mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
De gemeenten achten de ontheffingen zoals overeengekomen afdoende. Hier is veel afstemming over geweest met brancheorganisaties en ondernemers. Het invoeren van een zero-emissiezone en het ontheffingenbeleid is een gemeentelijk besluit. Alleen gemeenten kunnen besluiten tot het uitbreiden van de aantallen en soorten ontheffingen. Zoals in antwoord op vraag 9 wordt gemeld, wordt het signaal door het ministerie wel gedeeld met de gemeenten.
Kunt u aangeven welke alternatieve en/of aanpalende maatregelen u overweegt, zodat onderhoud van kerken en monumentale gebouwen mogelijk en betaalbaar blijft? Kunt u aangeven wat uw mening is over oplossingen zoals overslagplekken met goedkope huurmogelijkheid van elektrische bussen aan de rand van milieuzones of uitgebreidere subsidieregeling voor elektrische voertuigen voor specialistische bedrijven, en welke rol u hierbij voor uzelf ziet?
Het beleid rondom zero-emissiezones richt zich niet alleen op de 1-op-1 vervanging van fossiele voertuigen door elektrische voertuigen, maar ook op logistieke efficiëntie en alternatieve logistieke concepten. Hierbij kan worden gedacht aan (goederen)hubs aan de rand van de stad, het gebruik van Light Electric Vehicles en vervoer over water. Op al deze vlakken vinden pilots en kennisuitwisseling tussen steden plaats. Het opzetten van een hub of het gebruik van alternatief vervoer is een keuze die een ondernemer zelf moet maken. Het Ministerie van IenW ondersteunt in kennisdeling, bijvoorbeeld door het handboek voor hubs6 dat in november 2023 is gepubliceerd en gedeeld met de Kamer.
Voor specialistische voertuigen zijn er geen subsidiemogelijkheden. Deze zijn er wel voor bestelauto’s in het algemeen, in de vorm van de Subsidie Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Deze is in 2024 nog beschikbaar.
Bent u bekend met andere bedrijfstakken, werkzaamheden of sectoren waar om specifieke redenen een ontheffing voor de milieuzone van twaalf dagen onvoldoende is, maar het vervangen van de voertuigen geen optie is? Erkent u dat dergelijke bedrijven ook tussen tafellaken en servet dreigen te belanden? Hoe wilt u dit voorkomen?
Omdat enkel 12 dagontheffingen in veel sectoren niet afdoende zullen zijn, ligt er een breed pakket aan overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen zoals hiervoor beschreven. De ontheffingsaanvragen die binnen komen bij het Centraal Loket zullen geëvalueerd worden en de uitkomsten van deze evaluatie wordt voor het einde van het jaar met de Kamer gedeeld.
De vervolging en benarde positie van christenen in Pakistan |
|
Chris Stoffer (SGP), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Pakistan: Police intervene after mob attacks Christians»1 en «Christians in Pakistan protest yet another attack over blasphemy»2?
Ja.
Hoe reageert u op deze artikelen en de achterliggende gebeurtenissen?
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over deze gewelddadigheden in Sargodha, Pakistan, als gevolg van beschuldigingen van blasfemie. De Nederlandse ambassadeur in Islamabad heeft deze zorgen recentelijk overgebracht in gesprek met de Pakistaanse autoriteiten.
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een belangrijke prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland blijft zich zowel bilateraal als via diverse multilaterale fora inzetten voor de vrijheid van religie en levensovertuiging, zo ook in Pakistan. Tijdens de Universal Periodic Review (UPR) in 2023 – het peer review mechanisme over mensenrechten waar alle VN-landen aan kunnen deelnemen – heeft Nederland Pakistan opgeroepen om juridische en praktische maatregelen te nemen om te waarborgen dat misbruik van blasfemiewetten wordt voorkomen en religieuze intolerantie wordt geadresseerd.
Wat zijn de trends die u ziet omtrent christenvervolging in Pakistan? Hoe ontwikkelen zich de aard en het aantal van incidenten en de schaal van het geweld?
De situatie ten aanzien van godsdienstvrijheid in Pakistan is al langer zorgwekkend. Er is aan de ene kant sprake van anti-Ahmadi-wetten en blasfemiewetgeving die frequent ingezet worden tegen religieuze minderheden, waaronder hindoes, christenen en sikhs. Aan de andere kant worden deze minderheden door de autoriteiten onvoldoende beschermd tegen gedwongen bekering tot de islam en groepsgeweld dat met enige regelmaat plaatsvindt als gevolg van (valse) beschuldigingen van blasfemie.
Volgens schattingen3 van maatschappelijke organisaties werden in Pakistan in 2022 ten minste 52 personen aangeklaagd voor godslastering of daaraan gerelateerde aanklachten. In 2021 werd het aantal aanklachten op 84 geschat. In 2022 zou het tenminste twee christenen, één hindoe en 49 Ahmadi’s betreffen. Het gebrek aan betrouwbare berichtgeving in de Pakistaanse media maakt het moeilijk om een exact aantal te identificeren, waardoor het werkelijke aantal waarschijnlijk hoger ligt. In 2022 werd vier keer de doodstraf opgelegd voor blasfemie. Het betrof twee moslims en twee christenen. Echter, de doodstraf voor blasfemie is nog nooit uitgevoerd.
Hoe beoordeelt u de inzet van de Pakistaanse overheden en politie om geweld jegens religieuze minderheden tegen te gaan en om geloofsvrijheid te bevorderen?
Volgens lokale ngo’s slaagt de politie er zelden in om mensen die beschuldigd worden van blasfemie adequaat te beschermen tegen geweld. Nederland benadrukt bij de Pakistaanse autoriteiten regelmatig het belang van vrijheid van religie en het beschermen van minderheden.
Zijn Christenen de enige minderheid die in de Punjab provincie vervolgd wordt of bevinden de Hindoes zich in een vergelijkbare verdrukte situatie?
Christenen zijn niet de enige religieuze minderheid die te maken hebben met blasfemiebeschuldigingen in de provincie Punjab; dit geldt ook voor hindoes en met name Ahmadi moslims.
Volgens het maatschappelijk middenveld werden er tussen 1987 en 2021 tenminste 1.949 personen in beschuldiging gesteld door de rechter van misdrijven die verband hielden met religie in Pakistan. Het betreft veelal uitspraken gedaan in lagere rechtbanken die soms, na jarenlang procederen, in hogere rechtbanken niet standhouden. Het hoogste aantal verdachten (47,6 procent) waren soennitische en sjiitische moslims, gevolgd door Ahmadi-moslims (32,9 procent), christenen (14,4 procent), hindoes (2,1 procent) en anderen met een onbekende religie (2,8 procent).
Hoe weegt u de hulp van lokale religieuze leiders die is gebruikt om spanningen te de-escaleren? Valt die hulp vaker en ook elders te benutten? Zo ja, hoe?
Het is niet bekend wat de precieze inzet van religieuze leiders in Sargodha tot op heden is geweest bij deze gebeurtenissen. Op landelijk niveau spreken religieuze leiders van diverse geloven zich sterk uit. De invloed van deze religieuze leiders is tot nu toe niet aan te tonen.
Zijn er maatschappelijke organisaties die zich sterk maken voor geloofsvrijheid in Pakistan en welke mogelijkheden zijn er voor Nederland en de Europese Unie (EU) om die maatschappelijke organisaties te ondersteunen?
Er bestaan diverse maatschappelijke organisaties in Pakistan die zich sterk maken voor vrijheid van religie en levensovertuiging. Ondersteuning van deze organisaties is een prioriteit voor de inzet van de gedelegeerde middelen uit het Mensenrechtenfonds voor de Nederlandse ambassade in Islamabad. De komende jaren wil de ambassade doorgaan met het financieren van deze organisaties. Ook de EU Delegatie in Pakistan werkt nauw samen met deze maatschappelijke organisaties.
Heeft Nederland contact met Islamitische groepen en leiders over christenvervolging in Pakistan en andere landen waar veel christenvervolging is? Zo ja, hoe reageren die groeperingen daarop en wat is de opbrengst van deze contacten?
De Nederlandse ambassade in Islamabad heeft regelmatig contact met diverse religieuze leiders in Pakistan. Tijdens deze gesprekken wordt er ook gesproken over geweld tegen, en vervolging van, religieuze minderheden. Ook zij veroordelen ten zeerste de geweldsincidenten en organiseren interreligieuze fact-finding missions naar de getroffen gebieden. Daarnaast dringen zij bij de autoriteiten aan op adequaat handelen.
Erkent u dat er bij deze christenvervolging naast al het geweld tegen personen ook veel huizen, panden en kerken worden aangevallen en beschadigd? Zo ja, welke vorm van herstel en compensatie is er voor Pakistaanse christenen? Welke opstelling kiest de Pakistaanse overheid hier?
Het komt voor dat bij gewelddadigheden ook huizen, kerken en bezittingen beschadigd raken. Over het algemeen stellen de autoriteiten in dergelijke gevallen compensatie beschikbaar. Zo heeft in augustus 2023 een gewelddadige menigte in Jaranwala 20 christelijke kerken, bijna 100 huizen en bezittingen van christenen vernield en in brand gestoken na beschuldigingen van blasfemie door twee christelijke mannen. De Pakistaanse regering heeft destijds schadevergoeding uitgekeerd aan de getroffen families en hulp verleend bij de wederopbouw van huizen en kerken.
Bij de gewelddadigheden van 25 mei jl. in Sargodha zijn christenen aangevallen, is er een man omgekomen en in ieder geval een huis en een kleine schoenenfabriek in brand gestoken. De autoriteiten hebben naar verluidt opdracht gegeven het huis en de schoenenfabriek in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Het leed dat de familie overkomen is, wordt hiermee echter niet weggenomen.
Zijn er momenteel strafzaken voor blasfemie in Pakistan waar u van weet? Hoe verhouden het kabinet en de Nederlandse lokale post zich tot deze processen?
Er spelen op dit moment diverse strafzaken voor blasfemie, met name tegen Ahmadi moslims. De Nederlandse ambassade in Islamabad probeert waar mogelijk en opportuun deze rechtszaken bij te wonen.
Wat hebben de Nederlandse en Europese gezanten voor godsdienstvrijheid concreet ondernomen in Pakistan en hoe zijn de contacten met de nationale en regionale regeringen op dit vlak?
De Nederlandse Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging coördineert haar diplomatieke inspanningen om godsdienstvrijheid te bevorderen en vervolging van religieuze minderheden tegen te gaan nauw met de Speciaal Gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van religie en levensovertuiging. Daarnaast heeft de Nederlandse Speciaal Gezant regelmatig contact met NGOs, met name Faith Based Organisations (FBOs), die zich inzetten voor godsdienstvrijheid, waaronder in Pakistan.
Nederland en de EU voeren regelmatig overleg met de Pakistaanse autoriteiten over diverse zaken aangaande mensenrechten, waaronder godsdienstvrijheid. De EU heeft met Pakistan een regulier overleg onder andere in de Sub-Group on Democracy, Governance, Rule of Law and Human Rights. Vrijheid van religie en levensovertuiging en de rechten van minderheden zijn hierbij belangrijke onderwerpen van gesprek. De Speciaal Gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van religie en levensovertuiging is daarnaast voornemens om, mits de omstandigheden dit toelaten, aankomend najaar naar Pakistan af te reizen.
Recente berichtgeving rond haatimams in Nederland. |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Islamcentrum Veenendaal: Nederlandse moslims zijn verplicht om niet-moslims te haten»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat de uitspraken die zijn gedaan door de betreffende islamleraar in een podcast ontoelaatbaar zijn in de vrije Nederlandse samenleving en zeer slecht zijn voor veiligheid en integratie? Vindt u dat de opmerkingen aanzetten tot haat, en mogelijk tot geweld?
Het kabinet keurt uitspraken die aanzetten tot haat en discriminatie sterk af. In onze open samenleving kan geen ruimte zijn voor extremistische uitingen. Uitingen, zoals aanzetten tot haat, geweld en opruiing zijn strafbaar en ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid, en verbinding in de samenleving tegengaan.
Daar waar de juridische grenzen in ons land worden overschreden, neemt het Openbaar Ministerie (OM) de beslissing of het opportuun is om over te gaan tot vervolging. Als blijkt dat er uitspraken zijn gedaan die een strafrechtelijk feit opleveren, kan hiervan aangifte worden gedaan. Het is vervolgens aan de politie en het OM deze aangifte te onderzoeken en eventuele vervolgstappen te ondernemen.
Als het gaat het om niet-strafbare gedragingen worden deze in beginsel beschermd door onder andere de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid. Men is vrij te geloven wat men wil en hiernaar te leven zolang dit valt binnen de grenzen die de wet hieraan stelt. Als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil daarbij het belang van inclusief samenleven benadrukken.
In algemene zin is het aan de rechter om te beoordelen of een opmerking aanzet tot haat en mogelijk tot geweld. Daarom past het ons als Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid niet om in te gaan op onderzoeken naar individuele gevallen. Om diezelfde reden kunnen wij u ook niet antwoorden of de genoemde uitspraken onderzocht worden door het OM.
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld wegens haatzaaien en/of opruiing?
Zie antwoord vraag 2.
Is er sinds het uitkomen van het nieuwsbericht afgelopen vrijdag contact geweest met de moskeeorganisatie waar de islamleraar aan is gelieerd? Zo ja, waaruit bestond dit contact? Zo nee, waarom niet? Was er voor dit nieuwsbericht al contact met de organisatie? Zo ja, waaruit bestond dit contact?
Er is geen contact geweest tussen het islamitisch centrum en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Wel heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid contact opgenomen met de burgemeester van Veenendaal en hem ondersteuning aangeboden. De burgemeester heeft aangegeven dat dit op dat moment geen toevoeging zou zijn op wat op lokaal niveau al plaatsvindt.
De burgemeester van Veenendaal heeft de voorzitter van het islamitisch centrum zelf herhaaldelijk uitgenodigd voor een gesprek. Daarop is het centrum niet ingegaan. Het is aan het lokale gezag zelf om te bepalen of het nodig is om hier verder op te handelen. De Expertise-Unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan waar nodig en gewenst advies op maat leveren bij het omgaan met lokale spanningen, het leggen van verbindingen en het voeren van gesprekken tussen gemeenten, organisaties en gemeenschappen.
Welk contact heeft er plaatsgevonden met de burgemeester van Veenendaal en u en tussen de burgemeester en de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester in gang gezet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding in deze casus? Heeft de gemeente Veenendaal contact gehad met de Taskforce? Neemt de Taskforce proactief contact op met gemeenten in een casus als deze?
Er vinden geen werkzaamheden meer plaats binnen het kader van de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering (hierna: Taskforce). Op 3 oktober 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de beperkingen in de aanpak en het veranderde dreigingsbeeld.2 In voornoemde brief is aangegeven dat alle voormalige leden van de Taskforce nog steeds goed samenwerken in de aanpak van problematisch gedrag en buitenlandse financiering, allen in lijn met de eigen (beleids)verantwoordelijkheden en binnen hun eigen wettelijke grondslagen.
Welke rol speelt de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) in deze casus?
Zie antwoord vraag 4.
Welke gevolgen zijn in algemene zin mogelijk voor het intrekken dan wel niet-permanent maken van een verblijfsstatus als een imam is veroordeeld voor opruiing of haatzaaien? Hoe wordt een eventuele veroordeling gesignaleerd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)?
Welke vreemdelingrechtelijke maatregelen getroffen kunnen worden in het geval een niet-Nederlandse imam is veroordeeld voor opruiing of aanzetten tot haat, hangt af van de vreemdelingrechtelijke status. Indien een vreemdeling in Nederland is veroordeeld voor een misdrijf, zoals opruiing of aanzetten tot haat, ontvangt de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) hiervan een bericht. De IND zal dan beoordelen of een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning geweigerd kan worden, of dat zijn reeds verleende reguliere verblijfsvergunning ingetrokken kan worden volgens geldende wet- en regelgeving.
Voor het weigeren van een verblijfsvergunning is artikel 3.77 Vreemdelingenbesluit (Vb) van toepassing. In een dergelijk geval zal een veroordeling voor het misdrijf opruiing of aanzetten tot haat mogelijk voldoende zijn voor het weigeren van verblijf. Dit blijft echter een individuele beoordeling waarbij in de evenredigheidsbeoordeling alle feiten en omstandigheden van het geval worden betrokken.
Bij het intrekken van een reguliere verblijfsvergunning is «de glijdende schaal» (art. 3.86 Vb) van toepassing. Volgens het principe van de glijdende schaal wordt er een verband gelegd tussen de duur van de opgelegde onherroepelijke straf en de duur van het rechtmatige verblijf in Nederland. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe zwaarder de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. Dit besluit betreft altijd een beoordeling van alle omstandigheden van het individuele geval, waarin wordt getoetst aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het recht op privé en familieleven) en de evenredigheid. Indien de vreemdeling pas kortere tijd rechtmatig verblijf heeft, zou een onherroepelijke veroordeling voor opruiing of aanzetten tot haat mogelijk voldoende kunnen zijn om tot intrekking van het verblijfsrecht over te gaan.
Dat zal in de regel niet het geval zijn bij langdurig rechtmatig verblijf. Uit artikel 3.86, lid 10, Vb volgt namelijk dat indien een vreemdeling al meer dan 10 jaar rechtmatig in Nederland verblijft, intrekking of weigering enkel mogelijk is als er sprake is van een misdrijf uit de Opiumwet met een strafbepaling van meer dan zes jaar gevangenisstraf of het misdrijf de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft aangetast. In een dergelijk geval zal met toepassing van artikel 3.86 lid 10 Vb een onherroepelijke veroordeling voor opruiing of aanzetten tot haat onvoldoende zijn voor het intrekken of weigeren van het verblijfsrecht.
Wanneer het een EU-burger betreft, dient er sprake te zijn van een persoonlijke gedraging die een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Het is mogelijk dat een veroordeling voor opruiing of aanzetten tot haat hier onder zou kunnen vallen, maar het zal van de omstandigheden van de strafzaak en de overige individuele omstandigheden van een zaak afhangen of er sprake is van een dergelijke gedraging.
Bovendien moet ook de lat van artikel 3.77 Vb bij een aanvraag of artikel 3.86 bij een intrekking gehaald worden om over te gaan tot verblijfsontzegging of -beëindiging. Tevens zal getoetst worden aan de evenredigheid.
Tot slot, bij een afwijzing of intrekking op grond van de openbare orde wordt, indien mogelijk, een inreisverbod opgelegd. Bij EU-burgers wordt, indien mogelijk, een ongewenstverklaring opgelegd.
Is er bekend of Ar-Rahmah donaties ontvangt vanuit het buitenland? Zo ja, op welke manier is de organisatie transparant geweest? Zo niet, hoe gaat u ervoor zorgen dat de organisatie transparant is over hun jaarrekening en donaties?
Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn vooralsnog geen notes verbales bekend over financieringsaanvragen door Ar-Rahmah vanuit derde landen. Over alle financieringsaanvragen wordt uw Kamer geïnformeerd conform de motie Karabulut-Segers.3
Momenteel ligt het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties voor in uw Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel is tweeledig. Enerzijds biedt het aanvullende mogelijkheden om – indien er aantoonbare en gegronde redenen zijn – onderzoek te doen naar geldstromen en hier zo nodig op te handhaven. Zo worden aan de burgemeester, het OM en andere specifiek aangewezen overheidsinstanties bevoegdheid gegeven om een informatieverzoek te doen aan een maatschappelijke organisatie over een of meer donaties. Als de donaties substantieel blijken, kan verder navraag gedaan worden naar de persoon van de donateur. De burgemeester kan een informatieverzoek doen wanneer er sprake is van een (dreigende) verstoring van de openbare orde. Het OM kan een informatieverzoek doen bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel of het bestuur naar behoren wordt gevoerd. Anderzijds worden stichtingen – die nu al verplicht zijn om een balans en staat van baten en lasten op stellen – verplicht om een balans en staat van baten en lasten te deponeren bij het handelsregister. Enkele daartoe bevoegde toezichts- en handhavingsinstanties van de overheid krijgen toegang tot deze stukken
Is er de afgelopen vijf jaar enige vorm van contact of actie geweest ten aanzien van de weekendschool van Ar Rahmah vanuit de landelijke of de lokale overheid? Zo ja, welke en wat zijn de constateringen geweest op deze school? Zo niet, waarom niet?
Vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is geen contact geweest met Ar Rahmah. Weekendscholen – zoals Ar Rahmah – vallen niet onder de verantwoordelijkheid van dit ministerie. Het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap is bezig met de voorbereiding van wettelijk toezicht op informeel onderwijs aan kinderen, waaronder ook weekendonderwijs kan vallen. Over de contouren hiervan heeft uw Kamer op 24 mei 2023 een brief ontvangen.4 Zoals de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs eerder heeft toegezegd aan uw Kamer, zal dit voorstel voor Prinsjesdag in internetconsultatie worden gebracht.
De gemeente Veenendaal heeft in 2018 en 2019 gesprekken gevoerd met Ar Rahmah over onder andere het aanbod van lezingen en informele scholing. Sinds begin 2020 wordt het contact door de organisatie afgehouden. De lokale overheid heeft anders dan het gesprek aangaan met de organisatie, geen formele mogelijkheden om toe te zien op de kwaliteit en/of inhoud van informele scholing.
Heeft het Ministerie van SZW ooit met de betreffende moskee-organisatie overleg gepleegd en zo ja, waarover? Hoe staat het met de aangenomen motie Becker2 om een overzicht met de Kamer te delen met welke organisaties het ministerie in het kader van integratie aan tafel zit?
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 4, 5 en 7, sinds het uitkomen van het nieuwsbericht en in de periode daarvoor geen contact gehad met deze organisatie.
De motie Becker (Kamerstuk 35 228, nr. 45) wordt onderzocht.
Bent u bekend met het bericht «Afschuw om misselijkmakende oproep gastimam van moskee Amsterdam: «Moslims moeten Joden haten.»»?3
Ja.
Bent u het ermee eens dat ook dit geplaatste statement van deze gastimam van de Blauwe Moskee, dat moslims Joden moeten haten en ook alle andere niet-moslims moeten haten, ontoelaatbaar is in de vrije Nederlandse samenleving, temeer nu de veiligheid van de Joodse gemeenschap al zwaar onder druk staat?
Als Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid vinden wij de boodschap om afkeer te hebben naar andere groepen verwerpelijk. Nederland is een open samenleving waarin iedereen zich veilig moet kunnen voelen, ongeacht herkomst, huidskleur of geloof. Binnen deze open samenleving is geen enkele plek voor Jodenhaat, of welke andere vorm van haat dan ook. In onze samenleving moeten we juist met elkaar werken aan verbinding. Zodat ondermijnende boodschappen geen vat krijgen en we met elkaar zorgen voor een inclusieve samenleving, waarin iedereen zich veilig en thuis voelt.
Kunt u aangeven of het OM deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld wegens haatzaaien en/of opruiing?
Zie de beantwoording van vraag 3 over individuele casuïstiek.
Is er contact geweest met de moskeeorganisatie waar de imam gastspreker is? Zo ja, waaruit bestond dit contact? Zo nee, waarom niet?
De burgemeester van Amsterdam heeft per brief – in reactie op de commissie voor Algemene Zaken van 18 april 2024 – laten weten dat zij het onacceptabele, antisemitische uitspraken vindt, waarvoor absoluut geen plek is in Amsterdam.7 De gemeente heeft contact gezocht met het bestuur van de moskeeorganisatie. Het bestuur van de moskeeorganisatie heeft in dit contact aangegeven geschrokken te zijn van de uitspraken die zijn gedaan door de betreffende gastspreker. Het bestuur geeft aan dat de uitspraken zijn gedaan op persoonlijke titel en op een persoonlijk sociale media-account van de gastspreker.
De moskeeorganisatie heeft inmiddels publiekelijk en nadrukkelijk afstand van de uitspraken gedaan en aangegeven dat de gastspreker niet meer welkom is in de moskee. De gemeente acht het gezien de opstelling van het moskeebestuur niet nodig om verder advies te vragen bij de ESS.
Er is verder geen contact geweest tussen de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid met de moskeeorganisatie (waar de imam gastspreker was) en de burgemeester van Amsterdam.
Welk contact heeft er plaatsgevonden vanuit u met de burgemeester van Amsterdam en vanuit de burgemeester met de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester in gang gezet?
Zie antwoord vraag 15.
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding in deze casus? Kan de gemeente Amsterdam een beroep doen op de Taskforce? Is er al contact geweest tussen de Taskforce en de burgemeester?
De Taskforce heeft als samenwerkingsverband geen contact gehad met de gemeente Amsterdam over deze casus. Zie het antwoord bij vraag 6 over de huidige status van de Taskforce.
Welke rol speelt de ESS in deze casus? Is er al contact geweest tussen de ESS en de burgemeester?
Zie antwoord vraag 15.
Is het juist dat niet alleen deze imam, maar ook de imam Ibn Khalifa haatteksten op zijn account plaatst, onder andere met een gedicht dat zelfmoordaanslagen op Joden verheerlijkt en dat deze imam ook lezingen geeft in de al-Oumma moskee en spreekt in moskeeën in Uithoorn, Rotterdam en Bussum?
Gelet op het ontbreken van een juridische grondslag om organisatie- en persoonsgericht onderzoek te doen is er zowel bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) geen beeld over eventuele uitlatingen van deze imam.
De politie kan onderzoek doen naar strafbare feiten. Dit kan gebeuren naar aanleiding van een aangifte, een (anonieme) tip of op eigen initiatief van de politie. Wanneer er sprake is van strafbare feiten, is het aan het OM om een beslissing te nemen of het opportuun is over te gaan tot vervolging. Hierbij geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid, gezien de vertrouwelijkheid, geen uitspraken doet over eventuele informatiebeelden en onderzoeken. Ook kan de Minister van Justitie en Veiligheid niet op individuele zaken ingaan.
Wat zijn de acties vanuit de landelijke en lokale overheid ten aanzien van deze imam? Is er sprake van vervolging door het OM? Is er contact met de moskeeorganisaties waar deze imam regelmatig spreekt om hen te wijzen op de uitspraken van deze imam?
Zie het antwoord bij vraag 2 en 3 over individuele casuïstiek en over eventuele vervolging van strafbare gedragingen door het OM. Er is vanuit de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid geen contact geweest met de moskeeorganisaties over deze uitspraken.
Het is aan het lokale gezag zelf om te bepalen of het nodig is om hierop te handelen en op welke wijze dat wordt gedaan. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan indien gewenst wel ondersteuning bieden aan gemeenten bij het omgaan met lokale spanningen. Zie de eerdere beantwoording van vraag 7 over de lokale casus in Veenendaal.
Wat zijn de mogelijkheden voor de overheid als moskee-organisaties toch een podium blijven bieden aan imams met haatboodschappen? Biedt artikel 2:20 van het Burgelijk Wetboek een grond om in het uiterste geval een moskee te kunnen sluiten en zo ja, is hier al eens een beroep op gedaan? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 2:20 BW kan de rechtbank op verzoek van het OM een rechtspersoon waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde verboden verklaren en ontbinden. Het is aan het OM, en niet aan het kabinet, om te bezien of er aanleiding is een dergelijk verzoek in te dienen bij de rechtbank. Er zijn het kabinet geen voorbeelden bekend, waarbij een beroep is gedaan op artikel 2:20 BW om de organisatie achter een moskee te verbieden en ontbinden.
Indien de gemeente op de hoogte is van een bijeenkomst en in het kader van de openbare orde zorgen heeft over sprekers of deelnemers, kan zij haar zorgen uitspreken richting de beheerder van de locatie. Daarnaast zal de lokale driehoek altijd alert zijn op eventuele wanordelijkheden.
Primair is artikel 2:20 BW gericht op het verbieden en ontbinden van organisaties. Het gevolg van een dergelijk verbod bij een moskee-stichting kan ertoe leiden dat een moskee ook daadwerkelijk wordt gesloten. Het is dan een praktisch gevolg van het artikel dan een specifiek onderdeel van het verzoek of specifieke bevoegdheid tot het fysiek sluiten van de moskee.
Zijn er voor gemeenten voldoende mogelijkheden om in te grijpen als een imam met een reputatie van haatboodschappen van plan is te spreken in bijvoorbeeld een moskee?
Gemeenten kunnen na een oordeel over de openbare orde door de politie en/of de lokale driehoek een melding doen bij de IND. Het weren van een spreker kan dan op basis van de beoordeling of de gastspreker een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is. Op 23 oktober 2023 is uw Kamer per brief geïnformeerd over het voornemen de maatregel, om in het belang van de openbare orde en nationale veiligheid extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren, te versterken.8 Dit draagt eraan bij dat wordt voorkomen dat vreemdelingen die aanzetten tot haat, desinformatie verspreiden, wet- en regelgeving verwerpen en onze democratische rechtsorde ondermijnen en zo onze nationale veiligheid aantasten, de kans krijgen om in Nederland hun radicale gedachtegoed uit te dragen.
Gemeenten kunnen voor advies over hun eigen handelingsperspectief ook terecht bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hier kunnen zij bijvoorbeeld ondersteuning krijgen bij het voeren van een verbindend en/of confronterend gesprek met lokale organisaties.
Tot slot is het aan het OM te beslissen of het opportuun is om over te gaan tot vervolging, wanneer juridische grenzen in ons land worden overschreden. Als blijkt dat tijdens een bepaald evenement uitspraken zijn gedaan die een strafrechtelijk feit opleveren, kan hiervan aangifte worden gedaan. Het is vervolgens aan de politie en het OM de aangifte te onderzoeken en eventuele vervolgstappen te ondernemen.
Bent u bereid de Kamer binnen zes weken een brief te sturen ten aanzien van de huidige staat van het salafisme, salafistische aanjagers en haatimams in Nederland en de actuele aanpak daartegen?
Vanwege interdepartementale afstemming is het niet gelukt deze brief binnen de gestelde tijd aan uw Kamer te doen toekomen. Op korte termijn wordt u door de nieuwe bewindspersonen over dit onderwerp geïnformeerd.
Bent u bereid daarin mee te nemen hoe het staat met de Schengeninformatiesysteem (SIS-)signalering, zwarte lijsten, visumbeleid, de Nederlandse imamopleiding en de uitvoering van de motie Becker4 om in samenwerking met hostingproviders en internetplatforms het onvrije gedachtengoed van salafistische aanjagers tegen te gaan en daar indien nodig bestuurlijk instrumentarium voor in te zetten en tevens onderzoek te doen naar het onderbrengen van toezicht hierop bij een online autoriteit?
Op dit moment is er geen sprake van het specifiek onderbrengen van toezicht op antidemocratische en salafistische content bij een online autoriteit. Wat betreft de samenwerking met hostingproviders en internetplatforms om het onvrije gedachtengoed van salafistische aanjagers tegen te gaan verwijs ik u naar de antwoorden van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid op schriftelijke vragen van de leden Becker en Rajkowski (beiden VVD) over «de uitvoering van de gewijzigde motie Becker c.s. Over het structureel tegengaan van extremistische uitingen online» en de contourenbrief Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content, waar de uitvoering van de motie Becker c.s. wordt besproken.
In het kader van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content voert de Minister van Justitie en Veiligheid gesprekken met de internetsector om de zorgen van het kabinet over de verspreiding van extremistisch en terroristisch gedachtengoed, waar antidemocratische en salafistische content onder kan vallen, over te brengen. Indien deze content terroristisch van aard is, heeft de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) op basis van bestuursrechtelijke bevoegdheden de mogelijkheid deze content ontoegankelijk te maken of te laten verwijderen.
Tot slot verwijzen wij uw Kamer naar de brief van 29 april 2024 voor de laatste stand van zaken omtrent de imamopleiding.10
Het bericht 'Reeks muzikale holocaustherdenkingen afgelast door antisemitische dreiging: ‘Risico is veel te groot’' |
|
Maikel Boon (PVV), Martine van der Velde (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Reeks muzikale holocaustherdenkingen afgelast door antisemitische dreiging: «Risico is veel te groot»»1 ?
Ja.
Bent u het ermee eens dat het annuleren van meerdere culturele evenementen2 3 rondom de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust vanwege antisemitisme opnieuw een dieptepunt vormt? Bent u tevens van mening dat er nooit toegegeven mag worden aan Jodenhaat? Indien ja, welke maatregelen heeft u genomen of plant u te nemen om deze evenementen toch te laten plaatsvinden?
Zoals ik aan heb gegeven tijdens het vragenuur van 26 maart en de Minister-President namens het gehele kabinet heeft benadrukt in zijn brief van 28 maart, heeft antisemitisme geen plaats in onze samenleving. Ik vind het zeer zorgelijk als culturele evenementen worden afgelast vanwege antisemitisme.
De Joodse gemeenschap in Nederland maakt zich in toenemende mate zorgen over hun veiligheid. Die zorgen nemen we zeer serieus. Het mag niet zo zijn dat dreiging ertoe leidt dat artiesten niet meer vrij zijn in het doen van culturele uitingen.
Culturele vrijheid is van groot belang. Juist de culturele sector is daarbij een plek waar we elkaar ontmoeten en dichter bij elkaar kunnen komen. Culturele uitingen kunnen bijdragen aan wederzijds begrip voor verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving.
Ik heb met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Het uitgangspunt is dat de culturele sector een openbare plek is en dat moet worden voorkomen dat activiteiten vanwege hun inhoud of persoonskenmerken van de artiest niet kunnen doorgaan. Antisemitische incidenten mogen nooit leiden tot beïnvloeding van de programmering. Daar is ook met de vertegenwoordigers van de sector over gesproken en zij benadrukken dit. We delen met elkaar de overtuiging dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn. Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is.
Bent u bereid om in kaart te brengen in hoeverre organisatoren van activiteiten gerelateerd aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust binnen de kunst- en cultuursector te maken krijgen met antisemitisme en te onderzoeken hoe dit kan worden tegengegaan? Zo nee, waarom niet?
Om te horen wat er leeft en speelt heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in december 2023 een rondetafelbijeenkomst georganiseerd met organisaties die zich bezighouden met het herdenken en herinneren van de Tweede Wereldoorlog. De bijeenkomst ging over de zorgen die er bestaan over het toenemend antisemitisme en wat de gevolgen hiervan zijn voor het uitvoeren van hun werk. Ook heeft de Staatssecretaris zijn steun betuigd ten aanzien van deze zorgen. Uitgenodigd waren de herinneringscentra Westerbork en Vught, het Joods Cultureel Kwartier, de Anne Frankstichting, het Joods Maatschappelijk Werk en het Nederlands Auschwitz Comité. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding was hierbij ook aanwezig. Uiteraard blijft ook de Staatssecretaris van VWS vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de portefeuille Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII actief betrokken.
Ik betrek in mijn gesprek met de culturele sector ook de vraag in hoeverre zij te maken krijgen met antisemitisme. Het is daarnaast van groot belang dat organisatoren en betrokken individuen aangifte doen of melding maken van antisemitische uitingen.
Ik vind het waarborgen van het gevoel van veiligheid bij culturele evenementen en het bestrijden van discriminatie uitermate belangrijk. De aanpak van antisemitisme is een integraal onderdeel van de kabinetsbrede inzet tegen discriminatie. Naast repressie is ook preventie van belang waarbij onder meer wordt ingezet op bewustwording via Holocausteducatie in het onderwijs, aandacht voor antisemitisme in het inburgeringstraject en bewustwording van kwetsende antisemitische spreekkoren in het voetbal. In opdracht van het Ministerie van SZW ondersteunt de Anne Frank Stichting het Spreekkorenproject. Om negatieve stereotyperingen te doorbreken, is het Ministerie van SZW eind 2023 een pilot gestart voor interreligieuze dialoogsessies tussen jongeren met verschillende geloofsovertuigingen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding speelt als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol in het contact met de Joodse gemeenschap, de rest van de maatschappij en het buitenland.
Voor antisemitisme is geen plaats in onze samenleving. Op korte termijn zal het Kabinet uw Kamer nader informeren over de verdere aanpak van antisemitisme.
Verbieden van hoofddoekjes en andere religieuze uitingen bij boa’s |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Glimina Chakor (GL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Yesilgöz wil nu echt een landelijk verbod op hoofddoek bij boa's (nos.nl)»1?
Ja.
Met welke gemeenten zijn er gesprekken over het genoemde verbod gevoerd en wat was de inhoud en uitkomst van die gesprekken?
Zoals toegezegd in het Commissiedebat Politie van 21 december 2023 ben ik in gesprek gegaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over dit onderwerp. Dit gesprek heeft plaatsgevonden in het Strategisch Beraad Veiligheid van 26 februari 2024. Uit dit gesprek is naar voren gekomen dat de VNG geen tegenstander is van een neutraal boa-uniform. Uit de evaluatie die door de VNG naar het modeluniform voor boa’s is uitgevoerd, zijn geen redenen of wensen naar voren gekomen om hiervan af te wijken. De VNG heeft aangegeven dat individuele gemeenten andere keuzes maken. Dat is op dit moment ook een bestaande mogelijkheid. Dit geeft volgens de VNG aanleiding om goed het gesprek te blijven voeren over een mogelijk verbod, zonder dat hier vanuit de VNG een dominante overtuiging is.
Hoe verhoudt het landelijke verbieden van hoofddoekjes zich tot de gemeentelijke autonomie in het algemeen en het feit dat gemeenten de werkgever zijn van boa’s in het bijzonder?
Wanneer boa’s in dienst zijn bij gemeenten, zijn op dit moment gemeenten als werkgevers bevoegd om een verbod tot het zichtbaar dragen van religieuze uitingen op te leggen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor boa’s in het openbaar vervoer: tot het geven van kledingvoorschriften bij vervoersdiensten zijn de vervoersdiensten die als werkgever optreden bevoegd. In 2021 heb ik de richtlijn lifestyle neutraliteit boa’s opgesteld om neutraliteit van het boa-uniform realiseren, zoals door de meerderheid van uw Kamer verzocht.2 Deze richtlijn geeft echter de ruimte aan boa-werkgevers anders te beslissen, zoals zich sinds november 2023 bij een aantal gemeenten in hun hoedanigheid als werkgever heeft voorgedaan.
De hier voorliggende vraag ziet niet op de gemeentelijke autonomie. Een wettelijk en landelijk verbod voor boa’s op het zichtbaar dragen van religieuze uitingen in de uitoefening van hun functie richt zich namelijk niet tot gemeenten of andere boa-werkgevers, maar tot de boa zelf.
Hoe verhoudt het voornemen tot het genoemde verbod zich tot de Code Interbestuurlijke Verhoudingen2, met name het uitgangspunt «decentraal wat kan, centraal wat moet» (artikel 3) dat overheden elkaar betrekken «bij nieuwe beleidsvoornemens die een andere overheidslaag raken op een dusdanig tijdstip dat de beleidsvoornemens nog kunnen worden aangepast» (artikel 4)?
De Code Interbestuurlijke Verhoudingen (Code IBV) vormt een leidraad voor hoe verschillende overheden met elkaar samenwerken. Artikel 3 van de Code IBV schrijft voor dat overheden overleg zullen voeren over, onder andere, de beste plek om nieuwe taken te beleggen. In de richtlijn lifestyle-neutraliteit heb ik boa’s richtlijnen gegeven inzake het afzien van het dragen van zichtbare uitingen van (levens-)overtuiging, religie, politieke overtuiging, geaardheid, beweging, vereniging of andere vorm van lifestyle in de uitoefening van hun functie. Lange tijd hebben gemeenten met betrekking tot de bij hen in dienst zijnde boa’s de richtlijn gevolgd. Een aantal gemeenten heeft de richtlijn sinds november 2023 echter naast zich neergelegd. Conform artikel 4 van de Code IBV is over dit gewijzigde beleid door mij overleg gevoerd. Het overleg dat in het Strategisch Beraad Veiligheid met de VNG heeft plaatsgevonden, geeft hier uiting aan. Dit overleg heeft niet het door Uw Kamer en mij gewenste resultaat opgeleverd, waarmee ik doel op de naleving van de richtlijn lifestyle-neutraliteit boa’s. Daarom zie ik mij genoodzaakt om de eis van neutraliteit in wet- of regelgeving vast te leggen, zoals een meerderheid van Uw Kamer heeft verzocht.4
Hiervoor is een wettelijke grondslag vereist. In de komende periode zal ik nader bezien waar en op welke wijze deze wettelijke grondslag zal worden ingevuld. Vanzelfsprekend zal hierbij het gebruikelijke wetgevingstraject worden gevolgd dat benodigd is voor een dergelijk voorschrift.
Op grond van welke wet- of regelgeving kunt u een ministeriële regeling tot het verbieden van hoofddoekjes maken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de Afdeling advisering van de Raad van State om advies te vragen ten aanzien van de juridische houdbaarheid van een landelijk verbod op het dragen van hoofddoekjes of andere religieuze uitingen door boa’s en daarbij de verhouding tot de verschillende grondrechten en de gemeentelijke autonomie laten meenemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wilt u deze ministeriële regeling of een eventuele andere regeling tot het genoemde verbod aan de Kamer voorleggen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel boa’s dragen in Nederland een hoofddoek, tulband, keppel of andere religieuze uiting?
Tot dusver zijn er in Nederland geen gevallen bekend van boa’s die een religieuze uiting dragen bij hun uniform. Ook de boa-vakbonden hebben geen signalen ontvangen van boa’s die religieuze uitingen bij hun uniform dragen.
Deelt u de mening dat u bezig bent met het oplossen van een niet of nauwelijks bestaand probleem? Zo ja, waarom doet u dat dan? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze mening niet. Zoals bij uw Kamer bekend is, hecht ik nadrukkelijk aan de neutraliteit van opsporingsambtenaren bij hun taakuitvoering en in contact met het publiek. Personen die zijn aangesteld in een functie waarbij de overheid zich in de samenleving manifesteert met behulp van de sterke arm en gebruik maakt van dwangmiddelen oefenen een bijzondere overheidstaak uit. Onder andere boa’s dienen daarom, in contact met het publiek, in ieder geval afstand te nemen van zichtbare uitingen die afbreuk (kunnen) doen aan de gezagsuitstraling, neutraliteit en veiligheid van de functie. Dit geldt voor alle boa’s waarop dit van toepassing is en niet alleen voor boa’s in dienst van gemeenten. Het feit dat enkele gemeenten de afgelopen periode hebben aangegeven de richtlijn niet meer te zullen handhaven, heeft mij doen besluiten nader te bezien waar en op welke wijze de bepalingen uit de richtlijn vastgelegd zullen worden in wet- en regelgeving. Hoewel voor zover bekend nog geen boa gebruikmaakt van de ruimte die er in enkele gemeenten is om religieuze uitingen te dragen bij hun uniform, kan op dit moment namelijk niet worden uitgesloten dat dit in de toekomst, bij ongewijzigde situatie, voor kan komen. Met het voornemen een wettelijke regeling tot stand te brengen voer ik ook de wens uit die een meerderheid van Uw Kamer heeft uitgesproken.
De situatie van Al-Aqsa tijdens de Ramadan |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ondanks waarschuwing veiligheidsdienst wil Israël moslims tijdens ramadan uit heilige Al Aqsa-moskee weren»?1
Ja.
Wat begrijpt u van het immense belang van de Al Aqsa-moskee voor 1,6 miljard moslims?
De Al Aqsa-moskee is als één van de drie meest heilige plaatsen binnen de Islam van groot religieus belang voor moslims wereldwijd. Het kabinet zet dan ook in op goede coördinatie met alle betrokken partijen, inclusief Jordanië als hoeder van de heilige plaatsen, om de moskee te behouden en te beschermen.
Wat is het standpunt van de Nederlandse regering omtrent de status van Oost-Jeruzalem onder het internationaal recht waar de Al Aqsa-moskee is gevestigd?
Overeenkomstig VN-Veiligheidsraad resolutie 478 van 20 augustus 1980 beschouwt Nederland de annexatie van Oost-Jeruzalem door Israël in strijd met internationaal recht. Voor Nederland en de EU vormen de grenzen van voor 4 juni 1967 de basis voor de twee-statenoplossing, ook voor wat betreft de toekomstige status van Jeruzalem.
Wat zijn de internationaal erkende afspraken over de toegang van religieuze groepen tot de Haram Al Sharif/Tempelberg, zoals die in de «status quo» zijn vastgelegd? Welke lijn volgt de Nederlandse regering omtrent deze «status quo»?
Het kabinet acht handhaving van en respect voor de status quo van de Haram al-Sharif/Tempelberg essentieel en roept alle partijen op om daartoe hun verantwoordelijkheid te nemen. Dit heb ik tijdens mijn bezoek op 5 maart jl. ook bij mijn Israëlische ambtsgenoot onderstreept.
Tijdens de ramadan nemen spanningen, met name rondom heilige plaatsen in Oost-Jeruzalem, vaak toe. Jordanië speelt een significante rol in Jeruzalem. Het Jordaanse koningshuis is in de zogenaamde status quo afspraken aangewezen als hoeder (custodian) van de religieuze gebieden Haram al-Sharif/Tempelberg. Volgens status quo afspraken is het gebed in de Al-Aqsa-compound voorbehouden aan moslims, terwijl anderen mogen bezoeken. Bovendien moeten de toegang tot en het beheer van de compound worden afgehandeld door religieuze autoriteiten (waqf) die zijn aangesteld door de Jordaanse koninklijke familie. Alhoewel deze afspraken al jaar en dag bestaan zijn de status quo afspraken niet geformaliseerd.
Denkt u dat Israël zich, met de aangekondigde toegangsrestricties, houdt aan de oproep van de Verenigde Naties (VN)-Veiligheidsraad uit 2023 om de afspraken uit de «status quo» te respecteren wat betreft de toegang voor moslims tot de Al Aqsa-moskee?2 Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, hoe gaat u Israël ertoe manen de afspraken wel te respecteren?
Op 5 maart heeft premier Netanyahu verklaard, in tegenstelling tot eerdere uitspraken van zijn Minister van Nationale Veiligheid, dat er geen additionele beperkingen worden opgelegd aan de toegang van gelovigen tot de Al-Aqsa-moskee tijdens de Ramadan. Dit is in lijn met het beleid van voorgaande jaren.
Deelt u de mening dat de Israëlische toegangsrestricties tot de Al Aqsa-moskee tijdens de Ramadan een escalerende daad zijn in een politieke zeer instabiele regio? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Heeft Nederland, afgezien van «stevige gesprekken» en «veroordelingen», bestraffende consequenties verbonden aan de schendingen van de internationale afspraken omtrent de Al Aqsa-moskee door Israël? Zo ja, welke zijn dit geweest? Zo nee, waarom niet?
De boodschap om de Al-Aqsa moskee open te houden voor Islamitische bezoekers tijdens de ramadan is direct overgebracht aan de Israëlische regering. Zie daarnaast antwoord op vraag 5.
Wat doet u om in Europees en internationaal verband de druk op te voeren richting Israël om de afspraken omtrent de toegang tot de Al Aqsa-moskee na te leven? Met wie en in welke fora bent u hierover in gesprek en welke maatregelen worden er besproken?
Zie antwoord op vraag 4 en 5. Daarnaast heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Borrell op 8 maart opgeroepen de status quo te respecteren.
Heeft u, gezien de ernst van de situatie, de Israëlische ambassadeur al op het matje geroepen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie het antwoord op de vragen 4, 5, en 8.
Het bericht 'Turkse sekte met tweeëntwintig moskee-internaten stapt nu in scholen' |
|
Daan de Kort (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Turkse sekte met tweeëntwintig moskee-internaten stapt nu in scholen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de integratie en weerbaarheid van kinderen die onderwijs (gaan) krijgen op scholen en internaten die zijn opgericht door een gesloten organisatie als Suleymanci, met een orthodoxe en anti-seculiere agenda?
Ik deel de zorgen met betrekking tot de beïnvloeding van jonge kinderen vanuit onderwijs waar antidemocratische en/of antirechtsstatelijke sentimenten achter zitten, met als gevolg dat deze kinderen minder goed onderdeel zouden kunnen worden van de Nederlandse samenleving. Dat onderwijs is niet toelaatbaar. Ik hecht er dan ook sterk aan alle middelen die het stelsel biedt in te zetten om negatieve invloeden op de burgerschapsvorming van jonge kinderen te voorkomen.
Als er tijdens de procedure voor de aanvraag van een nieuwe school sprake is van concrete signalen en aanwijzingen die gegronde redenen vormen om aan te nemen dat de bestuurders niet in staat zullen zijn te voldoen aan de bekostigingsverplichtingen, behoud ik mij het recht voor een dergelijke aanvraag af te wijzen. Een school die van plan is te handelen in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, wens ik geen plek toe te kennen in het onderwijslandschap.
Op elke reguliere school en in ieder jeugdverblijf wordt verplicht aandacht besteed aan burgerschap. Ik vind het van groot belang dat elke reguliere school en ieder jeugdverblijf hierop ook wordt getoetst. In het regulier onderwijs ziet de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) toe op het voldoen aan de wettelijke burgerschapsopdracht en voor het toezicht op de jeugdverblijven is de GGD GHOR verantwoordelijk, waaronder de invulling van burgerschapsvorming.
Ten aanzien van de stichtingsaanvragen van Enderun Hisar heeft de inspectie een positief advies gegeven over de te verwachten onderwijskwaliteit, waaronder de invulling van het burgerschapsonderwijs. Dit advies van de inspectie in aanloop naar de eventuele start van de school, is belangrijk, omdat scholen in staat moeten zijn goed burgerschapsonderwijs vorm te geven. De initiatieven die geen positief advies ontvangen over de voorgenomen invulling van het burgerschapsonderwijs, wijs ik dus ook af. De inspectie toetst vervolgens in het eerste jaar na de start of de invulling van het burgerschapsonderwijs door de scholen ook in de praktijk voldoet aan de wettelijke burgerschapsopdracht en de kerndoelen. Een van deze kerndoelen is het actief werken aan de bevordering van sociale cohesie. Het direct in het eerste jaar toezicht uitoefenen is in mijn ogen een cruciaal middel om ervoor te zorgen dat de burgerschapsvorming en weerbaarheid van kinderen vanaf de start van een school positief worden beïnvloed.
Is de in het artikel geschetste situatie juist, namelijk dat de schoolbestuurders voor de «Enderun Hisar scholen» beiden in andere functies gelieerd zijn aan de Suleymanci-beweging? Zo ja, wat vindt u hier van? Zo nee, hoe zit het wat u betreft?
De bevoegdheden om onderzoek te doen naar personen en/of maatschappelijke organisaties zijn niet belegd bij de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In algemene zin zijn bijzondere bevoegdheden, zoals het doen van onderzoek naar personen en/of organisaties of opsporingsbevoegdheden, voorbehouden aan het openbaar ministerie, de politie en/of inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Als er signalen binnenkomen bij mijn ministerie, die mede bepalend kunnen zijn voor de vraag of een school voor bekostiging in aanmerking dient te worden gebracht, worden deze signalen onderzocht op juridische mogelijkheden. Indien deze signalen gegronde redenen vormen om aan te nemen dat de bestuurders in kwestie niet in staat zijn aan de bekostigingsverplichtingen te voldoen, behoud ik mij, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, het recht voor de aanvraag af te wijzen.
Er zijn tijdens de procedure in 2022 geen signalen binnengekomen bij OCW over de organisatie Süleymanci of de stichting Enderun Hisar.
Is het inderdaad zo dat bij de in 2022 ingediende aanvragen voor de stichting van nieuwe basisscholen in Amsterdam en Rotterdam onder de vlag van «Enderun Hisar scholen» noch de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), noch de inspectie, noch de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs kennis hebben vergaard en/of verkregen over de achtergrond van de bestuurders van de stichting voor deze nieuwe scholen? Zo ja, hoe is dit mogelijk? Zo nee, kunt u beschrijven hoe de aanvragen tot stand zijn gekomen?
Om voor bekostiging in aanmerking te komen moeten schoolbesturen, dus ook de stichting Enderun Hisar Scholen, aan de volgende nieuwe wettelijke vereisten voldoen2:
DUO controleert de bovenstaande wettelijke vereisten (onderdelen 1 t/m 4), en de inspectie voert de kwaliteitstoets uit (onderdeel 5). Zoals bij het antwoord op vraag 2 aangegeven hecht ik er belang aan dat er al bij de aanvraag een advies van de inspectie over de toekomstige invulling van de burgerschapsopdracht wordt gegeven. Indien het advies van de inspectie negatief is dan wijs ik de aanvraag af. Indien aan één van de andere vereisten niet wordt voldaan, bijvoorbeeld omdat er geen geldige VOG wordt afgegeven, dan wijs ik de aanvraag ook af. Pas als een stichtingsaanvraag voldoet aan alle bovengenoemde wettelijke vereisten, volgt een positief bekostigingsbesluit. De scholen van de stichting Enderun Hisar voldoen aan alle bovengenoemde bekostigingsvereisten. Beide scholen mogen daarom starten in augustus 2024. Vervolgens houdt de inspectie direct nadat de goedgekeurde scholen van start zijn gegaan toezicht op de scholen, waaronder op de manier waarop het burgerschapsonderwijs in de praktijk wordt vormgegeven. Zoals bij vraag 2 aangegeven vind ik dit een cruciale stap om ook daadwerkelijk te borgen dat scholen niet in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat handelen.
Hoe wordt in algemene zin bij de aanvragen voor nieuwe scholen meegewogen wat het profiel van de betreffende bestuurders is? Worden banden met buitenlandse regimes of bijvoorbeeld orthodoxe en anti-seculiere stichtingen meegewogen of gelden enkel de vereisten van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en de afgelopen vijf jaar geen school mogen hebben bestuurd die is gesloten vanwege zeer zwakke kwaliteit? Vind u dit voldoende?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich nog dat de aanscherping van de wetgeving van de burgerschapsopdracht voor scholen mede was ingegeven door schoolbestuurders die wel beweerden het burgerschapsonderwijs netjes te willen verzorgen, maar tegelijkertijd banden met salafistische organisaties onderhielden? Hoe maakt de recente aanscherping het mogelijk te voorkomen dat scholen kunnen worden opgericht door bestuurders met een anti-integratieve agenda? Bent u bereid om deze eisen zo nodig aan te scherpen?
De Wet verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (2021) verplicht scholen om te werken aan de bevordering van actief burgerschap en sociale cohesie. Dit betekent onder meer dat scholen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat moeten bevorderen. Het onderwijs van de school mag daarmee niet in strijd zijn. De inspectie houdt vanaf de start van een school toezicht op de realisatie van deze burgerschapsopdracht in de praktijk, waaronder doelgerichte en samenhangende bevordering van de basiswaarden.
Zoals hierboven uiteengezet toetst de inspectie elk initiatief van tevoren op het burgerschapsonderwijs en brengt de inspectie in het eerste jaar na de start een bezoek aan de nieuwe school. Het toezicht op burgerschap is onderdeel van het reguliere inspectietoezicht. Daarnaast doet de inspectie zo nodig onderzoek naar aanleiding van signalen of incidenten. Op deze wijze wordt geborgd dat scholen aan wettelijke eisen voldoen en er tegen het handelen in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat wordt opgetreden. Indien in de praktijk blijkt dat het burgerschapsonderwijs ondanks de bestaande toetsen en controles toch níet wordt vormgegeven zoals scholen dat op grond van de wet verplicht zijn, kan de inspectie een herstelopdracht uitvaardigen of, indien nodig, verder handhavend optreden. Tot slot, zoals aangegeven in het antwoord op vragen 4 en 5, moeten bestuurders die een nieuwe school willen oprichten, voldoen aan alle vijf de wettelijke vereisten, zoals het beschikken over een VOG afgegeven voor het screeningsprofiel onderwijs. Voor deze eisen geldt dat het op dit moment niet aan de orde is deze aan te scherpen.
Hoe verhoudt het lidmaatschap van de Suleymanci-beweging van schoolbestuurders zich tot de recent aangescherpte wetgeving voor de stichting van nieuwe scholen en de aangescherpte wetgeving voor de burgerschapsopdracht van scholen?
Het lidmaatschap van bestuurders van een maatschappelijke of religieuze organisatie is, voor zover deze organisatie niet handelt in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, niet bepalend voor het besluit om een school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te brengen.
De school moet voldoen aan alle wettelijke vereisten, genoemd in het antwoord op de vragen 4 en 5, om voor bekostiging in aanmerking te kunnen worden gebracht. Daarnaast behoud ik mij, zoals gezegd, het recht voor een aanvraag preventief af te wijzen indien ik over aanwijzingen beschik waaruit blijkt dat de aanvragers in kwestie niet in staat zullen zijn goed onderwijs vorm te geven, en dus ongeschikt zijn.
Is met deze nieuwe informatie een ander oordeel aan de orde over de toelaatbaarheid van deze scholen en zo nee, waarom niet?
Er zijn tijdens de procedure in 2022 geen signalen binnengekomen bij OCW over de organisatie Süleymanci of de stichting Enderun Hisar. De scholen voldoen aan de wettelijke vereisten voor bekostiging en mogen van start in augustus 2024. De inspectie ziet toe op de uitvoering van de burgerschapsopdracht in de praktijk.
Mocht er echter tijdens de procedure voor de aanvraag van een nieuwe school sprake zijn van concrete aanwijzingen en gegronde redenen om aan te nemen dat de bestuurders van een nieuwe school niet in staat zullen zijn te voldoen aan de bekostigingsverplichtingen, behoud ik mij, zoals gezegd, het recht voor een dergelijke aanvraag preventief af te wijzen. Scholen die van plan zijn te handelen in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, wens ik geen plek toe te kennen in het onderwijslandschap.
Hoe weegt u de zienswijze van het college van burgemeester en wethouders (B&W) van Amsterdam dat deze school liever niet wilde toelaten omdat het de segregatie zou versterken? Waarom is deze positie onvoldoende gebleken om de aanvraag af te wijzen?
De zienswijze van de gemeente wordt meegewogen in het besluit om een school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te laten komen voor zover de zienswijze betrekking heeft op de wettelijke vereisten voor het stichten van een nieuwe school. Het mogelijk bijdragen aan segregatie is geen wettelijke grond op basis waarvan een aanvraag kan worden afgewezen. Wel worden de mogelijke effecten op segregatie van nieuwe scholen meegenomen in de evaluatie van de stichtingsprocedure. Deze evaluatie vindt momenteel plaats en het eindrapport is voorzien in december 2025.
Wat is uw beeld van de huidige aard, omvang en activiteiten van Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN), de tak van de Suleymanci-beweging in Nederland? Is het juist dat er sprake is van centrale aansturing in Europa vanuit Keulen? Bent u bereid dit te onderzoeken als u hier momenteel onvoldoende zicht op heeft?
Zoals ik eerder in de beantwoording van vraag 3 heb aangegeven liggen de bevoegdheden om personen en/of maatschappelijke organisaties te onderzoeken niet bij de Ministeries van OCW, VWS of SZW.
Welke contacten heeft u met de Suleymanci-beweging in Nederland en hoe wordt momenteel toezicht gehouden op de moskee-internaten die zij besturen?
Vanuit SZW wordt er samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties aan vraagstukken gewerkt rondom samenleven- en integratiebeleid. In dit kader onderhoudt het Ministerie van SZW ook contacten met een brede vertegenwoordiging van Turks-Nederlandse gemeenschappen en organisaties, waaronder de overkoepelende organisatie van de zogenoemde Suleymanci-beweging, Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN).
VWS is stelselverantwoordelijk voor de Wet op de jeugdverblijven. De Wet op de jeugdverblijven is op 1 juli 2016 in werking getreden. Het doel van de wet is het zo veel mogelijk waarborgen van de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling van jongeren in de jeugdverblijven en het pedagogisch klimaat. Het toezicht op deze wet is neergelegd bij de GGD GHOR.
Er zijn op dit moment in Nederland 22 jeugdverblijven in 13 gemeenten waarop de Wet op de Jeugdverblijven van toepassing is. Er zijn 20 jeugdverblijven aangesloten bij de branchevereniging ECN (Educatieve Centra met Inwoning Nederland). De ECN is een zelfstandig opererende branchevereniging die samenwerkt met de Stichting Islamitisch Centrum Nederland. In de jeugdverblijven verblijven meisjes of jongens in de leeftijd van 12–18 jaar. Deze jongeren gaan overdag naar het reguliere onderwijs.
De jaarlijkse inspectiebezoeken bij de jeugdverblijven kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Hierbij zijn meestal twee inspecteurs aanwezig. Tijdens de bezoeken kan er contact zijn met jongeren. Het toezicht dat wordt uitgevoerd is, conform de aanbevelingen van het evaluatierapport van de Wet op de jeugdverblijven van het Verwey-Jonker Instituut, stimulerend van aard.
Kunt u een overzicht verstrekken van het aantal jeugdverblijven (internaten) in Nederland dat wordt bestuurd door een Turks Religieuze Stichting of Organisatie (TRSO), uitgesplitst naar de verschillende TRSO’s?
Er zijn 20 jeugdverblijven aangesloten bij de branchevereniging ECN. Daarnaast is er het jeugdverblijf El-Biruni in Rotterdam, verbonden aan de organisatie Milli Görüs. Op dit moment is het jeugdverblijf niet actief vanwege organisatorische redenen.
Kunt u aangeven hoe vaak deze internaten een inspectiebezoek krijgen en wat hiervan tot nu toe de resultaten zijn?
De jeugdverblijven worden minimaal één keer per jaar geïnspecteerd. In 2023 zijn 20 jeugdverblijven bezocht, twee bezoeken zijn uitgesteld tot januari 2024. De inspecties zien toe op de ongestoorde ontwikkeling, de (sociale) veiligheid en het pedagogisch klimaat voor kinderen. Er zijn tot op heden geen (zorgelijke) signalen binnengekomen en uit de inspecties blijkt dat de jeugdverblijven voldoen aan de formele eisen van de wet.
Kunt u aangeven waar de betreffende inspectierapporten van de wet op de jeugdverblijven zijn in te zien?
Op basis van de Wet open overheid (Woo) kunnen burgers inzage vragen van de rapporten bij de GGD van de betreffende gemeente.
Kunt u de Kamer een update geven van de opvolging van de aanbevelingen uit de evaluatie van de wet op de jeugdverblijven, die onder andere opriep tot een aanscherping van de kwaliteitseisen en een scherper gesprek over burgerschap op moskee-internaten?
Op 2 november 2020 heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven van het Verweij Jonker Instituut, opgeleverd in 2019.
Uit de evaluatie blijkt dat de jeugdverblijven voldoen aan de formele eisen van de wet. Dit heeft bijgedragen aan de veiligheid van de aldaar verblijvende jongeren. Ook blijkt uit de evaluatie dat zowel de transparantie van de jeugdverblijven als het onderling vertrouwen tussen gemeenten, jeugdverblijven en inspectie is toegenomen.
De Staatssecretaris van VWS geeft in de brief aan dat de uitwerking van de aanbevelingen in de landelijke werkgroep jeugdverblijven zijn besproken en uitgewerkt. Er zijn onder andere indicatoren geformuleerd om het pedagogisch klimaat te kunnen observeren en de inspecties vinden plaats aan de hand van het pedagogisch beleidsplan, burgerschapsvorming maakt hier onderdeel van uit.
Wat burgerschapsvorming betreft, wijs ik erop dat de jongeren overdag naar het regulier onderwijs gaan. Hierin komen thema’s aan de orde die op landelijk niveau wettelijk zijn vastgelegd. Aanvullend hierop worden er voor burgerschapsvorming op lokaal niveau verschillende thema’s, lessen, en activiteiten door de jeugdverblijven opgezet en/of behandeld. De lessen en activiteiten en de onderwerpen die daarbij aan bod komen zijn onderdeel van het jaarlijkse gesprek tussen jeugdverblijf en gemeente. De handreiking Burgerschap jeugdverblijven is hiervoor de leidraad, en ook kunnen hiervoor «best practices» worden uitgewisseld bij de landelijke werkgroep. Naast het jaarlijks gesprek hierover wordt er tijdens de inspecties ook actief toegezien op de invulling van burgerschapsvorming als onderdeel van het pedagogisch beleid en in de praktijk. Er zijn tot op heden geen (zorgelijke) signalen binnengekomen.
Zou invoering van het wetsvoorstel voor toezicht op informeel onderwijs extra handvatten geven om toezicht te houden op deze internaten?
De GGD houdt al sinds 2016 structureel toezicht op de jeugdverblijven. Op dit moment zijn er geen signalen dat de GGD extra handvatten nodig heeft om dit toezicht te kunnen uitvoeren. Met de voorgenomen Wet toezicht op informeel onderwijs zullen er geen extra handvatten gecreëerd worden aangaande het toezicht op jeugdverblijven. De jeugdverblijven vallen namelijk niet onder informeel onderwijs, omdat er sprake is van «langduriger verblijf». Bij de voorgenomen wet toezicht op informeel onderwijs zal het toezicht juist signaal gestuurd zijn en komt dus niet elke informele instelling permanent onder toezicht te staan.
Bent u bereid het wetsvoorstel voor toezicht op informeel onderwijs zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen?
Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer zal het wetsvoorstel voor Prinsjesdag in internetconsultatie worden gebracht.
Bent u bereid deze vragen één voor één en binnen vier weken te beantwoorden?
Ja.
Het Open Doors rapport 2024 en het rapport “Freedom of Thought” van het humanistisch verbond |
|
Chris Stoffer (SGP), Isa Kahraman (NSC), Don Ceder (CU), Derk Boswijk (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Open Doors rapport 20241 en het rapport «Freedom of Thought» van het humanistisch verbond2?
Ja. De Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging heeft beide rapporten op woensdag 17 januari jl. persoonlijk in ontvangst genomen tijdens een symposium georganiseerd door Open Doors en het Humanistisch Verbond.
Hoe duidt u de trends ten opzichte van vorig jaar? Is dit nog aanleiding om ergens het beleid of de diplomatieke inzet van Nederland aan te scherpen?
De ranglijst schetst een zorgelijk beeld van vervolging van mensen omwille van hun religie of levensovertuiging. Dit komt ook naar voren uit het Freedom of Thoughtrapport van het Humanistisch Verbond. Het kabinet herkent trends zoals genoemd in het Open Doors rapport, waaronder toename van religieus gemotiveerd geweld in de Sahelregio en onderdrukking van mensen vanwege hun religie of levensovertuiging in onder andere Nicaragua, China en India. Dit is overal en altijd een kwalijke zaak.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens stipuleert dat een ieder het recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit omvat ook de vrijheid om van religie of levensovertuiging te veranderen en de vrijheid om zowel in het openbaar als privé een godsdienst of levensovertuiging – alleen of met anderen – te belijden. Dit is en blijft een prioriteit voor het Nederlands mensenrechtenbeleid. Helaas zien we dat schendingen van dit universele recht vaak niet alleen staan en meestal samengaan met de schending van de andere fundamentele rechten zoals vrijheid van meningsuiting en gelijke rechten voor vrouwen en meisjes en voor lhbtiq+-personen.
Nederland vraagt, zowel publiek als achter de schermen, aandacht voor het belang van het beschermen van mensenrechten voor iedereen en heeft daarbij speciale aandacht voor religieuze en andersdenkende minderheden. Nederland doet dit via bilaterale en multilaterale kanalen, de intergouvernementele International Freedom of Religion or Belief Alliance (IRFBA), de International Contact Group on Freedom of Religion and Belief van de VS en de EU, onze ambassades in het buitenland, de mensenrechtenambassadeur en de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging.
Kunt u aangeven welke programma’s Nederland in de verschillende genoemde landen steunt om eenheid tussen religieuze groepen te bevorderen?
Nederland ondersteunt in een vijftal landen uit de ranglijst christenvervolging 2024 programma’s specifiek gericht op de bevordering van eenheid tussen religieuze groepen. Dit zijn Ethiopië, Indonesië, Irak, Mali en Nigeria. Deze ondersteuning loopt via het JISRA-partnerschap programma (Joint Initiative for Strategic Religious Action) met consortiumleider Mensen met een Missie.
Met dit project worden via intra-, inter- en extrareligieuze programma’s de samenwerking en dialoog bevorderd binnen religieuze gemeenschappen in deze landen, evenals tussen de geloofsgemeenschappen zoals christenen en moslims. Daarbij wordt met name de rol van vrouwen en jongeren onder de aandacht gebracht. Ook wordt ingezet op dialoog met en lobby bij de overheden om gelijke rechten voor religieuze groepen te bevorderen. Zo hebben christelijke en moslimjongeren in Ethiopië gezamenlijk de beperkte toegang tot elektriciteit in christelijke wijken in een dorp bij de lokale autoriteiten weten te regelen. In Nigeria hebben christelijke en moslimvrouwen gezamenlijk initiatieven genomen om religieuze dorpsconflicten in het noorden van het land te beslechten. De lessen die in de projecten in Kenia en Indonesië over versterking van de positie van vrouwen binnen religies zijn geleerd, werden vorig jaar uitgewisseld door de betrokken deelnemers in een bijeenkomst in Jakarta.
Hoe reageert u specifiek op de explosieve groei van geweld tegen christenen? Hoe zet Nederland zich daartegenin?
Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 3.
Wat is de inzet van het kabinet in de Universal Periodic Review van Nigeria nu Nederland in de Verenigde Naties (VN) Mensenrechtenraad is vertegenwoordigd? Bent u bereid om geweld tegen christenen daar aan te dragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Nederland brengt via verschillende kanalen zijn zorgen over de mensenrechtensituatie en vrijheid van religie en geloofsovertuiging in Nigeria over. In de Nederlandse UPR-verklaring die op 23 januari 2024 tijdens het zogenaamde «mensenrechtenexamen van de VN» is aangedragen ten aanzien van Nigeria en online terug te vinden is, roept Nederland Nigeria op de inspanningen te verhogen om de verantwoordingsplicht te versterken en de veiligheid te vergroten om het genot van de rechten op vrijheid van religie en levensovertuiging in alle regio’s van Nigeria te garanderen. Tevens is het onderwerp van vrijheid van religie en levensovertuiging voor iedereen, zo ook christenen en niet-gelovigen, een onderdeel van de bilaterale gesprekken die Nederland en Nigeria voeren.
Kunt u zich inzake Nigeria, en waar het ook optreedt, inzetten voor christenen en andere groepen onder intern verdreven personen, gezien er vaak hele dorpen en regio’s ook samen christelijk zijn?
Het geweld dat door het gehele land woedt, waarbij burgerslachtoffers vallen met verschillende etniciteiten en religies wordt veroorzaakt door een mix van factoren die in de verschillende gebieden een meer of minder belangrijke rol spelen. Religie wordt in sommige gevallen gebruikt als aansporende reden voor dit geweld, maar het is niet de grondoorzaak van het geweld. Zo zijn bijvoorbeeld de schaarse grond, verminderde toegang tot sociaal-economische mogelijkheden, geringe mogelijkheid tot effectieve politieke participatie en het landbeheerstelsel grondoorzaken van dit geweld. Factoren als klimaatverandering, vermeende marginalisering van bevolkingsgroepen en de verslechterende economische situatie verergeren de strijd om schaarse middelen. Zowel de beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» als de Afrikastrategie benadrukken dat Nederland zich inzet voor het aanpakken van grondoorzaken van armoede, terreur, irreguliere migratie en klimaatverandering om stabiliteit, vrede en veiligheid voor o.a. Afrikaanse landen en burgers na te streven. Dit doet Nederland ongeacht hun geslacht, achtergrond, religie of geloofsovertuiging.
Daarnaast heeft Nederland programma’s die toezien op de bevordering van eenheid tussen religieuze groepen (zie antwoord op vraag 3). Ook brengt Nederland geregeld het belang van objectieve gerechtigheid op, mede om politisering van religie tegen te gaan.
De voorzitter van de humanisten in Nigeria, Mubarak Bala, is in 2020 in een oneerlijk proces veroordeeld tot een lange gevangenisstraf; wat kunt u in deze casussen doen? En hoe treedt een ambassade dan op als er een specifieke rechtszaak of casus is die christenvervolging raakt?
Daar waar mogelijk verzoeken medewerkers van de ambassade toestemming aan de autoriteiten in het betrokken land om een rechtszaak bij te wonen die gericht is tegen mensenrechtenverdedigers dan wel tegen personen tegen wie een rechtszaak is aangespannen in strijd met de universele verklaring van de rechten van de mens. Zo kan de post door aanwezigheid uiting geven aan bestaande zorgen. Ook kan de ambassade specifieke zaken bespreken met de autoriteiten, bilateraal of bijvoorbeeld in EU-verband. Ook worden met ambassades van gelijkgezinde landen afspraken gemaakt over het bijwonen van mensrechtszaken in andere landen.
Kunt u inzichtelijk maken wat u onderneemt in het kader van wetten die afvallen van de Islam en bekering naar het christendom strafbaar stellen?
Onder de vrijheid van religie en levensovertuiging valt ook het recht zich te allen tijde van een religie of levensovertuiging af te keren, te veranderen van religie of levensovertuiging of om er geen aan te hangen. We zien, ook door dit rapport bevestigd, de druk op afvalligheid en bekering in brede zin toenemen. Nederland zet zich via multilaterale kanalen als de VN en de EU in om strafbaarstelling van apostasie en blasfemie tegen te gaan, en benoemt waar opportuun en mogelijk ook de rechten van bekeerlingen in bilateraal contact met landen waar dit als problematisch wordt ervaren. Ook heeft Nederland zich in de Mensenrechtenraad (MRR) met succes ingespannen voor een oproep tot een moratorium op de doodstraf op blasfemie en afvalligheid in de tweejaarlijkse anti-doodstrafresolutie van de Mensenrechtenraad.
Vanaf 2024 is Nederland weer actiever in Irak, welke kansen biedt dit om middels soft power meer invloed op het gebied van mensenrechten en specifiek geloofsvrijheid meer ruimte te bewerkstelligen?
Het kabinet zet zich ook in 2024 in voor kwetsbare (religieuze) minderheden in Irak, waaronder christenen en Jezidi’s. In lijn met motie lid Mulder c.s. van 22 december 2022 vraagt het kabinet in de beleidsdialoog met de Iraakse overheid op alle niveaus steevast aandacht voor de situatie van de christelijke gemeenschap in Irak. Nederland financiert verschillende projecten en programma’s ter bevordering van de vrijheid van religie en levensovertuiging in Irak. Een voorbeeld hiervan is het Joint Initiative for Strategic Religious Action (JISRA-partnerschap) zoals genoemd in het antwoord op vraag 2. Dit JISRA-partnerschap heeft mede als doel interreligieuze dialoog in o.a. Ninewa in Noord-Irak te bevorderen. Ook in multilateraal verband vraagt Nederland aandacht voor mensenrechten bij de uitvoering van de mandaten van verschillende missies in Irak, waaronder binnen de NATO Mission in Irak (NMI) en de EU Advisory Mission (EUAM). Zowel binnen NMI als EUAM zijn adviseurs opgenomen om in overleg met Iraakse counterparts te werken aan het verbeteren van mensenrechten. Momenteel levert NL twee mensenrechtenadviseurs aan de missies in Irak.
Hoe gaat Nederland om met straffeloosheid als er een grote meerderheidsreligie is en schendingen van religieuze minderheden worden gedoogd? Welke middelen zijn alsnog effectief bij politieke en justitiële autoriteiten om ze tot vervolging van geweldplegers te bewegen?
Daar waar de mogelijkheid zich voordoet brengt Nederland, al-dan-niet in samenwerking met andere partners, schendingen van mensenrechten via dialogen en bij ontmoetingen met de autoriteiten aan de orde. Dit kan bijvoorbeeld via de posten, de mensenrechtenambassadeur of de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging. Een voorbeeld van de Nederlandse inzet is accountability voor misdrijven begaan door IS jegens o.a. de Yezidi-gemeenschap. Zo verleent Nederland financiële steun aan het United Nations Investigative Team to Promote Accountability for Crimes Committed by Da’esh/ISIL (UNITAD), dat samenwerkt met Iraakse autoriteiten aan wetgeving om geweldsplegers van internationale misdrijven te vervolgen.
In China zijn buitengewoon veel kerken gesloten of afgezwakt en gedwongen meer naar de regeringslijn te gedragen, welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse relatie met China en onze bredere Europese inzet met betrekking tot China?
Nederland spreekt zich zowel in bilateraal en multilateraal verband uit tegen repressie van vrijheid van religie en levensovertuiging, ook wat betreft de rechten van religieuze minderheden in China. Zo stelde Nederland bij de recente Universal Periodic Review van China de schriftelijke vraag om de naleving van internationaal erkende normen en de Chinese Grondwet inzake de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te overwegen en zich te onthouden van inmenging in de uitoefening van dit recht. Verder sprak ook de EU tijdens de meest recente VN Mensenrechtenraad ernstige zorgen uit over o.a. de vrijheid van religie en levensovertuiging in China.
Welk gebruik van surveillancetechnologie heeft het kabinet waargenomen nu Chinese en Russische invloeden in Afrika toenemen? Wat zijn de effecten daarvan op christenen? Wat kan het kabinet hier tegen doen?
Het kabinet heeft geen kennis van of zicht op het gebruik van surveillance technologie in Afrika en de invloed daarvan op christenen.
Bent u bereid China aan te spreken op het misbruiken van coronamaatregelen als dekmantel voor andere autoritaire doeleinden?
Het kabinet blijft China zowel bilateraal als in EU- of VN-verband aanspreken zolang de mensenrechtensituatie daar om vraagt. Het voornaamste doel is het verbeteren van de situatie middels het aankaarten van schendingen. Of coronamaatregelen al-dan-niet als «dekmantel» zijn gebruikt is evenwel een discussie die met China niet tot enig verwachtbaar resultaat zal leiden.
Rechtstaat en handhaving doet ertoe om christenvervolging tegen te gaan, in hoeverre wordt christenvervolging en geloofsvrijheid meegenomen in rechtstatelijke programma’s die Nederland en de Europese Unie (EU) aanbieden aan ontwikkelingslanden?
De Nederlandse en Europese programmering ter bevordering van de rechtstaat en het versterken van toegang tot recht draagt er toe bij dat mensen in staat zijn om hun rechten te realiseren. Daaronder vallen ook de internationaal erkende mensenrechten, inclusief de vrijheid van religie en levensovertuiging. Toegang tot recht is des te belangrijker in die gevallen waar de rechten van (minderheids)groepen worden geschonden, door bijvoorbeeld discriminatie, uitsluiting of uitbuiting. Door inzet op rechtsstatelijkheid en toegang tot recht wordt mede bijgedragen aan vrijheid van religie en levensovertuiging inclusief het tegengaan van vervolging van christenen.
Heeft het kabinet een strategie om haar mensenrechtenbeleid te verwezenlijken en christenvervolging te adresseren bij landen waar geen centrale regering bestaat waar men mee kan samenwerken, zoals in Libië en andere landen?
De Nederlandse strategie om de mensenrechtendoelstellingen te realiseren is vastgelegd in de nota «Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorde (MDIR)». In landen waar geen centrale regering bestaat, zet Nederland zich daar waar mogelijk in via multilaterale organisaties als de VN en met partners uit het maatschappelijk middenveld.
In Libië werkt Nederland aan bevordering van de mensenrechten, waaronder vrijheid van religie en de rechten van minderheden, onder meer via het co-voorzitterschap van de werkgroep internationaal humanitair recht en de werkgroep voor internationaal humanitair recht en mensenrechten van het Berlijnproces.
Worden de rapporten van Open Doors en het Humanistisch Verbond nog meegenomen in de landeninformatie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken doorgeeft aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)?
Ja, waar relevant worden rapporten en berichten, zoals die van Open Doors en van andere organisaties die zich inzetten voor de belangen van (vervolgde) religieuze groepen, gebruikt en aangehaald bij de ambtsberichten (landeninformatie) die het Ministerie van Buitenlandse Zaken opstelt ten behoeve van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND.
In de regeringsinzet voor de Sahellanden wordt Jihadistisch geweld genoemd, maar niet specifiek wie het raakt, beseft u dat dit buitengewoon vaak tegen christenen is gericht?
Het kabinet maakt zich grote zorgen over de toename van conflict en jihadistisch geweld in de Sahel. Het jihadisme en de strijd tegen terrorisme veroorzaakt een stijgend aantal dodelijke slachtoffers, vluchtelingen en intern ontheemden, onder wie christenen. Het kabinet betreurt al deze slachtoffers.
Bieden de landenhoofdstukken van het Open Doors rapport nog aanleidingen om opnieuw naar de regeringsinzet in de Sahellanden of de Afrikastrategie te kijken?
Voor effectieve implementatie van de Afrikastategie en het beleid in de Sahel is de input van en dialoog met maatschappelijke organisaties, zowel in Nederland als zeker ook in Afrikaanse landen, van groot belang. Dit geldt ook voor de landenhoofdstukken van het Open Doors rapport. Zoals gesteld in de Afrikastrategie zet Nederland in op investeren van de bilaterale samenwerking op burgerveiligheid, toegang tot recht, vredesopbouw en inclusief bestuur in de landen Burkina Faso, Mali en Niger in de Sahel. Tevens legt het kabinet met de inzet in de Sahel nadruk op de bescherming van mensenrechten en de positie van minderheden. Het kabinet heeft de Kamer hierover onlangs geïnformeerd.3
In veel landen raakt christenvervolging meisjes en vrouwen anders vanwege hun sociale status, hoe kan het kabinet zich hier in het bijzonder voor inzetten?
Genderstereotypes staan gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes wereldwijd in de weg. Deze obstakels zijn vaak hoger wanneer bezien door intersectionele lens, namelijk behalve gender ook religie, afkomst, seksuele voorkeur, sociale klasse etc. Via verschillende strategische partnerschappen binnen het SDG5 fonds onder het subsidiekader Versterking Maatschappelijk Middenveld en in lijn met het Feministisch Buitenland Beleid zet het kabinet zich in ten behoeve van de bescherming en bevordering van de rechten van vrouwen en meisjes. Dit betreft politieke participatie, economische versterking, bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes en de Vrouwen, Vrede & Veiligheid-agenda. Daarnaast is Nederland actief in de multilaterale fora op het vlak van het beschermen en bevorderen van de rechten van vrouwen en meisjes.
Verder zet het kabinet zich ook via het strategische partnerschap met JISRA, zoals genoemd in het antwoord op vraag 3, in voor samenwerking en dialoog op het gebied van religie met speciale aandacht voor vrouwen en meisjes.
Welke mogelijkheden ziet u om in handelsbetrekkingen specifiek christenvervolging aan te kaarten en de situatie voor christenen te verbeteren? Kunt u er ook op toezien dat de EU dit zwaarder mee gaat nemen in haar handelsakkoorden?
In handelsakkoorden komt steeds meer aandacht voor duurzame ontwikkeling, waarvan ook het respecteren van mensenrechten deel uit maakt. Zo wordt bijvoorbeeld in de preambules verwezen naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarin de vrijheid van religie en levensovertuiging beschermd wordt. Bovendien zijn er specifieke hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling waarin ook de verplichtingen vanuit de VN richtlijnen voor Business and Human Rights opgenomen zijn, welke toezien op mensenrechten in de brede zin en dus ook op vrijheid van religie en levensovertuiging. Voor de herziening van de Commissie aanpak van handel en duurzame ontwikkeling heeft het kabinet ingezet op meer aandacht van implementatie en naleving van afspraken in handelsakkoorden, waaronder die over mensenrechten. Het doel van de Commissie is sindsdien dat in nieuwe akkoorden schendingen van het handels- en duurzaamheidshoofdstuk kunnen leiden tot het nemen van handelssancties, als dialoog niet voldoende effect heeft. Het kabinet steunt deze inzet.
In het Algemeen Preferentieel Stelsel, waarmee tariefpreferenties door de EU aangeboden worden aan bepaalde ontwikkelingslanden, is een verwijzing opgenomen naar het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Schendingen van dit verdrag, waarin ook vrijheid van religie en levensovertuiging is opgenomen, kunnen mogelijk leiden tot intrekken van de preferenties. Dit geldt onder andere voor Nigeria, maar ook voor een aantal landen in de Sahel. Voor bepaalde landen die meedoen aan APS+, waarmee zij extra preferenties kunnen krijgen, is effectieve implementatie van onder andere dit verdrag en dus bescherming van vrijheid van religie een voorwaarde tot toetreding.
Het bericht ‘NS verbiedt christelijke jongeren flyers uit te delen op Utrecht Centraal: ‘Dit is propaganda’’ |
|
Mirjam Bikker (CU), Pieter Grinwis (CU), Don Ceder (CU) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «NS verbiedt christelijke jongeren flyers uit te delen op Utrecht Centraal: «Dit is propaganda»»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht van Cvandaag dat op 25 november 2023 een groep van ongeveer 35 jongeren evangeliseerden op Utrecht Centraal Station. NS heeft aangegeven dat de groep evangeliserende jongeren binnen het incheckgebied (achter de poortjes) op het station zongen, folders uitdeelden en reizigers aanspraken en dat de actie niet was aangemeld. De vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting zijn belangrijke grondrechten die door de Grondwet vergaand worden beschermd. Evangeliseren is te zien als een uiting daarvan. Echter op grond van de huisregels voor stations van ProRail en NS is er voor het organiseren van een evenement, het maken van reclame en het verspreiden van teksten op het station schriftelijke toestemming nodig. Dit is een algemene regel voor het verspreiden van teksten, de inhoud van die teksten speelt daarbij geen rol. Daarnaast moeten op grond van die huisregels aanwijzingen gegeven door NS of ProRail worden opgevolgd. De groep evangeliserende jongeren is aangesproken door veiligheid- en servicemedewerkers van NS en vervolgens zijn zij gestopt met het verspreiden van folders en het aanspreken van reizigers. Zie verder het antwoord op de vragen 4 en 5.
Deelt u de mening van de NS dat het uitdelen van evangelisatiemateriaal «propaganda» is? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van de NS dat het uitdelen van evangelisatiemateriaal een demonstratie of manifestatie is en het daarom onwenselijk is dit op het station te laten plaatsvinden? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens met de stelling dat het uitdelen van evangelisatiemateriaal op geen enkele wijze hinder geeft aan de reiziger, omdat de doorstroming op het station niet belemmerd wordt en dat er daarom geen reden is om deze uitoefening van de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting te belemmeren?
Binnen het station zijn NS en ProRail als beheerder bevoegd om huisregels op te stellen. De overtreding van deze huisregels vormden in de onderhavige situatie de grondslag voor NS om de evangeliserende jongeren aan te spreken. Het betreft derhalve de uitoefening van een eigen bevoegdheid van NS en ProRail binnen het incheckgebied. Het is niet aan mij om te treden in de afweging die de veiligheid- en servicemedewerkers van NS ter plaatse hebben gemaakt. Of er al dan niet (ook) sprake is geweest van een demonstratie of manifestatie is afhankelijk van de specifieke omstandigheden en is aan het lokale gezag om te beoordelen.
Bent u bereid om de NS aan te spreken op deze onterechte inperking van de uitoefening van de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe waardeert u het feit dat op dezelfde plek enkele dagen eerder een pro-Palestina demonstratie is gehouden, waarbij niet ingegrepen werd, terwijl de doorstroming op het station (en daarmee de veiligheid) ernstig is belemmerd?
Ik treed niet in de afwegingen die het lokale gezag of de NS bij de eerdere Pro-Palestina demonstraties of de evangelisatie-activiteit heeft gemaakt, noch in de uitspraken van NS daarover. In algemene zin is wel bekend dat het lokale gezag bij het in goede banen leiden van demonstraties regelmatig voor ingewikkelde afwegingen komt te staan. Vergelijkbare afwegingen zullen bij de NS een rol kunnen spelen bij het toepassen van de huisregels. Daarbij mag de inhoud van de uiting geen enkele rol spelen. Elke actie is weer anders en vergt een eigen beoordeling, mede op basis van de plaatselijke omstandigheden.
Hoe waardeert u de uitspraak van de NS dat «het altijd wel een moeilijke afweging is om te maken voor het centrale gezag. Die pro-Palestina demonstraties werden door honderden tot duizenden mensen bijgewoond. Als je die het station wil uitzetten, lukt dat niet met een vriendelijk woord. Als je echt doorzet, dan heb je over inzet van de ME. De vraag is of de situatie daar beter van wordt»?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat er sprake is van een onuitlegbare situatie als bij een massale betoging, met hinder voor reizigers, waarbij antisemitische leuzen zijn gebezigd, niet wordt ingegrepen, maar bij een rustige evangelisatie-activiteit zonder hinder voor reizigers, wel? Wilt u hierop uitgebreid reageren?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘De schrik zit erin bij moslims in Culemborg: ‘We willen extra beveiliging’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Ben u bekend met dit bericht?1
Ja.
Wat is uw eerste reactie op dit bericht?
Ik vind het ernstig om te horen dat sinds het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden meer moslims zich onveilig voelen. Ik keur de vernieling van het gebedshuis met de sterkst mogelijk bewoording af. Alle Nederlanders moeten er zeker van kunnen zijn dat ze, zo gewenst, hun geloof in veiligheid kunnen belijden. Er is geen plaats voor haat in Nederland en dus ook niet tegen moslims.
Kunt u bevestigen dat een man met een hamer de ramen van deze moskee heeft ingeslagen?
Zoals bekend wordt geen informatie gegeven die betrekking heeft op een lopend strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u toelichten wat de motieven van de dader zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u dat dit haatmisdrijf een gevoel van onveiligheid creëert onder de islamitische gemeenschap?
Of in dit specifieke geval sprake is van een vernieling met mogelijk discriminatoir aspect zal uit het opsporingsonderzoek moeten blijken. Ongeacht het motief kan ik me heel goed voorstellen dat dergelijke incidenten zorgen voor gevoelens van onveiligheid.
Kunt u bevestigen dat het zo niet langer kan en dat moskeeën in Nederland beveiliging nodig hebben?
Ik vind het van groot belang dat moskeeën gespaard blijven van zorgen over hun veiligheid en concrete bedreigingen. Indien nodig worden door het lokaal bevoegd gezag passende beveiligingsmaatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van deze maatregelen moet in het oog gehouden worden of het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Ik heb er alle vertrouwen in dat het lokale gezag daar waar nodig passende maatregelen treft. Op dit moment is er geen aanleiding om extra algemene beveiligingsmaatregelen te financieren.
Gaat u geld vrij maken om moskeeën te laten beveiligen?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u doen om dit soort incidenten te voorkomen?
Het is van belang dat al het mogelijke wordt gedaan om incidenten te voorkomen en in te grijpen wanneer deze zich voordoen. Een klimaat van angst en intimidatie richting moslims, of andere gelovigen, is onacceptabel. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, etniciteit of geslacht. Indien er sprake is van strafbare feiten kan een onderzoek worden gestart door het Openbaar Ministerie. Daar waar er concrete dreigingen zijn, wordt de bedreiger waar mogelijk opgespoord en vervolgd en treffen de lokale gezagen de benodigde beveiligingsmaatregelen. Veel gemeenten werken daarnaast samen met de politie en gebedshuizen om de veiligheid rondom gebouwen te verbeteren. De Handreiking Veilige moskee en het handboek veiligheid religieuze instellingen ondersteunen lokale overheden en moskeeën hierbij. In het handboek staan concrete aanbevelingen die religieuze instellingen kunnen doorvoeren.
Hoeveel soortgelijke haatmisdrijven hebben er al plaatsgevonden het afgelopen jaar?
Haatmisdrijf is geen term die de politie en antidiscriminatievoorzieningen hanteren. Hier kunnen om die reden geen cijfers over worden verstrekt.
Wel kan uit het landelijke rapport Discriminatiecijfers 20222 opgemaakt worden dat de politie in 2022 173 incidenten van Godsdienstdiscriminatie heeft geregistreerd, waarvan 93 procent (161 incidenten) ziet op moslimdiscriminatie. Antidiscriminatievoorzieningen hebben 299 meldingen van discriminatie op grond van godsdienst ontvangen. In 77 procent van deze meldingen ging het om discriminatie van moslims. Bij overige categorisering (vernieling, bedreiging, geweldpleging e.d.) is in de rapportage geen verder onderscheid gemaakt naar de achtergrond van de slachtoffers, zodat daaruit geen conclusies getrokken kunnen worden.
Hoeveel moskeeën vragen om beveiliging maar krijgen dit niet?
Zoals hierboven aangegeven is de veiligheid van moskeeën een lokale verantwoordelijkheid. Ik kan daarom geen inhoudelijk antwoord geven op deze vraag.
Is het aantal meldingen van moskeeën en islamitische instellingen over veiligheidsrisico’s toegenomen sinds 7 oktober 2023?
Er zijn geen cijfers over het aantal meldingen van moskeeën en islamitische instellingen over veiligheidsrisico’s.
Kunt u verklaren waarom het aantal meldingen van moslimhaat, volgens Meld Islamofobie, is toegenomen?
Voor zover het om een recente toename zou gaan, wordt daarvoor op de website van Meld Islamofobie geen verklaring gegeven. Ook een publicatie uit 20193 geeft geen eenduidige verklaring of verklaringen waar moslimhaat aan te wijten is. Wel wordt aangegeven dat er gediscrimineerd wordt als iemand duidelijke kenmerken van het moslim-zijn, zoals het dragen van een hoofddoek, vertoont. Een andere factor die genoemd wordt zijn uitspraken van politici en mediaberichtgeving over moslims en de Islam, wat zich weer vertaalt in het politieke en maatschappelijke discours over deze onderwerpen.
Wat gebeurt er met meldingen van moskeeën over veiligheidsrisico’s?
Na een melding is het aan het lokale gezag om te beoordelen of maatregelen getroffen dienen te worden. Bij het nemen van beveiligingsmaatregelen moet in het oog worden gehouden of het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Het lokale gezag is het beste gepositioneerd om hier een keuze in te maken.
Wat denkt u dat dit incident voor invloed heeft op de kinderen die in het weekend koranlessen en doordeweeks huiswerkbegeleiding krijgen in deze moskee? Of met de kinderen die normaal in de speeltuin van deze moskee spelen maar die dit nu niet meer durven?
Alle kinderen moeten veilig kunnen spelen en hun lessen kunnen volgen, zonder vrees voor geweld. Dat geldt voor alle kinderen ongeacht hun levensovertuiging. Dat dit incident kan zorgen voor gevoelens van onveiligheid kan ik me heel goed voorstellen. Ik vind het onacceptabel dat kinderen hierdoor niet meer durven buiten te spelen. Bekladding en vernieling van gebedshuizen gaat alle perken te buiten en moet hard worden bestraft.
Deelt u de mening van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme over dat de beveiliging van islamitische gebedshuizen al langer tekortschiet en dat de overheid niet slaagt in een «gelijke monniken gelijke kappen»-aanpak?
De veiligheid van moskeeën is een lokale verantwoordelijkheid. Lokaal kan de beste inschatting gemaakt worden of op basis van dreiging en risico aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden. Ik heb er alle vertrouwen in dat het lokaal bevoegd gezag daar waar nodig deze maatregelen treft en deel de mening niet dat de beveiliging van islamitische gebedshuizen tekort zou schieten. Dat laat onverlet dat ik begrip heb voor de zorgen die er zijn. De ontwikkelingen in Israël hebben vanzelfsprekend de aandacht van de NCTV, de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarnaast heeft de NCTV in een brief op 7 oktober 2023 aan alle burgemeesters gevraagd om preventief en proactief extra alert te zijn op veiligheidsrisico’s gerelateerd aan de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden.
Bent u van plan om over te gaan in een gelijke monniken gelijke kappen aanpak en de beveiliging van moskeeën op te schroeven?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u van mening dat de beveiliging van moskeeën en islamitische instellingen opgeschroefd moet worden?
Zie antwoord vraag 15.
Ziet u, net als de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme ook een toename van antimoslimsentimenten? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen?
Uit de meerjarenoverzichten van het reeds hierboven in het antwoord op vraag 9 aangehaalde rapport4 blijkt dat de categorieën ras/herkomst en godsdienst/levensovertuiging van de specifieke discriminatiefeiten in de afgelopen vier jaar weinig fluctuatie hebben vertoond. Het meest recente onderzoek op deze thematiek5 bevat geen meerjarencijfers, zodat over ontwikkelingen door de tijd heen geen uitspraken kunnen worden gedaan.
Wat is er gebeurd met de motie Van Baarle2 waarin de regering wordt gevraagd om te onderzoeken welke maatregelen gemeenten nemen ten aanzien van de veiligheid van islamitische instellingen en te bewerkstellingen dat praktijken ten aanzien van de beveiliging van islamitische instellingen onder gemeenten wordt verspreid?
Aan de genoemde motie van het lid Van Baarle is de volgende invulling gegeven. Zoals in antwoord op vragen 6 en 7 is aangegeven treft het lokaal bevoegd gezag passende beveiligingsmaatregelen bij islamitische instellingen op basis van dreiging en risico. Hierbij wordt afgewogen of het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Hierdoor kunnen maatregelen per gemeente verschillend zijn, zonder dat dit iets afdoet aan de benodigde weerstand. Daarbij heb ik er alle vertrouwen in dat het lokale gezag daar waar nodig de passende maatregelen treft. Ik zie daarom geen meerwaarde in het in kaart brengen van welke maatregelen door gemeenten worden getroffen.
Naast de beveiligingsmaatregelen die het lokaal bevoegd gezag waar nodig treft, worden met de handreiking «Veilige Moskee» en het handboek «Veiligheid religieuze instellingen» gemeenten en religieuze instellingen door middel van kennis, aanbevelingen en goede voorbeelden ondersteund om zelf en in samenwerking met de politie aan de slag te gaan met veiligheidsaspecten. De handreiking en het handboek zijn goede afstemming met de Denktank veiligheid moskeeën (waarin vertegenwoordigers van verschillende moskeeën deelnamen) ontwikkeld en in 2017 en 2018 onder alle gemeenten verspreid. Gekoppeld hieraan zijn er voor moskeeën regionale bijeenkomsten georganiseerd. Verder heeft het Ministerie van SZW in 2022–2023 rondom spanningen en polarisatie het traject (pilot) advisering moskeeën opgezet, waarin zeven gemeenten en achttien moskeeën verschillende gesprekken met elkaar hebben gevoerd, met als doel om de samenwerking te versterken en te verduurzamen om zo bij spanningen rondom aangekondigde demonstraties en of bedreigingen en vernielingen in gezamenlijkheid op te trekken. Zaken die de veiligheid raken worden op lokaal niveau door de politie opgepakt. De uitkomsten van het traject advisering moskeeën worden in een handelingsperspectief «samenwerking gemeenten en moskeeën in tijden van spanningen en polarisatie» verwerkt. Deze handreiking zal begin volgend jaar worden aangeboden aan zowel gemeenten als moskeeën. Hiermee beschouw ik de motie als afgedaan.
Antisemitisme in Nederland |
|
Mirjam Bikker (CU), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «CIDI-directeur ziet toename antisemitisme in Nederland na aanval Hamas op Israël: «Het is waanzin»»1, «Hamas roept vrijdag uit tot dag van mobilisatie moslimwereld»2 en «Franse Minister: ruim twintig aanhoudingen voor antisemitisme»?3
Ja, van deze berichten heb ik kennisgenomen.
Kunt u zich inleven in de grote onrust die al deze berichten teweeg brengen in de Joodse gemeenschap?
Ja. Het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden is van grote invloed op veel mensen in Nederland. In het bijzonder geldt dit voor mensen uit de Joodse Gemeenschap. Zij hebben familie of vrienden in het conflictgebied en maken zich zorgen over de situatie daar, maar voelen zich zelfs niet zeker over hun veiligheid hier. Dit mag natuurlijk niet zo zijn. Zoals ook aangegeven de Kamerbrief van 24 oktober 2023, moeten we er in Nederland zorg voor blijven dragen dat gelovigen in veiligheid hun religieuze diensten kunnen bijwonen en dat kinderen zich veilig voelen om naar school te gaan.
We weten dat Joodse leerlingen als gevolg van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten gepest worden of zich om andere redenen onveilig voelen, en in sommige gevallen zelfs niet meer naar school durven. Laat ik hier heel duidelijk over zijn: dat past niet in een land als Nederland. Onderwijsinstellingen moeten een plek zijn waar álle leerlingen en studenten zich vrij en veilig voelen – ongeacht hun achtergrond of overtuigingen. Daar is absoluut geen plek voor antisemitisme.
Deelt u de grote zorgen over de gevolgen van het Israëlisch-Palestijns conflict voor de Joodse gemeenschap in Nederland? Bent u hier blijvend over met de Joodse gemeenschap in contact?
Ja, die zorgen deel ik. In het verleden hebben we gezien dat ontwikkelingen in dit conflict in Nederland tot een toename van antisemitisme in Nederland kunnen leiden. Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 5, zien we dat nu weer gebeuren. Het nieuwe Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) stelt dat het gewelddadig conflict in Israël en de Palestijnse Gebieden een polariserend effect heeft op delen van de samenleving. Het is voorstelbaar dat de spanningen die daaruit voortvloeien leiden tot geweld tegen Joodse of islamitische instellingen4. Antisemitisme is volstrekt onacceptabel. Conflicten als die in het Midden-Oosten vragen dat we extra scherp zijn op het weren van antisemitisme in Nederland.
Hoewel het kabinet er alles aan doet om ons land veilig te houden, kunnen er begrijpelijkerwijs wel gevoelens van onveiligheid ontstaan. De leden van het kabinet staan daarom vanuit hun verschillende verantwoordelijkheden in nauw contact met de Joodse gemeenschap.
Daarnaast zijn alle burgemeesters geadviseerd om preventief en proactief extra alert te zijn op veiligheidsrisico’s gerelateerd aan het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden. Hieronder valt ook het treffen van beveiligingsmaatregelen voor Joodse instellingen als daar aanleiding toe is. Om die reden houden de NCTV, politie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten de ontwikkelingen in het buitenland en de uitstraling daarvan op (de veiligheidssituatie in) Nederland nauwlettend in de gaten. De NCTV blijft hierover in nauw contact met burgemeesters, veiligheidspartners en de Joodse gemeenschap.
Ook de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) onderhoudt nauw contact met de Joodse gemeenschap.
Op welke wijze spant u zich in om ervoor te zorgen dat juist deze dagen antisemitisme geen plek heeft in Nederland?
Het spreekt voor zich dat antisemitisme geen plek heeft in Nederland. Dat geldt ook voor andere vormen van discriminatie en racisme. Het feit dat er twee Nationaal Coördinatoren zijn ingesteld is een teken dat hier op vele gebieden nog werk aan de winkel is. De aanpak van antisemitisme in Nederland is uiteengezet in het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) dat de Minister van Justitie en Veiligheid in oktober 2022 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het kabinet committeert zich aan de uitvoering van dit werkplan, waarvan de relevantie dezer dagen opnieuw pijnlijk duidelijk wordt.
Verschillende Ministers, waaronder ikzelf, hebben in de afgelopen periode publiekelijk hun zorgen uitgesproken over het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden en het groeiend antisemitisme in Nederland. Ook de NCAB zet extra in op bewustwording over de impact van het conflict op antisemitisme in de samenleving, waaronder op scholen.
Specifiek voor het funderend en vervolgonderwijs geldt dat in nauw contact met de hiertoe kundige partijen, waaronder de sectorraden, Stichting School en Veiligheid (SSV) en aanbieders van ondersteunend materiaal op het gebied van geschiedenis en schurende gesprekken. Schurende gesprekken zijn moeilijke gesprekken over maatschappelijk gevoelige thema’s waarover meningen van leerlingen sterk kunnen verschillen, zoals het conflict in het Midden-Oosten. Vanuit het Expertisepunt Burgerschap worden po-, vo-, en mbo-scholen al langere tijd gestimuleerd om leerkrachten en docenten bij te scholen op het gebied van schurende gesprekken. Dat leerkrachten en docenten zich geëquipeerd voelen om schurende gesprekken te begeleiden en op die manier solidariteit en verbinding onder leerlingen en studenten te vergroten en polarisatie te verminderen, is nu belangrijker dan ooit. Op de hogescholen en universiteiten is het voeren van schurende gesprekken overigens net zo belangrijk. Ook daar zien we het conflict in het Midden-Oosten doorwerken, en moeten we voorkomen dat dat leidt tot discriminatie en polarisatie.
Hoeveel meldingen zijn er inmiddels bij de diverse instanties binnengekomen over antisemitisme? Welk beeld schetsen deze meldingen, alsook andere signalen?
Het CIDI rapporteerde onlangs over een toename van ruim 800% van het aantal antisemitische incidenten sinds de terroristische aanslagen van 7 oktober, vergeleken met het maandgemiddelde van de afgelopen drie jaar5. De NCAB ziet een grote toename van zorgen onder de Joodse gemeenschap in Nederland over hun veiligheid en ontvangt hij signalen van onder meer leerlingen die op school worden lastiggevallen vanwege hun Joodse achtergrond.
Het College voor de Rechten van de Mens heeft sinds 7 oktober jl. 25 meldingen ontvangen (stand 1 december 2023) met betrekking tot de oorlog. Tussen deze meldingen zitten geen klachten over (individueel ervaren) antisemitisme. In grote lijnen gaan de meldingen over de bezetting van de Palestijnse gebieden, zorgen over de mensenrechten van de Palestijnse bevolking, zorgen over de escalatie van geweld, en onvrede over de steun van Nederland aan Israël.
Heeft u inmiddels ook signalen ontvangen van antisemitisme jegens Joodse leerlingen op onderwijsinstellingen?
De Minister voor Primair en Voortgezet heeft enkele signalen ontvangen over antisemitisme in het primair en voortgezet onderwijs. Hoeveel signalen dit exact zijn, is niet zeggen omdat de signalen niet gestructureerd worden verzameld. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs krijgt naast signalen van antisemitisme ook signalen van islamitische leerlingen die bang zijn dat daden uit naam van Hamas hen zullen worden aangerekend of die niet meer voor hun mening durven uit te komen. Voor beide soort signalen geldt wat dit kabinet betreft dat ieder signaal er een te veel is. Antisemitisme en moslimhaat is altijd volstrekt onacceptabel. Antisemitisme in het onderwijs heeft de volle aandacht van zowel de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs als de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Om antisemitisme moslimhaat en (en andere vormen van discriminatie en verdeeldheid) te voorkomen en bestrijden zijn er binnen het onderwijs verschillende initiatieven gelanceerd die zich richten op dialoog en verbinding. Het kabinet moedigt dit soort initiatieven aan.
Bent u bereid om de mogelijkheden tot melden bij zowel politie, de Joodse gemeenschap en scholen nadrukkelijk onder de aandacht te brengen? Bent u voorts bereid breder de ontwikkelingen met betrekking tot antisemitisme de komende tijd nadrukkelijk te monitoren?
Antisemitisme moeten we in de eerste plaats willen voorkomen. Scholen kunnen hier een rol in spelen door zich uit te spreken tegen discriminatie, racisme en antisemitisme en open en verbindende gesprekken tussen leerkrachten/docenten en leerlingen/studenten en tussen leerlingen/studenten onderling te stimuleren en ondersteunen. Waar antisemitisme of racisme en discriminatie van een andere aard escaleert, zullen uiteraard de daarvoor bevoegde partijen worden ingeschakeld. Het is belangrijk dat joden en Joodse organisaties in Nederland gemakkelijk hun weg naar een instantie kunnen vinden om melding of aangifte te doen.
We vinden het belangrijk dat we goed in beeld hebben hoe de reacties van leerlingen en studenten op de gebeurtenissen in het Midden-Oosten zich de komende tijd ontwikkelen. Dit geldt voor antisemitische reacties, maar ook voor andere reacties van discriminatoire of haatdragende aard. Om deze reacties te monitoren, ben ik in nauw contact met alle partijen die hier het meeste zicht op hebben en stimuleren wij schoolleiders, leerkrachten/docenten en leerlingen/studenten om eventuele signalen met deze partijen te delen. Ook de NCAB heeft de afgelopen weken via zijn publieke kanalen onder de aandacht gebracht waar slachtoffers van antisemitisme zich kunnen melden.
Zijn er in Nederland de afgelopen week al aanhoudingen geweest voor antisemitisme?
In de periode 7 oktober–17 oktober zijn er 3 aanhoudingen geweest, 6 zaken zijn in die periode in onderzoek genomen.
Bent u bereid met andere landen in de Europese Unie contact te hebben over de bescherming van de Joodse gemeenschap tegen antisemitisme en ook de mogelijkheden te bezien om gezamenlijk op te treden, bijvoorbeeld waar het online uitingen van antisemitisme betreft?
In 2022 heeft de JBZ-Raad al Raadsconclusies vastgesteld over het bestrijden van antisemitisme. Lidstaten, waaronder Nederland, werken op basis daarvan aan nationale actieplannen. De aanpak van antisemitisme in Nederland is uiteengezet in het werkplan van de NCAB dat ik vorig jaar oktober aan uw Kamer aangeboden heb6. In de JBZ-Raad van 19–20 oktober jl. heb ik mij samen met mijn EU-collega’s over de interne veiligheidsgevolgen van het Israëlisch-Palestijns conflict uitgesproken om samen te blijven werken aan de bestrijding van antisemitisme in Europa. Ook heb ik op 31 oktober jl. een onderhoud gehad met President Macron van Frankrijk over de toename van antisemitisme als gevolg van het conflict. Verder staat de NCAB in nauw contact met zijn Europese en andere internationale collega’s. Zij hebben op 6 november een gezamenlijk statement doen uitgaan, waarin zij onder meer hun zorgen uitspreken over de scherpe toename van antisemitisme sinds 7 oktober. Het kabinet beziet wat de meest effectieve manier is om te reageren op de meest recente ontwikkelingen en neemt daarbij motie Brekelmans/Ellian7 waarin de regering verzocht wordt zich in te zetten voor een
krachtige Europese verklaring tegen antisemitisme, bedreiging en intimidatie van de Joodse gemeenschap in Europa, actief mee in overweging.
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ik heb getracht aan uw verzoek te voldoen. Met het verzamelen van de benodigde gegevens ging echter enige tijd gemoeid.
De illegale undercover onderzoeken bij moskeeën |
|
Songül Mutluer (PvdA), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Stephan van Baarle (DENK), Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ministerie van Sociale Zaken deed ook geheim onderzoek naar moskeeën»?1
Ja.
Waarom negeert u het advies van de Landsadvocaat om de burgers over wie illegaal informatie is verzameld persoonlijk daarover te informeren? Hoe verhoudt zich dit tot de erkenning die u in uw brief geeft dat de undercover onderzoeken «onbedoeld [hebben] bijgedragen aan stigmatisering van grote groepen moslims die hier niets mee te maken hebben»?2
Recent heb ik u geïnformeerd over het traject gericht op het herstel van het vertrouwen van de islamitische gemeenschappen in de overheid. Ook voor mij vormde dit traject aanleiding om stil te staan bij de rol van het Ministerie van SZW richting de moslimgemeenschappen de afgelopen jaren.
Gemeenten en gemeenschappen werden door mijn ministerie geadviseerd om verbinding te leggen met elkaar zodat in tijden van zorg er snel geschakeld kon worden. SZW heeft in dit verband toen beelden opgehaald over personen en organisaties om het sociaal-maatschappelijk perspectief, interdepartementaal, in te brengen op veiligheidsonderwerpen. Ook is er een aantal onderzoeken uitgevoerd. In dit kader heeft SZW persoonsgegevens verwerkt. Hier had en heeft SZW echter geen juridische grondslag voor. Dit had niet mogen gebeuren.
Naar aanleiding van de recente artikelen in de NRC is contact geweest tussen mijn departement en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). In dit gesprek zijn de afwegingen aan bod gekomen die ten grondslag lagen aan het proces zoals geschetst in de brief «Herstel vertrouwen tussen de overheid en de moslimgemeenschappen».4
Mijn medewerkers hebben de afgelopen anderhalf jaar ingezet op de ontwikkeling van een werkwijze waarbij het uitgangspunt was het proactief benaderen van mensen van wie onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt. Zij hebben de inschatting gemaakt dat het daarbij niet mogelijk is om voor het merendeel van de betrokkenen betrouwbare contactgegevens te achterhalen.
De Landsadvocaat benadrukt in zijn advies dat zekerheid dient te bestaan over de contactgegevens van de te informeren personen, opdat voorkomen wordt dat correspondentie naar verkeerde adressen wordt gezonden. Omdat het risico bestond dat de informatie bij de verkeerde adressen terecht zou kunnen komen en het bovendien een nieuwe verwerking van persoonsgegevens is om (online) achter contactgegevens te komen, is besloten om deze personen niet persoonlijk te informeren. Van daaruit is besloten om één lijn te trekken richting alle betrokkenen.
Naar aanleiding van gesprekken met de AP is bovenstaande werkwijze heroverwogen. De AP staat op het standpunt dat SZW zich maximaal moet inspannen om van wie geen betrouwbare contactgegevens beschikbaar zijn, gegevens te achterhalen opdat mensen geïnformeerd worden. Mijn ministerie zal daarom die mensen actief informeren, van wie betrouwbare contactgegevens voor handen zijn. Dit betekent dat wij zelf moeten beschikken over de betreffende contactgegevens of contactgegevens moeten kunnen vinden zonder tussenkomst van anderen. We zullen geen buitenstaanders vragen om ons contactgegevens te verstrekken. Er blijft een groep over die wij niet kunnen bereiken omdat we geen betrouwbare contactgegevens hebben of kunnen verkrijgen. Mensen die vermoeden voor te komen in onze administratie kunnen bij het ministerie hiernaar informeren, zoals beschreven in de brief5.
Bent u bereid, nu ook de Autoriteit Persoonsgegevens daarop aandringt3, toch het advies op te volgen en iedereen over wie illegaal informatie is verzameld daarover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich tevens de bijdragen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en verschillende gemeenten aan deze illegale onderzoeken4, de onterechte signalering van Nederlandse moslims in het buitenland5 en de discriminatie van moslims door financiële instellingen?6 Ziet u ook dat hier sprake lijkt van een patroon van wantrouwen waar onschuldige Nederlandse moslims de dupe zijn geworden?
Het kabinet heeft eerder vragen beantwoord en brieven gestuurd over de voorbeelden die u aanhaalt. Tevens hebben verschillende gemeenten, al dan niet via hun gemeenteraden, gereageerd op de eerder verschenen krantenartikelen over de (onrechtmatige) onderzoeken die hebben plaatsgevonden in moskeeën. Zoals ik in mijn brief aangeef herken ik de signalen dat er bij een deel van de Nederlandse moslims een gevoel heerst dat de overheid slechts oog heeft voor problemen (vaak gerelateerd aan veiligheidsvraagstukken) binnen hun gemeenschappen, en niet voor positieve ontwikkelingen. Het rapport van Perron14 beschrijft dat veel ambtenaren worstelden met onvoldoende kennis over verschillende moslimgemeenschappen en daardoor deze groepen teveel benaderden vanuit een veiligheidsperspectief. Daarnaast wordt problematiek die in de kern enkelen of specifieke groepen aan gaat, het probleem gemaakt van een hele gemeenschap. Dit moet anders: ik investeer in een structurele dialoog tussen overheid en de verschillende gemeenschappen in Nederland op basis van wederzijds vertrouwen.9
Deelt u de duiding van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme dat hier sprake is van een «patroon van achterdochtig overheidshandelen richting moslims»?
Moslimdiscriminatie is een hardnekkig probleem. Helaas is gebleken dat moslimdiscriminatie ook binnen de (Rijks-)overheid voor komt. Het Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme richt zich op het versterken van de aanpak tegen discriminatie en racisme.10 De Staatscommissie tegen discriminatie en racisme heeft als onderdeel van haar opdracht, ook discriminatie en racisme door de overheid te bezien.11
Wanneer komt het aangekondigde bredere onderzoek naar moslimdiscriminatie? Kunt u er zorg voor dragen dat daarbij expliciet aandacht is voor moslimdiscriminatie vanuit overheidsinstanties?
Ik ben op dit moment bezig met de Europese aanbesteding van het aangekondigde nationaal onderzoek naar moslimdiscriminatie. Dit onderzoek richt zich op waar en hoe moslims discriminatie ervaren en welke aanvullende effectieve maatregelen mogelijk zijn. Voor de aanbesteding heb ik als eerste richtlijn een aantal domeinen meegegeven als arbeidsmarkt, zorg, wonen en financiële dienstverlening. Binnen die domeinen kan de rol van verschillende partijen worden meegenomen, waaronder ook die van de overheid. De daadwerkelijke inhoud van het onderzoek moet nog vorm krijgen. Het onderzoek zal 1 december 2023 starten. Ik verwacht de resultaten eind 2024.
Als vermeld onder 5. heeft de Staatscommissie Discriminatie en Racisme uitdrukkelijk aandacht voor discriminatie door de overheid.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat «Inburgering en integratie» op 27 september 2023?
Ja.
De vernieling van kerken in Pakistan |
|
Kees van der Staaij (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de verdrietige berichten uit Pakistan over de vernieling van meer dan twintig christelijke kerken in Jaranwala en het geweld richting christenen?1
Ja.
Deelt u de grote verontrusting over de gang van zaken, zoals het gebrek aan bescherming door de lokale politie?
Het kabinet deelt de ernstige zorgen over de gang van zaken tijdens de gebeurtenissen op 16 augustus jl. in Jaranwala. De Pakistaanse ordetroepen waren niet meteen ter plaatse en de lokale politie had de situatie niet onder controle. In die tussenliggende periode konden de geweldplegers meer dan 20 christelijke kerken, bijna 100 huizen en bezittingen van christenen vernielen en in brand steken.
Hoe beoordeelt u de oorzaken van het opvlammen van het genoemde geweld?
Pakistan heeft te maken met diverse grote uitdagingen op economisch, politiek, klimaat- alsook veiligheidsgebied die leiden tot interne problemen en onrust in het land. Naar verluidt heeft de gewelddadige menigte, voornamelijk bestaande uit aanhangers van een extremistische religieuze organisatie, de beschuldiging van blasfemie door twee christelijke mannen aangegrepen om de vernielingen aan te brengen.
Hoe beoordeelt u de tegenstelling tussen het toekijken van de lokale autoriteiten en het ingrijpen van de landelijke autoriteiten?
Dit is lastig te beoordelen; mediaberichten melden dat de lokale politie niet ingreep om het geweld niet verder te laten escaleren, wat mogelijk tot dodelijke slachtoffers zou kunnen hebben geleid. Door uiteindelijk ingrijpen van de ordetroepen zijn verdere gewelddadigheden voorkomen.
Het geweld is sterk veroordeeld door vertegenwoordigers van de Pakistaanse regering, legerleiding, justitie en geestelijken (moslims en christenen). Ook heeft de Pakistaanse regering toegezegd een schadevergoeding uit te keren aan de getroffen families en hulp te verlenen bij de wederopbouw van huizen en kerken.
Gaat u evenals de Verenigde Staten opheldering vragen aan de Pakistaanse autoriteiten?
De Pakistaanse Ulema-raad en de Pakistaanse kerk hebben gezamenlijk een commissie van 24 leden opgericht om het incident verder te onderzoeken, de interreligieuze eenheid te bevorderen en extremistische verhalen te weerleggen.
De Pakistaanse autoriteiten hebben meer dan 130 personen gearresteerd na de gewelddadigheden en hebben aangegeven verder onderzoek te doen.
Het kabinet ziet daarom vooralsnog geen noodzaak om ook opheldering te vragen aan de Pakistaanse autoriteiten maar zal de uitkomsten en de opvolging van het onderzoek nauw volgen.
Welke actie wordt vanuit de Europese Unie en in het bijzonder de speciale EU-gezant voor godsdienstvrijheid ondernomen richting Pakistan? Dringt u aan op Europese actie?
De EU heeft met Pakistan een regulier overleg onder andere in de Sub-Group on Democracy, Governance, Rule of Law and Human Rights. Vrijheid van religie en levensovertuiging en de rechten van minderheden zijn hiervan belangrijke onderdelen.
De EU-ambassadeur in Islamabad heeft haar zorgen geuit over de gebeurtenissen op 16 augustus, ook richting de Pakistaanse autoriteiten, onder meer in gesprekken met de Pakistaanse Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Mensenrechten. Contacten met autoriteiten ligt in de regel bij de EU-ambassadeur in het betreffende land en niet bij de EU-gezant voor godsdienstvrijheid.
Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Jaranwala heeft het Directorate-General for European Civil Protection and Humanitarian Aid Operations (DG ECHO) geld vrijgemaakt om gezinnen in de getroffen wijk te helpen, zie ook het antwoord bij vraag 7. Gezien de reeds ondernomen actie door de EU dringt het kabinet voorlopig niet aan op verdere stappen in EU-verband.
Wat kunt u doen om de getroffen christenen, die het al moeilijk hadden, te ondersteunen?
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een belangrijke prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Ook de Nederlandse ambassade in Islamabad werkt aan de bevordering hiervan. Zo steunt de ambassade diverse projecten in Pakistan die zich richten op religieuze minderheden.
Via DG ECHO is geld beschikbaar gesteld om 260 huishoudens in de getroffen wijk te helpen met warme maaltijden en WASH (water, sanitatie en hygiëne) non-food middelen.
Welke mogelijkheden ziet u om de rechtsbescherming van christenen in Pakistan te verbeteren? Wat is uw inzet daarvoor?
Nederland blijft zich zowel bilateraal als via diverse multilaterale fora inzetten voor de vrijheid van religie en levensovertuiging. Tijdens de Universal Periodic Review (UPR) – het peer review mechanisme over mensenrechten waar alle VN-landen aan kunnen deelnemen – heeft Nederland Pakistan aanbevolen om juridische en praktische maatregelen te nemen om te waarborgen dat misbruik van blasfemiewetten wordt voorkomen en religieuze intolerantie wordt geadresseerd.
Ook spreekt Nederland regelmatig met Pakistaanse gesprekspartners over vrijheid van religie en levensovertuiging en bescherming van religieuze minderheden zoals tijdens de hoogambtelijke politieke consultaties in februari jl.
Deelt u de analyse dat de genoemde situatie naast vele andere verontrustende berichten en cijfers over christenvervolging onderstreept dat de inzet voor vrijheid van religie en de bescherming van vervolgde christenen eerder meer dan minder prioriteit verdient in het mensenrechtenbeleid en bij de inzet van middelen vanuit het Mensenrechtenfonds?
Mensenrechten gelden altijd en overal voor iedereen, ongeacht geslacht, etnische afkomst, nationaliteit, godsdienst of politieke overtuiging. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de prioriteiten in het buitenlandse mensenrechtenbeleid van Nederland.
In Pakistan heeft Nederland vanuit het gedelegeerde mensenrechtenfonds in 2022 voor een bedrag van EUR 1 mln. activiteiten ondersteund ten behoeve van de mensenrechtenprioriteiten, waarvan 40% ten behoeve van de prioriteit vrijheid van religie en levensovertuiging. Daarnaast zet Nederland zich via het Safety for Voices programma sinds 2023 wereldwijd in voor de veiligheid van mensenrechtenverdedigers, ook op de prioriteit vrijheid van religie en levensovertuiging.
Het bericht ‘Deense regering wil koranverbrandingen voorkomen met wet’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Deense regering wil koranverbrandingen voorkomen met wet»?1
Bent u ervan op de hoogte dat ook Zweden de mogelijkheden onderzoekt om verbrandingen van de Koran te verbieden?
Wat is uw reactie op dit voornemen?
Bent u het eens met de Minister van Buitenlandse Zaken van Denemarken dat de koranverbrandingen beledigende en roekeloze daden zijn? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat koranverbrandingen of verbrandingen van andere religieuze geschriften niet onder de vrijheid van meningsuiting vallen? Waarom wel of niet?
Deelt u de mening dat het verbranden van een Koran, of een ander heilig boek, verboden zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u, in navolging van Denemarken en Zweden, ook onderzoeken of het mogelijk is om koranverbrandingen en verbrandingen van andere heilige boeken, te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn u voorbeelden van andere landen bekend waar wetgeving bestaat die in Nederland implementeerbaar zou kunnen zijn om de verbranding van heilige boeken te verbieden?
Religie en buitenlands beleid |
|
Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoe de vier hoofdaanbevelingen uit de brief «religie en buitenlands beleid» uit 2018 zijn opgevolgd en wat de huidige stand van zaken is?1
Ik onderstreep nogmaals het belang van adequate kennis van religie en religieuze geletterdheid voor een beter buitenlands beleid. Gedegen kennis van de religieuze geschiedenis, context en gebruiken is onontbeerlijk om effectief buitenlands beleid te kunnen voeren en de complexe uitdagingen van onze tijd te begrijpen. Religie is een belangrijke maatschappelijke en politieke drijfveer in een groot deel van de wereld en het is daarom in het belang van de Nederlandse buitenlandse politiek om daar voldoende aandacht aan te besteden.
Er is goede vooruitgang geboekt op de implementatie van de vier hoofdaanbevelingen uit de brief «religie en buitenlands beleid» uit 2018. Vrijheid van religie en levensovertuiging en de relatie tussen religie en buitenlans beleid maakt structureel deel uit van strategiesessies over internationale betrekkingen zoals de jaarlijkse BZ-strategiedagen. Door het digitale format zijn deze dagen specifiek voor de posten een belangrijke bron van informatie en bieden zij goede mogelijkheid tot het uitwisselen van informatie. Beginnende beleidsmedewerkers krijgen als vast onderdeel van hun opleiding bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken voorlichting over religie en diplomatie. De Academie Internationale Betrekkingen (AIB) biedt in samenwerking met de beleidsdirecties structureel een aantal thematische en regionale opleidingen aan, waarin aandacht is voor religie zowel voor meer ervaren als beginnende beleidsmedewerkers. In nauwe samenwerking met de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging (SGRL) organiseert de AIB regelmatig lunchlezingen en seminars met experts, zoals in najaar 2022 met Azza Karam, hoogleraar Religie en Duurzame Ontwikkeling aan de Vrije Universiteit. Verder wordt de Nederlandse inzet op religie en diplomatie gewaarborgd door de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging (SGRL), een functie die in 2019 is gecreëerd ter opvolging van de motie van Van Helvert c.s. De speciaal gezant levert in nauwe samenwerking met de mensenrechtenambassadeur de Nederlandse inzet op dit vlak en neemt actief deel aan diverse internationale en Europese netwerken voor vrijheid van religie en levensovertuiging, waaronder de International Religion and Freedom of Belief Alliance (IRFBA), de International Contact Group for Freedom of Religion and Beliefen het Transatlantic Network for Religion and Diplomacy (TPNRD). De SGRL draagt bij aan het onderhouden van de strategische partnerschappen en samenwerkingsverbanden met andere overheden, universiteiten, multilaterale organisaties en het nationale en internationale maatschappelijk middenveld.
Kunt u aangeven welke rol religie (inclusief religieuze minderheden) specifiek vervult in de context van vredesopbouw en conflictbemiddeling in zijn algemeenheid? En meer specifiek in de volgende landen: Nigeria, Irak, Ethiopië, Mali, Oeganda, en Indonesië?
Het kabinet ondersteunt vredesopbouw en conflictbemiddeling met als doel om mensen en gemeenschappen te ondersteunen bij het voorkomen van gewelddadige conflicten. De noden, wensen en oplossingen van mensen, inclusief die van kwetsbare groepen en (religieuze) minderheden staan daarbij centraal. Daar waar relevant nemen onze uitvoeringspartners religie mee in conflictanalyses en betrekken ze religieuze actoren en religieuze minderheden bij het ontwerp en de uitvoering van hun projecten. Inclusieve vredesprocessen leiden vaak tot betere resultaten en meer duurzame vrede.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2021 een strategisch partnerschap – Joint Initiative for Strategic Religious Action (JISRA) – gesloten met Mensen met een Missie waarbij de inzet zich met name richt op bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging in Ethiopië, Indonesië, Irak, Kenia, Mali, Nigeria en Oeganda. Door gerichte aandacht voor dit thema wordt ingezet op conflictbemiddeling en vredesopbouw. Dit programma werkt nauw samen met religieuze actoren om interreligieuze dialoog te bevorderen en discriminatie, extremistische bewegingen en haat jegens andere (niet-)religieuze groeperingen tegen te gaan. Programmadoelstellingen zijn het versterken van de stem van religieuze actoren als onderdeel van het maatschappelijk middenveld en het versterken van de constructieve rol van religieuze actoren bij vredesopbouw en conflictbemiddeling. Het consortium neemt deel aan internationale fora om deze prioriteiten te bevorderen. In de genoemde landen zet JISRA zich onder andere in op het volgende:
Bent u voornemens om in toekomstige landenbezoeken de aantasting van de vrijheid van religie en levensovertuiging mee te nemen in de bilaterale dialoog? Zo ja, met welke vragen precies? En zo nee, waarom niet?
Ja. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de prioriteiten in het buitenlands mensenrechtenbeleid van Nederland en wordt waar nodig altijd te berde gebracht, onder andere door de mensenrechtenambassadeur en de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging. Ook in de regelmatige contacten met buitenlandse ambassades in Den Haag wordt dit onderwerp besproken. Op welke wijze is context- en landafhankelijk.
Hoe ziet u het belang van religieuze geletterdheid voor Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)-medewerkers en mogelijk andere medewerkers van uw ministeries? Hoe waarborgt u voldoende kennis van medewerkers op dit thema?
De IND neemt de deskundigheid van haar medewerkers zeer serieus. Er wordt echter bewust voor gekozen om de medewerkers generalistisch op te leiden zodat zij handvatten hebben om alle asielrelazen te kunnen beoordelen. Naar aanleiding van de voornemens in het coalitieakkoord heeft het kabinet per brief, d.d. 4 november 2022 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 19 367, nr. 3003), uiteengezet hoe de deskundigheidsbevordering van IND-medewerkers op bekeringsthema’s wordt verbeterd. De afgelopen jaren heeft de IND reeds veel stappen genomen op het gebied van deskundigheidsbevordering. In de Basisopleiding Asiel is er specifiek aandacht voor bekeringszaken. Daarnaast worden bestaande initiatieven door de IND bestendigd, verdiept, uitgebreid en verbreed. Er vinden onder meer casusbesprekingen, intervisiebijeenkomsten en themadagen plaats en worden er informatieve roadshows en/of trainingen georganiseerd in geval van grote beleidswijzigingen of ontwikkelingen. Ook lopen er contacten met verschillende relevante maatschappelijke organisaties.
Het bericht ‘Omstreden moskee-infiltrant gaat bij politie aan de slag met discriminatie en uitsluiting: ‘Zorgwekkend’’ |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van het Algemeen Dagblad op 1 juni 2023: «Omstreden moskee-infiltrant gaat bij politie aan de slag met discriminatie en uitsluiting: «Zorgwekkend»»1?
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving omtrent de externe inhuur van de betrokken persoon als programmamanager voor de realisatie van het plan uitsluiting, discriminatie en racisme bij de politie. In oktober 20212 heeft mijn voorganger uw Kamer bij brief geïnformeerd over de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme en de ondersteuning van gemeenten daarin. Ook is het punt inzake de situatie en werkwijze van het particuliere bureau Nuance door Training en Advies (NTA), waar betrokkene directeur van is, hierin toegelicht. Nadien zijn er gesprekken geweest met de islamitische gemeenschap, is in verschillende debatten3 gesproken over de situatie en werkwijze, zijn er binnen gemeenten verschillende onderzoeken gedaan en hebben de betrokken burgemeesters verantwoording afgelegd aan hun gemeenteraad. Naar het oordeel van de korpsleiding bestaat er geen beletsel voor de externe inhuur van betrokkene als programmamanager voor de realisatie van het plan uitsluiting, discriminatie en racisme bij de politie.
Bent u van mening dat iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan illegaal infiltreren bij moskeeën kan werken aan een landelijke aanpak voor racisme en discriminatie in de politieorganisatie? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat deze persoon jarenlang illegaal heeft geïnfiltreerd bij moskeeën en heimelijke onderzoeken heeft laten uitvoeren en hier nooit voor is gestraft of zijn excuses heeft aangeboden? Wat is uw mening hierover?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze persoon niet geschikt is om programma manager racisme, discriminatie en uitsluiting te worden bij de politie? Kunt u dit toelichten?
De korpsleiding heeft mij bericht dat de combinatie van de kennis van de politieorganisatie en de ervaring op het gebied van diversiteit en inclusie maakt dat betrokkene is ingehuurd voor de rol van programmamanager. Het werk dat betrokkene tot nu toe als extern projectleider heeft verricht in de eenheid Oost-Nederland voor het bevorderen van diversiteit en inclusie heeft opgeleverd, wordt als waardevol beoordeeld.
In hoeverre is de aanstelling van deze omstreden moskee-infiltrant in lijn met uw uitspraak dat u wilt dat mensen vertrouwen kunnen hebben in de bescherming die de rechtsstaat biedt? Begrijpt u dat de bezoekers van de moskeeën waar deze persoon illegaal heeft geïnfiltreerd, waar hij vertrouwensbanden heeft opgebouwd, nu hun vertrouwen in de rechtsstaat verliezen? Wat is uw reactie naar deze mensen toe?
Het vertrouwen van burgers in de overheid en rechtstaat vormt de basis voor onze democratie. Als er sprake is van verlies van vertrouwen doen wij er alles aan om dit vertrouwen te herstellen. Om die reden hebben gemeentelijke opdrachtgevers verantwoording afgelegd aan betrokkenen en de gemeenteraden. Tevens hebben gesprekken plaatsgevonden met de islamitische gemeenschap.
Wat verwacht u dat de aanstelling van deze omstreden moskee-infiltrant doet met het vertrouwen van moskeeën en hun bezoekers in de overheid? Is de aanstelling bevorderlijk voor hun vertrouwen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het een zorgwekkende ontwikkeling is dat iemand die juist de specifieke functie van programmamanager racisme, discriminatie en uitsluiting gaat bekleden, directeur is geweest van een organisatie waar vanuit islamitische gemeenschappen veel weerstand en wantrouwen tegen is? Zo nee, waarom niet?
Zie beantwoording vraag 2.
Deelt u de mening dat iemand die eerder de verbinding tussen overheid en de islamitische gemeenschap heeft bemoeilijkt, niet in staat is om een functie uit te oefenen waarin een van zijn hoofdtaken zich inzetten voor verbinding tussen politie en de samenleving is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het leed van de slachtoffers niet erkend wordt door met deze benoeming het illegaal handelen van de moskee-infiltrant goed te keuren en zelfs te belonen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om te kijken wat u kunt doen om de benoeming van deze omstreden moskee-infiltrant terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
De politie geeft, binnen de kaders van de regelgeving op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie, invulling aan de werving, selectie en aanstelling van personeel. De Korpsleiding verantwoordt zich tegenover mij over het gevoerde beleid. Het is daarbij niet aan mij om te treden in individuele gevallen. Ik ben op de hoogte gebracht van de inhuur en taken van betrokkene na besluitvorming daaromtrent door de korpsleiding.
Algemeen Dagblad, 1 juli 2023, Omstreden moskee-infiltrant gaat bij politie aan slag met discriminatie en uitsluiting: «Zorgwekkend» (www.ad.nl/binnenland/omstreden-moskee-infiltrant-gaat-bij-politie-aan-slag-met-discriminatie-en-uitsluiting-zorgwekkend~ae6f4529/).
Bent u uit hoofde van uw functie verantwoordelijk voor het aanstellen van personen binnen de politieorganisatie? Zo nee, op welke manier wordt er verantwoording afgelegd over het personeelsbeleid van de politie?
Zie antwoord vraag 11.
Legt de politie verantwoording af over het personeelsbeleid? Zo ja, hoe wordt dit dan gedaan?
Zie antwoord vraag 11.
Wanneer bent u op de hoogte gebracht van de aanstelling? Wat was uw eerste reactie hierop?
Zie antwoord vraag 11.