Ingediend | 28 november 2017 |
---|---|
Beantwoord | 9 januari 2018 (na 42 dagen) |
Indiener | Daniel Koerhuis (VVD) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | huisvesting huren en verhuren immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z16455.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-829.html |
Ja.
Uit de cijfers van het COA blijkt dat asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen gemiddeld vijf a zes maanden moeten wachten op uitplaatsing naar een reguliere woning in een gemeente.
Wat betreft de regulier woningzoekenden is het moeilijk om op landelijk niveau uitspraken te doen over gemiddelde wachttijden voor een sociale huurwoning. In het onderzoek «Wachten, zoeken en vinden» dat bureau RIGO in 2016 heeft uitgevoerd, is hier voor het eerst onderzoek naar gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat de «wachttijden» (feitelijk gemiddelde inschrijfduur van mensen die een woning hebben gevonden) sterk per regio variëren. Van 2,5 jaar op Walcheren tot 8,7 jaar voor starters in de regio Amsterdam. Ook binnen regio’s zijn grote verschillen, per gemeente, wijk en type woning. De periode dat woningzoekenden aan het reageren zijn (zoekduur), is veel korter dan de tijd dat ze ingeschreven staan, maar zowel de wachttijd als de zoekduur is de laatste jaren toegenomen.
Wat betreft de kortere wachttijden moet worden benadrukt dat het juist de bedoeling is dat statushouders snel uitstromen uit de asielopvang vanwege de hoge kosten van de asielopvang en een snelle(re) start met integratie. Statushouders die nog in de asielopvang zitten hebben bovendien geen alternatieve huisvestingsmogelijkheden en zijn dus eigenlijk dakloos. De wachttijden van statushouders zijn daarom niet goed vergelijkbaar met de die van regulier woningzoekenden.
De automatische voorrangspositie van statushouders is per 1 juli 2017 komen te vervallen door de inwerkingtreding van een wijziging van de Huisvestingswet 2014. Het is sindsdien aan de gemeenten zelf om, gegeven de situatie op de lokale woningmarkt, te bepalen of statushouders een urgentiestatus krijgen toegewezen.
Het is aan de gemeenten zelf om te bepalen hoe zij, gegeven de situatie op de lokale woningmarkt, de statushouders wensen te huisvesten. In sommige gevallen zal inderdaad sobere, alternatieve huisvesting het meest geschikt zijn; in andere gevallen betreft dat huisvesting in de reguliere sociale voorraad. Juist om lokaal maatwerk hierin te bevorderen, is de automatische urgentiestatus voor statushouders geschrapt uit de Huisvestingswet. In sommige gemeenten is het namelijk helemaal niet nodig of wenselijk om doelgroepen als urgent aan te merken.
Het is mij op dit moment nog niet bekend in hoeveel gemeenten statushouders nog als een voorrangscategorie worden beschouwd. Ik heb uw Kamer bij de behandeling van de wetswijziging reeds toegezegd het effect van het schrappen van de automatische urgentiestatus te onderzoeken. Indien hierover de komende maanden bij de gemeenten voldoende gegevens beschikbaar komen, ben ik dan ook graag bereid om uw Kamer nader te informeren.