Ingediend | 14 december 2015 |
---|---|
Beantwoord | 8 januari 2016 (na 25 dagen) |
Indiener | Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie onderwijs en wetenschap religie voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z24405.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1050.html |
Ja.
Ik ken de berichtgeving over dit voorval. Daaruit maak ik op dat er verschillende interpretaties bestaan van wat er precies is voorgevallen. De directeur verklaart zelf in een brief aan de ouders van leerlingen van de school dat niet het bidden is verboden, maar dat de school heeft geweigerd om een ruimte beschikbaar te stellen waar de docent kon bidden. Ik kan niet beoordelen welke interpretatie het meest waarheidsgetrouw is en wat de feiten zijn in deze zaak.
Ja, die mening deel ik. De Algemene Wet Gelijke Behandeling verbiedt het maken van direct en indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging. Dat impliceert ook dat een werkgever een werknemer niet kan verbieden te bidden op de werkplek. Ik kan niet beoordelen of hiervan in deze zaak sprake is geweest, zie ook het antwoord op vraag 2. De betreffende docent zou het College voor de Rechten van de Mens kunnen vragen hierover te oordelen.
Nee, die mening deel ik niet op voorhand. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Het geven van een juridisch oordeel over deze zaak is voorbehouden aan het College voor de Rechten van de Mens of de rechter, niet aan het kabinet of de Tweede Kamer.
Gezien de verschillende interpretaties over wat precies is voorgevallen, kan ik dat niet beoordelen. Zie ook het antwoord op bovenstaande vragen.
Ik heb hier geen oordeel over. Zie voor een toelichting de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4. Overigens heb ik begrepen uit de uitlatingen in de media van zowel de directeur als de docent dat het de keuze van de docent zelf was om de school te verlaten.
Een docent moet de vrijheid hebben om te bidden. Dit staat los van andere keuzes die de school maakt, zoals over de organisatie van een kerstviering.
Dat kan ik niet beoordelen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ik wil benadrukken dat het kabinet iedere vorm discriminatie, ook islamofobie, afkeurt en zich inspant om discriminatie te voorkomen en te bestraffen.
Op basis van de mij bekende informatie kan ik niet beoordelen of er in deze casus sprake is van het ontnemen van fundamentele vrijheden. De keuze om al dan niet juridische stappen te ondernemen, laat ik aan de betrokkenen. In algemene zin ben ik het echter zeer eens met uw constatering dat het niet zo kan zijn dat op scholen de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat worden geschonden. Scholen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in het bijbrengen van burgerschapskennis en -vaardigheden bij hun leerlingen. Gedrag dat daar haaks op staat, werkt dit tegen en is onaanvaardbaar.
Ik neem hiertoe geen aanvullende maatregelen. Indien sprake is van discriminatie, of als de wet op andere manieren wordt overtreden, kan het College voor de Rechten van de Mens of de rechter hierover oordelen.
Nee. Mocht één van beide partijen behoefte hebben aan een oordeel in deze zaak, dan staat niets hen in de weg om een oordeel te vragen aan het College voor de Rechten van de Mens. Overigens is het voorbehouden aan het bestuur van de school om eventueel arbeidsrechtelijke consequenties aan dit voorval te verbinden.