Ingediend | 14 juli 2011 |
---|---|
Beantwoord | 15 september 2011 (na 63 dagen) |
Indieners | Marieke van der Werf (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
Onderwerpen | belasting cultuur en recreatie financiën kunst |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z15541.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3653.html |
Ja. In dat debat heb ik aangekondigd dat ik de periodieke giftenaftrek voor giften aan niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen of daarvan vrijgestelde verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en met ten minste 25 leden in stand zal laten.
In dat debat werd gerefereerd aan een passage uit de nadere memorie van antwoord op het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten.3 Bij die wetswijziging is het voordien geldende, in de jurisprudentie ontwikkelde criterium dat een instelling voor ten minste 50% het algemeen nut moet beogen, vervangen door het criterium dat een instelling (nagenoeg) uitsluitend, dat wil zeggen voor ten minste 90%, het algemeen nut moet beogen om als ANBI aangemerkt te worden. In de passage is ook verwoord dat bij doorsnee (muziek)verenigingen de behartiging van de persoonlijke belangen van de leden (particuliere belangen) het primaire doel is. Dergelijke verenigingen zullen daarom met ingang van 2010 niet als ANBI kwalificeren. Wel zullen dergelijke verenigingen in de regel een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) zijn.
Voor bepaalde (muziek)verenigingen is aangegeven dat zij voor de ANBI-status in aanmerking kunnen komen. Een muziekvereniging waarvan de doelstelling en de feitelijke activiteiten (vrijwel) niet gericht zijn op de particuliere belangen van de leden en die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemene belang beoogt, kan worden aangemerkt als (culturele) ANBI, uiteraard onder de voorwaarde dat zij ook aan de overige voorwaarden voldoet. De uitspraak van mijn ambtsvoorganger is wetsuitleg conform de tekst en de bedoeling van de wettelijke bepalingen en geen toezegging om voor muziekverenigingen van die wetsuitleg af te wijken.
De Belastingdienst/Den Bosch (het ANBI-team) heeft in april jl. de als zodanig geregistreerde muziekverenigingen (harmonieën, fanfares, koren) aangeschreven met het voornemen om de ANBI-beschikking in te trekken, omdat zij met de invoering van het aangescherpte criterium bij de in antwoord twee genoemde wetswijziging waarschijnlijk niet langer kwalificeren als ANBI. Deze muziekverenigingen zijn in de gelegenheid gesteld om de inspecteur met feiten en argumenten te overtuigen van het tegendeel. Op deze brief hebben 381 instellingen niet gereageerd en van deze instellingen is de ANBI-beschikking per 1 juli 2011 ingetrokken. De instellingen die wel hebben gereageerd worden beoordeeld door het ANBI-team van de Belastingdienst. De uitkomsten van deze beoordelingen geven op dit moment aan dat ongeveer 10% van de muziekverenigingen naar de huidige met ingang van 1 januari 2010 geldende wetgeving nog als ANBI kwalificeert. De muziekverenigingen die na de beoordeling van de ontvangen reacties naar de mening van het ANBI-team niet meer kwalificeren, ontvangen schriftelijk een gemotiveerde vooraankondiging, gevolgd door een voor bezwaar en beroep vatbare intrekkingsbeschikking.
Indien een harmonie niet (meer) als ANBI kwalificeert, zijn eenmalige giften aan die harmonie niet (meer) aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. De aftrek van eenmalige giften geldt immers alleen voor giften aan ANBI’s. De periodieke giftenaftrek geldt evenwel voor periodieke giften aan ANBI’s, maar ook aan verenigingen met meer dan 25 leden. De aftrekbaarheid van periodieke giften is – anders dan de aftrek van eenmalige giften – niet begrensd door een drempel of een plafond. Indien een harmonie meer dan 25 leden heeft, kunnen periodieke giften dan ook volledig in aftrek worden gebracht in de inkomstenbelasting.
Orkesten in de basisinfrastructuur zijn stichtingen met als statutair en feitelijk doel symfonisch repertoire voor een publiek ten gehore te brengen. Daarmee richten deze orkesten zich niet primair op de particuliere belangen van de leden of een beperkte groep. Men treedt veelvuldig op buiten de eigen leefgemeenschap en ledenkring. Daarmee genieten uitvoeringen veel belangstelling van een groot publiek in binnen- en buitenland. Daarnaast ontplooien zij veel activiteiten in het algemeen belang; er wordt aan talentontwikkeling gedaan, er worden schoolvoorstellingen gemaakt en schoolgroepen worden ontvangen. Om die redenen kwalificeren dergelijke instellingen als ANBI. Het is niet nodig om de voorwaarden om dergelijke symfonieorkesten als ANBI aan te merken te versoepelen, een dergelijk voornemen bestaat dan ook niet.
De Belastingdienst toetst muziekverenigingen alsmede de in vraag 5 genoemde orkesten aan het in het antwoord op vraag 2 beschreven toetsingskader. Zoals al aangegeven zullen de meeste muziekverenigingen zich naar hun aard primair richten op het particuliere belang van hun leden en zullen zij daardoor niet als ANBI kunnen kwalificeren. In het antwoord op vraag 5 is aangegeven waarom symfonieorkesten uit de basisinfrastructuur doorgaans naar de feiten en omstandigheden beoordeeld wel als ANBI kwalificeren.
De in vraag 1 geciteerde toezegging zal ik nakomen. De in vraag 2 genoemde uitleg van het 90%-criterium is geen toezegging, maar wetsuitleg en wordt door de Belastingdienst reeds op die wijze uitgevoerd.
Zoals op genoemde website is vermeld staat de Belastingdienst welwillend tegenover het gebruik van de 12 omstandigheden uit de zogenoemde omstandighedencatalogus. Deze vormen een belangrijke indicatie voor de vraag of een muziekvereniging als ANBI kan worden aangemerkt. Bij de feitelijke beoordeling of een muziekvereniging (nagenoeg) geheel het algemeen nut beoogt, weegt de Belastingdienst de verschillende omstandigheden mee. De mate waarin een muziekvereniging zich manifesteert buiten de eigen leefgemeenschap en ledenkring weegt hierbij zwaar.
De gedachte om een deel van het toezicht op ANBI’s en op muziekverenigingen en andere SBBI’s via koepelorganisaties te laten verlopen vind ik in beginsel een aansprekende gedachte. Zoals in de voorgaande antwoorden echter is gebleken, zal toekenning van de ANBI-status aan muziekverenigingen eerder uitzondering dan regel zijn. Individuele toetsing is bij deze specifieke groep instellingen derhalve onontkoombaar.