Gepubliceerd: 24 maart 2023
Indiener(s): Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: natuur en milieu stoffen verkeer water
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36331-2.html
ID: 36331-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de bekrachtiging van het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316), noodzakelijk is regels vast te stellen ter uitvoering van dat Verdrag voor Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Verdrag:

op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316);

b. Onze Minister:

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

c. Nederland:

het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden;

d. schip, persoon, eigenaar, gevaarlijke en schadelijke stoffen, schade, preventieve maatregelen, voorval, vervoer over zee, bijdragende lading, HNS-fonds, rekeneenheid, terminal, directeur:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Verdrag.

Artikel 2

  • 1. Deze wet is van toepassing op:

    • a. schade door gevaarlijke en schadelijke stoffen veroorzaakt in Nederland, de territoriale zee daaronder begrepen;

    • b. schade door milieuvervuiling door gevaarlijke en schadelijke stoffen veroorzaakt binnen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van Nederland;

    • c. schade, anders dan schade door milieuvervuiling, veroorzaakt buiten Nederland, met inbegrip van de territoriale zee, indien deze schade is veroorzaakt door gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoerd aan boord van een schip dat teboekstaat in Nederland of aan boord van een schip dat bevoegd is de vlag van het Koninkrijk te voeren en dat niet in Nederland teboekstaat;

    • d. preventieve maatregelen, waar ook genomen;

    • e. vorderingen, anders dan vorderingen uit hoofde van een overeenkomst tot het vervoer van goederen en passagiers, wegens schade voortvloeiende uit het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee.

  • 2. Deze wet is niet van toepassing op:

    • a. schade door verontreiniging zoals omschreven in het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969 (Trb. 1970, 196), zoals gewijzigd, ongeacht of ten aanzien van die schade wel of geen schadevergoeding verschuldigd is ingevolge dat Verdrag;

    • b. schade veroorzaakt door radioactieve materialen van klasse 7, bedoeld in de «International Maritime Dangerous Goods Code», zoals gewijzigd, of in Aanhangsel B van de «Code of Safe Practice for Solid Bulk Cargoes», zoals gewijzigd; en

    • c. oorlogsschepen, ondersteuningsschepen van de marine of andere schepen die toebehoren aan of geëxploiteerd worden door de Staat en die in de betrokken periode uitsluitend worden gebruikt in overheidsdienst voor andere dan handelsdoeleinden.

HOOFDSTUK II. BEPERKING VAN DE AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 3

  • 1. Degene die op grond van artikel 9 in samenhang met artikel 38 van het Verdrag een beroep wil doen op beperking van zijn aansprakelijkheid, verzoekt de rechtbank Rotterdam het bedrag vast te stellen waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt en te bevelen dat tot een procedure ter verdeling van een te stellen fonds wordt overgegaan.

  • 2. Op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, is de tweede afdeling van de eerste titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de artikelen 642a, eerste lid, 642d, 642e, en 642t, tweede tot en met vierde lid, met dien verstande dat:

    • a. bij de behandeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, geen beroep kan worden gedaan op artikel 9, tweede lid, van het Verdrag;

    • b. in het geval van artikel 642c, tweede lid, de rechtbank met inachtneming van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag het in rekeneenheden uitgedrukte beloop van het fonds bepaalt en het bedrag, bedoeld in artikel 642c, tweede lid, onderdeel a, wordt berekend met inachtneming van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van het Verdrag;

    • c. in het geval van artikel 642c, zevende lid, de verzoeker zijn aansprakelijkheid niet meer op grond van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag kan beperken.

  • 3. Indien na toewijzing van een op artikel 9 van het Verdrag gegrond verzoek geen der schuldeisers binnen de in artikel 642g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde termijn betwist heeft dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken, dan wel omtrent een zodanige betwisting onherroepelijk afwijzend is beslist en een fonds is gesteld ten aanzien waarvan de rechtbank een verklaring als bedoeld in het zesde lid van artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft afgegeven en dat werkelijk ten bate van de schuldeiser beschikbaar is alsmede de schuldeiser zijn vordering op het fonds in rechte geldend kan maken, beveelt de rechter op verzoek van hem te wiens behoeve het fonds is gesteld de opheffing van beslagen die ter zake van de vorderingen waarvoor het fonds is gesteld, zijn gelegd, dan wel de teruggave van te dier zake gegeven zekerheid.

  • 4. De bedragen genoemd in artikel 9, eerste lid, van het Verdrag worden omgerekend in euro’s naar de koers van de dag waarop de eigenaar voldoet aan een ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gegeven bevel tot storting of andere zekerheidstelling. De waarde van de euro, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, wordt berekend volgens de waarderingsmethode die door het Internationaal Monetair Fonds op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties.

HOOFDSTUK III. VERPLICHTE VERZEKERING OF ANDERE FINANCIËLE ZEKERHEID

Artikel 4

  • 1. De eigenaar van een in Nederland teboekstaand schip dat gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoert, is verplicht een verzekering of andere financiële zekerheid, zoals een bankgarantie of een door een soortgelijke financiële instantie afgegeven garantie, in stand te houden, ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade ingevolge het Verdrag, tot een bedrag gelijk aan het maximum van zijn aansprakelijkheid op grond van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag.

  • 2. De eigenaar van een schip dat teboekstaat buiten Nederland of een andere vlag dan de vlag van het Koninkrijk voert, is verplicht om, indien het schip een haven of laad- of losinstallatie in Nederland aanloopt of verlaat, een verzekering of andere financiële zekerheid, zoals een bankgarantie, in stand te houden, ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade ingevolge het Verdrag, tot een bedrag gelijk aan het maximum van zijn aansprakelijkheid op grond van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag.

Artikel 5

De overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid ten aanzien van een schip dat teboekstaat in Nederland of dat teboekstaat in een Staat die niet partij is bij het Verdrag, of de vlag voert van zulk een Staat, voldoet aan het volgende:

  • a. de overeenkomst is aangegaan met een verzekeraar, een bank of andere financiële instelling of een andere persoon, van wie Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, de financiële draagkracht tot het geven van dekking voor de uit deze afdeling en het Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid voldoende oordeelt;

  • b. de gelden uit hoofde van de overeenkomst komen, indien de verstrekker van financiële zekerheid buiten Nederland is gevestigd, ook werkelijk in Nederland ter beschikking;

  • c. uit de overeenkomst blijkt dat de benadeelde, in overeenstemming met artikel 12, achtste lid, van het Verdrag, zijn vordering rechtstreeks tegen de verstrekker van financiële zekerheid kan instellen;

  • d. indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de eigenaar zelf voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijkt uit de overeenkomst dat de verstrekker van financiële zekerheid niettemin jegens de benadeelde terzake van schade gehouden blijft tot betaling ook van dat deel van de schadevergoeding; en

  • e. uit de overeenkomst blijkt dat de verstrekker van financiële zekerheid deze binnen de tijdsduur waarvoor het verzekeringscertificaat, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Verdrag, is uitgegeven, niet eerder kan schorsen of beëindigen of zodanig wijzigen dat deze financiële zekerheid niet meer aan de eisen van artikel 12 van het Verdrag voldoet, dan na verloop van drie maanden na de datum van ontvangst van een mededeling als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van het Verdrag, tenzij het verzekeringscertificaat is ingeleverd of een nieuw certificaat is afgegeven vóór het verstrijken van de termijn.

Artikel 6

  • 1. Onze Minister geeft aan de eigenaar van een in Nederland teboekstaand schip of van een schip dat niet is teboekgesteld in een Staat die partij is bij het Verdrag, op diens verzoek een verzekeringscertificaat af als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Verdrag, of waarmerkt als certificaat een door de verstrekker van financiële zekerheid in deze vorm ten behoeve van de eigenaar afgegeven document, indien hem is gebleken dat de eigenaar aan de verplichting bedoeld in artikel 4 voldoet.

  • 2. Bij het verzoek overlegt de eigenaar de volgende gegevens en stukken:

    • a. de naam en woonplaats van de eigenaar en de plaats waar diens hoofdkantoor is gevestigd;

    • b. een uittreksel uit de registratie voor schepen als bedoeld in artikel 101, eerste lid, van de Kadasterwet, vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 85, tweede lid, onderdeel a, c, d, e, f, g en j van die wet, alsmede de gegevens omtrent niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen, met dien verstande dat ingeval dat uittreksel meer dan twee dagen vóór de dag van de overlegging is afgegeven, op dat uittreksel een verklaring van de bewaarder van het Kadaster en de openbare registers moet voorkomen, afgegeven binnen voornoemde termijn van twee dagen, dat de op dat uittreksel vermelde gegevens na afgifte geen wijziging hebben ondergaan;

    • c. een afschrift van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid;

    • d. de naam van degene die de financiële zekerheid verstrekt en de plaats waar diens hoofdkantoor is gevestigd, alsmede, zo nodig, het kantoor waar deze zekerheid wordt verstrekt; en

    • e. het tijdstip waarop de financiële zekerheid ingaat en het tijdstip waarop deze een einde neemt.

Artikel 7

Onze Minister wijst een verzoek als bedoeld in artikel 6 af indien de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid niet voldoet aan de daaraan bij of krachtens deze wet gestelde eisen.

Artikel 8

  • 1. De eigenaar aan wie een verzekeringscertificaat is afgegeven, doet onverwijld aan Onze Minister schriftelijk mededeling van het ongeldig worden, de schorsing of de beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid binnen de tijdsduur waarvoor het certificaat is afgegeven, alsmede van elke wijziging die zich gedurende die tijdsduur voordoet in de gegevens die bij het verzoek, bedoeld in artikel 6, zijn overgelegd.

  • 2. Onze Minister draagt ervoor zorg dat van een mededeling als bedoeld in het eerste lid ten aanzien van een overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid voor een in Nederland teboekstaand schip schriftelijk kennis wordt gegeven aan het kantoor van de Dienst voor het Kadaster en de openbare registers, waar de openbare registers waarin het verzoek tot teboekstelling van het schip is ingeschreven, worden gehouden, welke kennisgeving aldaar wordt bewaard.

  • 3. Het bestaan en de dagtekening van ontvangst van kennisgevingen, bedoeld in het tweede lid, worden onverwijld vermeld in de registratie voor schepen, bedoeld in artikel 85 van de Kadasterwet. Kennisgevingen, bedoeld in het tweede lid, zijn openbaar.

  • 4. De mededeling, bedoeld in het eerste lid, kan behalve door de eigenaar ook worden gedaan door degene die de financiële zekerheid verstrekt.

Artikel 9

  • 1. Onze Minister kan, na overleg met Onze Minister van Financiën, een verzekeringscertificaat intrekken indien door wijziging in de gegevens die bij het verzoek, bedoeld in artikel 6, zijn overgelegd of doordat die gegevens onvoldoende of onjuist blijken te zijn, het niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen, of indien er goede gronden zijn om aan te nemen dat de financiële draagkracht van de verstrekker van de financiële zekerheid onvoldoende was, of is geworden of, indien de verstrekker buiten Nederland is gevestigd, blijkt van een beletsel voor het werkelijk in Nederland beschikbaar komen van die gelden.

  • 2. In de beschikking wordt een termijn gesteld voor de inlevering van het verzekeringscertificaat.

  • 3. De werking van de beschikking wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel 10

  • 1. De eigenaar levert het verzekeringscertificaat zo spoedig mogelijk nadat op grond van artikel 8, eerste lid, mededeling is gedaan van het ongeldig worden, de schorsing of de beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid, of nadat de tijdsduur waarvoor het is afgegeven is verstreken, bij Onze Minister in.

  • 2. De eigenaar levert het verzekeringscertificaat ingeval van onherroepelijke intrekking bij Onze Minister in binnen de termijn, bedoeld in artikel 9, tweede lid.

Artikel 11

  • 1. Onze Minister zendt een afschrift van elk door hem ten aanzien van een in Nederland teboekgesteld schip afgegeven verzekeringscertificaat, alsmede van elke onherroepelijke beschikking tot intrekking van een ten aanzien van een in Nederland teboekgesteld schip afgegeven certificaat, aan het kantoor van de Dienst voor het Kadaster en de openbare registers, welke kennisgeving aldaar wordt bewaard.

  • 2. Artikel 8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de voor de afgifte of waarmerking van een certificaat als bedoeld in artikel 6 verschuldigde vergoedingen.

HOOFDSTUK IV. OPGAVEVERPLICHTING

Artikel 13

  • 1. Eenieder die in Nederland bijdragende lading ontvangt, doet ieder kalenderjaar aan Onze Minister schriftelijk opgave van de hoeveelheid gevaarlijke en schadelijke stoffen die hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft ontvangen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het tijdstip en de wijze van opgave en kunnen nadere regels worden gegeven over de vraag welke personen tot opgave verplicht zijn; daarbij kunnen personen die in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke en schadelijke stoffen hebben ontvangen van de verplichting tot opgave worden vrijgesteld.

  • 2. Onze Minister deelt aan de directeur, overeenkomstig artikel 21, tweede lid, van het Verdrag, de naam en het adres mede van alle personen die ingevolge artikel 18, 19 of artikel 21, vijfde lid, van het Verdrag verplicht zijn bij te dragen aan het HNS-fonds, alsmede de gegevens over de hoeveelheden gevaarlijke en schadelijke stoffen die zij in het voorafgaande kalenderjaar hebben ontvangen.

  • 3. Wanneer een persoon niet of niet tijdig opgave doet van de in het voorafgaande kalenderjaar door hem ontvangen hoeveelheden gevaarlijke en schadelijke stoffen, bepaalt Onze Minister de aan de directeur te verstrekken gegevens betreffende door die persoon ontvangen hoeveelheden gevaarlijke en schadelijke stoffen.

  • 4. Onze Minister stelt elke persoon ten aanzien van wie hij overeenkomstig het tweede of het derde lid mededelingen doet aan de directeur, schriftelijk van die mededelingen in kennis uiterlijk binnen een termijn van veertien dagen na verzending daarvan aan de directeur. Indien in de mededelingen van de opgave wordt afgeweken of de mededelingen zijn verstrekt met toepassing van het derde lid, wordt daarvan melding gemaakt bij de kennisgeving.

HOOFDSTUK V. VORDERINGEN TOT SCHADEVERGOEDING EN ANDERE RECHTSVORDERINGEN

Artikel 14

  • 1. De rechtbank Rotterdam is in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van vorderingen, bedoeld in de artikelen 38 en 39 van het Verdrag:

    • a. tot betaling van schadevergoeding op grond van het Verdrag tegen de eigenaar dan wel diens verzekeraar of andere persoon die ingevolge artikel 12 van het Verdrag financiële zekerheid stelt;

    • b. tot betaling van schadevergoeding op grond van het Verdrag tegen het HNS-Fonds; en

    • c. tot betaling van bijdragen ingevolge artikel 18, 19, 20 of 21, vijfde lid van, het Verdrag, ingesteld door het HNS-fonds.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 39, zevende lid, van het Verdrag kan elke partij in het geding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, het HNS-Fonds bij exploot van dit geding in kennis stellen.

  • 3. Het HNS-Fonds kan, zonder dat het daartoe een belang behoeft te stellen, zich voegen of tussenkomen in elk geding dat op grond van het Verdrag tegen de eigenaar of tegen de persoon die verzekert of een andere financiële zekerheid stelt, wordt gevoerd.

HOOFDSTUK VI. TOEZICHT- EN STRAFBEPALINGEN

Artikel 15

Een in Nederland teboekstaand schip dat gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoert, vaart niet een in Nederland, met inbegrip van de territoriale zee, gelegen haven of ankerplaats binnen of vertrekt daaruit niet, indien het voor dat schip overeenkomstig het gestelde in artikel 6 afgegeven verzekeringscertificaat zich niet aan boord bevindt.

Artikel 16

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 8, eerste lid, 10 en 15 bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Van een besluit als bedoeld in de eerste zin wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

HOOFDSTUK VII. WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN ANDERE WETTEN

Artikel 17

Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 621 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Deze afdeling is niet van toepassing op schade door gevaarlijke en schadelijke stoffen als bedoeld in het op 3 mei 1996 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316).

B

In artikel 753, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. vorderingen uit hoofde van het op 3 mei 1996 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316).

Artikel 18

Artikel 1, onderdeel b, van de Wet havenstaatcontrole wordt als volgt gewijzigd:

1. In subonderdeel 9 vervalt «of».

2. Onder vernummering van subonderdeel 10 tot subonderdeel 11 wordt een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  • 10. het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316),.

Artikel 19

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

de Uitvoeringswet HNS-verdrag, de artikelen 4, eerste lid, 8, eerste lid, 10, 13, eerste lid, en 15;.

Artikel 20

In de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Uitvoeringswet HNS-verdrag

HOOFDSTUK VIII. BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Artikel 21

Deze wet is, met uitzondering van de artikelen 17, 19 en 20, mede van toepassing op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met dien verstande dat:

  • a. in plaats van «de rechtbank Rotterdam» en «de rechtbank» steeds wordt gelezen «het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba» en «het Gerecht in eerste aanleg»;

  • b. in plaats van «het Burgerlijk Wetboek» en het «Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» steeds wordt gelezen «het Burgerlijk Wetboek BES» en «het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES»;

  • c. in plaats van «euro» en «euro’s» wordt gelezen «Amerikaanse dollar» en «Amerikaanse dollars».

Artikel 22

  • 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 8, eerste lid, 10, 13, eerste lid, en 15, begaan op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.

  • 2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 23

In artikel 753, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. vorderingen uit hoofde van het op 3 mei 1996 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316).

HOOFDSTUK IX. SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Deze wet is slechts van toepassing ten aanzien van aansprakelijkheid voortvloeiende uit voorvallen die zich na de inwerkingtreding van deze wet hebben voorgedaan.

Artikel 25

Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 26

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet HNS-verdrag.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

De Minister voor Rechtsbescherming,