Ontvangen 10 maart 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel IA wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien bij verordening, richtlijn of besluit als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een regeling wordt getroffen die een belasting instelt op milieugrondslag gericht op vervoer van goederen of personen per vliegtuig en deze regeling al dan niet na omzetting in nationale wet- of regelgeving in werking treedt, wordt per datum van die inwerkingtreding de Wet belastingen op milieugrondslag als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt, onderdeel e.
B
Hoofdstuk VII vervalt.
C
In artikel 90 wordt «60, eerste lid, en 77, eerste lid,» vervangen door «en 60, eerste lid,».
D
In artikel 92, eerste lid, wordt «, de energiebelasting en de vliegbelasting» vervangen door «en de energiebelasting».
De indiener vindt dat de luchtvaart op een rechtvaardige wijze moet bijdragen aan de rijksfinanciën en de verduurzaming. Het instellen van een vliegbelasting draagt daar aan bij. Tegelijkertijd spelen er op Europees niveau gesprekken over het instellen van een Europese oplossing. Deze optie valt te verkiezen boven een nationale vliegbelasting, omdat hiermee de concurrentiepositie van Nederlandse luchthavens en vliegtuigmaatschappijen geborgd blijft, en voorkomen wordt dat verduurzamingswinst in Nederland gecompenseerd wordt door meer uitstoot over de grens. Dit amendement regelt een horizonbepaling voor de vliegbelasting, die afhankelijk is gesteld van de inwerkingtreding van een Europese regeling die ook ziet op een vergelijkbare belasting.
Lodders