Ontvangen 17 november 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 18b als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Het college verlaagt de bijstand» vervangen door: Het college kan de bijstand verlagen.
2. In het derde lid wordt «wordt het redelijk vermoeden, bedoeld in het eerste lid, geacht aanwezig te zijn» vervangen door: oordeelt het college of het redelijke vermoeden, bedoeld in het eerste lid, aanwezig is. Hierbij houdt het college rekening met de persoonlijke omstandigheden en capaciteiten van de belanghebbende. Indien het redelijk vermoeden naar het oordeel van het college aanwezig is, biedt het college de belanghebbende een cursus voor het verwerven van de vereiste vaardigheden in de Nederlandse taal aan.
3. In het vierde lid, eerste volzin, wordt na «waaruit blijkt dat hij» ingevoegd «naar het oordeel van het college» en wordt na «bedoeld in het eerste lid» toegevoegd: en van de mogelijkheid tot het volgen van een cursus als bedoeld in het derde lid.
4. In het zesde lid, onderdeel a, wordt «die van hem verwacht mag worden» vervangen door: die het college van hem verwacht.
5. Het achtste lid vervalt
6. In het tiende lid, onderdeel b, wordt «die van hem verwacht mag worden» vervangen door: die het college van hem verwacht.
7. In het elfde lid, onderdeel b, wordt «die van hem verwacht mag worden» vervangen door: die het college van hem verwacht.
8. Het twaalfde lid komt te luiden:
12. De toets, bedoeld in het tweede, tiende en elfde lid, wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Hierbij wordt tevens vastgesteld:
a. de wijze waarop bij de beoordeling rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden en capaciteiten van de belanghebbende;
b. de kwalificatie van degene die de toets beoordeelt; en
c. de omstandigheden waaronder de toets wordt afgenomen.
Indiener beoogt met dit amendement gemeenten de mogelijkheid te bieden maatwerk te leveren aan bijstandsgerechtigden voor het leren van de Nederlandse taal. De indiener is van mening dat het te behalen taalniveau en bijbehorende sancties per persoon kan verschillen. Het taalniveau en motivatie verschilt immers per persoon. Indiener stelt derhalve voor dat gemeenten zelf kunnen bepalen hoe om te gaan met de taaleis in de wet werk en bijstand.
Indiener beoogt met dit amendement tevens te bewerkstelligen dat indien er een taaltoets moet worden afgenomen, hierbij uniforme regels worden gehanteerd. Een taaltoets die alle gemeenten hanteren zorgt voor rechtsgelijkheid en minimale verschillen in de beoordeling van de taalvaardigheid van betrokkenen en is bovendien niet onderhavig aan politieke- dan wel beleidsmatige keuzes van gemeenten. De indiener is van mening dat toetsing uniform moet zijn, zodat alle gemeenten op basis van uniforme criteria zelf kunnen bepalen welk (vervolg-) beleid wordt uitgewerkt en of sanctionering aan de orde is.
Tot slot acht indiener het van belang dat, wanneer een gemeente bepaalt dat een taaltraject aan de orde is, er ook een passend aanbod wordt geboden. Gemeenten worden daarom verplicht om belanghebbenden die naar het oordeel van de gemeenten niet over afdoende Nederlandse taalvaardigheden beschikken, een dergelijk traject aan te bieden, te faciliteren en te bekostigen. Op deze wijze wordt voorkomen dat mensen die een taaltraject moeten volgen geconfronteerd worden met hoge kosten en schulden.
Karabulut