Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2013
De Tweede Kamer heeft de Onderwijsraad advies gevraagd over mogelijkheden om onderwijsachterstands-middelen beter te verdelen en in te zetten (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 210).
De raad is van mening dat scholen boven de reguliere bekostiging extra middelen nodig hebben om goed onderwijs te bieden aan kansarme leerlingen1. De onderwijsachterstandsmiddelen zouden verdeeld moeten worden op grond van de indicatoren die leerachterstanden het best voorspellen: het opleidingsniveau van de ouders en etniciteit. Veel allochtone leerlingen hebben ondanks een inhaalslag nog steeds behoorlijke leerachterstanden. Autochtone kinderen van laagopgeleide ouders hebben de afgelopen decennia hun achterstand nauwelijks ingelopen. Het schrappen van de indicator etniciteit uit het verdeelmodel in 2006 heeft volgens de raad niet tot verbeteringen geleid, maar wel meer complexiteit tot gevolg gehad. Als het gaat om het opleidingsniveau van ouders zou de bovengrens voor extra financiering opgetrokken moeten worden tot het niveau van de startkwalificatie.
Voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijsachterstandenbeleid is het essentieel dat scholen zichtbaar maken wat ze met de toegekende middelen hebben gedaan (en waarom). Dit geldt ook voor het achterstands-geld dat scholen van de gemeente ontvangen. Deze verantwoording zou echter niet, zoals nu het geval is, per gemeentelijk project moeten plaatsvinden. Dit legt een te zware administratieve druk op de scholen en werkt bovendien belemmerend voor het verankeren van onderwijsachterstandenbeleid in de school. Om een doelmatige middeleninzet te bevorderen beveelt de raad aan systematisch kennis op te bouwen over goed onderwijs aan leerlingen in achterstandssituaties.
De Voorzitter van de Onderwijsraad, Ten Dam
De Secretaris van de Onderwijsraad, Van der Rest