Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2013
Goed onderwijs is gebaat bij een ambitieuze cultuur waarin prestaties worden gestimuleerd, gewaardeerd en beloond. Ik kom op alle niveaus scholen tegen die onderwijs op topniveau bieden. Op 4 februari 2013 schreef ik uw Kamer hoe ik deze excellente scholen erken en wil stimuleren (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 124). Ik vind het belangrijk om daarnaast ook aandacht te hebben voor onze excellente leerlingen, onze toptalenten. Dit zijn leerlingen die tot bijzondere prestaties in staat zijn, als ze voldoende worden uitgedaagd. Leerlingen die in de toekomst het verschil kunnen maken en Nederland op de kaart kunnen zetten. Voor deze leerlingen is tot nu toe te weinig aandacht geweest in het onderwijs.
In deze brief zet ik mijn visie uiteen op het stimuleren van toptalent in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Ik agendeer daarbij verschillende denkrichtingen en ideeën die ik de komende periode samen met leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, bestuurders en het bedrijfsleven wil toetsen en verder wil uitwerken. Ik wil deze partijen en uw Kamer ook nadrukkelijk uitnodigen om hierover het debat aan te gaan en een inbreng te leveren. Mijn streven is voor 1 maart 2014 een plan van aanpak uit te brengen waarin ik de nader uitgewerkte maatregelen presenteer.
Ook onze meest talentvolle leerlingen moeten de mogelijkheid krijgen om het beste uit zichzelf te halen. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling van de leerlingen en het is ook belangrijk voor onze economie. Wil Nederland zich internationaal met de top kunnen meten, dan moeten we blijven investeren in kennis en vaardigheden. Dat begint op school, op jonge leeftijd met het motiveren van onze leerlingen om hun grenzen te blijven verleggen. Ongeacht wat ze willen worden – arts of automonteur, manager of metselaar, professor of profvoetballer. Toptalenten komen we tegen op alle niveaus. Niet alleen in het basisonderwijs of op het vwo, maar ook op de havo en het vmbo zitten leerlingen met uitzonderlijke kwaliteiten. Deze talenten moeten we koesteren en bevorderen. Onze beste leerlingen krijgen nu niet altijd de kansen die ze verdienen. Het is tijd dit fundamenteel te veranderen.
Te veel leerlingen missen uitdaging
Het Nederlandse onderwijs werkt er hard aan om de prestaties van leerlingen die een achterstand hebben te verbeteren. Dat lukt goed. Het meest recente internationaal vergelijkende TIMSS/PIRLS onderzoek uit 2012 laat zien dat al onze basisschoolleerlingen hoger scoren dan het laagste vaardigheidsniveau bij lezen. Dat is internationaal gezien een enorme prestatie. Ook in het voortgezet onderwijs zijn er volgens de Inspectie van het Onderwijs (hierna: IvhO) (2013) weinig slecht presterende leerlingen. Daar mogen we trots op zijn. Tegelijkertijd heeft dit succes een keerzijde. Omdat we ons met name richten op leerlingen met een achterstand én de gemiddeld presterende leerlingen, krijgen onze meest talentvolle leerlingen nog onvoldoende kans om uit te blinken (CBS, 2012). Te veel leerlingen missen uitdaging op school en te weinig leerlingen presteren heel goed (IvhO, 2013).
Het aandeel goed presterende leerlingen neemt de laatste jaren af. In het basisonderwijs zag de inspectie een daling van het aantal leerlingen met een score hoger dan 548 op de eindtoets, van 5,4% in 2011 naar 4,9% in 2012. Ook internationaal gezien presteren weinig basisschoolleerlingen heel goed. Van de Nederlandse leerlingen behaalt 7% het hoogste vaardigheidsniveau bij lezen, terwijl in Finland en Engeland ongeveer 18% dat niveau haalt (TIMSS/PIRLS, 2012). Ook in het voortgezet onderwijs behoren de beste Nederlandse leerlingen met leesvaardigheid niet tot de top 10 (CPB, 2011). We halen er bij onze beste leerlingen niet uit wat erin zit. Dit kan en moet beter.
Hoofd boven het maaiveld
Dat vraagt om een structurele verandering in de manier waarop we naar deze leerlingen kijken. Te vaak worden jongeren die hun hoofd boven het maaiveld uitsteken, daarvoor nu niet beloond. Ze hebben te maken met onbegrip van medeleerlingen. Ze horen er niet bij op school, omdat ze hoge cijfers halen. Of ze krijgen minder aandacht in de klas, omdat ze zich toch wel redden. In onze egalitaire cultuur zijn we niet gewend om leerlingen met bijzondere prestaties in de schijnwerpers te plaatsen en extra kansen te bieden. Ik wil daar verandering in brengen en streef naar een ambitieuze leercultuur, waarin uitblinken wordt gestimuleerd, waar je trots op jezelf mag zijn en waar prestaties lonen. Ik wil de middelmatigheid doorbreken.
Ik kan dat niet alleen. Het lukt alleen als alle partijen zich hiervoor inzetten en hun verantwoordelijkheid nemen. Als bestuurders bereid zijn om te blijven zoeken naar slimme oplossingen in onderwijsaanbod, ook over de grenzen van sectoren heen. Als leraren en ouders hun leerlingen en kinderen blijven motiveren, ook als ze al een 7 halen. Als leerlingen bereid zijn om de lat hoger te leggen dan bij een voldoende. Als ook het bedrijfsleven en gemeenten kijken hoe zij kunnen bijdragen aan het bieden van uitdagend onderwijs. Ook ik als staatssecretaris zal mezelf de vraag blijven stellen of ik nog meer kan doen om talent de volle ruimte te geven. Als we voor deze leerlingen het verschil willen maken, dan kan dat alleen met een gezamenlijke aanpak. Daarom stuur ik nu deze brief met ideeën en denkrichtingen om het debat te starten. Hoe zorgen wij samen voor onderwijs waarin kinderen die meer kunnen dit ook willen, mogen en kunnen waarmaken? Dit debat is de aanzet voor een plan van aanpak voor toptalenten dat ik voor maart 2014 wil presenteren.
Met deze brief geef ik eveneens invulling aan het verzoek van uw Kamer om in kaart te brengen welke barrières uitdagend onderwijs in de weg staan en onderzoek te doen naar de mogelijkheden om uitzonderlijk getalenteerde leerlingen uitdagend onderwijs op hun eigen niveau te bieden (Motie Van Meenen, Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 70).
Goed onderwijs betekent dat iedere leerling wordt uitgedaagd om zijn of haar talenten optimaal te ontplooien. Juist bij de leerlingen die méér kunnen, slagen we er onvoldoende in dit talent te ontwikkelen en te benutten. Op basis van internationaal vergelijkend onderzoek richt ik mij op de (in potentie) 20% best presterende leerlingen in het funderend onderwijs. Het gaat om toptalenten op alle niveaus. Kleuters die al vroeg kunnen lezen, vmbo’ers die uitblinken in beroepsvakken en havo- en vwo-leerlingen die excelleren in bijvoorbeeld bètavakken. Het gaat dus niet alleen om cognitieve talenten op het vlak van taal en rekenen, maar ook om kinderen die iets extra’s in hun mars hebben op het vlak van creativiteit, vaardigheden en vakmanschap.
Deze aanpak komt naast de ondersteuning van toptalenten in sport en dans of muziek, die al volop ruimte krijgen in het onderwijs. Op LOOT-scholen (Topsport Talentscholen) kunnen leerlingen een topsportcarrière combineren met school. Ook aan leerlingen met een dans- of muziekcarrière in het vooruitzicht biedt het onderwijs extra ruimte om dit talent te ontplooien.
Ook hoogbegaafden behoren bij de groep (in potentie) 20% best presterende leerlingen. Deze leerlingen leren vaak anders dan anderen en lopen vaak vooruit op hun klasgenoten. Voor deze leerlingen is uitdagend onderwijs van groot belang. Het kan problemen als verveling en onderpresteren voorkomen. Bij de meeste hoogbegaafde leerlingen gaat dat goed, maar bij sommige hoogbegaafde leerlingen speelt ook een extra vraag om ondersteuning. Zij hebben naast bijzondere talenten ook leerproblemen, zoals dyslexie, of moeten op een andere manier worden aangesproken dan hun medeleerlingen. Met de invoering van Passend Onderwijs ontvangen samenwerkingsverbanden budget voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Dat budget kan ook besteed worden aan deze hoogbegaafde leerlingen. In de beantwoording van de motie Straus (Kamerstuk 31 497, nr. 97), die de regering heeft verzocht te kijken hoe hoogbegaafdheid kan worden meegenomen in Passend Onderwijs, kom ik hier vóór 1 oktober 2013 op terug.
Om te achterhalen welke barrières uitdagend onderwijs in de weg staan, heb ik de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met leerlingen, leraren, schoolleiders, ouders en andere experts. De komende maanden wil ik deze gesprekken voortzetten. De centrale vraag is daarbij steeds: hoe kunnen we talent de volle ruimte geven? School aan Zet heeft op mijn verzoek een quick scan uitgevoerd onder een selectie van po- en vo-scholen en experts om een indruk te krijgen van de belemmeringen en uitdagingen die scholen ervaren bij het uitvoeren van excellentiebeleid. Uw Kamer heeft mij dit ook verzocht in de motie Van Meenen (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 70). Uit de quick scan en de gesprekken komen drie typen belemmeringen naar voren.
Slechts een kwart van alle jongeren vindt het onderwijs uitdagend genoeg. En maar een derde zegt door hun omgeving aangemoedigd te worden om uit te blinken (Youngworks, 2011). Leraren, ouders maar ook medeleerlingen kunnen hier dus nog veel verschil maken. Wanneer leerlingen niet op hun niveau worden aangesproken, is dat zonde van hun potentieel en bestaat het risico dat ze gedemotiveerd raken, met gedragsproblemen en onderpresteren als gevolg. Er zijn veel leerlingen die graag méér willen leren, maar wanneer ze die uitdaging niet krijgen negatief aanpassingsgedrag vertonen, bijvoorbeeld door niet langer hun best te doen. Door een gebrek aan uitdagend onderwijs gaan deze leerlingen onderpresteren, terwijl we ze juist in staat zouden moeten stellen méér uit zichzelf te halen. Dat gebeurt soms al op jonge leeftijd in de onderbouw van het basisonderwijs (Mooij et al., 2007). Talent wordt hierdoor verspild.
Schoolleiders, maar ook leraren en ouders, weten niet altijd hoe ze aandacht moeten besteden aan talent. In het primair onderwijs geeft ruim een derde van de schoolleiders aan capaciteitsbeperkingen (groepsgrootte, tijd) als belemmering te zien. In het voortgezet onderwijs wordt de huidige cultuur, waarin met name aandacht voor de leerlingen die niet zo goed kunnen meekomen gangbaar is, door bijna de helft (45%) van de respondenten genoemd (SAZ, 2013).
Het wiel wordt nog vaak opnieuw uitgevonden. Schoolleiders ervaren daarbij weinig ruimte voor maatwerk. Dat komt mede doordat ons onderwijs is opgebouwd in leerjaren, waarin leerlingen van dezelfde leeftijd ook dezelfde leerstof krijgen aangeboden. Meer ruimte is gewenst, aangezien niet alle leerlingen van dezelfde leeftijd zich sociaal en cognitief in hetzelfde ontwikkelingsstadium bevinden. Leerlingen hebben ook niet altijd op alle leergebieden of vakken evenveel behoefte aan extra uitdaging.
Waarom zou je harder lopen als dat niet wordt gezien en beloond? Leerlingen willen graag meer waardering voor hun inzet. Dat werkt als een extra stimulans voor de leerlingen om het beste uit zichzelf te halen. Op dit moment ondervinden leerlingen die hoge cijfers halen daar nauwelijks voordeel van. Op studies met een numerus fixus na spelen cijfers geen rol bij toelating tot vervolgstudies of bij het onderwijs dat daar wordt aangeboden. Het maakt weinig uit of je met een 6 of een 8 bent geslaagd of dat je extra uitdagende programma’s hebt gevolgd. Leerlingen weten dat en het demotiveert ze om een stap extra te zetten. Presteren loont ook sociaal gezien niet genoeg. Met name in het voortgezet onderwijs, waar leerlingen heel bewust bezig zijn met wat de groep ervan denkt, is het meestal niet stoer om uit te blinken.
Leraren willen wel passende begeleiding bieden aan talentvolle leerlingen, maar het ontbreekt aan kennis en vaardigheden om dit goed te doen. Slechts 27% van de leraren in het funderend onderwijs zegt zich capabel te voelen om (hoog)begaafde leerlingen te helpen (Bakker & Busato, 2008). De meeste leraren beheersen de basisvaardigheden goed, maar voor complexe vaardigheden ligt dat anders. Meer dan de helft van de leraren in het basisonderwijs heeft moeite met het geven van feedback en met het afstemmen van de instructie op verschillen tussen leerlingen. In het voortgezet onderwijs heeft maar liefst twee derde van de leraren hier moeite mee (IvhO, 2013). Deze vaardigheden zijn bepalend om goed les te kunnen geven aan de meest talentvolle leerlingen.
De expertise die aanwezig is bij schoolleiders en leraren wordt nog onvoldoende benut. Onderzoeksgegevens over succesvolle methoden en initiatieven ontbreken en ervaringen met programma’s worden weinig gedeeld tussen leraren en scholen onderling.
Het onderwijs kent al veel goede initiatieven als plusklassen, technasia en tweetalig onderwijs. Mooie voorbeelden waarbij langs verschillende wegen wordt gewerkt aan uitdagender onderwijs voor de beste leerlingen. Maar om te bereiken dat de meest getalenteerde leerlingen over de hele linie worden gestimuleerd is meer nodig. Een duurzame, integrale aanpak, waarbij in het onderwijs structureel en sectoroverstijgend aandacht wordt besteed aan toptalenten. Uitdagend onderwijs voor meer getalenteerde leerlingen is geen extra activiteit of taak voor scholen, maar is een integraal onderdeel van goed onderwijs. Onderwijs met maatwerk voor álle leerlingen.
Een ambitieuze leercultuur creëer je niet zomaar. Dat vraagt om een mentaliteitsverandering. De basis van deze mentaliteitsverandering is erkenning en urgentie: onze leerlingen verdienen meer uitdaging en we moeten daar nú aan werken.
In het vervolg van deze brief geef ik langs drie lijnen weer welke ideeën en denkrichtingen ik heb om barrières weg te nemen en talent de volle ruimte te geven. Daarbij beschrijf ik in kaders ook enkele veelbelovende voorbeelden die op dit moment al in praktijk worden gebracht. Deze voorbeelden kunnen andere scholen inspireren om aan de slag te gaan. In de komende periode wil ik deze ideeën en plannen samen met betrokken partijen bespreken, toetsen en uitwerken.
Talentprogramma’s
Onze toptalenten hebben vaak net iets extra’s nodig om te voorkomen dat ze zich gaan vervelen. Ik zie mogelijkheden in extra uitdaging door middel van specifieke talentprogramma’s. In deze programma’s kunnen jongeren hun talenten en interesses voor een bepaald vak delen, bijvoorbeeld in verdiepingsprogramma’s voor reguliere vakken en met extra vakken als debatteren of ondernemen.
Honoursprogramma’s
In het hoger onderwijs krijgen talentvolle en gemotiveerde studenten op diverse HBO-instellingen en universiteiten de kans om meer uit zichzelf te halen door naast het reguliere programma een honoursprogramma te volgen, waarin verdieping en verbreding centraal staan. Een selectieprocedure bepaalt welke studenten voor deze uitdagende programma’s in aanmerking komen.
Ik zie kansen in de ontwikkeling van honoursprogramma’s in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Daarmee ontstaan mogelijkheden voor het creëren van een doorlopend talentprogramma van basisonderwijs tot hoger onderwijs, waarbij het onderwijs voor talenten in de verschillende sectoren beter op elkaar aansluit.
Het bedrijfsleven en gemeenten kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Zij kunnen prestigieuze stages, gastlessen van inspirerende kopstukken of complexe vraagstukken bieden, waar talentvolle leerlingen hun creatieve denkkracht kunnen inzetten om organisaties te adviseren. Ik wil het bedrijfsleven uitnodigen om te verkennen wat de mogelijkheden zijn om een nationaal talentprogramma op te zetten. Toptalenten uit de bovenbouw van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs kunnen dan de kans krijgen om deel te nemen aan een uitdagend programma dat samen met toonaangevende bedrijven wordt vormgegeven en uitgevoerd. Het doel is om creativiteit en denkkracht van echte toptalenten te benutten, leerlingen in aanraking te laten komen met complexe vraagstukken uit de praktijk en hen te inspireren hun talent ook in hun latere loopbaan optimaal in te zetten. Met het in het voorjaar ondertekende Techniekpact (Kamerstuk 32 637, nr. 57) werken het onderwijs, het bedrijfsleven en de overheid al samen aan een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector. Met een nationaal talentprogramma kunnen we talenten motiveren en ontwikkelen die het bedrijfsleven nodig heeft om Nederland op de kaart te zetten.
Van een aantal talentvolle leerlingen die ik heb gesproken, komt het idee van talentenclubs; deze clubs zijn op verschillende interessegebieden gericht, zoals literatuur, techniek of astronomie. De talentenclubs kunnen binnen alle onderwijssectoren worden opgezet en ook over leerjaren en onderwijssoorten heen. De leeftijd en het schoolniveau van de leerlingen is immers niet wat hen bindt, dat is hun passie en talent voor het onderwerp.
Modulair onderwijs
Binnen het bestaande onderwijsaanbod zijn er door middel van differentiatie in niveau en tempo ook mogelijkheden voor extra uitdaging. Ik wil verkennen of we vormen van modulair onderwijs kunnen inzetten voor onze toptalenten. Dit geeft leerlingen de mogelijkheid om vakken in hun eigen tempo en op verschillende niveaus te kunnen volgen en af te sluiten. Binnen het voorgezet onderwijs biedt de wet hier al mogelijkheden toe alleen het gebeurt nog te weinig.
Modulair onderwijs kan ook over de grenzen van schoolsoorten en sectoren heen. Een leerling die goed op zijn plek zit op een technische opleiding in het vmbo, kan bijvoorbeeld wiskunde op havo niveau afsluiten en alvast een specialisatie installatietechniek in het mbo volgen, omdat hij hier heel goed in is.
Basisschoolleerlingen in het voortgezet onderwijs
Verschillende basisscholen werken al samen met scholen in het voortgezet onderwijs om hun talentvolle leerlingen extra uitdaging te kunnen bieden. Leerlingen uit groep 7 of 8 gaan daarbij al één of meerdere dagen in de week naar het voortgezet onderwijs.
Deze vorm van maatwerk per leerling vraagt om slimme oplossingen in de organisatie van het onderwijs, zodat capaciteitsproblemen (groepsgrootte, tijd) en moeilijkheden met roosters en examenmomenten kunnen worden voorkomen. Ik hoor graag van leerlingen, leraren en schoolleiders welke uitdagingen zij zien, zodat we samen kunnen zoeken naar creatieve oplossingen. Ik zie verschillende mogelijkheden. Zo kan het jaargroepensysteem worden doorbroken door leerunits in te richten, waarin leerlingen van verschillende leeftijden lessen volgen. Een goed voorbeeld is basisschool Het Talent in Lent, waar hier al veel positieve ervaringen mee zijn opgedaan. Iedere leerling volgt daar zijn eigen leerroute. Op basis van niveau, aanbod en tempo worden er instructiegroepen gevormd. Talentcoördinatoren kunnen leerlingen daarbij begeleiden bij het vinden van de juiste modules en ondersteunen bij het plannen van leerroutes en bijhorende roosters.
ICT
ICT biedt veel mogelijkheden om op een innovatieve manier het onderwijs aan toptalenten te stimuleren. Gepersonaliseerd leren met gebruik van ICT-toepassingen kan inspelen op de specifieke behoeften van een leerling. Het leren wordt steeds meer ingericht per onderwerp op verschillende niveaus. De leerling leert in groepen, maar ook individueel.
Ik volg met aandacht de ontwikkelingen rondom Flipping the Classroom. Dit is een organisatievorm van onderwijs waarbij docenten klassikale kennisoverdracht vervangen door video’s en eventuele andere vormen van online instructie. Leerlingen kunnen hierdoor de kennis naast de reguliere lessen ook buiten de schoolmuren tot zich nemen. Er is zo meer klassikale tijd beschikbaar voor het beantwoorden van vragen, individuele aandacht, verdieping en activerende didactiek. Flipping the Classroom kan bijdragen aan gedifferentieerd onderwijs en maakt het voor leerlingen mogelijk om instructie te krijgen in hun eigen tempo.
Ouders meer betrekken
De kennis, ervaring en betrokkenheid van de gemeenschap in en rondom de school kan nog beter worden benut. Om te beginnen met de ouders. Ouders zijn een cruciale factor in het verhogen van het school- en studiesucces van hun kinderen. Waar de verantwoordelijk van ouders eindigt en waar die van de school begint is niet scherp te stellen. Kinderen leren op school én thuis. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ouders kunnen van scholen ook advies krijgen hoe ze hun kind het beste kunnen helpen. Goede communicatie en het delen van verwachtingen van leerkracht en ouders is hierbij het startpunt.
Uit internationaal onderzoek (PISA, 2010) blijkt dat in landen waar toptalenten goed presteren vaak een cultuur bestaat waarin cijfers er meer toe doen. De prestaties in het voortgezet onderwijs spelen daar een belangrijke rol bij toelating tot het hoger onderwijs. Dit motiveert leerlingen om het beste uit zichzelf te halen en te laten zien waar zij goed in zijn.
Om talent meer zichtbaar te maken wil ik kijken hoe we talent een podium kunnen geven. Toptalenten verdienen het om in de schijnwerpers te staan. Initiatieven als de KNAW Onderwijsprijs, de Olympiades en Vakkanjers moedig ik aan. Wedstrijden en prijzen bevorderen een cultuur waarin presteren gestimuleerd wordt en uitblinken wordt gewaardeerd.
Skills Talents
Skills Talents zijn vakwedstrijden voor laatstejaars vmbo'ers. Deze wedstrijden hebben jaarlijks veel enthousiaste deelnemers. De deelnemers kunnen zich tijdens selectiewedstrijden op school en in provinciale voorrondes plaatsen voor de finales. Daarin strijden zij in hun vakrichting om de beste te worden van het land. Er zijn wedstrijden in verschillende vakrichtingen zoals Techniek & Ontwerp, Economie & Administratie en Media & Vormgeving.
Een officiële erkenning voor hun werk kan leerlingen ook motiveren om een stap extra te zetten. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de invoering van «VO cum laude». Leerlingen met gemiddeld een acht of hoger op hun eindlijst krijgen hiervan dan een vermelding op hun diploma. Op universiteiten is dit heel normaal en stimuleert het studenten om de lat te verleggen van een 6 of 7 naar een 8.
Pilot talentontwikkeling met hogere bevorderingsnorm
Dit schooljaar gaat bij de Wolfert van Borselen Scholengroep in Rotterdam de pilot «talentontwikkeling» van start. Zij richten zich op het vergroten van de leermotivatie, onder andere door het hanteren van een hogere bevorderingsnorm. Je gaat pas over als je gemiddeld een 7 staat. De school en leraren worden hierbij ondersteund door het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing van de Universiteit Leiden.
In het basisonderwijs zou een toptalentcertificaat kunnen worden ontwikkeld voor leerlingen die uitblinken in bijvoorbeeld taal, rekenen of techniek. Zij doorlopen een speciaal programma en ontvangen hiervoor een certificaat. Ook leerlingen die hebben deelgenomen aan een extra bètaprogramma, een vakwedstrijd of een olympiade, kunnen worden beloond met certificaten.
Met deze erkenning en certificaten kunnen leerlingen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt laten zien wat ze waard zijn. Ik wil hiervoor met de onderwijssectoren afspraken maken over voordelen die verbonden zijn aan de prestaties. Ik denk dan aan toegang tot een vwo-plusklas in het voortgezet onderwijs, honours-programma’s in het hoger onderwijs of tot University colleges of studies waar het aantal aanmeldingen het aantal opleidingsplaatsen overstijgt.
Ik wil ook kijken of we leerlingen en studenten kunnen belonen door middel van beurzen, vergelijkbaar met «scholarships» in de Verenigde Staten. De ervaring leert dat leerlingen bewuster met school en hun prestaties bezig zijn als ze door goede cijfers te behalen in aanmerking komen voor een beurs of een andere financiële beloning. Een mooi voorbeeld is de Franse CIC bank. Deze bank heet eindexamenkandidaten als ze een rekening openen welkom met een welkomstpremie waarvan de hoogte afhankelijk is van hun examengemiddelde.
Leraren toerusten
Talent vraagt om een goede docent, die in staat is ook de betere leerlingen de aandacht te geven die ze nodig hebben. Leerlingen worden meer uitgedaagd als de inhoud, methodiek en didactiek aansluit bij hun niveau. In de opleidingen moet meer aandacht komen voor deze vormen van differentiatie. Dit sluit aan bij de bredere ambitie van het kabinet op het gebied van opbrengstgericht werken en de inspanningen van het kabinet gericht op het verder versterken van de kwaliteit van zittende en toekomstige leraren. In het bijzonder gaat het daarbij om het omgaan met verschillen tussen leerlingen en dus ook met toptalenten. Het is belangrijk om te kijken naar bekwaamheidseisen en specifieke vaardigheden die hiervoor nodig zijn.
De minister van OCW en ik informeren u uiterlijk op de Dag van de Leraar (5 oktober 2013) over de integrale lerarenagenda. De lerarenagenda beoogt leraren nog beter toe te rusten op de uitdagingen die op hen afkomen.
Een aantal pabo’s besteedt specifiek aandacht aan toptalenten door in het curriculum keuzeminoren over begaafdheid aan te bieden. Dit najaar wisselen pabo’s en lerarenopleidingen kennis en ervaringen uit over het integraal verwerken van aandacht voor toptalenten in het curriculum van de opleidingen. Ik ondersteun dit initiatief van harte.
Leraren kunnen ook veel van elkaar leren. Door hun klaslokalen open te stellen voor hun collega’s en met elkaar in gesprek te gaan over lesmethoden, didactiek en omgaan met talenten. Leren door te observeren en ervaringen te delen.
Docentontwikkelteams
Het Junior College Utrecht (JCU), een samenwerkingsverband tussen de faculteit Bètawetenschappen van de Universiteit Utrecht en 29 scholen voor voortgezet onderwijs, heeft goede ervaringen met docentontwikkelteams (DOT’s). In deze teams werken universitaire docenten en bètadocenten van scholen in het voortgezet onderwijs samen aan het ontwikkelen van uitdagend lesmateriaal. Ze wisselen ervaringen en ideeën uit en geven feedback op elkaars materiaal, dat ze zelf en door anderen laten uitproberen. De teams worden begeleid door een onderwijsontwikkelaar van het JCU. In totaal nemen er 80 docenten deel aan de DOT’s. Ze werken samen met talentvolle bètaleerlingen, die (mede) zorgen voor uitstraling naar andere leerlingen.
Leren van elkaar
Het scholenveld is initiatiefrijk en verschillende scholen lopen voorop in het bieden van uitdagend onderwijs aan toptalenten. De omslag naar een cultuur waarin ook de beste leerlingen de aandacht krijgen die ze nodig hebben is ingezet. Maar we zijn er nog niet. Naast de voorlopers zijn er ook nog veel scholen die onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden om talenten beter te ondersteunen. Schoolleiders geven zelf aan dat ze op dit punt nog veel van elkaar kunnen leren.
In acht regionale talentnetwerken ondersteunen het Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling (SLO) en School aan Zet scholen in het funderend onderwijs bij het invullen van maatwerk voor toptalenten. In ieder talentnetwerk is voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs een expert beschikbaar die vragen beantwoordt, professionals met elkaar in contact brengt en informatie over talent deelt. Deze experts organiseren ook regionale talentbijeenkomsten, waar leraren, schoolleiders, maar ook het bedrijfsleven en de wetenschap kennis, ervaringen en materiaal kunnen uitwisselen.
Alle informatie over het herkennen en motiveren van talent wordt beschikbaar gesteld op www.talentstimuleren.nl. Dit informatiepunt bevat lesmateriaal, good practices en uitkomsten van onderzoek. Op een forum kunnen leraren en schoolleiders, maar ook leerlingen en ouders met elkaar in contact komen om do’s en dont’s op het gebied van onderwijs aan talenten uit te wisselen.
Voor een goed aanbod voor toptalenten is het niet alleen belangrijk om te weten wat er mogelijk is, maar ook wat werkt. In het onderzoeksprogramma «Excellentie in het onderwijs» van de Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek (PROO) van NWO is € 1,6 miljoen geïnvesteerd in onder andere effectonderzoek naar maatwerk voor talentvolle leerlingen. In het basisonderwijs wordt het onderwijs voor talentvolle leerlingen vaak in plusklassen georganiseerd, waarbij de leerlingen een aantal uren per week apart les krijgen. Ik laat onderzoeken hoe deze plusklassen het best kunnen worden ingericht, zodat ze zo veel mogelijk rendement hebben voor de leerlingen.
Vorig jaar hebben schoolbesturen voor het eerst extra geld ontvangen om een passend aanbod te bieden aan de meest talentvolle leerlingen. In totaal is hiervoor dat jaar € 20 miljoen beschikbaar gesteld voor alle basisscholen en alle scholen in het voortgezet onderwijs met een vwo-afdeling. Dit jaar is opnieuw € 30 miljoen beschikbaar voor deze scholen. In de bestuursakkoorden zijn hiervoor prestatieafspraken gemaakt met de PO-Raad en VO-raad, gericht op het bieden van meer maatwerk en het verbeteren van prestaties van de 20% (in potentie) best presterende leerlingen. Scholen worden daarbij ondersteund door School aan Zet. Ik onderschrijf de doelstellingen van de bestuursakkoorden en blijf hierin de komende jaren investeren.
Andere investeringen uit de bestuursakkoorden, die gericht zijn op een ambitieuze leercultuur voor alle leerlingen zijn beschikbaar voor alle scholen, ook voor vmbo- en havo-afdelingen. In het najaar van 2013 vindt de tussentijdse evaluatie van de bestuursakkoorden plaats. Dan zal ik bezien of er voldoende voortgang is en of aanscherping van de akkoorden nodig is.
Het onderwijs in Nederland biedt kinderen een prima basisniveau, maar slaagt er nog onvoldoende in om onze meest talentvolle leerlingen te herkennen en te stimuleren. Te veel leerlingen missen uitdaging in het onderwijs en te weinig leerlingen presteren naar hun beste kunnen. De vraag is niet meer óf deze groep extra aandacht verdient, maar hoe we die extra aandacht vormgeven.
Er zijn de afgelopen jaren veelbelovende initiatieven gestart, maar er is nog een wereld te winnen. Toptalenten maken het verschil en vertegenwoordigen de ambitieuze leercultuur die we willen bereiken. Ik wil me daarvoor inzetten door zoveel mogelijk belemmeringen weg te nemen en scholen te ondersteunen om uitdagend onderwijs aan toptalenten te bieden. In deze brief heb ik verschillende denkrichtingen en ideeën aangedragen over de manier waarop we er samen voor kunnen zorgen dat talent ten volle wordt benut. Ik ga hierover de komende tijd graag het debat aan en ik ga deze en nieuwe ideeën samen met de betrokken partijen nader verkennen en uitwerken. Voor 1 maart 2014 informeer ik u over de uitkomsten van deze verkenning en presenteer ik mijn plan van aanpak om toptalent in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs de volle ruimte te geven.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker