Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2013
Het Nederlandse onderwijs is van een goede kwaliteit, maar het kan nog beter. Om dit te bereiken, moeten we ieders talenten benutten. Deze brief gaat over de onmisbare betrokkenheid van ouders hierbij.1
In deze brief informeer ik u over de manier waarop ik, samen met scholen, ouders en organisaties om hen heen in 2013 en 2014 extra inzet op het (verder) versterken van het partnerschap tussen school en ouders. Ik zal ingaan op de rol van school en ouders, de bestaande (wettelijke) kaders en tenslotte op de extra impuls die ik wil geven aan dit partnerschap in 2013 en 2014.
Deze extra impuls is mede gebaseerd op de resultaten van de monitor Ouderbetrokkenheid po, vo en mbo, die op 29 oktober 2012 aan u is gezonden.2, 3 Deze brief bevat mijn reactie op eerder genoemde monitor. Ook informeer ik u over de wijze waarop ik invulling geef aan moties van de leden Çelik en Biskop met betrekking tot de juridische en randvoorwaardelijke kant van ouderbetrokkenheid.
De rol van school en ouders
Alle kinderen hebben het recht zich optimaal te ontwikkelen en het maximale uit hun talenten te halen. Opvoeding en onderwijs leggen hiervoor de basis. Dit vraagt, naast goed onderwijs van professionele leerkrachten in een modern onderwijssysteem, om een goed partnerschap tussen ouders en scholen gedurende de gehele schoolloopbaan van kinderen.
Ouders zijn een cruciale factor in het verhogen van het school- en studiesucces van hun kinderen. Waar de verantwoordelijkheid van ouders eindigt en waar die van de school begint is echter niet scherp van elkaar te scheiden. Kinderen leren op school én thuis. Leraren hebben ook een opvoedende taak en ouders ook een onderwijsondersteunende. De monitor Ouderbetrokkenheid po, vo en mbo onderschrijft deze visie. Bijna alle scholen (100% in het po, 98% in het vo en 94% in het mbo) vinden dat de school een taak heeft bij de opvoeding van leerlingen. Een meerderheid van de ouders in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs ziet hierin een taak voor de school. Ook wanneer jongeren 18 jaar en ouder zijn, wordt de betrokkenheid van het thuisfront door de respondenten zeer belangrijk gevonden. Het thuisfront is een belangrijke bondgenoot in de strijd tegen schoolverzuim en uitval. Het betrekken van het thuisfront is onderdeel van het primaire proces van een school en in de toekomst zou het partnerschap tussen school en ouders op alle scholen en voor alle ouders even vanzelfsprekend moeten zijn.
Scholen zijn aan zet. Het is belangrijk dat zij een heldere visie hebben op hoe zij de samenwerking met ouders willen vormgeven en ouders uitnodigen betrokken te zijn bij de ontwikkeling van hun kind en de school. Scholen hebben de taak ouders te informeren over ontwikkelingen op school en hen te betrekken bij de schoolloopbaan van hun kind. Maar ook ouders zijn aan zet. Van hen mag verwacht worden dat zij de school informeren over relevante ontwikkelingen (van hun kind) thuis, dat zij thuis een stimulerende en motiverende leeromgeving organiseren en dat zij op een constructieve wijze met de school samenwerken in het belang van het kind.
Op deze manier ontstaan duurzame relaties en groeit het vertrouwen. In deze relatie hebben ouders en school goed contact, spreken wederzijds hun verwachtingen uit en maken heldere afspraken over wie wat doet en wie waarvoor verantwoordelijk is. Met respect voor elkaars rol. Dit helpt conflicten te reduceren en zorgt ervoor dat ouders hun kinderen op de juiste manier thuis kunnen ondersteunen. Hoe dit ingevuld kan en moet worden is een kwestie van maatwerk dat per school, per populatie leerlingen en zelfs per kind kan verschillen.
Wettelijke kaders voor partnerschap tussen school en ouders
De formele positie van ouders is geregeld via de medezeggenschap, de informatievoorziening door de school via de schoolgids, in de klachtenregeling (wpo, wvo en wec) en de rechtsbescherming. De Onderwijsraad stelt dat de formele inspraak van ouders juridisch goed is geregeld.4 Dit sluit ook aan bij de hoofdconclusie van de evaluatie van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS), die stelt dat deze wet personeel, ouders en leerlingen in positie brengt om een sterke rol te spelen in het besluitvormingsproces op scholen.5 Ook de eerste resultaten van de evaluatie van de klachtenregeling zijn positief. Scholen hebben vaker dan tien jaar geleden te maken met klachten, maar gaan daarmee over het algemeen goed om. Wel kunnen schoolbesturen en scholen zich op dit punt verder versterken en invulling geven aan de bestaande wettelijke kaders zoals bedoeld, zodat zij eventuele problemen zoveel mogelijk in een vroeg stadium op de school kunnen afhandelen. In afzonderlijke brieven zal ik u nader informeren over de evaluatie van de klachtenregeling en de verbetering van de medezeggenschap op scholen.
De sector- en ouderorganisaties, de vakbonden en het LAKS werken op dit moment aan een plan van aanpak om de uitvoering van de WMS in het funderend onderwijs te verbeteren, waarin ook wordt stilgestaan bij het informatierecht van de medezeggenschapsraad (MR).6 Dit moet ertoe leiden dat alle partijen goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden van de WMS, hoe de bepalingen van de WMS gelezen kunnen worden om ruimte te geven aan de kwaliteitsambities en hoe de medezeggenschap idealiter wordt vorm gegeven. Tijdens het notaoverleg Governance in het Onderwijs op 28 mei 2013 is een aantal moties ingediend en aangenomen om de rechten van medezeggenschapsraden verder te versterken.7 In de eveneens tijdens dit notaoverleg toegezegde najaarsbrief over medezeggenschap zal uw Kamer worden geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan deze moties.
Afgelopen jaar zijn op verzoek van uw Kamer, mede naar aanleiding van moties van de leden Çelik en Biskop, activiteiten ondernomen om nader invulling te geven aan bovengenoemd juridisch kader en de randvoorwaardelijke kant van ouderbetrokkenheid. Zo is in Vensters voor Verantwoording een indicator «tevredenheid van de ouder over de school» opgenomen. In het primair onderwijs wordt op dit moment de indicatorenset voor Vensters PO in overleg met het onderwijsveld samengesteld. Naar verwachting zal daarvan eveneens een indicator over oudertevredenheid over (de medezeggenschap op) de school deel uitmaken.8
Naar aanleiding van een door uw Kamer aangenomen motie van het lid Çelik heeft de regering de raden van toezicht gewezen op hun toezichthoudende taak bij de wijze waarop het bestuur en de school gestalte geven aan ouderbetrokkenheid op alle niveaus van de onderwijsorganisatie.9 In gesprekken met vertegenwoordigers van interne toezichthouders (VTOI) in het onderwijs en de sectororganisaties is gesproken over het belang van ouderbetrokkenheid. Ik heb de organisaties gevraagd de rol van toezichthouders daarbij onder de aandacht van hun leden te brengen. Zij hebben aangegeven het thema van belang te vinden en hun leden hierop te wijzen.
Bij de behandeling van de OCW-begroting 2012 is de motie van de leden Çelik en Biskop over het onverplichte karakter van de vrijwillige ouderbijdrage aangenomen.10 Naar aanleiding van deze motie heeft de toenmalig minister van OCW per brief d.d. 10 februari 2012 aan uw Kamer toegezegd dit onderwerp te zullen agenderen voor het overleg met de ouderorganisaties en sectororganisaties (Kamerstuk 33 000-VIII, nr. 173). De ouderorganisaties (LOBO, NKO, Ouders & COO, VOO) hebben in 2012 en 2013 hun communicatiekanalen (nieuwsbrieven, magazines, websites en 5010) benut om dit onderwerp onder de aandacht van hun achterban te brengen. Ook is in de nieuwsbrieven van OCW en in het contact met de sectorraden aandacht besteed aan dit onderwerp.
Extra aandacht voor het partnerschap tussen school en ouders
In veel beleidstrajecten, zoals voor- en vroegschoolse educatie, toptalenten, passend onderwijs, krimp en het tegengaan van pesten, is er voortdurend aandacht voor de rol van ouders en worden maatregelen genomen om ouders erbij te betrekken. De minister en ik blijven ons goed op de hoogte stellen van wat er leeft bij ouders, bijvoorbeeld door werkbezoeken, onderzoeken en klankbordgesprekken met ouders en hun vertegenwoordigers.
De huidige subsidie aan de denominatieve ouderorganisaties wordt beëindigd per 1 januari 2014. En ook de subsidie ten behoeve van het informatiepunt 5010 stopt. Naar aanleiding van de motie van de leden Mohandis (PvdA) en Lucas (VVD) ben ik van plan structureel 1 miljoen euro subsidie aan de (nog te vormen) centrale landelijke ouderorganisatie te verlenen.11 Op het moment dat ik de subsidieaanvraag van de centrale ouderorganisatie heb goedgekeurd, zal ik overgaan tot het beschikbaar stellen van de middelen ten behoeve van voorgenomen activiteiten op het gebied van ouderbetrokkenheid. Ik vind het belangrijk dat de centrale landelijke ouderorganisatie aansluit bij lokale en regionale initiatieven die ouders reeds ontplooien, zoals dat ook in de motie wordt vermeld. Hierover ben ik met de ouderorganisaties in gesprek.
In 2012 heeft OCW met het programma «Ouders en School Samen» de versterking van de betrokkenheid van ouders bij het leren van hun kind en bij de school in het primair onderwijs (po), het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbare beroepsonderwijs (mbo) gestimuleerd. Scholen, ouders en organisaties om de scholen en ouders heen zijn gestimuleerd om actief met dit thema aan de slag te gaan.
Het belang van een goed partnerschap tussen school en ouders is op de agenda gezet. Gezien de positieve effecten die deze laagdrempelige beweging in gang heeft gezet, heb ik besloten om het programma Ouders en School Samen gedurende het schooljaar 2013/2014 te continueren. De volgende stap is het concreet vorm geven van dit partnerschap door scholen en ouders. Schoolbesturen, schoolleiders en leraren zijn op zoek naar concrete adviezen en voorbeelden hoe ze het partnerschap met ouders het beste kunnen vorm geven. Dit beeld wordt bevestigd door de monitor ouderbetrokkenheid in het po, vo en mbo van Ecorys en Oberon.
Naar aanleiding van de monitoruitkomsten, maar ook in samenspraak met relevante partijen uit het veld, kies ik ervoor het programma te richten op de volgende drie lijnen:
I. Stimuleren van het uitwisselen van kennis en kunde in de regionale en lokale netwerken om de school.
Ik blijf de lokale en regionale netwerken om de school versterken en stimuleren. Iedere regio heeft namelijk zijn eigen vraagstukken, afgestemd op de behoeften van scholen en ouders in die regio. Door de uitwisseling van kennis over en ervaring met ouderbetrokkenheid zo dicht mogelijk bij de school te organiseren, is maatwerk per regio (en per school) mogelijk. Ik zet daarom in op het ontsluiten van kennis en ervaring van partijen in diezelfde regio. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het organiseren van collegiale consultatie tussen schoolleiders, bestuurders, leraren, medezeggenschapsraden en gemeenteambtenaren. Ik zal hiervoor gebruik maken van een landelijk netwerk van 16 expertisepunten Ouderbetrokkenheid (onder de koepel van EDventure), die een coördinerende rol heeft bij de organisatie van onder andere bovengenoemde activiteiten in de vijf regio’s van ons land. EDventure zoekt daarbij in de regio de samenwerking met andere relevante partijen om de school heen, zoals Centra voor Jeugd en Gezin en gemeenten. In samenwerking met de VNG wordt ook gekeken hoe gemeenten ondersteund kunnen worden bij het uitwerken van een integrale visie en beleid op ouderbetrokkenheid. Zo wordt onder andere ingezet op het uitwisselen van kennis en ervaring via het VNG-forum, de organisatie van regionale kenniskringen van gemeenteambtenaren en de ontwikkeling van een gemeentelijke «ouder-monitor».
De opleidingen werken aan dit thema. Het «netwerk ouderbetrokkenheid van pabo’s en lerarenopleidingen» zet zich ervoor in om, mede op basis van de uitkomsten van hun onderzoek, steeds meer opleidingen te motiveren in hun curriculum, aandacht te besteden aan het partnerschap tussen leraren en ouders.12 Steeds meer lerarenopleidingen en pabo’s hebben zich afgelopen jaar aangesloten bij dit netwerk.
II. Aandacht vragen voor de betrokkenheid van ouders bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding en lezen met jonge kinderen.
Ik vraag komend jaar binnen twee cruciale thema’s expliciet aandacht voor de rol van ouders, met extra aandacht voor specifieke doelgroepen en het beter informeren van ouders.
Allereerst wil ik het gesprek stimuleren over hoe ouders hun kinderen het beste kunnen ondersteunen bij het hele proces van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). Uit onderzoek blijkt dat ouders een belangrijke partner zijn van leerlingen bij de studie-en beroepskeuze, maar ook dat leerlingen ouders als een belangrijke factor erkennen bij hun keuzeproces.13, 14 Inzet op het hele proces van loopbaanoriëntatie en -begeleiding en de betrokkenheid van het thuisfront levert een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van verzuim en schooluitval.
Door met hun kind te praten over verwachtingen, mogelijkheden en interesses stimuleren ouders de ontwikkeling van hun kind. In de laatste fase van het basisonderwijs praten veel ouders met hun kind over het onderwijs na de basisschool. In het voortgezet onderwijs en het mbo neemt het praten over de toekomst concretere vormen aan. De keuze van een vervolgopleiding of een beroep, en plannen en verwachtingen voor de toekomst worden vaak besproken.15 Mede daarom is het van belang dat ouders betrokken zijn bij de overgang van hun kind van bijvoorbeeld het po naar het vo, maar ook van het mbo naar het hoger onderwijs en de schoolkeuzeprocessen die daarmee samenhangen.
Afgelopen jaren is, onder andere door de mbo- en vo-raad, veel materiaal ontwikkeld om het LOB proces (beleid, visie en uitvoering) op scholen te verbeteren. Op het gebied van het betrekken van ouders hierbij is ook al het nodige verzameld, ontwikkeld en beschikbaar. Ik vind het belangrijk dat deze informatie dicht bij de scholen ontsloten wordt, zodat het reeds ontwikkelde materiaal en de in gang gezette ontwikkelingen gebruikt kunnen worden voor het gesprek tussen school, ouders en leerlingen over LOB. Hierbij wil ik gebruik maken van de lokale en regionale netwerken en de uitwisseling die daar plaatsvindt door samen met de VO-raad de reeds beschikbare informatie te ontsluiten. In het MBO wordt een pilot opgezet die gericht is op de betrokkenheid van ouders bij LOB. MBO Diensten organiseert in september een expertmeeting om nader te brainstormen over de vormgeving van deze pilot.
Ten tweede vraag ik aandacht voor het belang van de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind op het gebied van lezen. Ook hierin is de afgelopen jaren door scholen en organisaties mooi en nuttig werk verricht. Onderzoek laat zien dat ouders een zeer belangrijke leesopvoeder zijn voor kinderen; naast leraren, bibliothecarissen, boekverkopers en vriendjes en vriendinnetjes.16 Ouders hebben een prominente rol in het bevorderen van lezen en leesplezier van hun kinderen. Door voor te lezen (ook wanneer hun kind al zelf kan lezen), boeken cadeau te geven, te praten over boeken én door zelf te lezen en zo een voorbeeld te zijn. Samen met de leescoalitie (Stichting Lezen, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken en Stichting Lezen en Schrijven) wil ik komend jaar inzetten op een sterke verbinding tussen goed leesonderwijs (de basisvaardigheden) en leesbevordering (leesplezier). Door landelijke aandacht te generen voor de belangrijke rol van ouders bij leesbevordering, wil ik de samenwerking van ouders, school en bibliotheken verder stimuleren. Ik stel daarvoor een concreet actieplan «de rol van ouders bij leesbevordering en leesplezier» op.
III. Ontwikkeling van (wetenschappelijke) kennis
Ik wil netwerken voorzien van wetenschappelijke kennis op het gebied van ouderbetrokkenheid. Allereerst door een vijfjarig onderzoeksprogramma dat in de loop van dit jaar wordt gelanceerd. Dit programma loopt via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Het NRO stelt het onderzoeksprogramma vast op basis van door mij, in samenwerking met experts, opgestelde initiële onderzoeksvragen. Deze vragen richten zich op het effect van ouderbetrokkenheid in de thuissituatie op het leerproces, op de rol van docenten hierin en op het effect van ouderbetrokkenheid bij keuze- en loopbaanbegeleiding. Voor het onderzoek stel ik € 1 miljoen beschikbaar.
De resultaten worden verspreid via vakbladen, via de organisaties om de school heen, de Facebooksite Ouders en School Samen en via verschillende andere (digitale) kanalen. Daarnaast zal ik gebruik maken van de reguliere kanalen die het NRO gebruikt om hun onderzoeken te verspreiden.
Tot slot
Verder bevorder ik de uitwisseling van kennis en goede voorbeelden tussen schoolleiders, leraren, medezeggenschapsraden en ouders in het algemeen. De kennis die aanwezig is bij de landelijke «inspiratiegroep», die bestaat uit meer dan 80 vertegenwoordigers van ouderorganisaties en uit onderwijs- en onderzoeksveld, wordt hierbij actief gebruikt. Deze groep komt enkele malen per jaar bijeen om te reflecteren op de aanpak van het programma Ouders en School Samen.
Ik zal uw Kamer aan het einde van 2014 op de hoogte stellen van de uitkomsten van de monitor Ouderbetrokkenheid po, vo en mbo, die dat jaar wordt herhaald.
Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker