Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2013
Hierbij informeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over de uitvoering van de moties en de amendementen die zijn aangenomen bij de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2013 (Kamerstuk 33 400 VIII, nrs. 1 en 2).
Moties
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 40 – de motie Heerma over rol Omrop Fryslan
De Kamer verzoekt de regering er bij de NPO en ROOS op aan te dringen dat ondanks de bezuinigingen bij de uitwerking nadrukkelijk rekening moet worden gehouden met de functies van zowel regionale calamiteitenzender als cultuurdrager, verzoekt de regering voorts om in bijzonder de speciale rol van Omrop Fryslan in het waarborgen van de Friese taal recht te doen bij de plannen voor de toekomst van de regionale omroepen.
Reactie
De motie zal worden betrokken bij de uitwerking van het regeerakkoord, in het bijzonder de integratie van landelijke en regionale omroep. In de mediabrief van 6 december 2012 is een verkenning aangekondigd naar de toekomst van het publieke mediabestel en de integratie van landelijke en regionale omroep. Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de aanpak en planning van de verkenning. De staatssecretaris zal met NPO en ROOS in gesprek gaan over de verdere uitwerking van de integratie en van de bezuinigingen. Daarbij zal de staatssecretaris in het bijzonder aandacht vragen voor de regionale identiteit van regionale omroepen, de redactionele onafhankelijkheid en de functie van cultuurdrager. Overigens ligt het voortouw voor de calamiteitenfunctie (van de radio) van de regionale omroep bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Bij de verdere uitwerking van de toekomst van de regionale omroep betrekt de staatssecretaris ook de borging van de Friese taal. Het advies van de Commissie Hoekstra over de borging van de Friese taal in de media, is op 2 april aan hem overhandigd. Dit advies betrekt hij ook bij de verdere uitwerking van het regeerakkoord. Verder wordt binnenkort het Bestuursakkoord Friese Taal en Cultuur gesloten tussen het Rijk en de provincie Fryslan, waarin ook een onderdeel media is opgenomen.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 41 – de motie Van Dam c.s. over versterken zelfregulerend vermogen journalistiek
De Kamer verzoekt de regering, in overleg te gaan met de sector om te bezien hoe het zelfregulerend vermogen van de journalistiek versterkt kan worden en de Kamer voor de zomer van 2013 hierover te informeren.
Reactie
De staatssecretaris zal de motie betrekken bij het overleg dat gaande is met de Raad voor de Journalistiek en de NVJ over het zelfregulerend vermogen van de journalistiek. Tijdens het debat over de mediabegroting heeft de staatssecretaris toegezegd in de loop van 2013 de Kamer een brief te sturen over de schrijvende pers, de regionale nieuwsvoorziening, freelance journalisten en de lokale omroepen. De uitkomsten van het overleg met de sector zal de staatssecretaris daarbij betrekken.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 51 – de motie Beertema over differentiëren in de Cito-eindtoets
De Kamer verzoekt de regering alles in het werk te stellen om te voorkomen dat er door deze neventoetsen onduidelijkheid ontstaat in aanloop naar de centrale eindtoets.
Reactie
Op 14 maart jl. heeft de staatssecretaris u een brief gestuurd naar aanleiding van deze motie (Kamerstuk 33 157, nr. 13). De brief en de motie zijn betrokken bij de plenaire behandeling van het wetvoorstel centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem PO. Het gewijzigde voorstel is op 9 april jl. door uw Kamer aangenomen. Het voorstel biedt de in de motie gevraagde duidelijkheid over de mogelijkheid van het aanbrengen van verschillende (moeilijkheids)niveaus in de in te voeren centrale eindtoets. Door het aangenomen amendement van de leden Straus en Ypma komt deze mogelijkheid drie jaar na inwerkingtreding van de wet te vervallen (Kamerstuk 33 157, nr. 39). Het streven is om op dat moment een adaptieve centrale eindtoets voor alle leerlingen in het basisonderwijs beschikbaar te hebben.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 56 – de motie Duisenberg over aflopen convenant tweede studies
De Kamer verzoekt de minister in overleg te treden met de VSNU en de HBO-raad om de gevolgen van het aflopen van het convenant «Tweede Studies» op te vangen voor de periode 2014 t/m 2017 en de Kamer daarover te informeren.
Reactie
In de brieven van mij aan de Eerste Kamer (Kamerstuk 31 821, I) en de Tweede Kamer (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 133) is opgenomen dat de WHW zodanig gewijzigd wordt dat studenten het wettelijk collegegeld verschuldigd zijn en blijven indien de tweede opleiding gestart is tijdens een eerste opleiding en ononderbroken gevolgd is. Dit geldt voor alle tweede bachelor- en masteropleidingen in hbo en wo.
Ook is in de brieven aan TK en EK opgenomen dat hiervoor het onderwijsbudget hbo en wo structureel verhoogd wordt: met ingang van 2014 met € 10 mln. per jaar (€ 5,2 wo en € 4,8 hbo).
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 61 – de motie Beertema en Van Dijk over VSNU
De Kamer verzoekt de regering bij de VSNU erop aan te dringen dat genoemde middelen bij de onderzoeksscholen terechtkomen.
Reactie
Ik ga met de landelijke vereniging van onderzoekscholen (SODOLA) en VSNU op korte termijn het gesprek aan over de inzet van onderzoeksmiddelen voor onderzoekscholen om u daarover te kunnen rapporteren voor het zomerreces.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 62 – de motie Jadnanansing en Smits over stage-offensief
De Kamer verzoekt de regering, tot een stage-offensief te komen, waarbij de overheid in gesprek moet gaan met het onderwijs en het bedrijfsleven over voldoende stages en de Kamer hierover te rapporteren.
Reactie
De Stichting Beroepsonderwijs-Bedrijfsleven heeft het stage offensief geïntensiveerd. Voorts is het streven naar voldoende stageplekken onderdeel van de gesprekken die het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert met sociale partners in het kader van de sociale agenda van het kabinet.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 63 – Jadnanansing en Ypma over uniforme rapportage van uitgaven
De Kamer verzoekt de regering, met de koepels in overleg te treden om: a. tot afspraken tussen besturen van onderwijsinstellingen en medezeggenschapsraden te komen over een uniforme rapportage van uitgaven; b. binnen deze uniforme rapportage de uitgaven onder te verdelen in bijvoorbeeld 1. het primaire proces 2. de ondersteuning en 3. de huisvesting; c. per uitgavepost een bandbreedte vast te leggen en bij overschrijding van deze bandbreedte direct de medezeggenschapsraad hierover te informeren; d. de Kamer over dit overleg te informeren.
Reactie
Ik bespreek dit met de koepels en informeer u uiterlijk bij de begroting 2014 nader.
Uiteraard leg ik hierbij een relatie met motie nr. 74 over aanscherpen van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving door onderwijsinstellingen.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 67 – de motie Van Meenen c.s. over het herzien van de urennorm 1040 uur
De Kamer verzoekt de regering, de urennorm van 1040 uur te herzien op een wijze die maximale ruimte biedt aan maatwerk voor leerlingen, en voor 1 mei 2013 een voorstel daartoe naar de Kamer te sturen.
Reactie
De motie Van Meenen c.s. sluit nauw aan bij de afspraak in het regeerakkoord om de huidige wettelijke normen voor onderwijstijd te moderniseren. De staatssecretaris heeft toegezegd de motie uit te voeren. Dit doet hij door «modernisering onderwijstijd» te agenderen in het af te sluiten Nationaal Onderwijsakkoord, waarvan de verwachting was dat het in april gereed zou zijn. Dit is niet gelukt, waardoor ook de uitvoering van de motie naar achteren is geschoven. Wel ontvangt u in mei een brief waarin de staatssecretaris de stand van zaken weergeeft en enkele contouren schetst van de modernisering van de onderwijstijd die hij voor ogen heeft.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 70 – de motie Van Meenen over mogelijkheden voor getalenteerde leerlingen in het po en vo
De Kamer verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden om getalenteerde leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs uitdagend onderwijs op eigen niveau te bieden, in kaart te brengen welke barrières hiervoor nog bestaan en de Kamer hierover binnen een half jaar te informeren.
Reactie
De Kamer ontvangt begin juni een brief waarin visie en acties voor toptalenten in het basis- en voortgezet onderwijs (2013–2016) uiteen worden gezet. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan de motie Van Meenen.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 71 – de motie Voordewind en Ypma over structurele bezuinigingen op lwoo en pro
De Kamer verzoekt de regering, de structurele bezuiniging op lwoo en pro zo veel mogelijk te vinden via bezuinigingen op bureaucratie en management binnen het stelsel van passend onderwijs, waardoor de klas zo veel mogelijk wordt ontzien.
Reactie
Op 5 april jl. heeft de staatssecretaris u een brief over de toekomst van het leerwegondersteunend en praktijkonderwijs gestuurd (Kamerstuk 30 079, nr. 39). Daar staat dat, geheel in lijn met de motie, de staatssecretaris de leerlingen zo veel mogelijk ontziet bij de taakstelling. Door lwoo en pro onder te brengen in passend onderwijs wordt de ondersteuning van leerlingen efficiënter ingericht. Doordat de doelmatigheidswinst die dat oplevert het hele stelsel van passend onderwijs ten goede komt, heeft hij, conform de motie, breder gekeken dan alleen het huidige budget lwoo en pro. Ook het budget van de samenwerkingsverbanden vo is meegenomen in de afweging.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 74 – de motie Klaver c.s. over aanscherping richtlijnen jaarverslaggeving
De Kamer verzoekt de regering, te onderzoeken of de richtlijnen voor de jaarrekening van onderwijsinstellingen kunnen worden aangescherpt, zodat geen zaken buiten de balans of de toelichting kunnen worden gehouden.
Reactie
Ik ondersteun de gedachte achter de motie dat de jaarverslaggeving van onderwijsinstellingen een juist en volledig beeld moet schetsen. Ik ben mij er daarbij wel van bewust dat een nadere detaillering van de inrichtingsvoorschriften voor de jaarverslaggeving niet kan voorkomen dat een instelling in de problemen komt door financieel wanbeheer.
Op initiatief van het ministerie van Financiën is er een Platform voor de Publieke Jaarverslaggeving bezig om te inventariseren op welke wijze de verslaggevingsregels voor de publieke sector beter geharmoniseerd kunnen worden. Hierbij zoeken meerdere departementen, samen met de Algemene Rekenkamer, accountants en andere betrokkenen naar een betere afstemming en harmonisatie van verantwoordingsgerelateerde zaken in de publieke sector.
Achtergrond
Sinds 2007 zijn de vereisten voor de jaarverslaggeving en de inrichting van de jaarrekening van alle bekostigde onderwijsinstellingen vastgelegd in de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (RJO). Daarmee zijn de verslaggevingbepalingen van het Burgerlijk Wetboek en de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (BW/RJ) ook voor onderwijsinstellingen en universiteiten verregaand van toepassing verklaard en geharmoniseerd.
Het is aan de instellingsaccountant om een controleverklaring af te geven bij de jaarrekening. Hij ziet erop toe dat de inrichtingsvereisten zijn toegepast, controleert de juistheid en de volledigheid. Het jaarlijks uitgebrachte onderwijs-controleprotocol is hem daarbij tot steun en ingeval van belangrijke afwijkingen ten opzichte van de richtlijnen moet hij aangeven wat daarvan de reden en de impact is. De Raad van Toezicht wordt geacht onder andere toe te zien op het bestedingspatroon, inclusief de naleving van de interne richtlijnen.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 75 – de motie Klaver c.s. over risicogerichte analyse van huisvestingssituatie mbo
De Kamer verzoekt de regering, opdracht te geven tot een diepgaande, risicogerichte analyse van de huisvestingssituatie en de financieringspositie in het mbo en waar nodig een taxatie van de waarde van panden en de Kamer hier voor maart 2013 over te informeren.
Reactie
Ik heb de Inspectie van het Onderwijs verzocht een onderzoek te verrichten naar de huisvestingsrisico’s bij de mbo-instellingen. De Inspecteur levert binnenkort het rapport. Daarna informeer ik de Kamer.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 79 – de motie Klaver c.s. over arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs
De Kamer verzoekt het kabinet, een notitie voor te bereiden om de arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs te bevorderen.
Reactie
Het kabinet wil de ouderenregelingen in het onderwijs afbouwen en de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs moderniseren en wil daarover afspraken maken in een Nationaal Onderwijsakkoord. Doel van deze afspraken is onder meer om de participatie van werknemers in het onderwijs en de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen. Daarbij is uiteraard ook aandacht voor de arbeidsparticipatie van ouderen. Wanneer er meer zicht is op afspraken over ouderenregelingen zullen wij u hierover informeren.
Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 82 – de motie Van Dijk over bezuiniging bibliotheken
De Kamer verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de gevolgen van de bezuinigingen op het bibliotheekwezen en daarbij de mogelijkheden tot een goede taakvervulling alsmede de toegankelijkheid van bibliotheken in het land te betrekken.
Reactie
Dit jaar laat ik samen met de G35 onderzoek doen naar de gevolgen van de bezuinigingen in de cultuursector. De bezuinigingen op de openbare bibliotheken worden daarbij ook in kaart gebracht.
Daarbij is onderzoek van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken naar lokale bezuinigingen op het bibliotheekwerk in de periode 2010–2014 relevant. Dit onderzoek is verschenen in oktober 2012.1
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 83 – de motie Van Dijk over het budget creatieve industrie voor culturele producties
De Kamer verzoekt de regering om te onderzoeken welk deel van het budget bestemd voor de creatieve industrie, aangewend kan worden om culturele producties te ondersteunen.
Reactie
Voor de directe ondersteuning van culturele producties is het stelsel van de culturele basisinfrastructuur en de fondsen ingericht. Om de slagkracht in termen van ondernemerschap te vergroten is een programma ondernemerschap gestart. Het topteam creatieve industrie heeft onder andere de opdracht om kennis, creativiteit en ondernemerschap te verbinden en daardoor de economische en maatschappelijke waarde van de creatieve industrie te vergroten.
Met mijn collega van Economische Zaken ben ik van mening dat het aan de creatieve industrie zelf is te beslissen waar men op inzet. Wij zijn geen voorstander van schotten voor deelsectoren binnen de topsector creatieve industrie.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 88 – de motie Bergkamp en Monasch over de filmtop
De Kamer verzoekt de regering, in het bijzonder de ministers van Cultuur en Economische Zaken, met betrokken instanties en organisaties zoals het Filmfonds, de exploitanten, distributeurs, producenten en anderen een nationale filmtop te organiseren met als doel om tot een oplossing te komen voor deze oneerlijke buitenlandse concurrentie en de Kamer het resultaat hiervan voor medio maart 2013 te zenden.
Reactie
De filmtop heeft plaatsgevonden op 11 april 2013, in Den Haag. De organisatie van de filmtop was in handen van het Filmfonds in samenwerking met mijn ministerie. Mijn ministerie heeft overleg gevoerd met het ministerie van Economische Zaken over de filmtop. Ten behoeve van de voorbereiding van de filmtop was er meer tijd nodig en kon de filmtop niet in maart 2013 plaatsvinden.
Het kabinet hecht er zeer aan dat ook de sector zelf een bijdrage heeft geleverd aan de filmtop.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 89 – de motie Monasch en Verhoeven over toevoegen van muziek aan topsector creatieve industrie
De Kamer verzoekt de regering om te onderzoeken of muziek, waaronder pop- en dancemuziek, toegevoegd kan worden aan de topsector creatieve industrie.
Reactie
De muzieksector is onderdeel van de topsector creatieve industrie. De minister van Economische Zaken heeft toegezegd het verzoek van uw Kamer aan het topteam door te geven. Het topteam is inmiddels in gesprek met de muzieksector. In dat gesprek komt ook de betrokkenheid van de sector aan de orde.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 91 – de motie Dik-Faber over financieringsconstructies startende kunstenaars
De Kamer verzoekt de regering om, in het overleg met het culturele veld de mogelijkheden van financieringsconstructies voor startende kunstenaars te onderzoeken en hierover te rapporteren voorafgaand aan de begroting 2014.
Reactie
In 2011 is onderzoek gedaan naar aard, gebruik en toepasbaarheid van generiek instrumentarium voor ondersteuning van de Nederlandse cultuur (Cultuur naar Vermogen, SEO Economisch Onderzoek). Elementen hieruit zijn gebruikt voor het werkprogramma van de stichting Cultuur-Ondernemen voor de periode 2013–2014. Cultuur-Ondernemen geeft voorlichting aan (startende) kunstenaars en creatieve ondernemers over financieringsmogelijkheden en werkt hiervoor samen met het bedrijfsleven, overheden, koepel- en brancheorganisaties en de cultuurfondsen. Daarnaast verstrekt Cultuur-Ondernemen (laagrentende) leningen en borgstellingen aan kunstenaars en starters in de creatieve sector en werkt daarbij samen met banken en financiële dienstverleners. Cultuur-Ondernemen staat hiervoor borg. Deze activiteiten volgen uit de beleidsbrief programma ondernemerschap in de culturele sector (Kamerstuk 32 820, nr. 57). Voor deze activiteiten ontvangt de stichting € 1.575.000 per jaar voor de jaren 2013 en 2014 van mijn ministerie in de vorm van een projectsubsidie. Deze is gedekt binnen het programma ondernemerschap. Ten slotte heeft het topteam creatieve industrie bij het opstellen van de «Actieagenda randvoorwaarden financiering Creatieve Industrie» een gedegen analyse gemaakt van generieke knelpunten bij financiering van de creatieve industrie. Deze actieagenda wordt in de eerste helft van 2013 opgepakt.
Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 92 – de motie Klein over bibliotheken – welzijn
De Kamer verzoekt de regering, te komen tot een bibliotheekbeleid in samenhang met Cultuur, Onderwijs en Welzijn en in overleg met IPO, VNG en de VOB waarin naast de landelijke digitale bibliotheekvoorziening, fysieke bibliotheken zo veel mogelijk in stand worden gehouden.
Reactie
De discussie kan hierover worden gevoerd op basis van nieuwe bibliotheekwetgeving die medio 2013 aan uw Kamer zal worden aangeboden.
Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 103 – de motie Van Dam en Huizing over financiering van het Metropole Orkest tot 1 januari 2017
De Kamer verzoekt de regering, naast de 9 miljoen frictiekostenvergoeding, eenmalig maximaal 3,5 miljoen euro uit de Algemene Mediareserve en eenmalig maximaal 3,5 miljoen euro uit de cultuurbegroting ter beschikking te stellen en verzoekt de regering daarbij de volgende voorwaarden in acht te nemen:
• het Metropole Orkest kan in de toekomst geen nieuwe aanspraak op frictiekosten maken;
• in het geval dat het Metropole Orkest per 1 januari 2017 toetreedt tot de BIS, zullen alle daaruit voortkomende kosten gedragen worden binnen de cultuurbegroting, waarbij geen verhoging van de cultuurbegroting plaatsvindt.
Reactie
De motie zal als volgt worden uitgevoerd: het Metropole Orkest wordt in staat gesteld een subsidieaanvraag te doen voor de periode 2013–2016. De dekking daarvoor heb ik uiteraard dan ook inmiddels geregeld conform het voorstel daarvoor in de motie.
Ten aanzien van een mogelijke toetreding van het Metropole Orkest tot de basisinfrastructuur cultuur in 2017, wenst het kabinet te wijzen op de consequenties hiervan. Een toetreding tot de culturele basisinfrastructuur zal, vanwege het feit dat de cultuurbegroting niet wordt verhoogd, ten koste gaan van andere culturele instellingen en zal leiden tot extra frictiekosten.
Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 111 (vervangt nr. 42) – de motie Verhoeven over kaders publieke omroep
De Kamer verzoekt de regering, duidelijke kaders op te stellen die de publieke taak afbakenen en de publieke omroep aanzet tot scherpe keuzes en hierover uiterlijk in het najaar van 2013 een brief naar de Kamer te sturen.
Reactie
Deze motie betrekt de staatssecretaris bij de uitwerking van de aanpak voor de toekomstverkenning. De uitgangspunten voor die verkenning heeft de staatssecretaris geschetst in de brief van 6 december 2012 (Kamerstuk 34 400 VIII, nr. 29). Over de aanpak van de verkenning wordt de Kamer vóór de zomer van 2013 geïnformeerd.
Amendementen
Nummer 12, Harbers en Nijboer, dekking intrekken Langstudeerdersmaatregel
Het amendement voegt € 139,3 miljoen toe aan artikel 6 Hoger beroepsonderwijs en € 123,7 miljoen aan artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs in verband met het intrekken van de Langstudeerdersmaatregel.
Reactie
Het amendement is uitgevoerd, de Langstudeerdersmaatregel is inmiddels ingetrokken.
Omdat de maatregel per begin van het collegejaar 2012–2013 is ingetrokken, treedt het budgettaire effect vanaf oktober 2012 op. Daarom is via de Najaarsnota 2012 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012 -2013, 33 480, nr. 1) € 62 miljoen verschoven van 2013 naar 2012.
Nummer 26, Lucas, Jadnanansing, prioritering investering in leraren voortgezet onderwijs
Het amendement geeft ten aanzien van de investering van € 100 miljoen (waarvan € 15 miljoen in 2013) voor het begeleiden van bètaleraren en jonge academische leraren in het voortgezet onderwijs prioriteit aan het sneller herkennen van bètatalent op de basisschool door een impuls te geven aan het opnemen van techniek en wetenschap in de kennisbases en curricula van alle PABO’s.
Reactie
Op 13 maart jl. heeft de staatssecretaris u een brief gestuurd (Kamerstuk 27 923, nr. 151) waarin de uitvoering van dit amendement staat beschreven. Tijdens het Algemeen Overleg Bèta en Techniek d.d. 9 april ’13 en het Algemeen Overleg Leraren d.d. 27 maart ’13 (Kamerstuk 27 923, nr. 167) heeft u hierover met de staatsecretaris en mij gesproken.
Nummer 104, Monasch c.s., korting Rijksmuseum Twenthe 2013 verlagen naar 25%
Het amendement herbestemt binnen artikel 14 € 433.000,– ten gunste van Rijksmuseum Twenthe.
Reactie
Het amendement wordt uitgevoerd. De dekking daarvoor is gevonden via een herprioritering binnen het subsidiebudget voor cultureel erfgoed.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker