Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2013
De overheid heeft in 2010 haar financiële verantwoordelijkheid begrensd tot bekostiging van één bachelor en één masteropleiding (i.c. maatregel tweede studies). Dit is geconcretiseerd in de collegegeldsystematiek en de instellingsbekostiging. Bij wijze van overgangsmaatregel is in 2010 een tijdelijke subsidieregeling tweede graden hbo en wo in werking getreden. Deze regeling hangt samen met de afspraak – ook convenant genoemd – tussen OCW en VSNU en HBO-raad dat in de periode tot 1 september 2013 elke student die parallel aan een tweede studie is begonnen, deze na het behalen van de graad voor de eerste studie mag afronden tegen een instellingscollegegeld ter hoogte van het wettelijk collegegeld.
Naar aanleiding van de motie Duisenberg c.s. (Kamerstuk 33 400 VII, nr. 56) en een toezegging aan de Eerste Kamer (Kamerstuk 31 821, nr. E) heeft in de afgelopen periode een verkenning plaatsgevonden naar de uitvoering van en het vervolg op de subsidieregeling tweede graden en deze afspraak over tweede studies.
Naar aanleiding van deze verkenning met positieve uitkomst heb ik met VSNU, HBO-raad en de studentenbonden het volgende afgesproken:
• De WHW wordt zodanig gewijzigd dat studenten het wettelijk collegegeld verschuldigd zijn en blijven indien de tweede opleiding gestart is tijdens een eerste opleiding en ononderbroken gevolgd is. Dit geldt voor alle tweede bachelor- en masteropleidingen in het hbo en wo;
• Ik verwacht dat de aanpassing van de wet uiterlijk per studiejaar 2014/2015 is gerealiseerd. De eerder gemaakte bestuurlijke afspraken worden in de wet verankerd waardoor de meeste helderheid aan alle betrokkenen wordt geboden;
• Tot het moment waarop de wet is aangepast, zullen universiteiten en hogescholen het instellingscollegegeld gelijk aan het wettelijk collegegeld aan deze studenten vragen zoals nu ook het geval is. De eerder gemaakte bestuurlijke afspraak wordt tot dat moment verlengd;
• Om de instellingen te compenseren voor het verzorgen van tweede parallelle studies wordt het onderwijsbudget van hbo en wo structureel verhoogd. Vanaf 2014 bedraagt de verhoging voor het wo € 5,2 miljoen en voor het hbo € 4,8 miljoen per jaar. In de periode 2014–2016 worden deze middelen gedekt uit de middelen die eerder voor het profileringsfonds vanwege de langstudeerdersmaatregel ter beschikking zijn gekomen. Vanaf 2017 wordt de verhoging gedekt uit de middelen uit het regeerakkoord voor het compenseren van onbedoelde effecten van een tweede studie.
Vanwege het feit dat het convenant afloopt met ingang van het studiejaar 2013/2014, was het noodzakelijk nu al duidelijkheid te verschaffen over het vervolg op het convenant en de subsidieregeling aan de studenten. Met het structureel maken van de subsidieregeling geeft de regering mede vorm aan het compenseren van onbedoelde effecten voor een tweede studie.
Hiermee wordt vooruit gelopen op een onderzoek naar onbedoelde effecten zoals in het regeerakkoord is opgenomen. Eind januari is een eerste rapportage naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd over de monitor beleidsmaatregelen (Kamerstuk 31 821, nr. H). Hierin is ook bericht over de eerste effecten van de maatregel tweede studies. Deze rapportage bestrijkt echter een relatief korte periode. Dit najaar komt er een tweede rapportage waarover ik een beleidsreactie ga opstellen, waarin ik dieper zal ingaan op de ontwikkelingen in relatie tot de genomen beleidsmaatregelen. Het tweede rapport zal betrokken worden bij de evaluatie van de Wet versterking besturing die dit najaar wordt afgerond. Ik heb het voornemen ook in de jaren 2014 en verder jaarlijks een soortgelijke monitor te laten uitvoeren en u over de uitkomsten te informeren.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker