Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2013
Onlangs is door uw Kamer de motie Dik-Faber c.s. aangenomen (Kamerstuk 33 341, nr. 16) waarbij de regering het volgende wordt verzocht: «overwegende, dat het de uitdrukkelijke wens van de indieners is om de wet per 1 juli 2013 in te laten gaan, verzoekt de regering de wet zo spoedig mogelijk in te laten gaan met als uiterste deadline 1 januari 2014.» Met de wijziging van de wet wordt de leeftijdsgrens van de Drank- en Horecawet verhoogd van 16 naar 18 jaar en worden gemeenten verplicht een preventie- en handhavingsplan alcohol op te stellen.
Met deze brief informeer ik u ten aanzien van de stand van zaken.
In de Code Interbestuurlijke Verhoudingen – afgesproken tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen – is vastgelegd dat voor wetten met directe relevantie voor medeoverheden een invoeringstermijn geldt van minimaal drie maanden.
Aangezien de voorgestelde wijziging aantoonbaar gevolgen heeft voor gemeenten, hecht het kabinet aan de afspraken zoals die zijn gemaakt in de Code. Gezien de voortgang van de behandeling van het voorstel tot wijziging in de Eerste Kamer kan aan deze afspraken niet meer worden voldaan.
Het wetsvoorstel heeft ook gevolgen voor zowel het bedrijfsleven als allerlei verenigingen die alcoholhoudende drank verkopen. Zij hebben ook voldoende tijd nodig om zich voor te bereiden op de verhoogde leeftijdgrens.
Een en ander betekent dat de datum van 1 januari 2014 de eerstvolgende mogelijkheid is de wijziging van de Drank- en Horecawet in te laten gaan, ervan uitgaande dat de Eerste Kamer instemt met de voorgestelde wijziging van de Drank- en Horecawet. Ik kom derhalve tot de conclusie dat de wijziging van de Drank- en Horecawet per 1 januari 2014 in werking kan treden.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn