Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2018
Naar aanleiding van de brief d.d. 27 november 2017 (Kamerstuk 32 315, nr. 11) van de Staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer bericht ik u bijgaand inzake het kabinetsstandpunt betreffende de aanpassing van de vermogensnorm voor de kwijtschelding van de lokale heffingen.
Per 1 juli 2011 is de Wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen in werking getreden (Stb. 2011, nr. 309). Om de aanpassing van de vermogensnorm voor kwijtschelding van de lokale lasten mogelijk te maken dienen tevens de «Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen» (verder: nadere regels) aangepast te worden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van de aanpassing voor armoedeval en met de administratieve lasten.
Het kabinet staat voor maximale arbeidsdeelname en minimale uitkeringsafhankelijkheid, waardoor optimale ontplooiingsmogelijkheden voor ieder individu ontstaan. Het kabinet streeft dan ook naar het verminderen van de armoedeval, zodat werken lonend is voor alle huishoudens. Het gelijkstellen (verhogen) van de vermogensnorm bij kwijtschelding van lokale lasten aan de vermogensnorm in de Participatiewet heeft voor gemeenten belangrijke administratieve voordelen. Het verhogen van de vermogensgrens voor de kwijtschelding van lokale lasten verslechtert echter de armoedeval.
Bij het bepalen van het recht op kwijtschelding hanteren decentrale overheden momenteel een vermogensnorm van circa € 2.269 voor een alleenstaande en circa € 4.538 voor een echtpaar. Door de vermogensnorm te verruimen tot aan de grenzen in de Participatiewet worden de grenzen maximaal € 6.020 voor een alleenstaande en € 12.040 voor een echtpaar. Hierdoor zouden naar schatting
60.000 huishoudens extra in aanmerking komen voor kwijtschelding, als decentrale overheden daartoe besluiten.
Het bedrag voor de kwijtschelding van lokale lasten is een gemiddelde en betreft de rioolheffing, rioolrecht en waterschapsbelasting. De basis hiervan voor de gemeentelijke heffingen is het rapport Belastingoverzicht grote gemeenten van het COELO en voor de waterschapsbelasting de gemiddelde tarieven.
Voor uitkeringsgerechtigden kan dit betekenen dat indien zij een baan aanvaarden, het recht op kwijtschelding vervalt. Dit verlies van inkomens-ondersteuning leidt ertoe dat werken voor deze groep minder lonend wordt. Dit kan een verslechtering van de armoedeval betekenen die kan oplopen tot 3½ procentpunt.
Gezien de afspraken uit het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) ten aanzien van het terugdringen van de armoedeval, heb ik in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Water en de Staatssecretaris van Financiën en na overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, besloten om de nadere regels niet aan te passen voor wat betreft de vermogensnorm die gehanteerd mag worden bij kwijtschelding van lokale lasten voor particulieren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren