Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luid (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Het onderhavige wetsvoorstel maakt het mogelijk dat wethouders en gedeputeerden (hierna: bestuurders) gedurende een periode van zestien weken kunnen worden vervangen als zij wegens zwangerschap en bevalling of ziekte hun functie tijdelijk niet kunnen vervullen. Het wetsvoorstel stelt daartoe de norm voor het maximale aantal te benoemen bestuurders buiten werking, voorziet in procedurele bepalingen over de wijze waarop verlof kan worden gevraagd en waarop in de vervanging kan worden voorzien en regelt dat de vervanging van rechtswege eindigt, zodat de bestuurder na het verlof weer in de oude functie kan terugkeren. Tot slot worden ook rechtspositionele voorzieningen getroffen, deels in onderhavig wetsvoorstel deels in de rechtspositiebesluiten.
Voor de leden van de Eerste en de Tweede Kamer, provinciale staten en gemeenteraden is in oktober 2006 een regeling voor de tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte in werking getreden1. In december 2007 werd een soortgelijke regeling voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap getroffen2. Aan deze regelingen ligt het uitgangspunt ten grondslag dat belemmeringen voor vrouwen om een functie als volksvertegenwoordiger uit te oefenen moeten worden weggenomen. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de positie van vrouwen in vertegenwoordigende organen. Daarnaast worden volksvertegenwoordigers in de gelegenheid gesteld prioriteit te geven aan hun gezondheid, omdat de regeling voor tijdelijke vervanging hen de zekerheid biedt dat zij, nadat zij hersteld zijn van hun ziekte, terug kunnen keren in hun ambt.
Het kabinet streeft naar een toename van het aantal vrouwen binnen het openbaar bestuur als geheel. Belemmeringen voor vrouwen om een politiek ambt uit te oefenen moeten dus zoveel mogelijk worden opgeheven. Ook voor bestuurders zijn er belemmeringen bij zwangerschap en bevalling of ziekte. Een van de belemmeringen doet zich voor in de situatie dat het maximaal op grond van de wet toegestane aantal wethouders of gedeputeerden is benoemd en er binnen het college geen ruimte is de taken onderling op te vangen. Deze belemmeringen moeten worden weggenomen. Daarnaast is ook voor benoemde politieke ambtsdragers van belang dat zij de mogelijkheid krijgen zich bij ziekte op hun herstel te richten. Om die reden wordt, vergelijkbaar met de regeling voor volksvertegenwoordigers, een tijdelijke vervangingsregeling bij zwangerschap en bevalling of ziekte voor bestuurders voorgesteld.
Uitgangspunt bij de tijdelijke vervangingsregeling voor bestuurders is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de regeling voor de tijdelijke vervanging van de leden van de Eerste en de Tweede Kamer, provinciale staten, gemeenteraden en algemeen besturen van waterschappen.
In de regeling voor volksvertegenwoordigers staat voorop dat zij niet door de omstandigheden moeten worden gedwongen om bij zwangerschap, bevalling of ziekte langer door te werken of de functie neer te leggen. Bij bestuurders wordt hetzelfde uitgangspunt gehanteerd. Ook bestuurders moet de mogelijkheid worden geboden om tijdelijk met verlof te gaan. Dit bovendien met de zekerheid dat de betrokken bestuurder na afloop van het verlof weer in de oude functie kan terugkeren. Verder moet ook hier de mogelijkheid worden geboden om gedurende het verlof een vervanger te benoemen.
Tussen de regeling voor tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers en de regeling voor de tijdelijke vervanging van bestuurders bestaat echter wel een belangrijk verschil. Bij de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wordt de zieke of zwangere volksvertegenwoordiger tijdelijk ontslagen. Daarmee wordt ook van rechtswege een vervanger benoemd. In de regeling voor de tijdelijke vervanging van bestuurders is dit niet het geval. Aan een bestuurder wordt tijdelijk verlof verleend. De bestuurder wordt niet ontslagen. Bovendien wordt voor de benoeming van de vervanger niet afgeweken van de reguliere benoemingsprocedure. Het is dus aan de gemeenteraad of provinciale staten om te beoordelen of een vervanger moet worden benoemd. Dit gebeurt niet van rechtswege.
Overeenkomstig de tijdelijke vervangingsregeling voor volksvertegenwoordigers, is in het wetsvoorstel bepaald dat de bestuurder in beginsel zelf om het verlof moet verzoeken. Alleen in die bijzondere gevallen waarin de bestuurder wegens de ziekte niet in staat is het verzoek zelf te doen en de continuïteit van het bestuur dringend vereist dat in vervanging van de bestuurder wordt voorzien, is geregeld dat het verzoek door de burgemeester of de commissaris van de Koning kan worden gedaan. Bij het verzoek dient een medische verklaring te worden gevoegd waaruit de zwangerschap of langdurige ziekte blijkt. Voor ziekte geldt bovendien dat, zoals dat ook bij volksvertegenwoordigers het geval is, uit de verklaring van de arts aannemelijk moet worden dat het werk niet binnen acht weken kan worden hervat. De verklaring kan door de eigen behandelend arts of de eigen verloskundige worden afgegeven.
Tegen de beslissing op het verzoek tot verlof kan geen beroep worden ingesteld. Het wetsvoorstel volgt ook op dit punt de tijdelijke vervangingsregeling voor volksvertegenwoordigers. Met het doorlopen van een beroepsprocedure is enige tijd gemoeid. Naar mag worden aangenomen kan betrokkene gedurende deze tijd, zeker als het gaat om ziekte, zijn functie niet uitoefenen, terwijl de gemeenteraad of provinciale staten evenmin de mogelijkheid hebben om een vervanger te benoemen. Dit is onwenselijk. Bovendien zou via het beroep de ziekte – of in minder mate zwangerschap – ter discussie kunnen worden gesteld. Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Daarom voorziet de wet er ook in dat het besluit in overeenstemming met het medisch advies van de arts of verloskundige wordt genomen. Aangenomen mag worden dat er in de praktijk, gezien het gebonden karakter van de beslissing op het verzoek tot verlof, ook geen behoefte zal bestaan aan een beroepsmogelijkheid.
De regeling voor de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers gaat uit van een op verzoek van de volksvertegenwoordiger te nemen beslissing door de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer, de commissaris van de Koning, de burgemeester of de voorzitter van het dagelijks bestuur van een waterschap. Deze beslissing tot tijdelijk ontslag heeft een volledig gebonden karakter. De voorzitter neemt het besluit in overeenstemming met het medisch advies van de arts of verloskundige. Een verzoek wordt uitsluitend afgewezen als de verzoeker reeds drie maal gedurende de lopende zittingsperiode een beroep op vervanging heeft gedaan.
In afwijking van de regeling voor de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wordt voorgesteld bij de tijdelijke vervangingsregeling voor bestuurders niet te voorzien in een tijdelijk ontslag, maar in het verlenen van verlof. Bij volksvertegenwoordigers is voor de constructie van tijdelijk ontslag gekozen omdat het aantal leden van de Eerste en Tweede Kamer is vastgelegd in de Grondwet. Een verlofregeling zou meebrengen dat er meer Kamerleden zijn dan grondwettelijk mogelijk is. Ten aanzien van het aantal bestuurders doet zich dit probleem niet voor. Een (gewone) verlofregeling is daarom mogelijk.
Bij de tijdelijke vervanging van bestuurders wordt eveneens van de gebondenheid aan de medische verklaring uitgegaan. Verschil is wel dat het verlof door het college wordt verleend. Bestuurders worden in beginsel door de gemeenteraad of provinciale staten benoemd en ontslagen. Een gebonden verlofbesluit, en na afloop van de tijdelijke vervanging een gebonden benoemingsbesluit, door een volksvertegenwoordigend orgaan als bijvoorbeeld de gemeenteraad verdraagt zich echter niet met de positie van dit gekozen orgaan en het vrije mandaat van de volksvertegenwoordiger. Bovendien duurt de procedure betrekkelijk lang indien een beslissing van de gemeenteraad of provinciale staten moet worden afgewacht. Om die reden is geregeld dat het verlof door het college wordt verleend. Het besluit kan dan op korte termijn worden genomen en er hoeft na afloop van de tijdelijke vervanging niet een nieuw benoemingsbesluit te worden genomen. Gedurende het verlof kan het college met een extra lid worden uitgebreid die de taken van de betrokken bestuurder overneemt. Ook indien reeds het maximale aantal wethouders of gedeputeerden was bereikt. Hier is uitdrukkelijk voor een «kan»-bepaling gekozen. Zoals ook bij reguliere benoemingen het geval is, is het aan de gemeenteraad of provinciale staten om over de benoeming van het extra lid te beslissen. Eventueel kan de gemeenteraad of provinciale staten ook beslissen de vervanger in deeltijd te benoemen.
Overeenkomstig de regeling voor de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers is in het wetsvoorstel bepaald dat het verlof voor een vaste periode van 16 weken wordt verleend. Dit ongeacht de vraag of men feitelijk korter of langer ziek is. Alleen indien de door de gemeenteraad of provinciale staten benoemde tijdelijke vervanger voortijdig ontslag neemt of door de gemeenteraad of provinciale staten wordt ontslagen en de betrokken bestuurder inmiddels weer hersteld is, kan het verlof eerder eindigen.
Met de vaste termijn van 16 weken wordt afgeweken van de Wet arbeid en zorg. Op grond van deze wet begint het verlof vier of zes weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum en eindigt het verlof 10 of 12 weken na de daadwerkelijke bevallingsdatum. Afhankelijk van de datum van de bevalling kan het verlof op grond van de Wet arbeid en zorg dus iets langer of korter dan 16 weken zijn. In dit geval is voor een vaste termijn van 16 weken gekozen, omdat dit de vervanger duidelijkheid biedt over de duur van de vervanging.
Na afloop van de termijn van 16 weken is de vervanger van rechtswege ontslagen en neemt de betrokken bestuurder de werkzaamheden weer over. Indien betrokkene na de periode van 16 weken niet hersteld is, kan opnieuw een verzoek tot tijdelijke vervanging worden ingediend. Voorgesteld wordt hieraan een maximum te verbinden van drie periodes van 16 weken per zittingsperiode als bedoeld in hoofdstuk C van de Kieswet. Dit maximum (in totaal 48 weken) is ook in de regeling voor de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers opgenomen. De gedachte daarbij is dat indien politieke ambtsdragers hun functies gedurende een aanzienlijke periode niet kunnen uitoefenen, het tot hun verantwoordelijkheid behoort, de functie definitief neer te leggen.
De vervanger is een volwaardig lid van het college. Dit betekent dat hij op dezelfde wijze wordt benoemd als de overige leden. Er moet dus bijvoorbeeld een eed of belofte worden afgelegd en er gelden dezelfde bepalingen inzake onverenigbare betrekkingen, nevenfuncties en verboden handelingen. Indien de tijdelijke vervanger voortijdig ontslag neemt of door de gemeenteraad of provinciale staten wordt ontslagen en de betrokken bestuurder nog altijd ziek is, kan de gemeenteraad of provinciale staten voor de resterende periode van het verlof een nieuwe tijdelijke vervanger benoemen.
De salarissen en vergoedingen voor bestuurders worden op grond van artikel 44 van de Gemeentewet en artikel 43 Provinciewet geregeld bij algemene maatregel van bestuur; de zogenoemde rechtspositiebesluiten.
Omdat er geen sprake is van ontslag, maar van een verlofperiode, blijven de rechtspositiebesluiten gedurende deze periode op de vervangen bestuurder van toepassing. De financiële rechtspositie van de betrokken bestuurder verandert gedurende het verlof dus niet. Dit met uitzondering van de onkostenvergoedingen.
In de regeling voor de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers is ook geregeld dat de financiële rechtspositie gedurende het ontslag gelijk blijft. Daarbij is echter een aparte regeling getroffen voor de onkostenvergoedingen. Aan volksvertegenwoordigers en bestuurders wordt elke maand een vaste onkostenvergoeding betaald. Deze vergoeding dekt de uitgaven die in de uitoefening van de functie worden gedaan. Bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte wordt de functie niet uitgeoefend. Dit betekent dat er minder onkosten zijn. Voor volksvertegenwoordigers is daarom bepaald dat de onkostenvergoeding gedurende het verlof voor de helft wordt uitbetaald. Dit omdat de vergoeding voor een deel ziet op uitgaven met een doorlopend karakter, zoals bijvoorbeeld uitgaven voor abonnementen en contributies. Ook voor wethouders en gedeputeerden geldt dat de onkostenvergoedingen voor een deel zien op vaste kosten. Om die reden zal ook in de rechtspositiebesluiten van wethouders en gedeputeerden worden geregeld dat de onkostenvergoeding gedurende het verlof voor de helft wordt betaald. Reis- en verblijfkosten zijn direct verbonden aan de daadwerkelijke uitoefening van het ambt. Deze kosten worden gedurende het verlof niet vergoed.
Naast de salarissen en vergoedingen op grond van de rechtspositiebesluiten hebben bestuurders aanspraak op een pensioen en een uitkering na aftreden (wachtgeld) op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Omdat de betrokken bestuurder lid blijft van het college, blijft dit ongewijzigd. De pensioenopbouw loopt door en er is geen nadelige invloed op het latere recht op wachtgeld.
Voor de vervanger geldt dat hij een volwaardig lid van het college wordt. Dit betekent dat zijn rechtspositie gelijk is aan die van de andere leden van het college. De rechtspositiebesluiten worden onverkort op de vervanger toegepast. De vervanger ontvangt hetzelfde salaris en dezelfde onkostenvergoedingen. Dit geldt echter niet voor de aanspraken op grond van de Appa.
In de regeling voor volksvertegenwoordigers is bepaald dat de vervanger na zijn aftreden geen aanspraak kan maken op een wachtgeld- of pensioenuitkering op grond van de Appa. Gezien de voorzienbaar beperkte periode waarin de vervanger het lidmaatschap van het vertegenwoordigende orgaan bekleedt, werd het niet wenselijk geacht dat de vervanger in aanmerking zou komen voor een uitkering bij aftreden. Voor de vervanger van een lid van de Tweede Kamer is in de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer wel een specifieke voorziening getroffen. Voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden wordt een vast bedrag uitgekeerd waarmee men zelf een voorziening kan treffen.
Voorgesteld wordt een overeenkomstige regeling te treffen bij de tijdelijke vervanging van bestuurders. Om die reden is in het wetsvoorstel bepaald (artikel IV) dat de Appa niet van toepassing is op tijdelijke vervangers. In plaats daarvan zal in de rechtspositiebesluiten worden bepaald dat aan de vervanger een extra vergoeding wordt toegekend waarmee in een verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden kan worden voorzien.
8. Leden dagelijks bestuur waterschappen
De regeling voor de tijdelijke vervanging van leden van de Eerste en de Tweede Kamer, provinciale staten en gemeenteraden strekt zich niet uit over de leden van het algemeen bestuur van een waterschap. De reden daarvoor is dat de Waterschapswet ten tijde van de totstandkoming van de regeling voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur nog in een personenstelsel voorzag1.
Met ingang van 1 januari 2008 is de Waterschapswet gewijzigd. Er is een lijstenstelsel voor de waterschapsverkiezingen geïntroduceerd en de regelingen ten aanzien van de verkiezing en de inrichting van de waterschapsbesturen sluiten nu zoveel mogelijk aan bij de Kieswet, de Provinciewet en de Gemeentewet. De Waterschapswet en het bijbehorende Waterschapsbesluit voorzien nu ook in een tijdelijke vervangingsregeling voor de leden van het algemeen bestuur. Deze vervangingsregeling is gelijk aan de regeling voor leden van de Eerste en de Tweede Kamer, provinciale staten en gemeenteraden.
Het voornemen is om, indien het onderhavige wetsvoorstel wordt aangenomen, in het Waterschapsbesluit een aanvullende regeling voor de tijdelijke vervanging van de leden van het dagelijks bestuur op te nemen. In deze regeling zal worden aangesloten bij de regeling die nu voor wethouders en gedeputeerden wordt voorgesteld.
9. Advisering van de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen
Het wetsvoorstel is voorgelegd aan de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen. De belangenorganisaties hebben aangegeven zich in de voorgenomen regeling te kunnen vinden. Er zijn wel een aantal vragen gesteld over de voorgestelde uitwerking daarvan.
In het wetsvoorstel is aangegeven dat er in verband met de ziekte of zwangerschap een medische verklaring moet worden overgelegd. De VNG stelt dat de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) haar leden ontraadt om een dergelijke verklaring af te leggen. Dit in verband met de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt. De tijdelijke vervangingsregeling voor volksvertegenwoordigers schrijft echter eveneens voor dat een medische verklaring wordt overlegd. Tot op heden zijn geen signalen ontvangen dat dit problemen oplevert. Het kabinet meent dan ook dat er geen aanleiding is hier een andere regeling voor te treffen.
Verder heeft de VNG aangegeven dat de regeling er niet in voorziet dat het verzoek om verlof door een derde wordt gedaan. Dit terwijl de medische toestand daar wel aanleiding toe kan geven. Naar aanleiding daarvan is in het wetsvoorstel opgenomen dat het verzoek in die bijzondere gevallen door de burgemeester of de commissaris van de Koning kan worden gedaan. Daarbij is echter wel uitdrukkelijk aangegeven dat de continuïteit van het bestuur dringend moet vereisen dat in de vervanging van de bestuurder wordt voorzien. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze regeling een laatste redmiddel is. Alleen het ontstaan van bestuurlijke problemen is in elk geval niet voldoende. Daarnaast moet ook duidelijk zijn dat niet kan worden gewacht tot het moment waarop de bestuurder zelf bij machte is het verzoek te doen en dat de maximumnorm aan een andere oplossing in de weg staat.
De VNG heeft ook aandacht gevraagd voor de ingangsdatum van de benoeming van de vervanger. Gevraagd is of de wet niet meer ruimte moet bieden om een vervanger te benoemen op een datum in de toekomst. Naar mijn oordeel biedt zowel de Gemeente- als de Provinciewet deze ruimte al. Het is aan de gemeenteraad of provinciale staten om te bepalen met ingang van welke datum een opvolger of vervanger wordt benoemd. Tot slot heeft de VNG aangegeven dat uit het wetsvoorstel wellicht niet duidelijk blijkt dat de Appa ook niet van toepassing is op de wethouder die als tijdelijke vervanger is benoemd. De memorie van toelichting is in verband daarmee aangepast.
Het IPO heeft een aantal opmerkingen van redactionele aard gemaakt. Deze zijn in het wetsvoorstel verwerkt. Daarnaast is gevraagd naar de bewoordingen in het voorgestelde artikel 44b, eerste lid, van de Provinciewet. Het IPO stelde dat daaruit zou blijken dat op provinciale staten de verplichting rust om gedurende het verlof een vervanger te benoemen. Zoals ook bij reguliere benoemingen het geval is, is het echter aan de gemeenteraad of provinciale staten om over de benoeming van het extra lid te beslissen. Om dit te benadrukken is in het wetsvoorstel bepaald dat door de gemeenteraad en provinciale staten tijdens het verlof een vervanger kan worden benoemd. Bovendien is dit verduidelijkt in de memorie van toelichting.
De Unie van Waterschappen heeft aandacht gevraagd voor de positie van de leden van het dagelijks bestuur van een waterschap. De Waterschapswet en het bijbehorende Waterschapsbesluit voorzien reeds in een tijdelijke vervangingsregeling voor de leden van het algemeen bestuur. Aangezien de leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, tevens lid zijn van het algemeen bestuur was in het wetsvoorstel opgenomen dat met deze regeling ook in de tijdelijke vervanging van de leden van het dagelijks bestuur was voorzien. De Unie stelt echter dat de regeling uit het Waterschapsbesluit voor leden van het dagelijks bestuur te weinig duidelijkheid biedt. Om die reden is de memorie van toelichting aangepast en is opgenomen dat na de aanvaarding van dit wetsvoorstel in het Waterschapsbesluit een aanvullende regeling wordt getroffen.
Met dit artikel wordt de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld. Zoals reeds in de algemene toelichting is opgemerkt, is de regeling zoveel mogelijk vormgegeven overeenkomstig de regeling voor de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers in de Kieswet. Overeenkomstig die regeling is bepaald op welke wijze het verlof kan worden aangevraagd, aan welke voorwaarden het verzoek moet voldoen, wordt de gemeenteraad en provinciale staten de mogelijkheid geboden een vervanger te benoemen en wordt de rechtspositie van de vervanger geregeld.
In de Gemeentewet worden drie artikelen ingevoegd. In het voorgestelde artikel 45 is het recht op verlof bij zwangerschap, bevalling en ziekte geregeld. Voor zowel zwangerschap en bevalling als voor ziekte geldt dat de betrokken wethouder het verzoek bij het college moet indienen en dat daarbij een medische verklaring moet worden verstrekt. Onder bijzondere omstandigheden, indien de betrokken wethouder wegens ziekte zelf niet in staat is het verzoek te doen en de continuïteit van het gemeentelijk bestuur dringend vereist dat in vervanging van de wethouder wordt voorzien, kan het verzoek ook door de burgemeester worden gedaan. Het verlof wordt verleend voor een vaste periode van 16 weken. Indien de wethouder nadien niet hersteld is, kan een nieuw verzoek worden gedaan. Dit met een maximum van drie verzoeken per zittingsperiode.
In het voorgestelde artikel 45a is bepaald dat het college zo spoedig mogelijk en uiterlijk op de veertiende dag op het verzoek beslist. Het college volgt het medisch advies van de arts of verloskundige.
Artikel 45b regelt de benoeming van een vervanger. Daarbij is bepaald dat het college gedurende het verlof met één extra wethouder kan worden uitgebreid. De reguliere benoemingsprocedure is van toepassing. Dit betekent dat het aan de gemeenteraad of provinciale staten is om te beoordelen of een vervanger moet worden benoemd. Geregeld is dat na de vaste verlofperiode van 16 weken deze vervanger van rechtswege is ontslagen. Daar is dus geen ontslagbesluit voor nodig. Geregeld is verder dat artikel 36, eerste en derde lid, niet van toepassing is. Het college kan dus gedurende het verlof met een extra wethouder worden uitgebreid, ook indien het maximale aantal wethouders reeds was bereikt. Het is bovendien mogelijk dat deze wethouder in deeltijd wordt benoemd. Artikel 36, tweede, vierde en vijfde lid blijven om die reden wel van toepassing.
De vervanger is een volwaardige wethouder. Dat betekent onder meer dat de bepalingen inzake de vereisten voor wethouderschap (artikel 36a), de onverenigbare betrekkingen (artikel 36b), de eed of belofte, de nevenfuncties en de verboden handelingen (artikelen 39 tot en met 41c) onverkort van toepassing zijn.
Verder gelden voor de vervanger – naast het ontslag van rechtswege – vanzelfsprekend ook de algemene bepalingen inzake aftreden en ontslag (artikelen 42, 43 en 45 tot en met 50 Gemeentewet). Dat wil onder meer zeggen dat bij het einde van de zittingstermijn van het college als geheel of een tussentijds ontslag, zowel de zittingstermijn van de betrokken wethouder als de zittingstermijn van de tijdelijke vervanger eindigt, ongeacht de vraag of de periode van 16 weken is verstreken.
Dit artikel ziet op de tijdelijke vervanging van gedeputeerden. De regeling is gelijk aan hetgeen voor de tijdelijke vervanging van wethouders is bepaald. Verwezen wordt dan ook naar de toelichting onder artikel I.
Het is onwenselijk dat tegen de beslissing op het verzoek tot verlof beroep kan worden ingesteld. Om die reden worden deze besluiten opgenomen in de Bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht. Deze bijlage bevat besluiten waartegen geen beroep mogelijk is (artikel 8:5 Awb).
In dit artikel is bepaald dat de Appa niet van toepassing is op een gedeputeerde die als tijdelijke vervanger is benoemd. Uit artikel 130 van de Appa vloeit voort dat deze bepaling dan eveneens van toepassing is op de wethouder die als tijdelijk vervanger is benoemd. Dit betekent dat de vervangers op grond van de Appa geen aanspraak kunnen maken op pensioen of wachtgeld. In de rechtspositiebesluiten zal worden bepaald dat aan de vervangers een vast bedrag per maand wordt toegekend. Daarmee kunnen zij dan zelf een voorziening voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden treffen.
Verandering in de Grondwet, strekkende tot aanvulling van bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden in verband met de tijdelijke vervanging van hun leden wegens zwangerschap, bevalling of ziekte (Stb. 2005, 52) en Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte (Stb. 2006, 418 en 449).
Regeling tijdelijke vervanging leden Tweede en Eerste Kamer, provinciale staten, gemeenteraden ivm zwangerschap/ziekte kamerstukken 2004–2005, 30 229, nr. 3, bladzijde 2.