Ontvangen 16 november 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel V, onderdeel J, wordt artikel 31a als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef, wordt «1,4% van het loon» vervangen door «1,3% van het loon».
2. Aan het tweede lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. bedrijfsfitness mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels;
h. de aanschaf van een fiets of brommer, voor zover de vergoeding onderscheidenlijk de waarde van de verstrekking niet meer bedraagt onderscheidenlijk niet hoger is dan € 749 en mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels.
Met de in dit amendement voorgestelde toevoeging van een tweetal onderdelen aan artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) worden de thans bestaande vrijstellingen met betrekking tot bedrijfsfitness en de aanschaf van een fiets voor woon-werkverkeer voortgezet.
In het voorgestelde onderdeel g is een gerichte vrijstelling opgenomen voor bedrijfsfitness, met een delegatiebepaling om de voorwaarden voor bedrijfsfitness, thans geregeld in artikel 29 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (URLB 2001), te continueren. Daarin is onder meer bepaald dat van bedrijfsfitness sprake is als door de werkgever geïnitieerde of georganiseerde conditie- of krachttraining van werknemers plaatsvindt onder deskundig toezicht. Als voorwaarde geldt dat deelname openstaat voor alle of nagenoeg alle werknemers en dat de fitness plaatsvindt in een vestiging van de werkgever of in een fitnesscentrum waarmee de werkgever een overeenkomst heeft gesloten.
In het voorgestelde onderdeel h is een gerichte vrijstelling opgenomen voor de vergoeding of verstrekking van een fiets en brommer, voor zoverde vergoeding of de waarde van de verstrekking niet meer bedraagt dan€ 749, met een delegatiebepaling om de voorwaarden, zoals thans opgenomen in artikel 37 van de URLB 2001, voort te zetten. Daarin is bepaald dat de werknemer op meer dan de helft van het aantal dagen dat hij pleegt te reizen in het kader van woon-werkverkeer gebruik maakt van de fiets en dat de werkgever niet in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren een fiets heeft vergoed of verstrekt. Daarnaast kan de werkgever bij voldoende woon-werkverkeer met de fiets samenhangende zaken tot een waarde van € 82 per kalenderjaar alsmede een fietsverzekering onbelast vergoeden of verstrekken. De thans bestaande fietsregeling geldt reeds voor fietsen met een elektrische hulpmotor die trapondersteuning verleent, en wordt uitgebreid voor rijwielen met een hulpmotor, waaronder fietsen met een elektromotor, snorfietsen en bromfietsen, waarbij zelf trappen niet nodig is.
De in dit amendement opgenomen maatregel wordt gedekt door een verlaging van het eveneens in het voorgestelde artikel 31a, tweede lid, van de Wet LB 1964 opgenomen percentage van 1,4% naar 1,3%. Dit betreft het gedeelte van de loonsom waarmee de in artikel 31, eerste lid, onderdelen f en g, van de Wet LB 1964 bedoelde vergoedingen en verstrekkingen mogen worden verminderd voor de bepaling van de grondslag van de met betrekking tot deze vergoedingen en verstrekkingen verschuldigde eindheffing. Dit amendement is budgettair neutraal.
Sap