Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2010
Uw kamer vraagt mij om een reactie op de twee artikelen in het Nederlands Dagblad en het Brabants Dagblad van 12 september jl. over een kwestie in Eindhoven. De kwestie betreft de afwijzing van een subsidieverzoek. Hierover wil ik het volgende zeggen.
De organisatie Palet heeft op 16 juli 2009. een projectvoorstel bij mij ingediend voor de pilot «De maatschappelijke rol van de moskee». Deze aanvraag is voortgekomen uit een werkbijeenkomst die in november 2008 jaar bij Palet is gehouden. Kern van het projectvoorstel was dat in een pilot in Eindhoven en Oosterhout zou worden geëxperimenteerd met het vormgeven en versterken van een maatschappelijke rol van de moskee bij de problematiek van Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren.
De reden waarom ik het projectvoorstel niet honoreer volgt uit de aanpak die is ingezet met de beleidsbrief «Aanpak Marokaans-Nederlandse probleemjongeren: Grenzen stellen en Perspectief bieden» van 30 januari 2009. Deze lokale aanpak heeft vorm gekregen in een samenwerkingsverband met 22 gemeenten, waarvan ook Eindhoven en Oosterhout deel uitmaken. Uitgangspunt van de lokale aanpak is dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de aanpak in hun gemeente. Het rijk ondersteunt de gemeenten hierbij door extra financiële middelen en kennis over effectieve methodieken beschikbaar te stellen. Binnen deze lokale aanpak past het niet dat het rijk op lokaal niveau afzonderlijke projecten financiert. Daarom kan WWI de gevraagde middelen voor de betreffende pilot niet toekennen.
Ik wil helder zijn over de mogelijkheden voor de inzet van religie en religieuze organisaties voor integratiedoeleinden. Uitgangspunt is dat projecten of instellingen in aanmerking kunnen komen voor overheidssubsidie voor maatschappelijke activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van het integratiebeleid. Terughoudendheid is op zijn plaats ten aanzien van samenwerking met religieuze organisaties als het gaat om subsidiëring van projecten, zeker als het gaat om subsidiëring van instellingen. Voorkomen moet worden dat de overheid ook maar de indruk wekt een religieuze gemeenschap te bevoordelen boven een andere, al dan niet religieuze, gemeenschap.
Dit houdt echter niet in dat ik religieuze instellingen die maatschappelijke activiteiten organiseren uit wil sluiten van overheidssubsidie. De maatschappelijke meerwaarde die religieuze en levensbeschouwelijke organisaties kunnen hebben wil ik hier zeker ook noemen. Er zal echter altijd zorgvuldig gekeken moeten worden naar het niet-religieuze karakter van de projecten en de neutraliteit van de overheid.
Gemeenten hebben uiteraard de vrijheid om te bepalen aan welke instanties zij subsidies verstrekken om lokale beleidsdoeleinden te verwezenlijken. Gemeenten kunnen vanuit het lokale perspectief veel beter beoordelen welke meerwaarde een bepaalde religieuze of levensbeschouwelijke organisatie kan hebben bij het oplossen van lokale problemen.