Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2010
U heeft mij verzocht aan te geven op welke wijze de op 11 maart jl. door uw Kamer aangenomen moties terzake van het CITES-verdrag en de 15e Conferentie van Partijen (CoP15) zullen worden uitgevoerd. Na overleg in de ministerraad bericht ik u hierover het volgende.
1. De motie voorgesteld door de leden Van Gent, Polderman, Ouwehand, Jacobi en Graus met nr. 163 (32 123-XIV).
Deze motie verzoekt de regering om zich ervoor in te spannen dat het CITES-verdrag aangepast wordt, teneinde de internethandel in bedreigde diersoorten strafbaar te stellen; en verzoekt de regering, de internethandel in bedreigde diersoorten nu al strafbaar te stellen in Nederland.
Over deze motie merk ik op dat voor soorten waarvan de handel door CITES verboden wordt, ook de internethandel reeds verboden en strafbaar is. Dat volgt uit het verdrag en is derhalve ook reeds geïmplementeerd in Nederland. Tevens merk ik op dat niet voor alle soorten die op de CITES-appendices zijn opgenomen, alle handel verboden is. Voor zover de handel onder voorwaarden wel is toegestaan volgens het CITES-verdrag, geldt dat ook voor internethandel.
Voor CoP15 liggen geen voorstellen voor die gaan over de strafbaarheid van internethandel. Nieuwe voorstellen daarover kunnen niet meer worden ingediend. Tijdens CoP15 zal wel tussen landen gesproken worden over «e-commerce» en daaraan gerelateerde zaken. Nederland zal daaraan actief deelnemen. Het doel is om gezamenlijk de illegale handel, waaronder de internethandel, terug te dringen.
2. De motie voorgesteld door het lid Graus met nr. 164 (32 123-XIV).
Deze motie verzoekt de regering om vast te houden aan het in 2007 onder Nederlands voorzitterschap besloten moratorium op de handel in ivoor om afslachting van olifanten te voorkomen en de explosieve groei van stroperij en illegale ivoorhandel een halt toe te roepen.
Het vasthouden aan het in 2007 afgesproken moratorium is geheel in lijn met mijn inzet en met het vastgestelde EU-mandaat.
3. De motie voorgesteld door de leden Ouwehand, Polderman, Van Gent, Snijder-Hazelhoff en Jacobi met nr. 166 (32 123-XIV).
Deze motie verzoekt de regering, zich sterk te maken voor een verbod op de commerciële jacht op de ijsbeer middels plaatsing op Appendix I van CITES.
Zoals ik in mijn brief van 29 januari jl., aan uw Kamer (TK 32 123 XIV, nr. 146) uiteen heb gezet, stond ik op het standpunt dat er onvoldoende grond was om het voorstel van de Verenigde Staten om de ijsbeer op Appendix 1 op te nemen, te steunen. Ook op Europees niveau waren er veel twijfels. Alleen Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk wilden het voorstel van de Verenigde Staten steunen.
In het EU-mandaat is opgenomen dat de EU tegen het voorstel zal stemmen. Mocht zich tijdens CoP15 een nieuwe situatie voordoen, waarin het door de EU in te nemen standpunt ter discussie komt, dan zal Nederland zich gezien de door uw Kamer aangenomen motie voegen bij het standpunt van Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Daarnaast zal ik, zoals ik in debat met uw Kamer heb aangegeven, ook in het kader van de Conventie voor Biodiversiteit, aandacht vragen voor verbetering van de situatie voor de ijsbeer.
4. De motie voorgesteld door de leden Polderman, Ouwehand, Van Gent, Snijder-Hazelhoff en Jacobi met nr. 168 (32 123-XIV).
Deze motie verzoekt de regering:
– haar rug recht te houden bij de aanstaande CITES-conferentie, en dus niet toe te geven aan het verzoek van Tanzania en Zambia om de olifant te «downlisten»;
– ook niet toe te geven aan het verzoek van deze landen om hun voorraden ivoor te verkopen;
– en voorstellen voor verkoop en handel niet meer ter discussie te brengen voordat het in 2007 afgesproken negenjarig moratorium verstreken is.
Deze motie vraagt drie zaken van de regering. Het tweede en derde punt zijn geheel conform het vastgestelde EU-mandaat en de door Nederland gevolgde inzet voor CoP15.
Ten aanzien van de «down-listing» van de populaties in Tanzania en Zambia stelt het EU-mandaat dat hierover pas een uitspraak kan worden gedaan op grond van de evaluaties van de gevolgen van de eenmalige ivoorverkoop. Tevens is het onwenselijk dat derde landen al een definitief standpunt innemen, voordat de Afrikaanse landen hierover met elkaar hebben kunnen spreken. De ministerraad heeft besloten dit standpunt te blijven steunen. En wel om reden van het feit dat een te grote populatie olifanten schade kan toebrengen aan onder andere oogsten, huizen, scholen en andere bezittingen, met alle schadelijke gevolgen van dien voor de van inwoners van deze landen.
De evaluatie voor Tanzania is beschikbaar en die voor Zambia is op 11 maart jl. afgerond. De evaluaties zullen beoordeeld worden door het CITES-secretariaat en in de discussie van CoP15 ingebracht worden. Ook de EU zal zich dan moeten beraden op de nadere invulling van haar mandaat. Nederland zal daarbij de terughoudendheid van uw Kamer ten aanzien van «down-listing» meewegen.