Vastgesteld 10 juni 2009
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van 14 april 2009 inzake de visie op verarmd uraniumhoudende munitie (Kamerstuk 31 700 X, nr. 105).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 juni 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Wat is de stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek (ook in andere landen) naar verarmd uranium? Is er een tussentijdse conclusie? Bent u bereid om de Kamer op de hoogte te houden en elke rapportage hierover naar de Kamer te sturen? Waar staat Nederland in de wetenschappelijke discussie rondom het gebruik van verarmd uranium?
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat blootstelling aan hoge hoeveelheden verarmd uranium gezondheidseffecten kan veroorzaken. Uit dierexperimenteel onderzoek blijkt dat in bepaalde gevallen nierschade kan optreden en carcinogene effecten kunnen worden waargenomen. De concentraties verarmd uranium die bij deze experimenten zijn gebruikt, zijn enkele factoren hoger dan de maximale blootstellingsniveaus die kunnen optreden in gebieden waar met verarmd uranium houdende munitie is geschoten. Voor de situaties waar Nederlandse militairen aan verarmd uranium zouden kunnen worden blootgesteld kan worden geconcludeerd dat het risico zeer laag is. Overigens wil ik nogmaals benadrukken dat de Nederlandse krijgsmacht niet beschikt over verarmd uranium houdende munitie.
Het ministerie van Defensie volgt de wetenschappelijke literatuur over de effecten op de gezondheid na blootstelling aan verarmd uranium houdende munitie. Op grond van de op dit moment beschikbare internationale wetenschappelijke literatuur bestaat geen aanleiding voor nieuwe tussentijdse conclusies en ziet de regering geen reden om het beleid ten aanzien van verarmd uranium aan te passen. De regering zal de Kamer inlichten als er rapporten verschijnen die aanleiding geven het beleid op het gebied van verarmd uranium te wijzigen.
Wat is de stand van zaken rondom het Balkan-onderzoek (een gezondheidsonderzoek naar de relatie tussen de inzet van militairen op de Balkan en een mogelijk verhoogde kans op het krijgen van kanker), dat in januari 2001 door uw ambtsvoorganger werd aangekondigd en waartoe in 2005 werd besloten?
Hoever zijn het Rijksinstituut Vaccinatie en Milieu (RIVM), de Nederlandse Kankerregistratie en de Gemeentelijke Basisadministraties met het onderzoek waaraan zij hun medewerking verlenen?
Welke conclusies kunnen worden getrokken uit informatie afkomstig uit het databestand dat is opgebouwd van de militairen die van 1992 tot 2003 zijn ingezet op de Balkan? Bent u bereid een tussenstand van dit onderzoek aan de Kamer en de VN te sturen?
Heeft Nederland meer onderzoeken lopen buiten die door het RIVM al gedaan wordt en zo ja, bent u bereid een tussenstand van dit onderzoek aan de Kamer en de VN te sturen?
De minister van Defensie heeft, in antwoord op Kamervragen, toegezegd dat onderzoek zal worden gedaan naar het voorkomen van kanker en sterfte onder (oud)militairen die zijn uitgezonden naar de Balkan (Kamerstuk 27 580 nr. 3). Daarin is gesteld dat een dergelijk onderzoek zeer complex en uitgebreid is en het mogelijk vele jaren zou duren voor er conclusies konden worden getrokken. In het algemeen overleg met de vaste commissie voor Defensie op 12 juni 2008 is gesteld dat het onderzoek onder Balkanveteranen medio 2009 zou worden afgerond.
Helaas heeft dit onderzoek vertraging opgelopen. Na een eerste analyse van de gegevens bleek dat een deel van de militairen die in de periode 1993 tot 2001 in actieve dienst zijn overleden niet in de onderzoekspopulatie was opgenomen. Hierdoor kan vertekening van de onderzoeksresultaten optreden. Op dit moment worden de onderzoeksgegevens op dit onderdeel aangevuld, waarna de geanonimiseerde persoonsgegevens (opnieuw) aangeboden worden aan de Nederlandse Kanker Registratie en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De verkrijging van de ontbrekende gegevens plus de benodigde tijd voor een nieuwe analyse en rapportage zullen bij elkaar een jaar vergen. De verwachting is nu dat het onderzoek in de tweede helft van 2010 kan worden afgerond.
Er kunnen nog geen conclusies worden getrokken en is het dus niet mogelijk een tussenstand ter beschikking te stellen. Nederland heeft geen ander onderzoek lopen naar het vóórkomen van kanker bij uitgezonden militairen.
Waarom ontbreken landen zoals Italië, Rusland, China en de VS in het VN-rapport? Waarom wilden deze en andere landen niet meewerken? Bent u van mening dat het VN-rapport geen weerspiegeling is van de werkelijkheid gezien de deelnemende landen?
Het rapport is een waardevolle weergave van de onafhankelijke visies van het IAEA, de WHO en 15 landen, die op verzoek van de VN zijn aangeleverd. Het gaat hier niet om een door de VN aangenomen standpunt of gedragen visie. Het is verder de verantwoordelijkheid van ieder land of organisatie zelf om op een verzoek van de VN te reageren.
Bent u bereid om binnen het beraad van de EU, NAVO en VN het verzoek neer te leggen dat landen die verarmd uranium bevattende munitie hebben ingezet, het voorbeeld van Italië volgen in die zin dat schadevergoedingen worden uitgekeerd aan slachtoffers die in aanraking kwamen met verarmd uranium?
Nee. Zoals eerder gesteld in antwoorden op vragen van de leden Van Velzen en Eijsink (aanhangsel handelingen 2008–2009, nr. 127) hanteert Defensie, anders dan het Italiaanse ministerie van Defensie, geen waarschijnlijkheidscriterium. Voor zover bij de regering bekend wordt ook in andere Europese landen geen waarschijnlijkheidscriterium gehanteerd. Italië neemt een uitzonderingspositie in. Elke lidstaat van EU, NAVO of welke andere organisatie ook kent zijn eigen (rechtspositionele) schadevergoedingsregelingen met zijn eigen causaliteitsregels. Gelet op de verschillen in deze regelingen is een oproep om het Italiaanse voorbeeld te volgen zinloos.
Kunt u aangeven wat er bedoeld wordt met het zinsdeel «the «potential» harmful effects»? Waarom staat «potential» tussen aanhalingstekens en wat wordt er mee verondersteld? Betreft het een citaat en zo ja, van wie en in welke context?
Met potential harmful effects wordt gedoeld op de veronderstelling dat het gebruik van uraniumhoudende munitie, wapensystemen of pantser zou leiden tot schadelijke effecten op de gezondheid. Het woord potential staat hier tussen aanhalingstekens omdat de discussie over deze resolutie zich met name toespitste op het gebruik van dit woord.
In 2007 heeft Nederland tegen de VN-resolutie gestemd die opriep tot nader onderzoek naar de gevolgen van blootstelling aan verarmd uranium dat in munitie wordt gebruikt. De Nederlandse tegenstem berustte op het feit dat de tekst van de resolutie onvoldoende ruimte liet voor de mogelijkheid dat dergelijk gebruik van verarmd uranium geen gezondheidsschade zou opleveren. Tijdens de behandeling van de defensiebegroting 2007 heeft de Kamer de minister hierop aangesproken en heeft de Kamer een motie van het lid Van Velzen (Kamerstuk 31 200 X, nr. 70) aangenomen die de regering oproept te trachten de resolutie alsnog te laten wijzingen. De resolutie zou dan niet naar potential harmful effects, maar naar possible harmful effects moeten verwijzen. Deze motie is direct uitgevoerd, echter zonder resultaat. De minister van Defensie heeft toen per brief toegezegd dat Nederland bij de volgende algemene vergadering van de VN (AVVN) opnieuw zou proberen de tekst aan te passen. Ondanks tijdige en herhaalde pogingen van de Nederlandse regering is het ook in 2008 niet gelukt om in de tekst het woord «potential» te laten vervangen door «possible» (conform de motie van het lid Van Velzen). Hiertoe bleek de indiener (Indonesië) van de ontwerpresolutie niet bereid.
Wel wordt in het rapport van de Secretaris-generaal van de VN het Nederlandse standpunt onderschreven dat de bespreking van de eventuele gevolgen van het gebruik van verarmd uranium houdende munitie in het kader van de VN op feiten gebaseerd moet worden en dat er geen causaal verband is vastgesteld tussen de blootstelling aan verarmd uranium houdende munitie en eventuele gezondheidsklachten. Omdat de tekst van de VN-resolutie tijdens de laatste zitting van de AVVN nieuwe verwijzingen naar dit rapport bevat, heeft Nederland in 2008 voor de resolutie gestemd.
Kunt u aangeven waarop gebaseerd dat: «...cannot so far be substantiated by scientific studies conducted by relevant international organisations like the World Health Organisation»? Worden hiermee de wetenschappelijke studies in twijfel getrokken en zo ja, op welke grond? Leeft de mening dat studies die alleen door de WHO zijn uitgevoerd voor wetenschappelijk relevant zijn aan te nemen?
De regering is van mening dat op basis van onderzoek dat tot dusver is uitgevoerd door een groot aantal relevante instanties, waaronder de WHO, het mogelijke schadelijke effect van het gebruik van verarmd uranium in munitie en wapensystemen op de gezondheid niet kan worden vastgesteld. Hiermee wordt echter op geen enkele manier afbreuk gedaan aan de waarde van deze onderzoeken.
De WHO wordt genoemd als één van de relevante internationale organisaties die wetenschappelijke studies uitvoert of beoordeelt. Andere internationale organisaties kunnen in dit kader ook als relevant worden beschouwd, zoals bijvoorbeeld het IAEA.
Op welke wijze gaat Nederland bijdragen aan verder onderzoek aangezien in de brief staat «The Netherlands recognises the need for additional research...» en «...the assurances of its highest consideration.»? Bent u bereid om in Nederland een dergelijk onderzoek in te stellen dat onafhankelijk en objectief wordt uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u het onderzoek uitzetten en welk instituut of persoon heeft u daarvoor in gedachten? Bent u bereid om – net als het ministerie van Buitenlandse Zaken van Noorwegen – het onderzoek te ondersteunen van het ICBUW1 van de impact van verarmd uranium op de burgerbevolking van Basra (Irak)?
Internationaal worden meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van verarmd uranium. De Nederlandse regering is voorstander van objectief onderzoek naar de gevolgen van het gebruik van schadelijke stoffen, zoals zware metalen.
Er zijn momenteel echter geen voornemens voor het uitvoeren of het ondersteunen door Nederland van een concreet onderzoek. Nederland ondersteunt bovendien geen studies die uitgevoerd worden door organisaties die al op voorhand het gebruik van uranium houdende munitie willen verbieden.
Hoe gaat u realiseren dat, zoals in de brief staat «Exposure to hazardous materials must be avoided to the greatest possible extent.»? Betekent de passage dat u feitelijk erkent dat munitie die verarmd uranium bevat schadelijk kan zijn voor de gezondheid?
Wat gaat Nederland doen op het moment dat Nederlandse eenheden zich toch bevinden/ moeten bevinden/ passeren in gebied(en) waarin munitie die verarmd uranium bevat is ingezet? Wordt Nederland volledig en standaard ingelicht door bondgenoten/ landen over gebieden waar munitie die verarmd uranium bevat is ingezet en waar Nederlandse eenheden zich moeten bevinden?
Het begrip hazardous materials strekt verder dan alleen verarmd uranium. Met hazardous materials kan ook asbest of carcinogene stoffen en dergelijke worden bedoeld. De defensieregelgeving, die is afgeleid van civiele nationale regelgeving, geeft aan dat de blootstelling aan schadelijke stoffen (hazardous materials) moet worden vermeden. Verarmd uranium is een toxische en licht radioactieve stof. In hoeverre blootstelling nadelig is voor de gezondheid hangt in sterke mate af van de hoeveelheid waaraan men wordt blootgesteld. De Nederlandse regering is van mening dat tot nu toe geen causaal verband is aangetoond tussen het gebruik van verarmd uranium in munitie en wapensystemen en schadelijke effecten op de gezondheid. Het is echter een algemeen arbeidshygiënisch en stralingshygiënisch principe om blootstelling zoveel mogelijk te beperken.
Wat betreft verarmd uranium worden in defensieregelgeving – SG aanwijzing A 864, CDS aanwijzing A-133 en de DMG aanwijzing 023 – richtlijnen gegeven over de handelswijze die moet worden gevolgd als personeel mogelijk is blootgesteld of ter voorkomen van blootstelling aan verarmd uranium. Verder wordt personeel in de voorbereiding op missies geïnformeerd en gewezen op de gevaren van blootstelling aan verarmd uranium.
Tijdens de missiegerichte opleiding wordt het personeel geïnformeerd over objecten waar van bekend is dat deze met verarmd uranium zijn besmet of waar tegen munitie met verarmd uranium is gebruikt. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschijningsvormen van munitie waarin verarmd uranium is verwerkt. De Navo kent een standaard rapportagelijn waarin de missieresultaten, inclusief de inzet van wapens, worden gerapporteerd. Nederland wordt hierover niet standaard door de Navo geïnformeerd. Voorafgaand aan een missie wordt door Nederland onderzocht of rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van verarmd uranium in een inzetgebied. Ook indien tijdens een missie een vermoeden bestaat dat verarmd uranium houdende munitie is gebruikt, wordt onderzoek gedaan. In beide gevallen wordt hiertoe bij de Navo en partnerlanden informatie ingewonnen.
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar de genotoxiciteit (vergiftiging van het genetisch materiaal in lichaamscellen) van verarmd uranium? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek naar de genotoxiciteit vindt internationaal uitgebreid plaats. Het ministerie van Defensie volgt de wetenschappelijke literatuur nauwgezet. De regering ziet daarom geen noodzaak om zelf onderzoek naar de genotoxiciteit te starten.
Wat is uw reactie op de bevindingen van Randall Parrish c.s.1, die overtuigend heeft aangetoond dat mensen die in een met verarmd uranium besmette omgeving wonen verarmd uranium in hun lichamen hebben (op grond daarvan is het redelijk om aan te nemen dat er een kankerverwekkend risico is naast dat van de longen) en dat verarmd uranium-oxide stof in het milieu kan resulteren in systemisch verarmd uranium, dat wil zeggen verarmd uranium dat in het hele lichaam is verspreid?
Het artikel van Parrish et al. beschrijft een methode waarmee een blootstelling aan verarmd uranium nog lange tijd daarna kan worden aangetoond, zelfs als het verarmd uranium slechts 1 procent bedraagt van de totale hoeveelheid uranium in de urine.
Het is algemeen bekend dat zowel natuurlijk als verarmd uranium zich na inname over verschillende delen van het lichaam verspreiden. Het artikel vermeldt geen conclusies over eventuele schade aan de gezondheid.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GL).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Haverkamp (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GL).
Randall Parrish, et al. «Depleted uranium contamination by inhalation exposure and its detection after approximately 20 years: implications for human health assessment.» Sci Total Environ. 2008 Feb 1;390(1):58–68. Epub 2007 Oct 31. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17976690