Kamerstuk 31700-VIII-159

Motie Jan Jacob van Dijk over gevolgen van de onderdompelingsmethode voor minder sterke leerlingen

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009


40,7 %
59,3 %

D66

SGP

CU

PvdD

PVV

CDA

SP

Verdonk

VVD

GL

PvdA


31 700 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

nr. 159
MOTIE VAN HET LID JAN JACOB VAN DIJK

Voorgesteld 15 april 2009

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het kabinet terecht de topprioriteit legt bij verhoging van de kwaliteit van het Nederlands en rekenen in het primair onderwijs;

overwegende, dat het kabinet de conclusies van het onderzoeksrapport van de Rijksuniversiteit Groningen uit 2005 nader wil onderbouwen door een experiment;

overwegende, dat er zorgen bestaan over de gevolgen voor minder sterke leerlingen in het primair onderwijs als gebruik wordt gemaakt van de onderdompelingsmethode voor het aanleren van een vreemde taal;

overwegende, dat de Kamer meent dat de uitkomsten van dit experiment eerst beschikbaar moeten zijn voordat scholen op grote schaal de onderdompelingsmethode zouden mogen toepassen;

verzoekt de regering om het experiment met maximaal 30 scholen te laten plaatsvinden voor een periode van drie jaar en bij de evaluatie vooral aandacht te besteden aan de gevolgen van deze methode voor de minder sterke leerlingen (lager dan het havo-niveau) voor de kennis van de vreemde taal, het niveau van het Nederlands en de resultaten van de andere vakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Jan Jacob van Dijk