Ontvangen 27 oktober 2008
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 14 Cultuur worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 5 000 (x € 1 000).
In artikel 14 Cultuur worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 5 000 (x € 1 000).
De indiener beoogt met dit amendement middelen te oormerken voor alle instellingen in de basisinfrastructuur, met uitzondering van de cultuurfondsen, de postacademische instellingen en de instellingen met als voornaamste activiteit het uitvoeren van ondersteunende taken. Deze middelen zullen volgens eenzelfde verdeelsleutel ingezet worden als de taakstelling naar aanleiding van het profijtbeginsel. De indiener acht het zeer wenselijk deze middelen specifiek hiervoor te bestemmen omdat de producerende podiumkunstinstellingen door de nieuwe cultuurnotasystematiek, de invoering van het profijtbeginsel en de kredietcrisis een onzekere periode tegemoet gaan voor wat betreft het aantrekken van private middelen. De indiener acht het in het belang van de continuering van een basisinfrastructuur podiumkunsten en het behoud aan diversiteit van cultureel aanbod, dat deze middelen terecht men bij genoemde instellingen. De oormerking van genoemde middelen vindt plaats voor binnen de ontwikkelingsregeling, zoals beschreven in de brief van de minister naar aanleiding van het advies van de commissie Cultuurprofijt. (Kamerstuk 28 989, nr. 80)
Van der Ham