Voorgesteld 5 november 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat niet-westerse allochtonen na het aangaan van een relatie met een EU-onderdaan niet langer aan de gangbare toelatingsvereisten als het samenwoningsvereiste of het inburgeringsvereiste behoeven te voldoen om verblijfsrecht te krijgen;
overwegende, dat de Nederlandse regelgeving op het gebied van gezinsmigratie door deze Europaroute op bijzonder eenvoudige wijze wordt omzeild;
verzoekt de regering om op Europees niveau alles in het werk te stellen om er zorg voor te dragen dat partners en familieleden van EU-onderdanen niet automatisch meeliften op de verblijfsstatus van die EU-onderdanen en daartoe het gemeenschapsrecht te wijzigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Fritsma