Gepubliceerd: 25 september 2008
Indiener(s): Ahmed Aboutaleb (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: beroepsonderwijs bestuur gemeenten immigratie migratie en integratie onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31567-6.html
ID: 31567-6

31 567
Bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudget)

nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2008

Mede namens minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie, staatssecretaris Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeer ik u hierbij nader over het wetsvoorstel participatiebudget dat u op 29 augustus jl. is aangeboden (Kamerstukken II 2007/08, 31 567, nr. 2). Aanleiding is het besluit om – anders dan in de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel staat aangekondigd – de werking van de output-verdeelmaatstaven in te voeren met ingang van de verdeling van het participatiebudget over gemeenten voor het jaar 2012 in plaats van 2011.

Daarnaast heeft tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer van 17 april jl. (Kamerstuk 29 461, nr. 45) over de hoofdlijnen van het participatiebudget het lid Spekman (PvdA) gevraagd naar de mogelijkheden om de middelen voor kinderopvang en reclassering over te hevelen naar het participatiebudget.

Uitstel werking van output-verdeelmaatstaven

In het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel participatiebudget is de intentie uitgesproken om de output-verdeelmaatstaven al met ingang van de verdeling van het participatiebudget voor het jaar 2011 toe te passen, zodat hiervan al direct bij de invoering van het participatiebudget een prikkelwerking zou uitgaan. De output-verdeelmaatstaven hebben betrekking op de verdeling van de door de minister voor WWI en de minister van OCW in het participatiebudget ingebrachte middelen. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel participatiebudget blijven voor de G31-gemeenten de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie in jaar 2009 binnen de brede doeluitkering sociaal integratie en veiligheid (BDU SIV) van het Grotestedenbeleid. Ook de in het kader van de BDU SIV met de G31-gemeenten gemaakte prestatieafspraken blijven in tact. Deze prestatieafspraken gelden tot en met het jaar 2009 (einde GSB III-periode). Omdat de G31-gemeenten zich aan deze prestatieafspraken hebben gecommitteerd, betekent dit dat de G31-gemeenten slechts in beperkte mate kunnen (bij)sturen op de output-verdeelmaatstaven. Het zou daarmee onredelijk zijn, daar waar andere gemeenten deze sturingsmogelijkheden wel hebben, om de prestaties van de G31-gemeenten in het jaar 2009 de basis te laten zijn voor de omvang van hun voor het jaar 2011 toe te kennen participatiebudget. In verband hiermee zullen de output-verdeelmaatstaven voor het eerst een rol gaan spelen bij de toekenning van de budgetten voor het jaar 2012. Dit zal worden geregeld in een Algemene maatregel van bestuur op grond van de Wet participatiebudget.

Overheveling van middelen voor kinderopvang naar het participatiebudget

Tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer van 17 april jl. over de hoofdlijnen van het participatiebudget heeft het lid Spekman (PvdA) gevraagd naar de mogelijkheden om de middelen voor kinderopvang over te hevelen naar het participatiebudget. Vanaf 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang het wettelijke kader voor de kinderopvang. Ouders die werk – in loondienst of als zelfstandige – combineren met de zorg voor kinderen, komen in aanmerking voor een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. De Belastingdienst/Toeslagen is op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen verantwoordelijk voor de uitvoering van deze tegemoetkoming, de kinderopvangtoeslag. Naast het inkomensafhankelijke deel verstrekt de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2007 ook de verplichte werkgeversbijdrage, een vaste toeslag van een zesde deel van de kosten van kinderopvang per werkende ouder.

Ook ouders die behoren tot een van de in de Wet kinderopvang benoemde specifieke doelgroepen – vanwege de toeleiding naar arbeid via school, opleiding, inburgering of re-integratie – komen in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag. Voor deze ouders betaalt de gemeente of (in geval van uitkering op grond van de Werkloosheidswet of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het een zesde deel van de kosten van kinderopvang per ouder. Het overige deel van deze kosten wordt inkomensafhankelijk uitgekeerd door de Belastingdienst.

Voor de uitvoering van de wettelijke taak om een gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aan de in de Wet kinderopvang benoemde specifieke doelgroepen te verstrekken, ontvangen gemeenten van het Rijk een bijdrage via de algemene uitkering uit het gemeentefonds. In 2005 is hiervoor € 33 mln. in het gemeentefonds gestort. Gemeenten leggen over de besteding van deze middelen geen verantwoording af aan het Rijk. Overheveling van deze middelen uit het gemeentefonds naar het participatiebudget zou betekenen dat deze ongeoormerkte middelen van een oormerk worden voorzien. Dit betekent een beperking van de bestedingsvrijheid van gemeenten en een verhoging van hun administratieve lasten, omdat gemeenten zich dan wel aan het Rijk moeten verantwoorden over de rechtmatige besteding van dit budget.

De vraag naar overheveling van de middelen voor kinderopvang naar het participatiebudget zou ook kunnen worden beantwoord vanuit het perspectief om gemeenten verantwoordelijk te maken voor de verstrekking van de volledige tegemoetkoming van de kosten van kinderopvang, dus inclusief het inkomensafhankelijke deel dat nu wordt uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is de Belastingdienst de enige aangewezen uitvoerder voor de kinderopvangtoeslag en ook voor bijvoorbeeld de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget. De Belastingdienst is namelijk de enige instantie die de hoogte van het (gezins)inkomen kan vaststellen. Er wordt bij alle toeslagen gewerkt met uniforme begrippen op het gebied van inkomen, inkomensgegevens, partnerbegrip etc. In het geval dat gemeenten ook verantwoordelijk zouden worden gemaakt voor de verstrekking van het inkomensafhankelijke deel van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang, dan stuit dit op uitvoeringsvraagstukken, zoals het definitief vaststellen van (toetsings)inkomens, inkomensbegrippen, partnerbegrippen en samenloop met andere toeslagen. Het idee om gemeenten ook verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke tegemoetkoming is eerder onderzocht en juist vanwege deze uitvoeringsvraagstukken afgewezen. In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen zal het bredere kader van de Toeslagen en de Awir worden onderzocht. Daarbij komt ook de kinderopvangtoeslag aan de orde, inclusief de organisatie rond de tegemoetkoming voor ouders die behoren tot een doelgroep van de Wet kinderopvang.

Met het participatiebudget kan een gemeente participatievoorzieningen financieren voor één breed geformuleerde doelgroep, namelijk iedereen van 18 jaar en ouder. Hierbij past het niet om nadere eisen aan de doelgroep te stellen voor een specifieke participatievoorziening. Immers, juist door de formulering van deze ene brede doelgroep voor alle participatievoorzieningen worden bestaande belemmeringen voor gemeenten weggenomen, waardoor gemeenten meer ruimte krijgen om maatwerk aan hun inwoners te leveren. In de Wet kinderopvang wordt een aantal eisen gesteld aan de doelgroep om in aanmerking te kunnen komen voor de inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag, bijvoorbeeld de combinatie van arbeid en zorg of de toeleiding naar arbeid en zorg. De eisen die in de Wet kinderopvang aan de doelgroep worden gesteld om in aanmerking te komen voor de kinderopvangtoeslag, verhouden zich niet tot de brede doelgroep voor het participatiebudget.

Overheveling van middelen voor reclassering naar het participatiebudget

Tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer van 17 april jl. over de hoofdlijnen van het participatiebudget heeft het lid Spekman (PvdA) tevens gevraagd naar de mogelijkheden om de middelen voor reclassering over te hevelen naar het participatiebudget. Ik heb deze vraag voorgelegd aan de staatssecretaris van Justitie. De reclassering wordt van oudsher uitgevoerd door meerdere, particuliere reclasseringsinstellingen. Dit zijn naast de Stichting Reclassering Nederland, het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering en de Stichting Verslavingsreclassering GGZ. De reclassering speelt een belangrijke rol binnen de sanctietoepassing door middel van voorlichting en advisering ten behoeve van allerlei justitiële beslissingen. Daarnaast oefent de reclassering toezicht uit op de naleving van voorwaarden, voert gedragsinterventies uit bij justitiabelen en houdt zich bezig met de tenuitvoerlegging van taakstraffen. De activiteiten van de reclassering dienen afgestemd te zijn op de behoeften van de partners in de strafrechtsketen, te weten het Openbaar Ministerie, de Zittende Magistratuur en de Dienst Justitiële Inrichtingen. Het Ministerie van Justitie subsidieert de reclasseringsinstellingen rechtstreeks. Het ligt niet in de rede het budget voor deze taken over te hevelen naar gemeenten. Dit neemt overigens niet weg dat gemeenten in het kader van nazorg aan (ex-)justitiabelen producten van de reclassering kunnen inkopen. Het staat de reclassering geheel vrij om haar taken en diensten aan gemeenten aan te bieden.

Overigens wordt het met de introductie van het participatiebudget voor gemeenten eenvoudiger om middelen in te zetten voor de re-integratie (d.w.z. toeleiding naar werk) van gedetineerden. De vereenvoudiging komt voort uit het feit dat de inzet van re-integratievoorzieningen vanuit het participatiebudget niet, zoals vanuit het WWB-werkdeel, is beperkt tot eigen inwoners van de gemeente en bij niet-uitkeringsgerechtigden niet is beperkt tot personen die bij het CWI staan geregistreerd als werkloos werkzoekende.

Advies Raad voor de financiële verhoudingen

Volledigheidshalve ontvangt u bijgaand het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen van 16 juni jl. bij het Wetsvoorstel participatiebudget.1 Dit advies is meegenomen bij de totstandkoming van het Wetsvoorstel participatiebudget.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.