Vastgesteld 16 februari 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 3 februari 2021 overleg gevoerd met de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over:
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 juni 2019 inzake aanpak misstanden arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 47);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 20 december 2019 inzake integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 48);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 juni 2020 inzake eerste aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 51);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 juli 2020 inzake kabinetsreactie aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 52);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 7 juli 2020 inzake stand van zaken premieshoppen en A1-verklaringen (Kamerstuk 35 358, nr. 24);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 oktober 2020 inzake informeren over toestaan inhouden in verband met de accreditatie van het AKF (Kamerstukken 29 544 en 29 681, nr. 1027);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 30 oktober 2020 inzake tweede advies Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 53);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 14 december 2020 inzake kabinetsreactie tweede advies Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 55);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 5 januari 2021 inzake arbeidsmigranten en COVID-19 (Kamerstukken 25 295 en 29 861, nr. 911);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 januari 2021 inzake reactie op de openbare consultatie Europese Commissie over de toekomst van legale migratie (Kamerstuk 22 112, nr. 3003).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Toorenburg
De griffier van de commissie, Post
Voorzitter: Smals
Griffier: Sjerp
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bruins, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Palland, Smals, Smeulders, Tielen en Van Weyenberg,
en de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, dames en heren. Ik open de vergadering. Welkom allemaal. Welkom aan de collega's. Er zal in ieder geval nog één collega-Kamerlid binnen komen wandelen; hij had pech met de trein. Welkom aan de Minister. U had verwacht dat er twee Ministers zouden zitten, maar mevrouw Ollongren verexcuseert zich vanwege een agendaprobleem. De tweede bijzonderheid is dat er al een VAO is aangevraagd door de heer Jasper van Dijk tijdens de regeling van gisteren. Tot zover.
Ik heb nog een dienstmededeling: we hebben tot 13.00 uur en er is geen uitloop. We moeten dus echt haast maken. Ik wilde u voorstellen om drie vragen te stellen bij wijze van interruptie. Als het goed gaat, kunnen we altijd nog een vierde vraag toestaan. Zo hebben we wellicht nog wat tijd om de Minister voldoende antwoord te laten geven, wat ook belangrijk is.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Bedoelt u dan drie vragen in tweeën?
De voorzitter:
Als we drie vragen in tweeën doen, halen we 13.00 uur niet. Ik bedoel eigenlijk drie korte vragen, één interruptie dus. Dan kijken we even: als het goed gaat met de tijd, wil ik u wellicht wat meer toestaan. Maar we hebben echt maar tot 13.00 uur, dus om 13.00 uur is het schluss. Ik wil het wel zo eerlijk mogelijk verdelen.
Om maar snel te beginnen wil ik het woord geven aan de heer Smeulders, die spreekt namens GroenLinks.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Heel fijn dat we zo vlak voor de verkiezingen nog over dit belangrijke onderwerp kunnen praten. Gisteren hadden we op het Plein een bijeenkomst van de FNV met een aantal arbeidsmigranten. Volgens mij maken hun verhalen, maar ook die van alle arbeidsmigranten die we de afgelopen jaren gesproken hebben, duidelijk dat er echt iets moet gebeuren. Het is dan ook goed dat de commissie-Roemer een rapport heeft geschreven met de veelzeggende en veelzijdige titel Tweederangs burgers. Want dat is helaas vaak wel zo: het zijn tweederangsburgers. We moeten veel meer doen om arbeidsmigranten te beschermen. Dat heeft ook te maken met de grotere problemen op de arbeidsmarkt en allerlei constructies die mogelijk zijn. Ik hoop dat we daar na de verkiezingen afspraken over kunnen maken in de formatie. Er zijn echt een aantal specifieke dingen die zich richten op arbeidsmigranten die we gewoon nu al moeten regelen.
Op dat vlak is het natuurlijk ontzettend positief dat het kabinet, na de best wel nikszeggende kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Roemer, «nou, schuif maar door tot na de verkiezingen», nu demissionair is en dat vorige week in een verkiezingsdebat van de ABU de heer Van Weyenberg van D66 en mevrouw Palland van het CDA hebben aangegeven dat zij gewoon achter de uitspraken van de commissie-Roemer en de uitvoering van dat rapport gaan staan. Dat betekent echt wel wat voor de arbeidsmigranten. Ik zou dus ook het rapport van de commissie-Roemer nu als basis nemen, omdat ik ervan uitga dat we dat gewoon gaan aannemen in het VAO en dat we in dat VAO de nadruk leggen op een aantal vragen en mogelijk een aantal dingen die vergeten zijn.
Een van de belangrijkste opbrengsten van het rapport van de commissie-Roemer is wat GroenLinks betreft dat we malafide uitzendbureaus gaan aanpakken. Roemer en het kabinet stellen beide een verplicht certificeringsstelsel voor. GroenLinks is eerlijk gezegd meer voorstander van een vergunningsstelsel, omdat wij denken dat je daarmee betere waarborgen kan inbouwen. Daarom vraag ik aan de Minister of bij een certificeringsstelsel ook publiek toezicht mogelijk is. Het is nu onduidelijk wat de rol van bijvoorbeeld de Inspectie SZW hierin gaat zijn. Kun je met een certificeringsstelsel ook toetsen op integriteit van degene die het certificaat aanvraagt, bijvoorbeeld aan de hand van een vog, een strafblad of een ondernemingsplan? Klopt het dat een koppeling met de Wet Bibob niet mogelijk is in zo'n certificeringsstelsel? Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de Minister hierop. We willen dit dan misschien wel verder aanscherpen en inkleuren op basis van een motie.
Dan over de afhankelijkheidsrelatie en de huisvesting. De commissie-Roemer zegt hier een aantal goede dingen over. Maar een constructie die nu toch mogelijk blijft, is om huur in te houden op het loon. In onze ogen is dat onwenselijk. Wij overwegen dan ook een motie in te dienen om dat toch onmogelijk te maken. Verder vragen we ons af of het niet mogelijk is om huisvestingsvoorwaarden te regelen via gemeentelijke verordeningen. Dan kunnen gemeenten zelf ook gaan controleren, zoals ze graag willen. Ik wil graag van de Minister weten of in gesprek met de keurmerken kan worden meegenomen dat er onaangekondigde controles moeten plaatsvinden. We hebben volgens mij allemaal de verhalen gehoord hoe het gaat als zo'n controle wordt aangekondigd. Er wordt dan op het laatste moment een team binnengereden dat zorgt dat het er allemaal netjes uitziet voor het oog, terwijl dat niet het geval is.
Dan een punt met betrekking tot de registratie. Wij denken dat het heel belangrijk is om dit goed te regelen, zodat iedere arbeidsmigrant ook echt ingeschreven moet staan met een adres. De commissie-Roemer zegt dat werkgevers een zorgplicht hebben, maar wij vragen ons af hoe effectief dat is. Sterker nog, er zijn ook signalen dat werkgevers dreigen met ontslag als mensen zich gaan registreren. Dat moeten we in onze ogen koste wat het kost voorkomen. Zou het niet beter zijn om dit ook te regelen via een gemeentelijke woonverordening? Dan kunnen gemeenten alle arbeidsmigranten verplichten om een Nederlands woonadres op te geven, zodat we weten waar het over gaat.
Dan nog een paar opmerkingen tot slot, voorzitter. De eerste gaat over de integratie van arbeidsmigranten. Volgens mij hebben we er allemaal belang bij dat zeker mensen die hier voor langere tijd komen, integreren in de Nederlandse samenleving en dat die bijvoorbeeld ook de Nederlandse taal machtig zijn. Het is voor hen nu echt moeilijk om mee te doen aan taal- en integratiecursussen. Zouden we niet kunnen regelen dat de werkgever hier een belangrijke rol in gaat krijgen? Die heeft nu al een scholingsplicht, maar zou die ook niet verplicht moeten worden om bijvoorbeeld een financiële bijdrage te leveren aan het taalonderwijs van arbeidsmigranten? Ik ben benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt.
Dan nog een laatste punt, voorzitter. De commissie-Roemer zegt niks over kinderen. Dat vind ik ontzettend jammer. Volgens mij zijn er in ieder geval 70.000 kinderen van arbeidsmigranten in Nederland die in een heel moeilijke situatie zitten. Zou het niet interessant zijn om specifiek te vragen om een vervolgonderzoek van Roemer naar de positie van kinderen of om dat aan te bevelen, juist omdat Roemer daar niks over zegt? Dat lijkt ons heel interessant. We overwegen ook om daar samen met de ChristenUnie een motie over in te dienen.
De voorzitter:
Dank u wel meneer Smeulders. Dan geef ik het woord aan de heer Jasper van Dijk namens de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u, voorzitter. Het werd al even genoemd: gisteren waren wij op het Plein uitgenodigd door de FNV, door de heer Bart Plaatje. Die had ook twee arbeidsmigranten meegenomen: Martin en Marcin uit Polen. Die hielden echt een glashelder pleidooi: behandel ons als mensen en niet als slaven. Dat waren hun woorden. Dat laat niets aan duidelijkheid te wensen over, denk ik. We hebben veel te vaak verhalen gehoord over uitbuiting, erbarmelijke omstandigheden en zelfs geweld: snoeihard geweld vanuit uitzendbureaus richting arbeidsmigranten.
Kan de Minister bijvoorbeeld een update geven over de Roemeense arbeidsmigrant die vorig najaar zwaar werd mishandeld door een manager van Reyhan, een van de grote uitzendbureaus in de vleessector? De FNV heeft aangifte gedaan en de slachterijgigant Vion heeft de samenwerking met Reyhan meteen stopgezet. Maar ik vind dat het een kwestie van beschaving is dat wij ons daar ook over uitlaten. Het zou goed zijn als de Minister er een update over kan geven of die manager is aangepakt. Want het is echt schokkend om op het filmpje te zien hoe die jongen bont en blauw wordt geslagen.
Voorzitter. Het advies van Emile Roemer is een antwoord op deze wantoestanden: behandel arbeidsmigranten niet als tweederangsburgers. De FNV heeft daarover een zwartboek gemaakt. Dat wil ik overigens aan de Minister aanbieden. Daarin staan verhalen over arbeidsmigranten en hun situaties. Dat bied ik u bij dezen aan. Het advies van Roemer is daar een antwoord op. Roemer zegt terecht dat het eigenlijk een vrijwel ongereguleerde sector is. Hij doelt dan op de sectoren waar arbeidsmigranten actief zijn, waar louche uitzendbureaus als paddenstoelen uit de grond schieten, waar de huisvesting erbarmelijk is en waar werknemers steeds afhankelijk zijn van tijdelijke flexcontracten. Het advies is dan ook een schot in de roos. Het is heel mooi dat we dit op de valreep nog kunnen bespreken. De hamvraag is, denk ik: deelt de Minister het advies van de heer Roemer? Gaat hij ermee aan de slag? Of schuift hij de hete aardappel door?
Dat zou niet uit moeten maken, want als het goed is, gaan we vandaag als Kamer sowieso zakendoen. Vorige week bleek namelijk in het debat over de uitzendbureaus, de ABU, dat de Kamer steun geeft aan het rapport. De enige partij die nog wat piepte, was de VVD. Maar zo kennen we ze ook. Bij het debat hebben de SP, GroenLinks, de Partij van de Arbeid, D66 en het CDA gezegd dat ze het advies van Roemer willen overnemen. Ook de ChristenUnie zal dit steunen, kan ik u garanderen. Ik had daarom ook al een VAO aangekondigd om moties in te dienen. Dat heb ik gedaan, omdat het tegenwoordig onduidelijk is of er nog VAO's gepland kunnen worden. Ik wil gewoon zeker weten dat we voor de verkiezingen nog een uitspraak kunnen doen, met stemmingen.
Voorzitter. De speerpunten uit het rapport zijn: regulering van uitzendbureaus, verbetering van de huisvesting, scheiding van bed en baan, registratie – zorg voor zicht op de mensen – verbetering van de arbeidsomstandigheden en meer toezicht. Een belangrijke toevoeging wat mij betreft is dat we echt gaan zorgen voor meer vaste aanstellingen in de sectoren. Het advies heeft ook veel overlap met het Actieplan Arbeidsmigratie dat mijn partij samen met de ChristenUnie heeft geschreven. U begrijpt dus dat we er heel blij mee waren. Het zou vreemd zijn als de Minister het rapport naast zich neerlegt. Hij heeft Roemer immers zelf gevraagd. Ik wacht de antwoorden straks dus in spanning af.
De uitzendbureaus zouden wat ons betreft heel snel aan een vergunningplicht moeten voldoen. Roemer noemt dat een certificeringsplicht. Dat mag ook, als we maar criteria opstellen die gelden aan de voordeur van de uitzendbureaus. Roemer zegt ook: geef arbeidsmigranten direct als ze in Nederland komen, recht op het wettelijk minimumloon. Ik ben benieuwd of de Minister het daarmee eens is.
Dan de huisvesting. Ik heb persoonlijk afschuwelijke situaties gezien, in Kaatsheuvel, in Waalwijk. Ik ben daar eigenlijk van het terrein afgestuurd, omdat de eigenaar niet langer kon aanzien dat ik de situatie daar zag: daar werden caravans verhuurd aan arbeidsmigranten voor € 100 per week per bed. Onaanvaardbaar. De FNV zegt dus: zorg dat er een scheiding komt tussen de dubbele petten; zorg dat op z'n minst wooncontracten en arbeidscontracten gescheiden worden, maar nog beter is een verbod op inhoudingen op loon. Graag een reactie op dat punt.
Tot slot, voorzitter. Wil de Minister zich laten inspireren door Duitsland? Duitsland heeft heel duidelijk gezegd: mensen in de vleesindustrie krijgen gewoon een vast contract; bij structureel werk verdien je een vast contract. Deelt de Minister die mening?
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg namens D66.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij bespreken we vandaag iets waarin deze Kamer bijna eensgezind wil optrekken, soms vanuit hele verschillende vertrekpunten. De SP en D66 hebben over arbeidsmigratie en de noodzaak en het belang ervan – dat moet geborgd worden – vaak vrij verschillende standpunten, maar op één punt zijn we het volstrekt eens: het moet goed geregeld zijn. De heer Jasper Van Dijk vindt dat omdat hij bezorgd is over arbeidsmigratie en mijn partij vindt het echt een ultiem recht in de Europese Unie. Maar juist als je eraan hecht, moet het natuurlijk wel goed en eerlijk geregeld zijn, en dat is het nu te weinig.
Ik dank het aanjaagteam onder leiding van Emile Roemer voor een buitengewoon doorwrocht en uitgebreid rapport. Volgens mij is het allerbelangrijkste dat wij ons daar verenigd achter scharen. Want we kunnen wel weer een hele discussie voeren – ik heb bij de vorige twee sprekers ook al punten gehoord waarin ze verder willen gaan, wat vanzelfsprekend hun goed recht is – maar volgens mij moeten we gewoon echt meters maken. Dit is een grote kans om met elkaar te zeggen: voer dit mooie rapport gewoon integraal uit, met alles wat erin staat, inclusief een certificeringssysteem, wat dan niet het vergunningssysteem is, waarvan ik weet dat sommige collega's dat nog liever zouden willen. Maar er is draagvlak voor, dus let's do it.
Dat gevoel heb ik ook op heel veel andere punten, zoals het voorstel om in ieder geval te zorgen dat het arbeidscontract en het huurcontract aparte contracten zijn. Daarom vind ik het heel goed dat een hele brede groep in dat aanjagersteam zich achter dat rapport heeft geschaard. Mijn oproep wordt – ik zal hier in het VAO ook een motie voor indienen – om als Kamer uit te spreken dat wij dat ook doen. Er zullen vast nog meningsverschillen blijven, maar misschien kunnen we die even laten voor wat ze zijn. Laten we hier met elkaar de schouders onder zetten.
Het is natuurlijk een bijzondere periode als je een demissionair kabinet hebt. In de kabinetsreactie, die overigens nog van voor dat moment is, schrijft de Minister op een heel aantal punten, vaak de wat meer precieze punten, dat hij ermee aan de slag gaat, maar een paar grote politieke vragen laat hij liggen voor na de formatie. Op zich snap ik dat wel, zeker nu het kabinet demissionair is, maar dat mag straks geen reden zijn voor het excuus dat we er weer op moeten studeren. In een motie die ik in het VAO ook zal indienen, zal ik vragen om alles klaar te zetten, zodat alles op de plank ligt en we het na de formatie, als er een politiek akkoord is, met een druk op de knop kunnen regelen. Wat mij betreft kan het regeerakkoord, wie er ook aan meedoen, op dit punt uit één zin bestaan: het nieuwe kabinet voert het advies van het aanjaagteam-Roemer integraal uit. Dan hebben we een hele grote stap vooruitgezet.
De voorzitter:
Meneer Van Weyenberg, u heeft een interruptie van de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ja, want het wordt voor mij wat onduidelijk. Het kabinet is demissionair, de Kamer niet. Als de motie die u of meneer Van Dijk indient – wat mij betreft doen we het met z'n allen – zegt dat de Kamer vóór het rapport is van de commissie-Roemer, dan wordt die toch gewoon uitgevoerd door het kabinet? Dan hoeft dat toch niet na een regeerakkoord opnieuw besproken te worden? Wij kunnen dat toch gewoon zeggen?
De heer Van Weyenberg (D66):
De Kamer is zeker nog missionair. Dat is de reden waarom ik mij vrij principieel verzet tegen iedereen die bijvoorbeeld initiatiefwetten van de Kamer controversieel wil verklaren. Dat vind ik echt aan de Kamer. Maar ik snap het wel als deze Minister zegt: ja sorry, u kunt van mij nu moeilijk wetsvoorstellen verwachten, terwijl ik vanwege die afschuwelijke toeslagenaffaire heb gezegd dat het kabinet de facto het werk neerlegt en alleen op het gebied van de lopende zaken rond corona en de afhandeling van de toeslagenaffaire nog volop doorwerkt. «Demissionair» is geen hol begrip, want dan zou ook het aftreden een hol begrip zijn geweest. Het is een heel vergaand begrip. Natuurlijk is het zaak om nog zover mogelijk te komen, maar uiteindelijk zal de formatie zo meteen moeten zorgen dat het kabinet de ultieme stappen gaat zetten. Het echt goede nieuws, waar ik erg blij mee ben, is dat er nu iets ligt waar iedereen vanuit verschillende vertrekpunten zich mee kan verenigen.
De voorzitter:
Meneer Smeulders, tweede vraag.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Het is me nog steeds niet helemaal helder. Er ligt een nikszeggende kabinetsreactie van voor het moment dat het kabinet demissionair was. Het beeld dat ik daarvan heb, is dat de VVD het gewoon gevetood heeft en dat er nu ruimte is, ook voor partijen als D66 en het CDA, om te zeggen dat ze het eigenlijk wel eens zijn met Roemer. Dat gaan we toch gewoon zeggen in dat VAO? Dan kan het kabinet, gesteund door een overgrote meerderheid van de Kamer, dat toch meteen gaan uitvoeren, ook al is het demissionair? Als wij als Kamer het kabinet die opdracht geven, moet het die toch gewoon opvolgen?
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij heeft het woord «demissionair» een iets andere betekenis. Maar in alle eerlijkheid, het allerbelangrijkste is dat er nu een kabinetsreactie ligt. Er is overigens helemaal niks door iemand gevetood. Sterker nog, we behandelen het hier nu voor het eerst. Mijn lijn was en is – overigens had ik dezelfde lijn gehad als er nog een missionair kabinet had gezeten – dat wij ons met elkaar achter dit rapport moeten scharen. Dat vind ik na jaren waarin wij ook af en toe in de loopgraven zaten, echt een hele grote stap vooruit.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik was samen met de heer Plaatje, een aantal uitzendbureaus en de burgemeester van Zeewolde op een plek waar de huisvesting op een nieuwe wijze samen wordt vormgegeven. Is dat perfect? Nee, het is allemaal echt nog niet perfect, maar het is wel een wereld van verschil met de soms inderdaad mensonterende toestanden waar onder meer de heer Jasper van Dijk net naar verwees, zoals caravans met bedden voor € 100 per stuk. Dat heeft niets met vrij verkeer voor werknemers te maken. Dat zit echt dichterbij Qatarese toestanden. Dat moeten wij gewoon niet willen. Sterker nog, die oproep heb ik gedaan in het congres van de uitzenders, maar ik doe hem dan ook maar hier in deze zaal. De uitzendsector is ook buitengewoon dom bezig als hij dit doet. Dat zeg ik niet alleen omdat ik het niet rechtvaardig vind, maar ook omdat, als we willen dat arbeidsmigranten, die wij nodig hebben, hier komen werken, wij in Nederland ervoor moeten zorgen dat het aantrekkelijk is voor hen om hier te werken. Dat staat onder druk. Ik zag vanochtend overigens ook de voorzitter van een van de uitzendbrancheverenigingen dat zeggen, en dat is een terecht punt. Dat weten de nette uitzenders donders goed. Het is ook in hun belang om mee te werken, niet alleen omdat zij dat hopelijk sociaal vinden, maar ook omdat het welbegrepen zakelijk eigenbelang is.
Voorzitter. In dat verband zou ik het nu nog over een aantal meer specifieke punten willen hebben. Het eerste gaat over het halen van je recht. Er is een hele mooie aanbeveling. Dat is dat er een soort arbeidscommissie komt, een beetje analoog aan de Huurcommissie, waar een arbeidsmigrant bij een geschil of klacht, als hij het niet precies weet, zijn recht kan halen. Die wordt buiten de sociale partners gelegd, echt à la de Huurcommissie. Ik wil niets afdoen aan het grote belang van de vakbeweging, die hier iets aan kan doen als vertegenwoordiger van de werkenden, maar ik vond dat mooi. Maar is de Minister het met D66 eens dat we dit veel breder moeten doen? Want in alle eerlijkheid, dit geldt niet alleen voor arbeidsmigranten. We hebben ook discussies over oproep- en nulurencontracten. Even los van het feit dat wij de spelregels daarvoor willen veranderen, is het halen van je recht op dat punt heel ingewikkeld. De regels zijn ingewikkeld, dus lastig te begrijpen, maar ze zorgen er ook voor dat, als je je recht haalt, je nooit meer aan het werk komt omdat je in een afhankelijke relatie zit. Zou dit niet veel breder moeten? Zou er niet gewoon een generieke arbeidscommissie moeten komen waar je terechtkunt als het gaat over arbeidsrecht en de rechten die je daaraan kunt ontlenen?
Mijn tweede punt – ik zie u kijken, voorzitter – gaat over de huisvesting. Er zijn al vragen gesteld over het scheiden, vooral van de huurcontracten. Twee dingen. Is de Minister het met D66 eens dat je, als je hiernaartoe komt, voor een bepaalde tijd gewoon recht moet hebben op minimaal het minimumloon en een aantal uren, zodat je niet hiernaartoe komt en dan de facto moet afwachten of je elke week nog een keer twee of drie uurtjes wordt ingehuurd? En wat betreft de huisvesting: er is dit jaar 50 miljoen beschikbaar voor de huisvesting voor kwetsbare doelgroepen, en volgend jaar nog eens 50 miljoen. Kan de Minister daar iets over zeggen? Zijn sommige groepen arbeidsmigranten daar een onderdeel van? Ik vind overigens dat uitzenders en de partijen die inhuren, hier primair aan de bak moeten en dat de overheid hier niet de trekker moet zijn, maar zou dat kunnen?
Voorzitter. Dan mijn allerlaatste vraag, als u mij toestaat. Hoe staat het nu met het samenwerkingsplatform covid? Dat is opgestart na grote misstanden. Werkt dat nou echt in de praktijk? Kunnen we dat na covid ook doorzetten? En kan de Inspectie SZW, als we die een grote rol geven, toe met de 90 fte die het aanjaagteam voorstelt als extra capaciteit? Kunnen zij daarmee de ambities van het rapport waarmaken? Ik zeg eerlijk dat ik daar zorgen over heb.
De voorzitter:
Meneer Van Weyenberg, dank u wel. U heeft nog wel een interruptie van Jasper van Dijk, dus u heeft nog een kans om nog wat te zeggen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Een compliment aan de heer Van Weyenberg, want hij was het die vorige week bij het nu al roemruchte ABU-debat zei «jongens, laten we ophouden met kletsen; we gaan dat advies gewoon overnemen», en terecht. Ik zie daarnaar uit. Wat mij betreft zouden we in die scheiding tussen bed en baan nog iets verder mogen gaan door inhoudingen op het loon te voorkomen. Dat zou echt heel mooi zijn; dan zouden we een grote stap vooruit zetten. Maar vooruit, even over dat rapport. Volgens mij maakt Roemer ook onderscheid tussen kortetermijnoplossingen en langetermijnoplossingen. Zit daarin niet een beetje het antwoord op de vraag die net ook werd gesteld door Smeulders, namelijk: kunnen wij het kabinet niet op pad sturen om kortetermijnoplossingen nu al uit te voeren? Misschien moeten we dat uit elkaar halen, misschien in die motie al, zodat we heel concreet weten wat er op korte termijn kan gebeuren.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik vind dit een constructieve interruptie, waarvoor dank. Die vraag over die scheiding, hoe je dat precies het beste regelt, vind ik overigens interessant. Daar zit volgens mij ook geen principieel verschil van opvatting. Het is meer de vraag wat in de praktijk het beste gaat werken. Volgens mij heeft de Minister gezegd dat hij over een paar hele principiële en misschien wel bijna ideologische debatten die we al heel lang voeren, niet in de demissionaire periode de knoop doorhakt. In alle oprechtheid: dat snap ik wel. Als er acute knelpunten zijn die nu zonder een principieel debat over bijvoorbeeld certificering of vergunningen kunnen worden opgelost, dan sta ik daar heel erg open voor. Daar gaan we naar kijken. Ik alle eerlijkheid: ik denk ook niet dat de Minister, als hij concreet dingen kan doen die op korte termijn helpen, hopelijk ook met draagvlak – dat is bijvoorbeeld gebeurd als er iets speelde rondom covid en arbeidsmigranten – op zijn handen gaat zitten. Maar ik denk dat de realiteit is dat hele grote principiële koersdebatten voor een demissionair kabinet ingewikkeld zijn. Maar volgens mij gaan wij elkaar op dit punt wel vinden, meneer Van Dijk.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vraag van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik hoor de heer Van Weyenberg spreken over een arbeidscommissie om je recht te halen. Dat recht halen lijkt mij heel belangrijk, maar wat is het grootste verschil tussen de arbeidscommissie die de heer Van Weyenberg wil oprichten en de bestaande Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank voor deze vraag. Ik hoop overigens ook u te verleiden om straks de motie die wij in het VAO gaan indienen te steunen, zodat we echt met elkaar achter Roemer gaan staan. Dat zou ik een fantastisch gebaar vinden. Maar om de vraag van mevrouw Tielen te beantwoorden: de Arbeidsinspectie moet er toezicht op houden of de wet wordt nageleefd. Die doet dus controles met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Ze controleert of het minimumloon wel wordt betaald. Wat mij betreft heeft ze bijvoorbeeld ook een grote rol als uitzendbureaus meegaan in discriminerende verzoeken. Dan moet er een meldplicht komen. Deze commissie is voor individuele werkenden die vastlopen in hun recht. Dit is dus meer rechtsbijstand en «hoe zit het met mijn recht?» dan een toezichthouder.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen, uw tweede vraag.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat klinkt mij sympathiek en goed in de oren. We weten alleen uit andere domeinen dat hoe meer van dit soort instanties er naast elkaar bestaan, hoe ingewikkelder het wordt om je recht daadwerkelijk te halen. Ik zou de uitwerking daarvan dus wel eerst willen zien voordat we nieuwe instanties, instituties en professionals gaan neerzetten die uiteindelijk nergens toe leiden. Is meneer Van Weyenberg dat met mij eens?
De heer Van Weyenberg (D66):
Nou, meneer Van Weyenberg is vooral een beetje bezorgd dat vragen soms meer een excuus worden om niks te doen. Dat vind ik kwetsbaar; dat moeten we niet doen. De commissie-Roemer doet hier een heel concreet voorstel om dit voor arbeidsmigratie te organiseren, dat ik warm aanbeveel aan mevrouw Tielen. Ik zou dat wat breder willen maken. Overigens is het ingewikkelde hier niet de veelheid aan instanties; het ingewikkelde is dat mensen hun rechten niet kennen en hun recht heel moeilijk halen. Dat hebben we bijvoorbeeld bij de start van de covidcrisis gezien bij mensen met een nuluren- of oproepcontract. We hebben in de wet, ook in de Wet arbeidsmarkt in balans, vrij complexe dingen opgetuigd waarmee we zeggen: als je zoveel gewerkt hebt, kun je toch aanspraak maken op een contract. Maar de praktijk is dat mensen dat recht moeilijk weten te verzilveren. Daar wil ik ze bij helpen. Dat idee heb ik niet zelf bedacht; dat komt van de commissie-Roemer. D66 zou dat alleen graag breder toepassen, maar arbeidsmigratie zou een onderwerp kunnen zijn voor de eerste fase van zo'n commissie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Dan geef ik het woord aan mevrouw Palland. Zij spreekt namens het CDA.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. In De Stentor van 28 december 2020 stond het verhaal van de directeur van MFE, een bedrijf in de metaalindustrie. Hij heeft arbeidsmigranten aan het werk en wil hen huisvesten. Hij is bereid om te investeren en wil ook best kantoorpanden verbouwen, maar hij komt bij de gemeente al anderhalf jaar niet verder, tot zijn grote frustratie. Gisteren sprak ik samen met een paar collega's op het Plein met de FNV en met Hugo en Marti uit Portugal en Polen. Zij zijn beiden orderpickers. Onzekerheid troef in hun bestaan, in werk en in huisvesting.
Het schetst zomaar de ongemakkelijke praktijk in Nederland. Arbeidsmigranten vormen een structureel onderdeel van de Nederlandse economie en maatschappij. Vitale sectoren als de land- en tuinbouw, de voedingsindustrie, de logistiek- en distributiesector, de bouwnijverheid en inmiddels ook de zorg kunnen niet zonder hen. Maar er zijn problemen: afhankelijkheid, niet zelfredzaam zijn, je weg niet kennen in de Nederlandse regelgeving en instanties, te weinig of slechte huisvesting, en constructies met arbeid als kostenbesparende productiefactor. Het is goed dat het kabinet het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten heeft aangesteld, dat in het kader van corona met spoedadviezen kwam, maar nu ook komt met adviezen die de positie van arbeidsmigranten op de korte en middellange termijn moeten verbeteren.
Een eerste vraag aan het kabinet. Het kabinet onderschrijft eigenlijk wel ongeveer alle aanbevelingen, zo lezen wij. Het neemt deze over en treft voorbereidingen, maar schuift ook door naar een volgend kabinet. Kan de Minister nog eens toelichten wat precies wordt doorgeschoven? We hebben namelijk het idee dat hij toch ook allerlei voorbereidingen treft en wel dingen in gang zet.
Ik wil kort stilstaan bij vier elementen. Als eerste registratie. Het begint ermee dat we weten wie waar verblijft. De registratie van migranten moet beter, stelt ongeveer iedereen. Een snelle invoering van een vereenvoudigde inschrijvingsprocedure bij de BRP en aanpassing van de Wet BRP zijn nodig. Het kabinet neemt vanaf 2021 de contactgegevens op in de RNI, maar geen verblijfgegevens. Waarom niet? En geldt dit voor alle arbeidsmigranten of pas na vier maanden? Het is van belang dat het kabinet ondanks de demissionaire status de noodzakelijke aanpassingen in de BRP, zoals voorgesteld door de commissie-Roemer, doorzet. Hoe eerder er inzicht is, hoe eerder handhaving, beheer en toezicht kunnen plaatsvinden en we administratieve onzichtbaarheid kunnen voorkomen. Zo kunnen we migranten ook bereiken voor inburgeringsaanbod, het wonen controleren en bijvoorbeeld kinderen bereiken.
Dan de huisvesting. Dat is een groot probleem in kwantiteit en kwaliteit. Eerst de kwantiteit. Wij vinden het een goede suggestie dat bij grote nieuwvestiging van bedrijfslocaties ook wordt nagedacht over de huisvestingsvraag. Een probleem bij het realiseren van huisvesting is onder andere de vergunningsprocedure bij gemeenten, die complex en onvoldoende transparant is. Vaak moet ook een wijzigingsprocedure van bestemmingsplannen worden doorlopen. Wat is het kabinet voornemens hieraan te doen? Wellicht moet dit worden doorgeleid naar Minister Ollongren.
De branche is zelf ook actief in het aanscherpen van de keurmerken, onder andere voor huisvesting, zoals SNF en AKF, en integratie ligt in het verschiet. Prima. Eerder hebben wij per motie gevraagd om niet alleen met gemeenten te praten over de huisvesting, maar hen ook te wijzen op de mogelijkheid om het huisvestingskeurmerk op te nemen in de algemene plaatselijke verordening. We hebben al een paar keer gesproken over de afhankelijkheid en het eventueel scheiden van bed en baas. Wat ons betreft staat het recht centraal om het als arbeidsmigrant zelf te mogen regelen. Uitgangspunt is dat voorkomen moet worden dat arbeidsmigranten acuut op straat komen te staan als het werk ineens ophoudt. Een ontkoppeling van arbeidsovereenkomst en huurovereenkomst, zoals Roemer voorstelt, lijkt ons dan een goede vervolgstap. Maar het lijkt ons contraproductief als we de huisvesting bij de inlener, werkgever of opdrachtgever totaal verbieden.
De voorzitter:
Mevrouw Palland, u heeft een vraag van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mevrouw Palland was gisteren ook op het Plein, waar de FNV met arbeidsmigranten actievoerde voor die scheiding van bed en baan. Het was heel goed dat u daarbij was. Nou wilt u een scheiding van contracten, van het arbeidscontract en het huisvestingscontract. Dat is absoluut een stap vooruit. Maar het kan dan nog steeds dezelfde persoon zijn. Het kan dan nog steeds dezelfde feodale structuur blijven waarbij één persoon én over de huisvesting én over de arbeid van de persoon in kwestie gaat. Hoe gaat het CDA nou zorgen dat mensen echt onafhankelijk, zelf kunnen beschikken over hun leven? Ik zet dit bewust zwaar aan, omdat we volgens mij allebei af willen van die afhankelijkheidsrelatie.
Mevrouw Palland (CDA):
Daarom ben ik blij, sowieso in den brede, met de aanbevelingen van de commissie-Roemer. Ze zijn ook best praktisch gericht. Roemer zegt ook: haal die contracten nou los van elkaar. Hij zegt bewust niet, denk ik, dat het verboden moet worden dat een inlener of een werkgever ook huisvesting kan aanbieden. Want als we dat wel zouden verbieden, maak je een heleboel gevallen waarin het nu wél goed loopt, ook ineens onmogelijk. Of je tuigt een soort juridische constructie op waarin het per se een andere entiteit moet zijn. Nou, dan wordt er een bv tussengeschoven of naast gezet en is het in theorie gescheiden, maar in de praktijk lost het niks op. Daar ben ik beducht voor. Hoe wil ik dan borgen dat arbeidsmigranten sterker hun rechten kunnen behouden en niet meteen op straat staan? Dat is door de huurrechten te verbeteren en die los te koppelen van een arbeidscontract.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Palland (CDA):
Dan kom ik bij het derde punt: betrouwbare bemiddeling en bureaus. De malafiditeit bij uitzend- en bemiddelingsbureaus moeten we aanpakken. Ook de bonafide bureaus hebben daar groot belang bij. Het CDA heeft eerder gepleit voor de invoering van een waarborgsom. Wanneer zou dit effectief kunnen zijn? Roemer stelt certificering voor. Wij zijn daar niet tegen, maar vinden wel dat we moeten leren van het oude vergunningensysteem dat we ooit hebben gehad en dat met reden is afgeschaft. Certificering moet daarom wat ons betreft hand in hand gaan met handhaving.
Voorzitter. Tot slot: een eerlijk speelveld. In de Tubantia van 8 december 2020 waren artikelen opgenomen over Nederlandse schilderbedrijven die gefrustreerd waren vanwege broodroof veroorzaakt door concurrentie met bureaus die bijvoorbeeld Poolse schilders als zzp'ers aan het werk zetten voor de helft van het geld. Er worden in Nederland geen verzekeringen en dergelijke of een cao-loon betaald. Het is legaal, maar het is ook verdringing en een race naar de bodem. We krijgen ook signalen dat de inspectie niet controleert op cao-loon maar enkel op het wettelijk minimumloon. Klopt dit? Op basis van de WAADI zou dit toch wel moeten?
Voorzitter. Eerder hebben we het gehad over A1-verloning en contracting, waarmee ook vaak door premieshoppen goedkope arbeid kan worden ingezet en eerlijke concurrentie wordt verstoord. We zien dat het inhuren van niet-Europese werknemers via andere EU-lidstaten fors is toegenomen. In 2017 waren het er nog minder dan 4.000 en in 2019 waren het er al meer dan 10.000. Het verbieden van deze dienstverlening, zoals bijvoorbeeld de ABU zou willen in zijn Fair Employment Code, zou niet mogelijk zijn vanwege mededingingsregels. Is er al meer duidelijkheid vanuit de ACM hieromtrent? Wil de Minister zich inzetten om dit bespreekbaar te maken in Europees verband en te bezien of de ELA ter zake van het opsporen van schijnconstructies iets kan betekenen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Palland. Dan geef ik graag het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Deze maandagochtend stond ik voor een hele hoge en oude flat in Vlaardingen. Twee derde van die flat is in handen van een uitzendbureau en twee derde van die flat wordt bewoond door met name Poolse arbeidsmigranten. Ik werd uitgenodigd om in een van die appartementen binnen te komen. We hebben, denk ik, allemaal wel die beelden op het netvlies van een flatje van 40 m2 waar vier mensen op elkaar gepakt zitten en totaal afhankelijk zijn van hun baas, hun uitzendbureau. Totaal geen privacy: ieder moment van de dag kan iemand van het uitzendbureau binnenlopen voor een inspectie, niet alleen in de algemene ruimte van het appartement, maar ook in de slaapkamer, waar je overigens op een matras ligt direct naast iemand anders die je waarschijnlijk niet eens kent.
Dit is in 2021 het beeld. Je zou denken «dat kan niet in Nederland», maar het gebeurt in Nederland en het gebeurt ook heel veel in Nederland. Daarom is het heel goed dat de commissie-Roemer daar nogmaals op wijst. Het is een praktijk – ik werd er later ook op bevraagd – die al jaren aanwezig is in Nederland, die al jaren gebeurt. We zien het en we laten het toe. Het is dus goed dat het rapport van de commissie-Roemer laat zien dat dit echt moet veranderen. Ik denk dat het belangrijk is dat we als politiek vandaag een signaal geven over dit soort taferelen. Zó afhankelijk zijn als arbeidsmigrant van een uitzendorganisatie, zó zonder enige privacy leven, onder zulke slechte arbeidsomstandigheden, zó als beest worden behandeld – letterlijke tekst, vertaald uit het Pools: wij worden behandeld als varkens – is in feite wat heel veel mensen in Nederland moeten doormaken. Zij komen hier gewoon werken en de verwachting van veel van die mensen is, zoals gisteren op het Plein ook werd gezegd, dat ze in een welvarend land terecht zullen komen waar ze netjes hun inkomen gaan verdienen en waar ze misschien zullen blijven of van waaruit ze later zullen teruggaan naar hun eigen land. Maar die hele verwachting stuit op de bittere realiteit dat dat allemaal niet gebeurt. Dat is schrijnend en moet echt ophouden.
Ik denk dat het belang van het debat van vorig week is dat we politiek breed zeggen: ja, het kabinet is demissionair, maar we geven het demissionaire kabinet wel de opdracht mee om het rapport van de commissie-Roemer ter hand te nemen en alles in wetsvoorstellen te gaan uitwerken, zodat we er bij de komende formatie een klap op kunnen geven en dit soort taferelen tot de verleden tijd gaan behoren.
De kern van de aanpak – dit zit wel in het rapport-Roemer, maar niet helemaal – is natuurlijk onze eigen arbeidsmarkt. Veel van die mensen zeggen dat ze al jarenlang hier werken, maar voortdurend in fase A van het uitzendcontract blijven. Dit betekent dat we echt iets moeten doen aan onze arbeidswetgeving. We weten dat het eigenlijk niet mag, maar mensen worden voortdurend van de ene naar de andere plek vervoerd, waardoor ze eindeloos in die fase A blijven zitten, zonder enige rechten. Dat is, denk ik, het belangrijkste dat we moeten aanpakken.
De tweede kern is het aanpakken van de uitzendsector. De uitzendsector geeft dat ook zelf aan. Ik zeg het iedere keer weer: iedere gek die dat wil, begint vandaag een uitzendbureau. Dat is natuurlijk heel gek. We zullen veel meer drempels moeten opwerpen. Inderdaad door een waarborgfonds, zoals hier werd gezegd, maar we zullen ook moeten werken aan een vergunningensysteem, «certificering» noemt Roemer het, een certificering waar we allerlei eisen aan koppelen, ook inhoudelijk, over hoe je omgaat met mensen, wat je wel en niet doet.
Het derde punt, door meerdere sprekers al genoemd, is natuurlijk de scheiding van baan en bed. Je zou de contracten moeten scheiden, want je zie met name in de grote steden dat mensen totaal afhankelijk zijn. Op het moment dat je je mond opendoet over het belabberde loon dat je krijgt of de belabberde arbeidsomstandigheden die je ervaart, ben je direct ook je huis kwijt. Dat zul je dus moeten scheiden. Ik ben vooral voorstander van de scheiding van contracten, want ik ken ook de goede voorbeelden, bijvoorbeeld in de kop van Noord-Holland, waar veel boeren werken met tijdelijke arbeidsmigranten en daarvoor keurige huisvesting op het eigen erf hebben georganiseerd, in samenspraak met de gemeente. Je moet vooral de contracten loskoppelen van elkaar, zodat een arbeidsmigrant kan zeggen «het zint mij niet, ik wil wat anders» en dan niet meteen zijn huis kwijt is.
Ik zal gaan afronden, voorzitter, Mijn een-na-laatste punt betreft de registratie. Veel gemeenten weten niet hoeveel arbeidsmigranten er überhaupt zijn. Ik zag dat ook maandag in Vlaardingen weer; de gemeente heeft geen flauw idee. Zijn het er 1.000? 10.000? 20.000? We weten het niet. We zullen dit netjes moeten registreren, zodat ook de gemeente de handhaving en het toezicht goed kan vormgeven, in samenspraak met de inspectie.
Ten slotte. Dit is ook een Europese discussie; ik werd er door mijn collega Agnes Jongerius nog op gewezen. Ik verwijs er de Minister gemakshalve ook maar naar. We zullen Agnes ook in de gaten moeten houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gijs van Dijk. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Arbeidsmigratie blijkt nodig en is goed voor onze Nederlandse bedrijvigheid en economie. Maar zoals al is gezegd door een aantal eerdere sprekers, heeft arbeidsmigratie ook schaduwzijden. Het is werk waarvoor mensen van ver moeten komen om het te doen en er is woonproblematiek: enerzijds slechte omstandigheden voor de bewoners, anderzijds overlast door en gebrekkige integratie van groepen in woonwijken waar mensen last van hebben. De VVD zou meer grip willen op arbeidsmigratie, in overleg met alle betrokken partners.
Wat dat betreft wil ik inderdaad het aanjaagteam van de heer Roemer bedanken voor zijn heldere rapport. Mijn favoriete pagina is pagina 19, waar het overzicht staat van alle 28 aanbevelingen die het team doet. Daar heb ik zo mijn plusjes en toch ook wel wat vraagtekentjes bij gezet. Want constructief-kritisch hebben we dit rapport en de kabinetsreactie erop tegemoetgezien. Veel van wat erin staat – vorige week tijdens het roemruchte ABU-debat noemde ik al 88,5% – herkennen we uit eerdere debatten die we het afgelopen jaar hebben gevoerd. Ik noem de wens om bestaande certificering wettelijk te verankeren en de mogelijkheid om bewezen malafide ondernemers uit te sluiten van die hele uitzendmarkt. Wat de VVD betreft, en volgens mij sluit ik mij daarmee aan bij een paar anderen, mag dit kabinet best alvast voorbereidingen treffen om die wettelijke verplichte certificering en die uitsluiting van malafide ondernemers echt mogelijk te maken.
Het is nodig dat instanties zoals de inspectie SZW en certificeerders gegevens uit kunnen wisselen om malafiditeit uit te kunnen sluiten. In de kabinetsreactie zie ik geen stappen over gegevensdeling. Hoe ziet de Minister het voor zich dat we toch effectief kunnen handhaven zonder dat dat gebeurt? Wat staat er nu in de weg? Wat kan deze Minister, maar ook de Minister van Binnenlandse Zaken, eraan doen om dat op te lossen? Graag een reactie.
Diezelfde daadkracht zou ik willen zien als het gaat om de registratie van arbeidsmigranten. Mevrouw Palland zei dat al en dat is niet zo gek, want we hadden daar samen een motie over ingediend. Hoe staat het met de uitvoering van die motie over registratie? Ook meneer Roemer, als ik het goed lees, is ervan overtuigd dat met betere registratie ook de handhaving kan verbeteren, zodat eerder en steviger kan worden ingegrepen bij misstanden.
Dan kom ik op het meest urgente probleem, wat mij betreft. Dat is huisvesting. Ik vind het jammer dat mevrouw Ollongren, ondanks de expliciete uitnodiging, niet aanwezig kan zijn, maar ik vertrouw erop dat deze Minister voor haar waarneemt. De krapte op de woningmarkt is natuurlijk überhaupt een probleem. Dat zie je ook in dit dossier terug. Wat ons betreft kunnen we met slimme oplossingen twee vliegen in één klap slaan: de huisvestingsproblemen voor arbeidsmigranten aanpakken en daarmee ook de druk op de bestaande woningen en overlast bij eengezinswoningen die overbewoond worden, vermijden. Wat heeft de Minister van BZK het afgelopen jaar gedaan met de 50 miljoen euro die was vrijgemaakt voor extra units en flexwoningen die ook bestemd waren voor arbeidsmigranten? Zijn er woningen van de grond gekomen? Ik geloof dat ergens 4.700 werd genoemd. Hoe staat het met de plannen voor dit lopende jaar, 2021?
Er ligt ook een aangenomen motie voor spoedwetgeving over flexwoningen. Wat is de status daarvan? Kunnen gemeenten die ook toepassen op huisvesting voor arbeidsmigranten? Is de Minister bereid om gemeenten aan te sporen tot actie? Werkgevers uit de tuinbouw bijvoorbeeld geven aan dat meer dan 80% van de uitgewerkte huisvestingsplannen geen enkel extra bed oplevert, terwijl we zien dat de huidige huisvesting regelmatig tot overlast en rare situaties leidt – er zijn er al een paar genoemd – en de problemen op de woningmarkt verergert. Want gemeenten keuren blijmoedig vergunningen goed en laten grote distributiecentra toe op hun grondgebied, maar de indruk, bij mij in ieder geval, is dat ze wegkijken als er naast de reguliere bouwopgave woningen voor die te verwachten honderden medewerkers nodig zijn. Juist flexwoningen moeten dan bijvoorbeeld uitkomst kunnen bieden.
We krijgen ook signalen – een van de voorgaande sprekers hoorde soortgelijke verhalen – dat gemeenten gewoon niet over de brug komen met bestemmingsplannen. Een voorbeeld zijn vakantieparken waar al jaren en jaren op een goede manier arbeidsmigranten wonen, maar die echt achterstallig onderhoud hebben. Die moeten verbeterd worden, gerenoveerd. Er zijn partners om daar ook in te investeren, maar vervolgens komt de gemeente niet over de brug. Kan de Minister met gemeenten en provincies om tafel om hier concrete en naleefbare afspraken over te maken? Dat gaat verder dan «gemeenten moeten erover nadenken». Gemeenten moeten ook tot actie overgaan. Graag een toezegging.
Bij de Wet toeristische verhuur is een amendement van de VVD en de SP aangenomen, zodat gemeenten meer bevoegdheden hebben om op te treden als er woonoverlast is. Heeft de Minister dit al actief bij gemeenten onder de aandacht gebracht en kan zij een aanpak woonoverlast maken? Graag een reactie.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen, u heeft een vraag van meneer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vroeg me af of mevrouw Tielen aan het eind van haar betoog was.
Mevrouw Tielen (VVD):
Nog één alinea, maar u mag de vraag wel nu stellen, want die ene alinea gaat over iets anders.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wilde een algemene vraag stellen, dus maakt u het af.
De voorzitter:
U zegt «nog één alinea», mevrouw Tielen, maar u heeft ook niet zo heel veel tijd meer. Dus ik hoop dat het een hele korte alinea is.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat gaan we merken! Vanmorgen las ik in Trouw dat via de kennismigrantenregeling mogelijk buitenlandse spionnen het land binnenkomen – als we het dan toch over arbeidsmigratie hebben. Een signaal dat we zeer serieus zouden moeten nemen. Ik hoor van deze Minister graag of deze risico's hem bekend zijn, welke maatregelen er nu zijn om dat tegen te gaan en wat het kabinet wil doen.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Dat is een korte alinea. Ik geef graag het woord aan meneer Jasper van Dijk voor een vraag aan mevrouw Tielen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Arbeidsmigratie is een buitengewoon serieus onderwerp, met ernstige misstanden. Toch moet ik bij mevrouw Tielen ook een beetje denken aan zo'n feestje dat gevierd wordt, waar iedereen het naar zijn zin heeft. Dan komt mevrouw Tielen binnen en dan slaat de sfeer helemaal om. Ze is gewoon een partypooper. Iedereen hier steunt het advies van Roemer. Alleen mevrouw Tielen zegt: ik heb nog wat slagen om de arm; nee, het is toch niet allemaal goed. Bent u het nou met Van Weyenberg eens dat we dit advies moeten omarmen, dat er echt heel snel actie moet worden ondernomen? Of gaat u de boel traineren, gaat u vertragen en blijft u achteroverleunen? Hoe zit u in de wedstrijd?
Mevrouw Tielen (VVD):
Allereerst een persoonlijk feit. Ik ben echt nooit een partypooper. Ik zou dolgraag gewoon weer naar een party gaan en samen met meneer Jasper van Dijk de lichten uit doen. Daar verheugen we ons vast op, maar dat duurt nog wel even, denk ik.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Geen commentaar, voorzitter!
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik heb letterlijk gezegd: 88% kunnen we gaan doorrekenen. Ik ben het eens met het grootste deel van wat er staat. Ik heb een aantal specifieke dingen genoemd waarover ik ook tegen de Minister zeg: bereid het gewoon voor, ga aan de slag! Die wettelijke verplichte certificering, ga daarmee aan de slag. Registratieplicht, ga ermee aan de slag. Gegevensdeling, ga ermee aan de slag.
Ik moet nadenken of ik een motie wil ondersteunen waarin je zegt dat we het helemaal omarmen. Ik ben het op zich met de grote lijn eens. De richting klopt, zoals ze bij ons in de partij op het congres over het verkiezingsprogramma zeggen. Maar het is ook wel een beetje algemeen. Het gaat over korte- en langetermijnonderwerpen, maar van sommige dingen vind ik het belangrijker dat die op korte termijn van de grond komen dan dat daar nu heel veel energie in komt. Dat kan misschien ook later. Dus ik begrijp wel waar de heer Jasper van Dijk heen wil en ik heb ook zeker geen zin om het toch een beetje «wij van wc-eend»-gehalte van zijn betoog te verstoren, maar volgens mij hebben Minister en kabinet er vooral iets aan als de Kamer heel specifiek is over wat er nu meteen moet en wat er eventueel ook kan worden opgepakt in een volgende periode. Het zijn wel 28 aanbevelingen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Meneer Jasper van Dijk heeft drie vragen gesteld, dus ik geef graag het woord aan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik sloeg toch even aan op de sneer dat de heer Jasper van Dijk aan «wij van wc-eend» doet. Volgens mij heeft de heer Roemer dit rapport namens ons allemaal gemaakt. Het mooie vind ik nou juist dat dit niet alleen het advies is van de heer Roemer, die ook lid is van de SP – en dat is zijn goed recht – maar dat hij met een brede commissie, een aanjaagteam, tot dit advies komt. Soms heb je op gevoelige onderwerpen waarover we ook af en toe ideologisch van mening verschillen, een soort compromis nodig dat wel ambitieus is, maar waar iedereen achter gaat staan. Mijn partij doet dat, ik heb het mevrouw Palland horen doen namens het CDA, waarom laat de VVD deze kans nu lopen? Dat het 28 maatregelen zijn, tja, dat haal je de koekoek, er moet ook wel wat gebeuren.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik verwees met de wc-eend vooral naar de initiatiefnota van de heer Jasper van Dijk. Dat is zijn goed recht, geen probleem. Maar dat is wel zo.
Ik snap niet precies – nou ja, ik snap het eigenlijk best hoor – waar nu geprobeerd wordt om het verschil te zoeken. Ik heb heel duidelijk aangegeven, als de heer Van Weyenberg mijn betoog heeft gehoord, dat ik het eens ben met de grote richting. Ik wil ook dat die uitbuiting weg is. Ik heb concreet – nogmaals: concreet – aangegeven waarmee ik vind dat dit kabinet aan de slag moet. Als de heer Van Weyenberg daar niet tevreden mee kan zijn, kan hij misschien nooit helemaal tevreden zijn. Dat is dan ook jammer.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat is het ingestudeerde politieke antwoord. Maar de crux is dat we proberen om hier een doorbraak te forceren en eensgezind iets te gaan doen. Dus ik ben juist op zoek naar samenwerking. Ik vind het gewoon jammer – niet meer, maar ook niet minder – dat mevrouw Tielen zegt: ik heb nog een paar punten die ik misschien anders zou willen, dus ik teken niet voor het geheel. Als je altijd dat ene punt dat je zelf graag anders zou willen doen, eruit haalt, komen we nooit ergens met elkaar. De heer Jasper van Dijk, de heer Smeulders en de heer Gijs van Dijk hebben ook dingen in het rapport die ze anders zouden willen doen. Toch zeggen ze: als dit het pakket is, tekenen we daarvoor, ook al is het niet honderd procent ons programma. Als je alleen maar wacht tot je honderd procent je zin krijgt, verbeteren we nooit wat.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik weet niet zo goed wat ik hierop moet zeggen. In die zin ... Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Het grootste deel klopt gewoon. Ik weet niet wat de heer Van Weyenberg aan het proberen is. Ik heb zijn motie overigens nog niet gezien, dus ik weet niet waar hij precies voor tekent. Volgens mij helpt het heel erg, echt serieus ook voor de Minister, als hij leiding krijgt vanuit de Kamer: begin hiermee. Vervolgens gaan we met de rest aan de slag, heel prima, maar niet alles kan tegelijk. Dit is grote problematiek, en dat vraagt om urgente actie. Dan kun je niet op 28 schaakvelden tegelijk een pion verzetten. Dat werkt gewoon niet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Meneer Van Weyenberg, dit wordt uw derde vraag. Daarna geef ik het woord aan de heer Gijs van Dijk.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat snap ik, voorzitter. U had er ook drie met ons afgesproken. Het gaat er helemaal niet om dat niet alles tegelijk kan. Even in alle oprechtheid, u was de enige die in het debat waar bijna iedereen behalve de heer Bruins bij aanwezig kon zijn, zei: ik wil het niet. Dat vind ik jammer. Ik probeer nu juist uit een soort politieke ja/nee te komen en te komen tot iets waar we ons in kunnen verenigen. Ik constateer dat de VVD zegt: dat willen wij nu nog niet doen. Dat is overigens uw goed recht, maar ik vind het wel een gemiste kans. En ik vind het argument dat niet alles in één keer kan, een beetje een drogredenredenering, als ik eerlijk ben. Dit rapport heeft heel veel praktische aanbevelingen, sommige voor de korte, sommige voor de lange termijn. Als wij nu met elkaar zeggen dat wij dit gaan doen, dan geven wij een belangrijk signaal af, ook aan de uitzendbranche, de werknemers zelf niet te vergeten, en de bedrijven die willen werken met arbeidsmigranten. Dit wordt het nieuwe kader. De lat moet omhoog. Dat zou ik een waardevol signaal vinden.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat meneer Van Weyenberg mij parafraseert in plaats van citeert uit het debat van vorige week is ook zijn goed recht. Nogmaals, met mijn betoog heb ik heel duidelijk gemaakt wat ik waardeer in het rapport en dat ik de signalen herken. Ik ga gewoon niet van A tot Z tekenen bij het kruisje. Zo zit ik niet in elkaar. Dat mag de heer Van Weyenberg vervelend vinden. Wat volgens mij juist heel fijn is, is dat de partners in het veld, de uitzendbureaus, de werkgevers, heel duidelijk horen waarmee zij wat mij betreft aan de slag moeten, en dat de Minister daarvoor op hun deur gaat kloppen. Volgens mij helpt dat ons vooruit en kunnen we dan dingen gaan doen in plaats van alleen maar ergens een naam onder krabbelen.
De voorzitter:
Meneer Gijs van Dijk, had u een vraag?
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ja, voorzitter. Tot een jaar geleden was het gewoon in politiek Den Haag dat je, als je een maatschappelijk probleem had over wat dan ook, je telefoon pakte en iemand van de Partij van de Arbeid belde, en dan werd het opgelost. Ik ben heel blij dat de SP in die kaartenbak terecht is gekomen met de heer Roemer, die een onwaarschijnlijk goed rapport heeft afgeleverd. Dus ik zou de Minister een tip willen geven. We hebben het ook best veel over pensioenen, pensioenproblemen, de rekenrente en de rekenregels. Wellicht kan hij ook eens een keer iemand anders bellen dan iemand van de Partij van de Arbeid, bijvoorbeeld iemand van de SP. Wellicht biedt dat weer nieuwe inzichten.
De voorzitter:
Kunt u terug naar het onderwerp?
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ja, terug naar het onderwerp; excuus, voorzitter. Ik begrijp mevrouw Tielen heel goed. Ze zegt dat we niet alles tegelijk kunnen, maar het gaat vooral om het doorbreken van die afhankelijkheidsrelatie. Daar zitten de meest schrijnende verhalen. Je kunt eigenlijk je mond niet opendoen, want op het moment dat je je mond opentrekt, ben je je baan en je huis kwijt. Kunnen wij elkaar vandaag daarin vinden dat we dat zo snel mogelijk doorbreken?
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik denk het wel. De ontkoppeling van beide contracten lijkt mij een goed idee. Tegelijkertijd sluit ik me aan bij wat mevrouw Palland daarover zei: als dat alleen maar een papieren werkelijkheid is, dan heeft niemand daar wat aan. Volgens mij is de brede constatering in deze Kamer dat er dingen gebeuren in de markt waar arbeidsmigranten hun werk doen, die iedereen gewoon koud om het hart slaan en waar we echt als een dolle wat aan moeten doen. Soms moet wetgeving aangepast worden. Soms moet gewoon beter gehandhaafd worden. Dat scheiden van werk en bed stel ik mij goed voor. Tegelijkertijd moeten het ook niet twee aparte entiteiten zijn. Als ik ergens in het buitenland wil gaan werken voor een werkgever, vraag ik graag aan de werkgever om mij ook aan onderdak te helpen. Dat is overigens ook letterlijk gebeurd.
De voorzitter:
Meneer Smeulders, u had een vraag.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik heb toch een beetje moeite met de lijn van de VVD. Ik weet nog heel goed dat, toen het rapport van de commissie-Borstlap verscheen en de linkse partijen zeiden dat wij niet heel enthousiast werden over de interne flexibiliteit, zoals het aanpakken van vaste contracten, de VVD riep: cherrypicking, cherrypicking; we moeten alles doen! Dat heeft de heer Borstlap toen ook gezegd: je moet niet erin shoppen; je moet alles doen. De heer Roemer, die dit onderzoek heeft gedaan op verzoek van dit kabinet, deze coalitie, waarin uw partij de grootste is, heeft in december heel helder gezegd: de Kamer kan hier niet in gaan shoppen; je kan niet vijf aanbevelingen doen, bijvoorbeeld, want dan stort het hele kaartenhuis in elkaar. Dus waarom wil de VVD als enige partij hier aanwezig niet gewoon zeggen: we gaan dit onverkort uitvoeren?
Mevrouw Tielen (VVD):
Omdat er gewoon dingen in staan die ik onverkort te snel vind gaan. Ja, dat mag. Ik vind het wel mooi dat de heer Smeulders Borstlap aanhaalt, die overigens door de Kamer controversieel is verklaard – ook nog wel interessant – want daar zitten ook heel veel afhankelijkheden in. Meneer Roemer heeft zijn aanbevelingen heel duidelijk in zeven clusters neergezet. Die zijn niet per se afhankelijk van elkaar. Als je het een doet, hoeft dat niet per se iets te betekenen voor het ander. Dat is echt wel een andere benadering. Als ik een rapport zou schrijven, zou ik ook het liefst zeggen: alles is belangrijk, ik heb er goed over nagedacht. Dat heeft hij. Wat er ligt, is gewoon een stevig rapport. Het betekent alleen niet dat je kan zeggen: het moet alle 28, of we doen niets. Dat is niet de vraag. Dat zeg ik ook niet. Ik zeg dat ik me bij het grootste deel van de aanbevelingen goed kan aansluiten.
De voorzitter:
Als u even wacht tot de bel van de plenaire zaal klaar is?
U was bijna aan de beantwoording van de vraag, volgens mij.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik was speciaal niet als tweede gaan zitten, maar inderdaad, die bel was nog niet gegaan. Ik heb sympathie voor de gedachte van meneer Smeulders, maar die is net niet helemaal van toepassing. Je kunt best een deel van die 28 aanbevelingen onverkort uitvoeren zonder dat die andere daaronder lijden. Dat is wel een verschil met Borstlap. Ik kan heel vaak zeggen – ik kan het nog een keer doen – dat ik waardering heb voor het rapport. Ik heb er heel veel in gezien dat ik heel goed herken. Ik zou graag willen dat de Minister met een aantal dingen al echt aan de slag gaat. Maar «onverkort», dat is 100%. Zo zit ik er gewoon niet in. Ik wil dat best voor de sympathie doen, hoor, daar gaat het niet om. Maar als we zo met elkaar in debat gaan, dan komen we als politiek niet vooruit. Dat zou ik wel graag willen, want er is genoeg urgentie in deze markt die echt opgelost moet worden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Dan heeft u nog een vraag van meneer Bruins. O, u heeft geen vraag. U wil gewoon beginnen met uw termijn. Nou, gaat uw gang.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Dat zou ik best willen, voorzitter. Als hekkensluiter heb ik best de ambitie om de wc-eend en de partypooper bij elkaar te brengen, want arbeidsmigratie is niet een onderwerp dat we demissionair op zijn beloop kunnen laten.
De coronacrisis brengt de problemen die er al waren, extra duidelijk aan het licht. Bedrijven zien hun spotgoedkope arbeidsmigranten opeens wegblijven. We zien erbarmelijke omstandigheden bij arbeidsmigranten die hier nog wel zijn, die gedwongen door moeten werken en die vaak met veel mensen in te kleine woningen leven.
Als derde generatie arbeidsmigrant kan ik zeggen: de ChristenUnie is niet tegen arbeidsmigratie. Maar er is te weinig oog voor de maatschappelijke gevolgen. Onder het mom van liberale verworvenheden zoals vrij verkeer is het perverse verdienmodel van bedrijven de maatstaf geworden, en niet het publiek belang. We zijn bezig met een race naar de bodem. Uitbuiting onder het mom van vrije keuze. De zogenaamde zelfredzame zzp'er die zijn diensten komt aanbieden in West-Europa. De ChristenUnie pleit voor meer afstemming tussen vraag en aanbod, een betere regulering van arbeidsmigratie en hardere afspraken binnen de Europese Unie. In onze initiatiefnota samen met de SP van vorig jaar hebben we hier diverse voorstellen voor gedaan. Ook in ons verkiezingsprogramma komen we met een stevige agenda.
Voorzitter. Het kabinet heeft de aanbevelingen van de commissie-Borstlap en de commissie-Roemer grotendeels doorgeschoven naar het volgende kabinet. Nu het kabinet demissionair is, dreigt er nog meer doorgeschoven te worden. Zo kan het zomaar nog tijden gaan duren voordat we misstanden, schijnconstructies en doorgeschoten flexibilisering bestrijden. Ik vraag de Minister om nog eens heel precies aan te geven wat er wél kan op korte termijn. Wat mijn fractie betreft gaan we het rapport van Roemer integraal uitvoeren, met de grootst mogelijke spoed.
Een belangrijk punt is de certificering van uitzendbureaus. Ik pleit daar al lang voor. De Kamer heeft ook vorig jaar in ruime meerderheid mijn motie aangenomen om eisen aan uitzendbureaus te stellen. Laten we vaart daarmee maken. Dat is ook van belang omdat de goedwillende uitzendbureaus lijden onder de kwaadwillende. Een concreet stapje is ook een meldplicht voor uitzendbureaus bij ongelukken. Die maatregelen van Roemer kunnen heel snel ingevoerd worden en helpen om het kaf van het koren te scheiden.
Een ander belangrijk punt van het aanjaagteam is de registratie van arbeidsmigranten. Gemeenten kunnen weinig als ze niet weten waar arbeidsmigranten verblijven. Het is daarom cruciaal dat de feitelijke verblijfplaats van arbeidsmigranten zo snel mogelijk wordt geregistreerd. Ook hiervoor kunnen volgens mij nu al stappen gezet worden. Werkgevers kunnen toch gewoon morgen beginnen met arbeidsmigranten vragen om zich te registreren bij een RNI-loket? Graag een reactie.
Dan de huisvesting. In diverse gemeenten leidt de onveilige huisvesting van arbeidsmigranten tot veel overlast en tot verkamering van woningen. Om afhankelijkheid van de werkgever tegen te gaan, moeten het arbeidscontract en het huurcontract losgekoppeld worden. Mijn fractie pleit hier al langer voor. Zolang dat nog niet geregeld is, kunnen we op z'n minst een minimale opzegtermijn van een maand hanteren als een werkgever de huisvesting regelt. Zo kunnen we ervoor zorgen dat in deze coronatijd niemand van de ene op de andere dag op straat belandt. Ook dit is toch heel snel te regelen, en wel nu? Dat vraag ik zo sterk aan de Minister.
Verder willen wij dat de huisvesting van arbeidsmigranten een betere plek krijgt in de woonvisie van gemeenten en provincies. Er moeten goede regioafspraken gemaakt worden over een eerlijke verdeling van de huisvestingsopgave, want die is nu heel scheef verdeeld tussen de gemeenten. Er moeten ook landelijke prestatieafspraken met woningcorporaties gemaakt worden, met duidelijke voorwaarden waaraan huisvesting van tijdelijke werkers moet voldoen. Gemeenten moeten hierop kunnen handhaven, bijvoorbeeld door te werken met een verhuurdersvergunning. Kan de Minister mij namens Minister Ollongren vertellen hoe hij aankijkt tegen zo'n verhuurdersvergunning?
Tot slot. Wij pleiten al langer voor goede begeleiding van de arbeidsmigranten die zich hier voor langere tijd vestigen. Mijn fractie wil een verplichting voor werkgevers om bij te dragen aan toegang tot taallessen voor arbeidsmigranten. Ook moeten arbeidsmigranten door gemeenten geholpen worden om aansluiting te vinden bij maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheken, sportvoorzieningen, wijk- en dorpshuizen. Hierbij moet speciale aandacht zijn voor de kinderen van arbeidsmigranten, zoals ook collega Smeulders al heeft bepleit. Graag hoor ik van de bewindspersonen wat zij op korte termijn op dit vlak kunnen doen.
Voorzitter, tot slot. Toen mijn Poolse oma een kaartje wilde schrijven naar haar man, die in het buitenland verbleef, moest haar dochter van 11 jaar het kaartje schrijven, want zij kon geen Nederlands en ze heeft nooit Nederlands leren schrijven. Ze is nu 50 jaar geleden overleden. Afgelopen 24 december mocht ik een steen met haar naam op haar graf leggen. Na 50 jaar heeft ze eindelijk een naam, mijn Poolse oma, arbeidsmigrant uit de dertiger jaren. Ik ben heel blij dat ik als derdegeneratiearbeidsmigrant mag pleiten voor betere begeleiding, betere lessen en betere woningen voor arbeidsmigranten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins. Dat zijn mooie woorden.
Ik wil de vergadering graag schorsen. Ik kijk even naar rechts, naar de Minister.
Minister Koolmees:
Ik moet helemaal naar de andere kant van dit gebouw. Een minuut of twintig, vijftien?
De voorzitter:
Twintig minuten. Dan beginnen we weer om 11.25 uur.
De vergadering wordt van 11.02 uur tot 11.25 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister zal in eerste termijn antwoorden. Hij zal ook namens zijn collegaminister Ollongren spreken. Ik geef hem graag het woord.
Minister Koolmees:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dan begin ik met het doorgeven van de waarderende woorden van de heer Roemer aan de commissie voor haar waarderende woorden over het rapport van de commissie-Roemer. De heer Roemer volgt het debat en vroeg mij om deze dankzegging over te brengen, dus bij dezen. Dat geeft mij ook de gelegenheid om de heer Roemer te bedanken. Dat heb ik gedaan bij de ontvangst van het rapport en dat doe ik nu, bij de behandeling, nog een keer expliciet. Ik dank hem voor zijn doorwrochte rapport, maar ook voor zijn energie en het echte aanjagen. Ik heb hem één keer gesproken. Althans, ik heb hem een paar keer gesproken, maar één keer gedurende het proces. Ik zei: mijnheer Roemer, u gaat heel hard en dat vind ik heel positief. Toen zei hij: je hebt een aanjaagteam ingesteld en ik ben dingen aan het aanjagen.
Dus nogmaals mijn dank aan de heer Roemer voor zijn werk. Hij heeft echt partijen bij elkaar gebracht, analyses bij elkaar gebracht, op een terrein – dat was ook de reden voor het instellen van deze commissie – waarop eigenlijk altijd heel veel versnippering plaatsvindt: huisvesting, gemeenten en uitzendbureaus. Er zijn verschillende soorten uitzendbureaus: heel bonafide partijen en malafide partijen. Het is een heel ingewikkeld stelsel van verschillende bewindspersonen. De registratie zit bijvoorbeeld bij Raymond Knops van BZK, de huisvesting bij de Minister van BZK en ik ga over de arbeidsmarkt en ook over de uitzendbureaus. Er zijn veel partijen betrokken bij dit veld en dat maakt het zo ingewikkeld om in beweging te krijgen. Het is de heer Roemer met zijn team, onder ambtelijke leiding van de heer Uijlenbroek, wel gelukt om hier echt beweging in te krijgen en dat waardeer ik zeer. Dat bij wijze van heel korte dankzegging.
Voorzitter. Arbeidsmigranten mogen in Nederland geen tweederangsburgers zijn. Dat was het uitgangspunt van het aanjaagteam en daar sta ik volledig achter. Arbeidsmigranten werken in sectoren – mevrouw Tielen zei het ook al – die onze economie draaiende houden. Zij zorgen er bijvoorbeeld voor dat onze pakketjes op tijd aankomen en dat onze supermarkt vol ligt, in de distributiecentra. Arbeidsmigranten hebben recht op eerlijk, gezond en veilig werk met fatsoenlijke huisvesting en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. We zien echter te vaak dat misstanden ontstaan, dat arbeidsmigranten slecht worden behandeld en niet krijgen waar ze recht op hebben. Het is goed dat we het daar vandaag over hebben met elkaar.
Vorig jaar is het kabinet – dat was nog voor corona – gestart met een integrale aanpak van misstanden bij arbeidsmigranten. Wat er vervolgens gebeurde door corona, is dat er een vergrootglas op de problematiek is gelegd. Daardoor moest ook met meer urgentie worden gezocht naar oplossingen. Daarvoor hebben wij Emile Roemer aangesteld met zijn aanjaagteam, om te kijken naar verbetering van de bescherming van arbeidsmigranten. De heer Roemer is met het team het land in getrokken en heeft heel veel partijen gesproken. Hij heeft inzichten opgehaald. In zes maanden tijd zijn er twee adviezen gepresenteerd met een breed scala aan zeer waardevolle aanbevelingen. De kabinetsreactie op het eerste advies – dat ging met name over corona en over urgente problematiek – heeft u voor de zomer ontvangen en de reactie op het tweede advies heeft u in december ontvangen.
Wat duidelijk is, is dat deze problematiek niet in één dag opgelost gaat zijn. Er is echt iets langer de tijd nodig om dit aan te pakken. De overheid moet zich er langdurig voor inzetten om dit samen met de medeoverheden, maar ook met vele maatschappelijke partijen, zoals de uitzendbureaus en de sociale partners, voor elkaar te krijgen. Het speelt op een breed terrein, van werken tot wonen en van vervoer tot zorgverzekeringen.
Daarom zijn we echt direct aan de slag gegaan met het uitwerken van de adviezen van het aanjaagteam. De heer Jasper van Dijk vroeg daarnaar. Ik heb geprobeerd om dat uit elkaar te halen in de kabinetsreactie: wat op de korte termijn kan, wat we als het ware klaarleggen in de voorbereiding voor de formatie en wat gewoon een langere adem vergt. Die driedeling heb ik ook proberen aan te brengen in de kabinetsreactie. Ik kom daar zo meteen uitgebreid op terug. Maar dat is de gedachte, tegen de achtergrond dat mijn ambtenaren en ook de ambtenaren van BZK het natuurlijk gewoon heel erg druk hebben met coronabestrijding en met allerlei noodpakketten en herstelpakketten. Het is best een worsteling geweest om te kijken wat we nou zo snel mogelijk kunnen oppakken en wat we kunnen klaarleggen, zodat formerende partijen daar een klap op kunnen geven.
Wat we bijvoorbeeld al op korte termijn hebben gedaan, is het centrale informatiepunt Work in the Nederlands, waarvoor ik ook een Engelstalig introductiefilmpje heb mogen maken. Ik kan daar veel over vertellen, maar dat doe ik niet. Daar kunnen arbeidsmigranten in verschillende talen informatie over werken en wonen in Nederland vinden. Arbeidsmigranten met vragen kunnen, eventueel anoniem, terecht bij FairWork. Om acute misstanden aan te pakken is in september 2020 het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en COVID-19 opgericht. De heer Van Weyenberg vroeg daarnaar. Zo wordt op de korte termijn gewerkt aan meer bescherming voor arbeidsmigranten. We hadden bij het regeerakkoord al structureel 50 miljoen extra per jaar vrijgemaakt voor de versterking van de handhaving door de Inspectie SZW. Het grootste deel van de controleactiviteiten betrof eerlijk werk, het handhaven van eerlijk werk, waaronder de positie van arbeidsmigranten valt.
We zijn ook al langere tijd bezig – bijvoorbeeld naar aanleiding van de discussie die we hadden over de export van WW-uitkeringen – met het beter registreren van mensen, om juist het zicht op arbeidsmigranten te verbeteren. De contactgegevens van arbeidsmigranten die zich melden bij een RNI-loket, Registratie Niet-Ingezetenen, worden sinds begin dit jaar echt geregistreerd, zodat de overheid ze kan bereiken als het nodig is. Die gegevens worden nu ook uitgewisseld met de Inspectie SZW. Ook is gestart met de voorbereiding van de wijziging van Wet BRP, de Wet basisregistratie personen, ten behoeve van de registratie van tijdelijke verblijfsadressen. Er bestaat al een regeling waaruit medisch noodzakelijke zorgkosten voor onverzekerden vergoed worden wanneer zij de kosten niet zelf kunnen dragen, waaronder voor de arbeidsmigranten waarop het rapport van het aanjaagteam ziet. Met andere woorden: langs verschillende lijnen zijn nu al op korte termijn acties ondernomen om dit punt te adresseren, te verbeteren en op te pakken. Daarnaast hebben we cumulatief voor 2020 en 2021 100 miljoen vrijgemaakt voor het creëren van huisvesting voor kwetsbare groepen, waaronder ook arbeidsmigranten. Het Rijksvastgoedbedrijf, het RVB, brengt door middel van een pilot de mogelijkheden in kaart voor passende huisvesting voor arbeidsmigranten in een viertal gemeenten. Al met al zijn er heel veel aparte trajecten voor de korte termijn, vallend onder verschillende bewindspersonen, juist om de urgente problematiek aan te pakken.
Tegelijkertijd gebruiken we de tijd tot de verkiezingen om de aanbevelingen en de vragen die een wetswijziging of geld, investeringen, vereisen zodanig voor te bereiden dat ze klaarliggen voor een volgend kabinet. Dus als het kabinet daartoe besluit – ik heb vandaag veel adhesiebetuigingen gehoord van verschillende politieke partijen – kan het daar direct mee aan de slag, kan het direct wetten inbrengen richting het parlement, zodat die snel behandeld kunnen worden. Die liggen dan als het ware klaar. Dan gaat het bijvoorbeeld over de aanbeveling over de verplichte certificering van en de kwaliteitseisen voor uitzendbureaus, maar ook over de uitbreiding van de capaciteit van de Inspectie SZW. Ik zei net al dat we 50 miljoen euro hebben uitgetrokken voor deze kabinetsperiode. Daar komt 10 miljoen van Roemer bij. Ik heb al gezegd dat het echt aan de formerende partijen is om dat neer te zetten. Overigens zijn we nu nog bezig met het aannemen van mensen van die 50 miljoen. Zo snel gaat het allemaal niet, want mensen moeten ook opgeleid en ingewerkt worden voordat ze inzetbaar zijn. Overigens plaatst corona de inspectie ook weer voor nieuwe uitdagingen.
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding voor een vraag.
Minister Koolmees:
Mag ik nog twee zinnen zeggen in mijn inleiding? Dan ga ik daarna naar de blokjes.
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang. Daarna komt er een vraag van de heer Van Weyenberg.
Minister Koolmees:
Op mijn verzoek blijft het aanjaagteam – weliswaar zonder de heer Roemer, want die is nu burgemeester in Alkmaar geworden, maar met dezelfde projectleider – in stand om ten behoeve van het nieuwe kabinet zijn adviezen uit te werken en de voortgang van de maatregelen die het huidige kabinet al treft te bewaken, juist ook om de urgentie te onderstrepen waarom we dit aanjaagteam aan het werk hebben gezet.
Ik zal hierna ingaan op een paar blokjes, namelijk uitzendbureaus, positie arbeidsmigranten, handhaving, huisvesting en registratie.
De voorzitter:
Dat is de inleiding. De heer Van Weyenberg heeft een vraag en de heer Jasper van Dijk straks ook.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, dank. Het is echt heel goed dat we niet op onze handen zitten, maar zorgen dat dingen letterlijk op de plank liggen, ook de wetsaanpassingen. Ik heb één vraag. Er is nu 50 miljoen uit de formatie. Ik vind het zelf heel goed dat we nu, net als in persoonlijke dienstverlening, ook investeren in de uitvoering en de handhaving. Ik begrijp ook dat er nog mensen worden geworven. Het is ook een grote verandering voor de Inspectie SZW. Is nou het beeld van de Minister dat die 10 miljoen van Roemer genoeg is, even los van of je uiteindelijk besluit om het allemaal te doen of niet? Ik zeg het eerlijk: ongeveer 100 mensen is natuurlijk hartstikke belangrijk, maar er komt veel op het bordje van de inspectie. Een van de lessen is dat we onze uitvoeringsorganisaties moeten equiperen om het dan ook goed te doen. Ik heb het niet kunnen narekenen, maar ik had daar zelf wel enige zorgen over, gegeven de grote ambities uit het rapport. Hoe ziet de Minister dat?
Minister Koolmees:
Dat vind ik een moeilijke vraag om een-twee-drie te beantwoorden. Het aanjaagteam heeft een goede analyse gemaakt en ook met de inspectie gesproken: als je dit meer handen en voeten wil geven, waar moet je dan aan denken? Die 10 miljoen is daarop gebaseerd. Dat is geen slag in de lucht; dat is echt op basis van de gesprekken met de inspectie. Gisteren spraken we nog over een initiatiefwet, onder andere van mevrouw Ploumen, over een gelijke beloning voor man en vrouw. De heer Jasper van Dijk weet het als initiatiefnemer: er wordt ook aan de inspectie gevraagd om die te gaan handhaven. Ik heb daarover gisteren tegen de initiatiefnemers al gezegd, nog voor de eerste termijn: ...
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat heb ik niet gehoord!
Minister Koolmees:
Dat klopt, want dat heb ik namelijk gewoon in de wandelgangen gedaan. Ik heb gezegd: dat vergt wel nadere doordenking over welke taken en bevoegdheden je aan de inspectie geeft, wat je dan terugverwacht en hoeveel mensen daarbij horen. Ik vind het zelf wel een interessante opdracht om even te inventariseren welke dingen er nu politiek liggen en om dat klaar te leggen voor de formatie, zodat daar een besluit over genomen kan worden. Daaronder valt deze 10 miljoen van Roemer, maar ik denk dat de Kamer vraagt om op meer zaken handhavingscapaciteit in te zetten. Ik zou het goed vinden om dat in een soort formatiefiche uit te werken in de komende weken.
De heer Van Weyenberg (D66):
De Minister is mijn vraag voor, dus dat is mooi. Het lijkt mij goed dat we iets uitvoeringstoetsachtigs hebben, zodat we weten of het echt met die 90 kan als we dit willen doen. Het is dan uiteindelijk een politieke keuze aan de formatietafel. Dan zal het hopelijk worden uitgevraagd. Ik hoop dat dit een van de lessen uit het verleden is. Ik begrijp dat er nog meer vragen liggen, dus neem die vooral mee, ook heel specifiek over arbeidsmigratie. We moeten per wet of per pakket kijken of de richting goed is. Is er zicht op of we rond 1 april iets hebben liggen?
Minister Koolmees:
Ik denk dat dit kan en voor de formatie ook echt wel nodig is. We hebben bijvoorbeeld ook Borstlap nog, waar ook een aantal elementen in staan over de Waadi, gelijke behandeling en de zzp-discussie. Het zou goed zijn om aan de inspectie te vragen om een satéprikker – ik heb gisteren ook al een satéprikkerbrief beloofd – door alle wensen die er liggen te steken, zodat de inspectie ook eerlijk kan aangeven waar ze geen toegevoegde waarde ziet. Er zijn ook terreinen waarvan je denkt: misschien zijn er andere mogelijkheden om dit op te lossen die beter zijn dan alleen maar meer handhaving en toezicht. Dat doe ik dus graag.
De voorzitter:
Uw inleiding gaf ook aanleiding voor een vraag van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is goed dat de Minister aangeeft wat op de korte termijn en wat op de lange termijn kan gebeuren. We zijn bezig met een motie om u daartoe aan te zetten, die waarschijnlijk volgende week ingediend zal worden. Maar de formatie kan lang duren. Niemand weet hoelang precies. Het is dus belangrijk om precies zicht te hebben op wat er op die korte termijn kan gebeuren. Kan de Minister dat wellicht nog in een brief aan ons laten weten, liefst natuurlijk voor volgende week? Dat zou goed zijn omdat, als die formatie heel lang duurt, de Kamer zelf natuurlijk ook initiatieven kan nemen in de komende maanden. Dus graag helderheid over wat er nu al kan gebeuren en wat echt langer gaat duren qua wetgeving.
Minister Koolmees:
We hebben geprobeerd het helder op te schrijven in de brief, per aanbeveling; de befaamde pagina 19 van mevrouw Tielen. Per aanbeveling hebben we opgeschreven wat we nu al doen, wat we voorbereiden en wat echt een langere termijn vergt, bijvoorbeeld zo'n handhaving-toezichtachtige discussie. Ik ben op zoek naar wat u dan nog meer vraagt van mij. In de specifieke vragen heb ik straks overigens nog wel aandachtspunten. Een voorbeeld is de certificeringsvraag van de heer Smeulders: dat is precies waar we nu mee bezig zijn, namelijk de uitwerking van de eisen, vog's voor welke personen; dat soort zaken. Dat moet je wel even netjes uitwerken voordat je met een voorstel naar de Kamer kan komen. Ik heb geprobeerd om dat te doen in de kabinetsreactie. Het is alweer een tijdje geleden en er gebeurt veel de laatste tijd, maar volgens mij staat zelfs in een bijlage per aanbeveling welke activiteiten er zijn. Als u daar nog een vraag over heeft ben ik altijd offline, of misschien beter online beschikbaar om specifieke vragen in behandeling te nemen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u begint met de blokjes en dat we dan aan het eind van een blokje de vragen groeperen.
Minister Koolmees:
Voorzitter. Ik begin met het uitzendblokje. Daar zijn veel vragen over gesteld. Het aanjaagteam heeft duidelijk gemaakt hoe uitzendbureaus vaak de spin in het web zijn bij arbeidsmigranten. Veel arbeidsmigranten worden namelijk door uitzendbureaus naar Nederland gehaald met een zogenaamde packagedeal. Dat houdt in dat het uitzendbureau alles regelt, van werk tot huisvesting, zorg en vervoer. Laat ik vooropstellen dat het meestal goed gaat. Het is ook de bonafide uitzendbureaus een doorn in het oog wat er allemaal misgaat met de malafide bureaus. De ABU en de NBBU vragen heel vaak aandacht bij mij voor bijvoorbeeld meer handhaving, om het onderscheid ook beter naar boven te krijgen.
De meeste uitzendbureaus hebben het dus goed geregeld en behandelen arbeidsmigranten zoals het hoort. Er zijn echter ook malafide uitzendbureaus, die zorgen voor verschillende misstanden, zoals het aanjaagteam ook laat zien. De belangrijkste slachtoffers zijn natuurlijk de arbeidsmigranten zelf, maar ook de sector heeft er dus last van, en die heeft ook voorstellen gedaan om die misstanden aan te pakken. Dat waardeer ik zeer en zie ik ook als een ondersteuning uit de branche die heel welkom is. We zijn het erover eens dat het echt anders moet; dat hebben we al eerder met elkaar gedeeld in deze Kamer. De discussie met de Kamer over bijvoorbeeld de waarborgsom loopt eigenlijk ook al een jaar.
Wat willen we dan precies aanpakken? Eerst en vooral: het is nu te makkelijk om zomaar een uitzendbureau op te richten. Er is te weinig toezicht op de 14.000 uitzendbureaus die er op dit moment zijn, volgens mij. Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij de uitzenders om een goeie werkgever te zijn voor alle uitzendkrachten. In lijn met de aanbevelingen van Roemer werk ik ook aan extra eisen voor uitzendbureaus en landelijke certificering. Dat wordt nu klaargelegd, zodat het volgende kabinet ermee aan de slag kan. Het gaat dan bijvoorbeeld over eisen aan bestuurders, zoals het hebben van een vog. We bereiden ook een waarborgsom voor. Je hebt dan een goed startkapitaal nodig om een uitzendbureau te worden. Het loont dan niet om het te laten ploffen, dus het bedrijf op een dubieuze manier failliet te laten gaan om daarmee onder je verplichtingen uit te komen. Dat vraagt overleg met onder meer de sociale partners, de banken, de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel.
Vandaar dat we dit niet zomaar in een wet konden neerleggen maar echt even goed moesten uitwerken en klaarleggen. Hoe check je bijvoorbeeld boetes op achterstallige betalingen van een bestuurder? Hoe kijk je terug? Hoe wordt dat gewogen? Daar waren specifieke vragen van de heer Smeulders over. En wat is dan de rol van de Kamer van Koophandel bij het checken van deze eisen? Al die vragen worden nu uitgewerkt en opgeschreven in een document dat voor de formatie beschikbaar komt. Ik begrijp heel goed de roep om dit zo snel mogelijk te regelen, maar dit vergt wel enige zorgvuldigheid en ook politieke weging hoever je daarin wil gaan. Dat vind ik niet aan een demissionair kabinet. Daar moeten door een missionair kabinet of aan de formatietafel keuzes over worden gemaakt.
Parallel hebben we de uitwerking van de commissie-Borstlap. Sommige onderwerpen raken elkaar en komen bij elkaar te liggen voor de formatie, bijvoorbeeld als het gaat over uitzendwerk, het uitzendcontract, de vraag hoelang dat mag duren, fase A en fase B, het uitzendbeding en dat soort discussies. Die raken elkaar in dezen. Ik dacht dat de heer Van Weyenberg bijvoorbeeld zei dat heel veel mensen in fase A blijven hangen. Ik twijfel er nu aan wie dat zei; iemand zei het. Dat heeft bijvoorbeeld ook te maken met het uitzendbeding. Ik denk dat het heel belangrijk is om die dingen samen te nemen en daar een politieke weging op te leggen aan de formatietafel.
De voorzitter:
Is dat het eind van het blokje?
Minister Koolmees:
Nee hoor, ik heb nog een paar dingen. Zal ik het blokje uitzenden even afmaken?
De voorzitter:
Ja, graag. En dan krijgt u een vraag van mevrouw Palland en de heer Gijs van Dijk.
Minister Koolmees:
Is er bij een certificeringsstelsel ook publiek toezicht mogelijk? Ja, dat kan goed gecombineerd worden met publiek toezicht, bijvoorbeeld door de Inspectie SZW, om te handhaven bij misstanden.
Ik heb het net gehad over de integriteit van bestuurders; een vraag van de heer Smeulders.
De heer Smeulders had nog een aparte vraag over de Wet Bibob. Die is inderdaad niet van toepassing op het certificeringsstelsel, omdat die wet alleen betrekking heeft op het verlenen of intrekken van een vergunning die door de overheid bestuursrechtelijk is versterkt, en niet onder een certificeringsstelsel. Dat is typisch zo'n detail dat we nu aan het uitwerken zijn.
Mevrouw Palland vroeg wanneer de waarborgsom effectief kan worden ingevoerd. Die wordt nu samen met de sociale partners uitgewerkt. Dat vergt een wetswijzing. Het wordt meegenomen in de uitwerking van de kwaliteitseisen en een certificeringsstelsel voor de uitzendbureaus. Daar wordt nu dus aan gewerkt. De invoering verwacht ik zo spoedig mogelijk in de volgende kabinetsperiode, als daarover een besluit wordt genomen aan de formatietafel, natuurlijk.
De vraag van Gijs van Dijk over uitzenddraaideurconstructies hangt samen met de discussie over het rapport van de commissie-Borstlap en over fase A en fase B. Overigens spreken de bonafide uitzendbureaus hier schande van, want eigenlijk is het een ondergraving van de cao die de ABU en de sociale partners hebben gesloten.
Dat is het blokje uitzendbureaus, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Palland, uw vraag staat nog overeind?
Mevrouw Palland (CDA):
Ja. In het laatste deel van de reactie van de Minister zat het antwoord eigenlijk al. U constateerde zelf al dat we het al ruim een jaar met elkaar hebben over de waarborgsom. Daarom vroeg ik ook: kunnen we die dan nu invoeren? Maar ik begrijp uit de beantwoording dat de Minister zegt: ja, maar dat wordt straks onderdeel van de certificering. En ik begrijp dat we nog met elkaar komen te spreken over hoe die certificering er precies uit gaat zien en dat dat nog wel wat vergt. Het wordt dus aan elkaar gekoppeld en daarom kan het niet nu al worden ingevoerd.
Minister Koolmees:
Ja, dat klopt. Mijn oorspronkelijke bedoeling was om het het afgelopen najaar bij de Kamer te hebben. Maar door corona is het er gewoon niet van gekomen en is het doorgeschoven. Toen dacht ik, toen Roemer er was: dan is het beter om het certificeringsstelsel en de waarborgsom samen te nemen, zodat het als één wetgevingspakket uw kant op kan komen.
De voorzitter:
Voldoende zo? Ja.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat van fase A en de draaideurconstructie zal onderdeel zijn van een brede arbeidsmarktherziening. Dat zou dus inderdaad meer bij de formatie passen. Maar wat betreft de handhaving krijg ik van de FNV door dat de Inspectie SZW alleen kan handhaven op de WML en niet op het cao-loon van de WAADI. Zou niet een soort tussenstap zijn om een extra handhavingstaak aan de inspectie te geven, waardoor er beter gecontroleerd kan worden en misstanden zoals het ontduiken van het minimumloon en van de cao alvast kunnen worden aangepakt? Alles in het teken van «wat we al kunnen doen, moeten we doen». En over alles wat groter is, wordt dan bij de formatie hopelijk zo snel mogelijk besloten.
Minister Koolmees:
Het antwoord zat in het volgende setje, maar ik doe het dan toch gelijk nu even. Het cao-loon is een verantwoordelijkheid van de cao-partijen. Bij uitzendbureaus is die er op grond van de WAADI. De Inspectie SZW kan op verzoek wel onderzoek doen naar de naleving van het cao-loon of de naleving van de WAADI. Met de onderzoeksresultaten kunnen vakbonden en werknemers dan een civielrechtelijk proces aanspannen om betaling van het cao-loon af te dwingen. Dat heeft te maken met het civielrechtelijke punt dat het een contract is tussen private partijen, zoals de heer Van Dijk weet uit zijn vorige leven.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat is een helder antwoord van de Minister. Ik heb nog wat aanvullende vragen over de certificering. Er ligt een door de branche zelf opgestelde SNA-certificering. De Minister is daarmee in gesprek om te kijken hoe dat wettelijk verplicht kan worden. Kijkt hij of er ook nog aanvullende elementen, keurmerken, criteria bij die certificering komen? Heeft u het daar ook over met de betrokken partijen, om het maar zo te zeggen?
Minister Koolmees:
Ja.
Mevrouw Tielen (VVD):
En waar moet ik dan ongeveer aan denken?
Minister Koolmees:
De dingen die ik net heb genoemd: de vog, eisen aan bestuurders, de hoogte van de waarborgsom, de definitie daarvan, de situatie waarin die wordt ingeroepen. Dat is eigenlijk de hele set aan voorwaarden die je niet alleen in de hoofdwet maar misschien ook wel in de lagere wet- en regelgeving moet definiëren om het uitvoerbaar te krijgen. Hoe gaat de Inspectie SZW het doen? Dat is de publieke kant van de handhaving.
Mevrouw Tielen (VVD):
Zou de wijze van verloning daar dan ook nog een element van zijn, of niet?
Minister Koolmees:
Nee, ik denk het niet. Het gaat gewoon over de cao en over de WAADI, en niet zozeer ... Het heeft natuurlijk alles met elkaar te maken, maar in mijn portefeuille heeft alles met elkaar te maken. Dus nee, niet een aparte verloningscomponent. Zoekt u naar huisvesting misschien?
Mevrouw Tielen (VVD):
Nee, ik zoek echt wel naar ... Ik kan me voorstellen dat je een certificaat hebt en behoudt op basis van eerlijk, goed, veilig werk. U noemde het rijtje verder. De mate van loonbetaling is daar natuurlijk ook onderdeel van. Ik zeg niet dat het er een plaats moet hebben, maar ik kan me voorstellen dat het wel ergens een plek moet hebben in het palet, of in ieder geval dat het wordt getackeld, zo zeg ik ook in aansluiting op wat meneer Van Dijk daarover zei.
Minister Koolmees:
Ja, zeker. Dat heeft ook te maken met het handhaven van het certificeringsstelsel. Als je daarin een overtreding constateert, begin je natuurlijk gewoon met een boete of een reprimande, op wat voor manier dan ook. Als je het heel bont maakt, kan dat uiteindelijk eindigen in het intrekken van het certificaat, waardoor je de facto niet meer als uitzendbureau kunt ondernemen. Dat is een escalatieladder die we vaker gebruiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik tel deze wel als twee vragen, mevrouw Tielen. Gaat u verder met het blokje, Minister.
Minister Koolmees:
Ik zal zo meteen uitgebreid ... Ik ga wachten tot de vragen van mevrouw Tielen op zijn en al mijn antwoorden tot daarna! Nee hoor.
Het tweede blokje, over de positie van arbeidsmigranten. Zoals gezegd kan ik me zeer vinden in de titel van het advies van de commissie-Roemer. Arbeidsmigranten zijn geen tweederangsburgers. Veel van u zeiden ook al: ze zijn wel kwetsbaar voor oneerlijke arbeidsvoorwaarden, slechte arbeidsomstandigheden en zelfs voor arbeidsuitbuiting. Ik heb vorige week samen met collega Ankie Broekers-Knol nog een gesprek gehad met Herman Bolhaar, de rapporteur tegen mensenhandel en uitbuiting. Die heeft daar ook een aantal rapporten over geschreven. Dan zie je echt schrijnende situaties, voorbeelden zoals de heer Gijs van Dijk beschreef uit Vlaardingen. Maar er zijn helaas meer plaatsen in het land waar echt sprake is van uitbuiting. Dat moet niet kunnen in Nederland.
We hebben dus de website Working in the Netherlands opgezet om die informatie beter bij de arbeidsmigranten te krijgen, zodat ze beter zicht hebben op hun rechten en plichten en bijvoorbeeld weten waar ze terechtkunnen voor klachten. We zijn ook van plan om arbeidsmigranten meer te betrekken bij de beleidsontwikkeling, om gerichter te horen waar ze tegen aanlopen. Dan praten we niet alleen over, maar ook met de arbeidsmigranten.
De heer Jasper van Dijk vroeg nog hoe het zit met de garanties op minimumloon, als je naar Nederland komt of wordt gehaald. De gedachte achter die aanbeveling van de heer Roemer is inderdaad om arbeidsmigranten meer inkomenszekerheid te geven als ze in Nederland aankomen. Ik heb ook signalen gezien van mensen die naar Nederland komen, uiteindelijk een nulurencontract krijgen en binnen no time weer op straat staan; ik heb daarover ook contacten gehad met bijvoorbeeld de Spaanse ambassadeur, toen dit zo'n twee jaar geleden aan de hand was. Deze situatie vind ik onwenselijk. Daarom begrijp ik ook het idee van de aanbeveling van de heer Roemer om een gegarandeerd aantal uren aan werk uitbetaald te krijgen. Zo dienen ze minstens twee maanden minimumloon voor voltijdwerk te betalen. Deze aanbeveling kan het beste door sociale partners worden opgepakt en worden doorvertaald naar cao-afspraken. Ik wil graag met sociale partners in overleg om dit handen en voeten te geven.
Dan het Duitse voorbeeld van de slachterijen. Dat was natuurlijk deels door corona geïnitieerd. Overigens heb ik een maand of twee geleden met mijn collega uit Noordrijn-Westfalen, waar dit aan de hand was, gesproken over huisvesting en arbeidsmigratie. Er zit meer achter dan alleen maar het idee dat je mensen een vast contract geeft. Eigenlijk hebben we het dan over Borstlap, over de bredere discussie over zzp-constructies, schijnconstructies, uitzendconstructies en het vaste contract. De discussie in de slachterijen in Duitsland ging vooral over arbeidsomstandigheden. Ik denk dat we in Nederland eerst de discussie naar aanleiding van Borstlap moeten beëindigen om te kunnen zeggen dat je in bepaalde sectoren per se een vast contract moet hebben. Dat zou niet mijn voorkeur hebben. In Noordrijn-Westfalen was dit vooral ingestoken vanuit arbeidsomstandigheden. Het was ook heel specifiek gericht op één sector, namelijk de slachterijen, en niet breder, terwijl ik juist de ambitie heb om het breder te regelen, ook voor andere sectoren. Denk ook aan het vervoer, aan de land- en tuinbouw of aan de distributiecentra, waarvoor de FNV vaak aandacht vraagt. Ik ben dus niet voor sectorale dingen, maar meer voor generieke regelingen. De heer Borstlap heeft daarvoor heel goede suggesties gedaan in zijn rapport. Overigens staan hierover in het WRR-rapport ook heel goede aanbevelingen.
Dan de huisbaasdiscussie. Mijn voorganger heeft in de Wet aanpak schijnconstructies, de WAS, het maximum van 25% inhouding van loon voor huisvestingskosten geïntroduceerd, en ook de certificering door SNF – of AKF, voor de land- en tuinbouwsector – geregeld. We zijn inderdaad op zoek naar het ontkoppelen van het arbeidscontract en het huurcontract, zoals mevrouw Palland zei; ik zag de heer Gijs van Dijk knikken toen mevrouw Palland dat zei. Helemaal geen rol vind ik onverstandig, want het kan juist heel goed zijn om huisvesting te regelen, aan te bieden, tot stand te brengen. Er zijn echt goede voorbeelden van dat dat lukt. Maar het gaat inderdaad om de afhankelijkheidsrelaties. Het gaat om de koppeling tussen een arbeidscontract en een huisvestingscontract. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin mensen direct uit huis worden gezet als hun arbeidscontract afloopt. Daar moeten we een oplossing voor vinden. Ook die variant zijn we aan het uitwerken, zodat we dat handen en voeten kunnen geven. Denk bijvoorbeeld aan ergens een langere periode kunnen wonen of aan een harde loskoppeling. Maar dan zit je wel weer met een discussie – dat weet ik nog van mijn woordvoerderschap in Rutte II – over flexwonen en tijdelijke huurcontracten, waarbij je ook tegen dilemma's aanloopt, om het zo maar te zeggen. We zijn het nu dus aan het uitwerken, maar de gedachte onderschrijf ik zeer.
De voorzitter:
Is dat het einde van het blokje?
Minister Koolmees:
Ik heb nog twee of drie vragen in dit blokje. De heer Van Weyenberg had het over een arbeidscommissie. Bijzonder genoeg zit ook daarbij een overlap met Borstlap. Dat gaat meer over de vraag of werknemers hun recht kunnen halen en zicht kunnen krijgen op waar ze recht op hebben. Ook de heer Borstlap had het over een geschillencommissie – volgens mij noemde hij het zo – of een arbeidsloket of zoiets. Ik vind het een interessante gedachte, die ik wel mee wil nemen in de uitwerking. Maar dan zal ik het breder doen, dus niet alleen voor arbeidsmigranten, maar ook voor mensen met een flexcontract, een nulurencontract, een oproepcontract of dat soort zaken.
De heer Smeulders en de heer Bruins vroegen expliciet naar taal en naar kinderen en taal. U weet dat ik daar een aantal keer naar heb gekeken, ook vanuit de verantwoordelijkheid voor de Wet inburgering. Volgens mij is een aantal jaren geleden een motie van de heren Segers en Jasper van Dijk daarover aangenomen. U weet dat arbeidsmigranten niet inburgeringsplichtig zijn. Het is een persoonlijke keuze om de Nederlandse taal te leren, maar het kan ook niet. We hebben recent nog een advies gekregen van de Raad van State. We vroegen expliciet naar de inburgeringseisen. Het blijkt dat het niet kan. Het Europese verdrag – ja, hoe ga ik dat formuleren? – zit daarbij in de weg of geeft die mogelijkheid niet; dat is beter geformuleerd. We hebben wel een aantal trajecten, zoals Tel mee met Taal. Denk ook aan de Wet educatie en beroepsonderwijs. Op grond van die wet ontvangen gemeenten middelen die ze kunnen inzetten voor cursussen voor basisvaardigheden voor volwassenen, bijvoorbeeld wat betreft de Nederlandse taal. Dat is ook gericht op arbeidsmigranten.
Het openstellen van de inburgerings-/integratietrajecten voor arbeidsmigranten heeft substantiële financiële en organisatorische gevolgen, die ik een tijdje geleden ook heb behandeld bij de Wet inburgering. Daar ben ik dus geen voorstander van, zoals ik toen ook al heb gezegd. Dat gezegd hebbende, vind ik het wel interessant om te kijken of we Tel mee met Taal en de gemeentelijke initiatieven die vooral gericht zijn op gemeenten waar een hoge concentratie van arbeidsmigranten is, de komende periode kunnen aanjagen om het beter te verankeren. Maar we kunnen het niet afdwingen. Dat blijft elke keer wel ingewikkeld, want als je allerlei verplichtingen oplegt aan werkgevers, maar vervolgens de arbeidsmigrant niet kan verplichten om iets te gaan doen of om examen te doen, dan kun je de verplichting aan de werkgever niet handhaven of waarmaken; daar kun je dan geen gevolg aan geven. Dat vind ik ingewikkeld.
De vraag over kinderen vond ik interessant. Wij hebben daar relatief weinig informatie over. Ik zeg uit mijn hoofd dat we één onderzoek hebben van het SCP naar de positie van Poolse arbeidsmigranten, van een jaar of twee geleden. Daarbij is een derde van de gezinnen permanent in Nederland gevestigd en gaat niet meer terug, in tegenstelling tot mensen, vooral jongeren, die heen en weer reizen tussen Polen en Nederland. Maar ik zal even met mijn collega van VWS in gesprek gaan om te kijken wat erover bekend is en of het bijvoorbeeld nodig is om extra onderzoek te laten verrichten op dat punt, om daar een beter beeld van te krijgen. Dat zeg ik richting de heren Smeulders, Van Dijk en Bruins.
Dit was het blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Jasper van Dijk, uw tweede vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga even terug naar die scheiding van bed en baan. Idealiter zou ik zeggen: schrap de mogelijkheid om loon in te houden voor de huur. Dat is die vreemde uitzondering die uw voorganger heeft ingevoerd; u zei het al terecht. Ik zal daar met GroenLinks een motie over indienen. Maar second best is de ontkoppeling van huur- en arbeidscontracten. Dat staat inderdaad in uw bijlage op pagina 16, waar u terecht op wees: «Deze aanbeveling neemt het kabinet over. Het kabinet gaat hierover in overleg met sociale partners en bekijkt hoe dit juridisch geregeld kan worden.» Dat roept de vraag op die ik net stelde: is dit iets wat we nu al kunnen doen? Kunnen we nu al bekijken hoe dit juridisch geregeld kan worden? Of zegt u: nee hoor, dat gaat naar een nieuw kabinet. Want volgens mij moeten we hier wel enige spoed mee maken.
Minister Koolmees:
Dat doen wij nu al. Dat gezegd hebbende, is dit onderdeel van een bredere discussie over de toekomst van de arbeidsmarkt. Dat zeggen de sociale partners ook. Ook de SER is nu natuurlijk bezig met een mlt-advies, een middellangetermijnadvies, voor de volgende kabinetsperiode. Dat gaat over de bredere arbeidsmarkt, waar dit een onderdeel van is. Ik begrijp dus ook wel dat sociale partners zeggen: daar willen we best over meedenken en dat zijn we ook aan het doen, maar hoe gaan we dan in die bredere inbedding naar de toekomst van de uitzendwereld en het tijdelijk contract kijken, dat soort zaken? De komende formatie is dus eigenlijk het ideale moment om al die dingen bij elkaar te pakken; zowel de commissie van de heer Roemer, de commissie-Borstlap, het advies van de WRR en hopelijk ook een SER-middellangetermijnadvies van de sociale partners. Dan kun je zeggen: over de hele arbeidsmarkt gaan we die kant op. Ik voorspel u ook dat we dan nog wel tien jaar bezig zijn. Dus mijn opvolger, diens opvolger en die opvolger daarna hebben hier nog een hele kluif aan, omdat er veel fundamentele vraagstukken voorliggen die om een antwoord vragen.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Op datzelfde punt. Het is natuurlijk hartstikke goed dat we gaan zorgen dat je arbeidscontract niet meer hetzelfde is als je huurcontract, maar zolang we blijven toestaan dat men bijvoorbeeld boetes, maar ook de huur, inhoudt op het loon, blijf je een afhankelijkheidspositie houden. Is de Minister het dus met ons eens dat we daar gewoon een eind aan moeten maken, dat dat veel beter is voor de arbeidsmigranten? Anders kunnen bijvoorbeeld mensen toch onder een minimumloon terechtkomen, terwijl we dat volgens mij allemaal echt niet willen.
Minister Koolmees:
Ik begrijp wat u zegt. Even oppervlakkig gezien, ben ik het er ook wel mee eens, maar ik denk dat er één laag onder zit met een dilemma. Er zijn namelijk ook een aantal van die regelingen waarin we juist heel bewust de verplichting of de uitvoering willen neerleggen bij het uitzendbureau of de werkgever, ook vanuit een soort zorgplicht en om te voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen. Die andere discussie over de zorgverzekering is zo'n voorbeeld.
Laat ik een parallel trekken. De inburgeringswet hebben we recent behandeld. Daarin zit ook een zorgplicht van zes maanden van gemeenten voor mensen die net in Nederland zijn. Want die komen in Nederland, spreken de taal niet, kennen het toeslagensysteem en het zorgsysteem niet en raken dan verdwaald in de ingewikkelde bureaucratie van het Nederlandse verzorgingsstaatstelsel. Vanuit die optiek kan het juist heel erg goed zijn dat een werkgever een deel van die zorgplicht overneemt en zegt: wij gaan jou helpen, we zorgen voor een goede woning en we zorgen voor een goede zorgverzekering, zodat je hier in Nederland goed kunt wonen. Dat is dus precies de discussie die we met sociale partners hebben. Dat is ook een discussie die onder arbeidscontract en wooncontract vandaan komt. Je wil geen afhankelijkheid creëren, maar je wil wel ondersteuning bieden. Die balans moet je met elkaar zien te vinden. Als je dat gevonden hebt, dan moet je in de handhaving vervolgens de rotzakjes eruit halen en de goeden een pluim geven.
De voorzitter:
Vervolgvraag, meneer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik snap het punt van Minister Koolmees, namelijk dat het een belangenafweging is. Als wij willen dat niemand in Nederland onder het minimumloon terechtkomt en deze constructies toch worden gebruikt om mensen onder het minimumloon te kunnen betalen, dan is het een afweging wat we het zwaarst vinden wegen. Maar goed, daar komen we op terug.
Mijn andere punt gaat over de kinderen. Want wij, en waarschijnlijk ook andere partijen, hebben ter voorbereiding hiervan met wethouder Moti in Rotterdam gesproken. Ere wie ere toekomt: hij kwam met dit punt. Hij zei: we maken ons in Rotterdam – maar ze zitten ook op andere plekken in Nederland – ontzettend veel zorgen over de kinderen van arbeidsmigranten, omdat wij daar zo weinig zicht op hebben. Soms zitten ze op school, soms niet. Dus daarom hebben wij het idee dat dit wel terecht is. We hebben natuurlijk online zitten kijken en we hebben er met een aantal mensen over gesproken. Er zijn wel dingen over geschreven, maar inderdaad heel erg weinig. Pharos heeft bijvoorbeeld wat gepubliceerd en ook het Kennisplatform Integratie & Samenleving. Zou het niet interessant zijn om de commissie-Roemer te vragen: kunnen we eens specifiek kijken naar hoe het gaat met die kinderen van arbeidsmigranten en of daar verbeteringen mogelijk zijn?
Minister Koolmees:
Eerst even terug naar het eerste punt van de heer Smeulders. Dat vond ik een te platte conclusie van ons interessante interruptiedebatje. De WML is gewoon een wet. Je moet in Nederland het minimumloon verdienen als je werkt. Dus dat is heel simpel. Dat is ja/nee. Als je niet het minimumloon uitbetaalt, dan ben je strafbaar bezig en kun je een boete krijgen. Daar zijn we het allemaal heel snel over eens. De vraag die hieronder vandaan komt, is een andere, namelijk: wat is de goede balans tussen de zorgplicht voor en ondersteuning van een werknemer die niet automatisch de weg weet in alle ingewikkelde regelingen die wij hebben opgetuigd, en het voorkomen van het ontstaan van een afhankelijkheidsrelatie? Daar moet je een evenwicht in zien te vinden. We kunnen niet zo een-twee-drie zeggen: als we het op die manier doen, zijn we van alle problemen af. Ik denk dat je ook van de regen in de drup kunt komen. Die dilemma's zijn we aan het schetsen en uitwerken om een goede keuze te kunnen maken voor de volgende periode.
Dat gezegd hebbende, ik wil graag met mijn collega van VWS – dat zal de heer Blokhuis zijn, denk ik – in gesprek over die kinderen om een gevolg te geven aan wat we weten uit het Pharosonderzoek, bijvoorbeeld. Als dat bij de Roemercommissie terechtkomt – die heet niet meer «Roemercommissie» maar «aanjaagteam» – dan kan dat. Maar we moeten eerst weten wat er bekend is en of er problemen zijn. Ik ga binnenkort weer op bezoek bij de heer Moti. Dat zal ik dan gelijk aan hem vragen. Dus als u het goed vindt, kom ik daar later op terug. Dan kan ik eerst in kaart brengen wat het probleem precies is, wat we er al van weten en wat een goede weg voorwaarts zou kunnen zijn. Toezegging.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Gijs van Dijk, een korte vraag alstublieft in verband met de tijd.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Zeker. Goede wethouder, die Moti, maar dat wilde ik niet zeggen. Nee, hij is niet van de SP, maar van een andere partij.
Wij zijn het best wel eens in dit debat. Wij willen dat het snel gaat. De Minister zegt dat hij demissionair is maar het alvast gaat voorbereiden. Maar dit is misschien een ding waarover we het echt niet eens worden. Het geloof dat werkgevers die zorgplicht, zoals de Minister het zegt, goed gaan uitvoeren, kan je niet staven gelet op het misbruik van de afgelopen tien jaar en misschien nog wel langer. Dus ik zou die zorgplicht, analoog aan hoe we dat doen met statushouders, nieuwkomers, bij de gemeenten willen neerleggen. Zolang je een aantal taken bij de werkgever blijft neerleggen die niks te maken hebben met het betalen van loon en een gewoon arbeidscontract, gaat het per definitie mis. Die stelling wil ik nog bij de Minister neerleggen.
Minister Koolmees:
De heer Moti is vooral ook wethouder van een hele mooie stad met een hele goede voetbalclub. Dit weekend was het toch weer heel fijn. Er zijn hier geen PSV'ers. O jawel, de heer Smeulders!
Maar even serieus. Dat is een interessante suggestie, maar er is één fundamenteel verschil tussen de inburgeringsplicht en arbeidsmigranten. De inburgeringsplicht legt namelijk ook verplichtingen op. Je moet examens halen. Je krijgt een sterker verblijfsrecht als je je examen haalt, terwijl dat voor arbeidsmigranten niet geldt. Dat is ook het probleem dat ze bij Tel mee met Taal en zo hebben. Om de gemeente als loket voor die zorgplicht aan te wijzen is niet logisch, want daar zit geen verband of geen relatie tussen, terwijl die relatie er wel is in het arbeidscontract. Dat is één.
Twee. Ik ben het onmiddellijk met de heer Gijs van Dijk eens dat er te veel voorbeelden zijn van malafide bureaus en misstanden waarbij echt sprake is van uitbuiting. Daar ben ik het helemaal mee eens. Daar moeten we echt paal en perk aan stellen. We moeten handhaven, boetes opleggen. Helemaal eens. Maar er zijn ook een heleboel goede voorbeelden van goede bureaus die kwalitatief goede huisvesting aanbieden en netjes betalen. Die vragen om onze hulp om die malafide types eruit te duwen. Die zeggen eigenlijk: help ons om te voorkomen dat het een soort race to the bottom wordt, want wij worden weggeconcurreerd door malafide types, die niet alleen verdienen via arbeid maar ook via huisvesting en ondertussen ook nog een paar euro per uur goedkoper kunnen zijn. Dus ook deze vind ik iets minder zwart-wit dan je op het eerste moment zou denken.
De voorzitter:
Meneer Gijs van Dijk, uw derde vraag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
De vraag is aan welke kant je begint. Begin je met het bestrijden, met inspecties, zwaarder handhaven? Dat zouden wij in feite nu ook al moeten doen, alleen komen wij mensen en wet- en regelgeving tekort. Je kan ook aan de andere kant beginnen door die banden echt door te snijden. Neem dat voorbeeld in Vlaardingen. Het grote verdienmodel van dat uitzendbureau is ook de huisvesting. Veel mensen die ik daar sprak, werken niet eens fulltime. Die werken 20, 25 uur, maar die betalen ongelofelijk veel aan inhoudingen aan dat uitzendbureau. Dus er zijn twee verdienmodellen. Volgens mij moet je dat verdienmodel doorbreken. Daarna kun je beginnen met handhaven.
Minister Koolmees:
Volgens mij zijn we het met elkaar eens. Daarom heb ik net gezegd dat we op zoek zijn naar een manier om het arbeidscontract en het huurcontract los te snijden van elkaar om die afhankelijkheidsrelatie weg te halen, dus ja. En wij hebben 33 miljoen euro vrijgemaakt voor extra inspectie op het thema eerlijk werken, juist om de malafide types aan te pakken, dus volgens mij is het een en-endiscussie. Het mooie aan dit debat vind ik dat wij op heel veel terreinen, hele brede politieke consensus hebben om het nu ook echt aan te pakken. Dat is echt anders geweest de afgelopen tien jaar. Dat is ook een verdienste van het rapport van de heer Roemer.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Jasper van Dijk, u had een derde vraag?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, voorzitter. Volgens mij is het een kwestie van fatsoen dat je, als je ergens werkt, over je loon kan beschikken, dat je dat krijgt voor 100% en dat je vervolgens kan beslissen wat je daarmee doet. Dat geldt voor ons allemaal. Waarom zou dat niet voor arbeidsmigranten gelden? Daar is een rare uitzondering in gezet. In het minimumloon mag je 25% inhouden voor andere zaken. Dat is nu een clausule geworden waar die uitzendbureaus zwaar misbruik van maken. Dat is een verdienmodel geworden: € 100 per bed per week. Er wordt zwaar verdiend op de huisvesting door arbeidsbureaus met deze uitzonderingsclausule. Volgens mij moeten we die eenvoudigweg schrappen. Dat zou echt een enorme stap vooruit zijn. Is de Minister bereid om dat te doen? Volgens mij kan hij dat en is dat een eenvoudige operatie. Mocht hij dat niet willen doen, dan vragen wij de Kamer om dat zo snel mogelijk te doen.
Minister Koolmees:
Het korte antwoord is: nee. Maar ik ga nu uitleggen waarom. Inhoudingen op het wettelijk minimumloon zijn in beginsel verboden. Dat is de regel. Dat is bij de WAS door mijn voorganger geïntroduceerd. Voor zorgverzekeringskosten en voor huisvestingskosten zijn onder strikte voorwaarden uitzonderingen mogelijk gemaakt. Dat heeft zijn oorsprong in een soort zorgplicht: het kunnen faciliteren van goede huisvesting en toegang tot de Zorgverzekeringswet. We zijn het onmiddellijk erover eens dat te veel bureaus hier misbruik van maken en een apart verdienmodel ernaast zetten. Dat voorbeeld van Vlaardingen ken ik nog wel van een NRC-artikel. Dat gaat over dezelfde flat, denk ik. Daar is geen misverstand over. Die moeten we aanpakken. Daar ben ik het mee eens. Maar ik ben zo bang dat je het kind met het badwater weggooit als je een generiek verbod oplegt, want dan gaat het weer op een andere manier. Dan krijg je een beetje de constructie van mevrouw Palland – ik zeg niet dat mevrouw Palland allerlei constructies bedenkt, haha – maar dan ontstaat er weer een andere constructie waarbij er geen inhouding is, maar waarbij je bijvoorbeeld verplicht een huurcontract bij de aanbieder moet nemen. Ben je dan wat opgeschoten? Dat weet ik niet. Ik denk dat het uiteindelijk veel belangrijker is dat mensen niet afhankelijk zijn van een arbeidscontract én een huisvestingscontract, waardoor ze direct hun huis worden uitgezet als er geen werk meer is. Dat is het kernprobleem. Dat moeten we met elkaar aanpakken. Dus het simpele antwoord was: nee.
Ik heb nog één antwoord te geven in dit blokje. Dat was ik even vergeten. Ik heb een flauw antwoord en een serieus antwoord op de vraag van mevrouw Tielen over kennismigranten en buitenlandse spionnen. Het flauwe antwoord is: wij zijn heel slecht in het registreren van buitenlandse spionnen. Het is echt heel moeilijk om daar een lijst van bij te houden. Ik heb het ook aan een aantal landen gevraagd, maar ze weigeren om mee te werken. Het is een schande! Haha. Ik vond het echt heel geestig.
Het serieuze antwoord is dat de kennismigrantenregeling er is om de Nederlandse kenniseconomie te stimuleren. Die regeling is snel, efficiënt en toegankelijk. Dat wordt met name gewaardeerd door bedrijven die afhankelijk zijn van buitenlandse kennis voor hun productieproces. Het kan gebeuren dat die regeling wordt misbruikt door buitenlandse mogendheden om via zo'n arbeidscontract in Nederland onder de radar te verdwijnen. Er zijn natuurlijk wel een aantal checks-and-balances ingevoerd. De Inspectie Justitie en Veiligheid gaat ook meer prioriteit geven aan de handhaving. Zo controleert de IND onder meer of de aanvrager voldoet aan alle voorwaarden, of de opgegeven gegevens kloppen en of de aanvrager geen gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid. De IND controleert ook of een erkend referent blijft voldoen aan de voorwaarden en alle wettelijke plichten. Dat gebeurt in samenwerking met de Inspectie SZW. Daarnaast is de IND alert op signalen van binnen en buiten de organisatie en onderneemt zij daarop actie. Denk hierbij aan waarschuwen, beboeten of de erkenning intrekken. Op die manier proberen we het misbruik van die kennisregeling tegen te gaan, bijvoorbeeld door buitenlandse mogendheden die daar spionnen onderbrengen.
De voorzitter:
Dank u wel. Het volgende blokje, alstublieft.
Minister Koolmees:
Graag. De heer Van Weyenberg vroeg hoe het staat met het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en COVID-19. Dat is in september aan de slag gegaan. De toezichthouders houden binnen het platform integraal toezicht. Dat loopt heel goed. Er zijn 71 meldingen gezamenlijk opgepakt en 51 daarvan zijn reeds afgerond. We blijven dat volgen. We blijven het ook inzetten. We gaan het ook evalueren om te kijken hoe de samenwerking tussen de veiligheidsregio's en de inspectiediensten kan worden voortgezet en beter kan worden verankerd. Ik noem de Inspectie SZW, maar ook bijvoorbeeld de NVWA; zo'n zes maanden geleden speelde dat bij de slachterijen.
Mevrouw Tielen vroeg of het kabinet nog iets gaat doen aan de versterking van de gegevensuitwisseling. De aanbeveling van Roemer is om die uitwisseling te verbeteren. We gaan een onafhankelijke partij vragen om adviezen over die uitwisseling te geven. Het is natuurlijk altijd een ingewikkelde AVG-kwestie tussen publieke en private partijen met handhavende taken, zoals de keurmerken of de certificering. Dus we gaan aan een onafhankelijke partij vragen om dat goed in te richten.
Over de capaciteit van de inspectie, waar de heer Jasper van Dijk naar vroeg, hebben we het eigenlijk al gehad.
De heer Smeulders vroeg nog: wil de Minister zich inzetten in EU-verband, via de ELA, de European Labour Authority, voor schijnconstructies? Zoals u weet ben ik groot voorstander van de oprichting van de ELA, juist om die grensoverschrijdende handhaving beter vorm te geven. We zijn als Nederland zeer actief binnen de ELA. We gaan dit onderwerp zeker opnieuw onder de aandacht brengen in Bratislava, waar het hoofdkantoor van de ELA sinds kort is gevestigd. Daar heb ik heel leuke gesprekken over gehad met mijn Slowaakse collega.
Even nadenken, hoor. De heer Jasper van Dijk vroeg specifiek naar de ernstige mishandeling van een arbeidsmigrant van Roemeense afkomst. Er is inderdaad een filmpje online verschenen met verschrikkelijke beelden van een afschuwelijke situatie. De inspectie heeft een melding van zware mishandeling ontvangen en het overgedragen aan de politie. Het strafrechtelijk onderzoek, in dit geval naar zware mishandeling, loopt op dit moment. Daarnaast heeft de Inspectie SZW bij het uitzendbureau reeds een onderzoek ingesteld naar aanleiding van verschillende meldingen inzake overtredingen van de Arbeidstijdenwet en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Daarbij werken we ook samen met het RIEC Brabant-Zeeland, het regionale samenwerkingsverband. Dit uitzendbureau werkt vooral in de vleessector. Zoals u zei hebben een aantal opdrachtgevers hun samenwerking met het uitzendbureau beëindigd. Dit is dus zeer op de radar.
Mevrouw Palland had het over detachering en A1-verklaringen. Ik heb op verschillende momenten de afgelopen periode in Brussel mijn zorgen geuit over derdelanders die op grond van vrij verkeer via een andere lidstaat in Nederland aan het werk kunnen zijn. Het is een legale constructie volgens het Europees Hof van Justitie, maar we hebben hierdoor wel minder grip. Dat baart mij zorgen. Ik heb dus ook in Brussel opgeroepen om een studie te doen naar detachering van derdelanders in de EU, om een beter beeld te krijgen van dit fenomeen. Op verzoek van Nederland zijn daarnaast in de Raadsconclusies van de Raad van oktober over de rechten van seizoenarbeiders en andere mobiele werknemers passages opgenomen over het vrije verkeer van diensten, derdelanders en gelijke behandeling. Dus het heeft zeker de Nederlandse aandacht, maar via de Raad probeer ik het ook onder de aandacht te brengen van mijn Europese collega's.
De A1. In hoeverre het mededingingsrecht belemmeringen opwerpt bij brancheorganisaties om het gebruikmaken van schijnconstructies te beperken, kan ik niet helemaal goed beoordelen. Ik begrijp dat men vanuit de uitzendsector het gesprek hierover wil aangaan met de ACM. Dat lijkt mij inderdaad de goede weg en de aangewezen instantie om hier een oordeel over te vellen. Ik heb in een brief over de A1-verklaring van een halfjaar geleden over premieshoppen gezegd dat ik de oprichting van de ELA een goed middel vind om hier beter toezicht op te houden. Het blijft ook vanuit Nederland onze aandacht hebben om hierop te wijzen.
Dat was het blokje handhaving.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u een vraag van meneer Van Weyenberg, de laatste vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, dank u wel. Daar ben ik mij van bewust, voorzitter. Van dat Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en COVID-19 zei de Minister: het werkt goed en we zijn aan het kijken hoe we het goed kunnen borgen. Dan begrijp ik de Minister toch goed dat hij zegt dat we ook kunnen kijken of dit na covid een van de dingen is waarvan we hebben geleerd dat het goed werkt? Want we moeten ook lessen trekken, of het nou gaat om thuiswerken of over dit soort dingen. Dingen die goed hebben gewerkt moet je niet straks weer laten vervliegen. Dus dit gaan we eigenlijk gewoon permanent maken, is de insteek?
Minister Koolmees:
Ja. Wat mij betreft, maar ik ben demissionair Minister, lijkt me dat een goed idee. Handelingsverlegenheid is misschien een te groot woord, maar zeker in het begin zagen we een soort «wie is hier nu verantwoordelijk?». Ook in het begin, toen het ging over covidbesmettingen, waren er verschillende invalshoeken: de Arbowet, gezond en veilig werken, maar ook volksgezondheidselementen. Je zag dat er een soort handelingsverlegenheid ontstond. Maar zeker bij slachterijen was ook de NVWA natuurlijk betrokken. Het samenwerkingsplatform heeft er voor gezorgd dat we meer samen optrekken. Ik denk dat het heel verstandig en goed is om dat wat beter te verankeren, ja.
De voorzitter:
Dank u wel, gaat u verder met uw volgende blokje.
Minister Koolmees:
Dan kom ik nu bij twee blokjes die niet van mij zijn, maar van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Huisvesting is van de Minister, de registratie is van de Staatssecretaris.
Samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken heb ik mij ingezet voor het onderwerp huisvesting voor arbeidsmigranten. Ook al voor corona hebben we een aantal bestuurlijke overleggen proberen te entameren om dit punt meer op de agenda te krijgen en meer urgentie te laten krijgen. Ik kan me nog herinneren dat we vlak voor corona – dan hebben we het over februari of maart – met een brede delegatie van uitzendkoepels, van sociale partners, van provincies en van gemeenten met elkaar hebben overlegd hoe we die huisvesting nou beter kunnen regelen. Ik dacht dat de heer Jasper van Dijk dit ook al zei: er zijn natuurlijk vaak wethouders die heel graag het lint doorknippen bij de opening van distributiecentra, maar de huisvesting blijft altijd een heikel thema op lokaal niveau. Dat begrijp ik ook wel, vanuit de weerstand, maar het zorgt wel voor een soort naar elkaar wijzen en doorverwijzen. Ook de bestuurders van de gemeenten en provincies zeiden: daar moeten we mee stoppen, want dit probleem moet wel opgelost worden. Dus dat is een terecht punt. Samen met mevrouw Ollongren hebben we daar aandacht voor gevraagd. Het vergt dus ook een gezamenlijke inspanning van gemeenten, provincies, huisvesters, keurmerken, woningcorporaties en de rijksoverheid om te zorgen dat hier stappen worden gezet. Daar geldt natuurlijk wel, net als voor de gehele woningvoorraad, dat er tekorten zijn op dit moment. Dat geldt natuurlijk ook voor koopwoningen en voor huurwoningen generiek. Maar specifiek voor dit doel is twee keer 50 miljoen euro beschikbaar gesteld om hier stappen in te zetten. Mevrouw Tielen vroeg daar expliciet naar. Voor die 50 miljoen van 2020 en die 50 miljoen van 2021 zijn nu 12.400 woonruimten gecreëerd, waarvan 4.700 voor arbeidsmigranten. Omdat dit zo succesvol was en zo snel tot resultaat leidde, heeft mevrouw Ollongren ook voor 2021 50 miljoen euro vrijgemaakt in de begroting, om zo'n kunstje te herhalen.
Daarnaast is de collega in gesprek met de keurmerken over de inhoudelijke normen en het samengaan daarvan, dus de SNF- en AKF-certificaten. Deze gesprekken zijn tot nu toe positief verlopen. Ook loopt er dus een pilot met het Rijksvastgoedbedrijf, waarbij zij de mogelijkheden in kaart brengen voor passende huisvesting voor arbeidsmigranten in een viertal gemeenten, om te kijken of we daarvan kunnen leren en dit breder kunnen uitrollen over heel Nederland. Verder geldt dat op de bredere woningmarkt in 2020 79.000 woningen gebouwd zijn, ondanks corona, ondanks stikstof. Dat is boven het doel, dus dat is een mooie opsteker van collega Ollongren.
Is het mogelijk om huisvesting te regelen via de gemeentelijke regelingen? Dat vroegen de heer Smeulders en mevrouw Palland. Het stimuleren van de huisvestingskeurmerken die we hebben, nemen we mee in de gesprekken met de gemeenten en de regio's. Verder wordt vanuit het Ministerie van BZK gewerkt aan een handreiking met instrumenten voor de realisatie van huisvesting, in overleg met VNG en de provincies, want zoals ik in mijn inleiding al zei, zullen we samen moeten optrekken om dit los te krijgen.
De heer Smeulders vroeg of de controles op die keurmerken onaangekondigde controles zijn. Er zijn nu gesprekken met de keurmerken over de inhoud en de normen en de integratie daarvan. Een onaangekondigde controle kan al tot de voordeur. Achter de voordeur ligt dit lastiger, maar gemeenten en keurmerken kunnen hier wel goed in samenwerken. Dat wordt ook meegenomen in de gesprekken met de keurmerken, om het beter te verankeren.
Over wonen hebben we het gehad.
Mevrouw Tielen vroeg naar de vakantieparken. De Minister van Binnenlandse Zaken zet een aanjaag- en expertteam op om gemeentes desgewenst te ondersteunen bij de transformatie van vakantieparken naar parken met de bestemming «wonen». Dit kan ook bewoning door arbeidsmigranten mogelijk maken. Dat team wordt nu opgetuigd en is komende zomer, dus over een paar maanden, operationeel. Overigens is hierover op 11 februari een bestuurlijk overleg met deze partijen.
Dan de verhuurdervergunning. Niet alleen het aanjaagteam, maar ook de gemeenten geven aan behoefte te hebben aan een aanvullend instrumentarium voor de aanpak van malafide verhuurders. De gemeenten steunen we hierin via pilots en het delen van nuttige praktijkkennis. In de pilots wordt zowel de toepasbaarheid als de effectiviteit van het bestaande instrumentarium tegen het licht gehouden. Ook wordt gekeken of er aanvullende mogelijkheden zijn om in te zetten. In drie gemeenten wordt nu geëxperimenteerd met een vorm van een verhuurdervergunning op basis van de lokale wet- en regelgeving. Als dat goed uitpakt en positief verloopt, kunnen we de wettelijke verankering oppakken en een wettelijke grondslag regelen. Ik kom daarop terug bij uw Kamer als de resultaten van de pilots zijn bekeken. Daarin zullen de accenten worden meegenomen die de heer Roemer in zijn advies noemt, namelijk om bedrijfsterreinen en groepsaccommodaties ook binnen het bereik van de verhuurdervergunning te laten vallen. Daar kan dan mee aan de slag worden gegaan. Begin maart is hier een bestuurlijk overleg over met de partijen. De Kamer wordt over de uitkomsten daarvan geïnformeerd.
Mevrouw Palland vroeg naar het bestemmingsplan. Een wijziging van het bestemmingsplan is lang niet in alle gevallen nodig. Vaak kan middels een vergunning van het bestemmingsplan worden afgeweken. Zo'n afwijkvergunning heeft een doorlooptijd van acht weken. Dat gaat dus veel sneller dan het geheel aanpassen van het bestemmingsplan. Ik heb net al de handreiking huisvesting arbeidsmigranten genoemd. Daarin wordt dit uitgewerkt voor de gemeenten.
Wat is er gebeurd met de motie over flexwonen? Dat vroeg mevrouw Palland. Die is afgedaan, met andere woorden: daar is opvolging aan gegeven. De aanpassing van de Crisis- en herstelwet is op 9 december in het Staatsblad verschenen. Ik heb geen idee wat ik hier net opgelezen heb, maar het klinkt daadkrachtig.
De voorzitter:
Dank u wel. In dit blokje is er toch nog een vraag van de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ja, ik heb nog een vraag over het SNF-keurmerk, want dat blijft waarschijnlijk een belangrijke rol spelen, ook in het nieuwe stelsel. Eind december lazen we in Trouw dat dat keurmerk eigenlijk voor geen meter werkt. Van de 50 gemeentes die ernaar gevraagd zijn, zeiden er 5 dat ze blij zijn met dat keurmerk; de andere zeiden ofwel dat ze het niet kenden, ofwel dat het niet werkt. Dan is toch duidelijk dat daar echt iets moet gebeuren? Kan de Minister er dus iets verder op ingaan? Als die keurmerken belangrijk blijven, hoe zorgen we er dan voor dat ze echt beter worden?
Minister Koolmees:
Dat wil ik graag in tweede termijn doen, als u het goedvindt. Ik weet er oppervlakkig iets van, maar dat is op basis van werkbezoeken en niet op basis van doorleefde adviezen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Ja, met het laatste blokje: registratie. Ik zei net al in mijn inleiding dat het om goed beleid te kunnen maken ontzettend belangrijk is om te weten wie waar woont en is ingeschreven. Daarom is aan het begin van het jaar gestart met het registreren van telefoonnummers en e-mailadressen bij de inschrijving bij het RNI-loket, dus de Registratie Niet-Ingezetenen. Deze maand wordt gestart met de uitwisseling van de gegevens met de Inspectie SZW, zodat ook de inspecteurs van de inspectie makkelijker contact kunnen opnemen met arbeidsmigranten. Voor de correcte en actuele registratie van arbeidsmigranten is het noodzakelijk dat er een soort sluitend proces ontstaat. Het kabinet gaat dat proces nu ontwikkelen in samenwerking met UWV, Belastingdienst, gemeenten, werkgevers en arbeidsmigranten zelf, zodat het volgende kabinet het snel kan invoeren. Dit vergt gewoon heel veel samenwerking tussen verschillende partijen.
De heer Smeulders zei dat iedere arbeidsmigrant ingeschreven moet zijn met een adres en vroeg of het niet beter zou zijn om dat via een gemeentelijke verordening te regelen. Dat is best ingewikkeld bij deze groep, want er zijn heel veel verhuisbewegingen. Ik weet niet of u het nog kunt herinneren, maar een paar maanden geleden stond er een artikel in het Algemeen Dagblad over de wethouder in Horst aan de Maas, die zei: ik ga pas na acht maanden registreren, want er zijn zo veel mensen die in en uit bewegen dat het gewoon ondoenlijk is om dat te doen. Dus ook vanuit die optiek willen we dit proces gewoon goed inrichten, zodat het snel kan en het niet allerlei belemmeringen met zich meebrengt en wel recht doet aan de grote volatiliteit en het grote aantal bewegingen dat hierin zit. We zijn ook in overleg met de gemeenten om dit op een goede manier te doen.
Mevrouw Palland vroeg: waarom pas na vier maanden die verblijfsgegevens? Op zich kan het. Als inwoner kun je je inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie als je verwacht dat je langer dan vier maanden daar blijft wonen of in Nederland gaat verblijven. Voor personen die niet als inwoner geregistreerd kunnen worden, wordt het adres in het buitenland geregistreerd. Op termijn wordt het verblijfadres in Nederland geregistreerd in de BRP, juist ook vanuit de toezegging in het debat van twee jaar geleden over het UWV en de export van WW-uitkeringen. Dat is een uitvloeisel daarvan. Voor gebruikers van de BRP is het van belang dat er een onderscheid blijft tussen inwoners van Nederland, de ingezetenen, en de niet-ingezetenen. Dat is relevant om te weten voor de gemeenten. De Staatssecretaris van BZK is samen met de gemeenten hard bezig met de uitvoering van de motie-Palland/Tielen.
Dat was het wat mij betreft.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording van de vragen in de eerste termijn. Dan gaan we over naar de tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Ik herhaal even de opmerking die ik aan het begin heb gemaakt: gisteren is een VAO aangevraagd, te houden voor het verkiezingsreces. Ik wil een spreektijd van maximaal anderhalve minuut voorstellen, maar het mag ook minder. Ik geef als eerste het woord aan de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording en natuurlijk aan de heer Roemer en zijn commissie voor het goede werk dat geleverd is. Volgens mij is het belangrijkste dat we nu stappen gaan zetten en dat we samen zeggen dat we het rapport van de commissie-Roemer gaan uitvoeren en dat we alles doen wat we nu kunnen doen. Als er toch wetswijzigingen nodig zijn, beginnen we nu met het voorbereiden daarvan, al door dit kabinet. Zo kunnen we dat zo snel mogelijk implementeren. Dat zijn een aantal punten waarop we terugkomen in het VAO. Ik vind met name de positie van de kinderen heel interessant. Daar zullen we een motie over indienen. Laten we het verder gewoon kort houden. Volgens mij moeten we gewoon aan de slag. Ook deze Minister kan hier nog veel doen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Smeulders. Meneer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Voor de helderheid: het VAO vraag ik bij dezen aan. Dan heeft u het bevestigd.
Voorzitter. Het glas is halfvol én halfleeg. Ik vind echt dat er goede stappen gezet worden. De Minister ziet de ernst en de urgentie, maar we weten gewoon niet hoe hard dit gaat. Voor hetzelfde geld blijft dit nog heel lang papier. Daarom zijn we bezig met een motie om in ieder geval het rapport te omarmen. De heer Van Weyenberg komt daarmee. Het lijkt mij hartstikke goed als we als Kamer een statement maken: dit willen wij, hiermee gaan wij aan de slag. We wachten in spanning af of de VVD dat gaat steunen, maar dat terzijde.
Daarnaast wil ik heel graag met GroenLinks een motie indienen om de uitzondering te schrappen om toch inhoudingen op het wettelijk minimumloon te kunnen doen. Gelooft u mij, voorzitter, dat is echt een uitvloeisel van de werkgeverslobby geweest, van de uitzendbureaus. Die wilden die inhouding kunnen doen. Eerlijk gezegd kan ik niet zo veel met de zorgplicht. Het is gewoon een verdienmodel geworden van de werkgevers, van de uitzendbureaus om arbeidsmigranten zo goed mogelijk te kunnen uitknijpen. Het is niet anders. Van die uitzondering moeten we af.
Daarnaast zal ik pleiten voor meer vaste contracten in sectoren waarin sprake is van structureel werk.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik proef veel eensgezindheid om ons in ieder geval achter het rapport van het aanjaagteam onder leiding van de heer Roemer te scharen. Daar zal ik tijdens het VAO op terugkomen.
Hetzelfde geldt voor goede ondersteuning en zo'n commissie waar je je recht kunt halen.
Ik wil nog even stilstaan bij wat mij betreft twee belangrijke toezeggingen. Het is belangrijk dat er echt een voorstel komt op basis van uitvoeringstoetsen. Wat is het beleid dat je wilt? Wat heeft de Arbeidsinspectie, pardon, de Inspectie SZW moet ik zeggen, nodig om dat goed te kunnen doen? Ik vind het belangrijk dat we dat goed op een rij hebben, zodat de uitvoering in staat is om hetgeen we van hen vragen, op een goede manier in te vullen.
Dank voor de toezegging dat we voor 1 april een overzicht krijgen en dat we het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en COVID-19 ook na covid blijven gebruiken, bijvoorbeeld in de slachterij. Ik denk dat dat echt toegevoegde waarde heeft, dus dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Mevrouw Palland.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Het breed omarmen van alle aanbevelingen van het aanjaagteam is natuurlijk heel mooi en goed. Deden we dat ook maar met dezelfde eensgezindheid met het rapport van de commissie-Borstlap. Daarbij kijk ik met een schuin oog naar de partijen aan de linkerzijde.
Ik heb de Minister een soort toezegging horen doen dat hij nog in gesprek gaat – dat was al gepland – met wethouder Moti van Rotterdam. Mooi dat hij dat oppakt en daarbij ook kan kijken naar de positie van kinderen van arbeidsmigranten.
Ik wil toch nog even aandacht vragen voor de A1-verklaringen en het premieshoppen – daar hebben wij ook schriftelijke vragen over gesteld – en voor mogelijke belemmeringen bij het mededingingsrecht, zodat we die kunnen aanpakken. De uitzendbranche is hier inderdaad over in gesprek met de ACM. U heeft in de beantwoording van de vragen aangegeven dat u het oordeel van de ACM af zult wachten alvorens hierover uitspraken te doen. Ik wil u vragen om dit goed te volgen en ons daar t.z.t. weer over te informeren, zodat we dit kunnen aanpakken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Palland. Meneer Gijs van Dijk.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank. Ook dank aan de Minister. Over het premieshoppen is in mei een motie aangenomen. Ik ben dus wel benieuwd hoe het staat met de uitvoering daarvan. Volgens mij willen we als Kamer – dat willen we in ieder geval als Partij van de Arbeid, en meerdere partijen willen dat – dat het advies van het aanjaagteam van Emile Roemer, dat goed werk heeft geleverd, gewoon wordt opgevolgd, en zo snel mogelijk. Alles wat de Minister in demissionaire status kan doen, gaat hij ook doen, heeft hij toegezegd. Dat is mooi.
Ik heb toch nog één punt waarop het glas volgens mij halfleeg is, namelijk de afhankelijkheidsrelatie tussen de arbeidsmigrant en de werkgever. Wat mij betreft gaat het echt om het overmaken van salaris, voldoende salaris, boven wml/cao, zonder loon in te houden voor huisvesting, vervoerskosten enzovoort. Want dat blijft toch echt een heel pijnlijk punt, waardoor je als arbeidsmigrant altijd afhankelijk zal zijn. Dat moeten we echt doorbreken.
Mijn tweede punt, ook wel een kernpunt, is dat we de uitzendsector eindelijk eens heel hard gaan aanpakken, waardoor alleen de bonafide jongens en meisjes overblijven en al die anderen zo snel mogelijk tot het verleden gaan behoren.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gijs van Dijk. Mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn uitgebreide toelichting, zowel in de brief als nu hier. Ik vond de bijlage met een soort spiegel van pagina 19 van het rapport van Roemer wel interessant. Ik hoor dat de Minister heel veel dingen gaat doen en zich ervoor gaat inzetten enzovoort, enzovoort, maar dan is het wel plezierig, zeker met die dingen waarvoor een urgente oplossing moet komen, om een soort tijdshorizon te zien. Ik snap dat dat echt moeilijk is, zeker vanwege de demissionaire status. We weten niet in welke samenstelling de Kamer in april weer terugkomt, maar volgens mij is er op een aantal urgente punten echt wel Kamerbreed steun om ermee verder te gaan. Kan de Minister daar dus een tijdsinschatting van geven? Ik denk bijvoorbeeld aan de onafhankelijke partij die met de gegevensdeling aan de slag kan. Wanneer kan ik terugzien hoe de voortgang daarop is? Ik denk bijvoorbeeld ook aan de gemeenten en hun bestemmingsplanafspraken.
Het is goed om te horen dat de Minister met de EU aan de slag is voor de A1- en derdelandersdingen. Ook daarvoor geldt: wanneer zal daarover iets terug naar de Kamer komen? Het maakt mij niet zo veel uit wanneer dat is, maar ik wil wel een beetje houvast.
Dan het flauwe antwoord over de spionnen. Superleuk, dat verluchtigt het debat een beetje, maar het is natuurlijk wel een serieuze zaak. Het punt is dat de erkende referenten vaak geen direct contact hebben met de veiligheidsdiensten. Universiteiten vinden dat best wel lastig. Ik snap dat het misschien niet bij deze Minister ligt, maar zou de Minister met zijn collega's van EZK, OCW en JenV eens kunnen kijken hoe er concreet voor volgende stappen gezorgd kan worden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Meneer Bruins.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Het kan sneller, het moet sneller, het mag integraal. Kom maar door, zou ik zeggen. Ik sluit me aan bij de woorden van voorgaande collega's. Ik vond ook dat collega Gijs van Dijk het heel mooi wist te verwoorden. De goeden mogen niet lijden onder de kwaden. We moeten de goeden ruimte geven en de kwaden aanpakken.
Ik ben blij dat er een VAO is aangevraagd. Ik zal kijken welke moties de collega's indienen. Mijn naam zal staan onder de motie van de heer Smeulders over kinderen van arbeidsmigranten. Ik heb verder geen vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins. Ik kijk even naar de Minister.
Minister Koolmees:
Ja, ik ga snel antwoorden. Er ligt nog één antwoord op een vraag van de heer Smeulders uit de eerste termijn over het SNF- en het AKF-keurmerk. Ik zei net al dat we in gesprek zijn met de keurmerken. We kijken hoe we stappen kunnen zetten bij de integratie, maar ook bij de verbetering van de inhoudelijke normen, die natuurlijk ook in het advies van het aanjaagteam van de heer Roemer staan. Ik hoor ook vandaag in dit debat geluiden dat partijen verdere stappen willen zetten. Dat vind ik een belangrijk signaal. Ik werk dat graag uit door hier varianten voor de formatie klaar te leggen, zodat u daar een goede keuze kunt maken. U krijgt wat te doen bij de formatie! Dat zeg in de richting van mevrouw Tielen. Ik heb zelf in 2017 zeven maanden in het kamertje daar mogen zitten. Dat was toen een bloedhete zomer, met een bloedhete kamer. Mijn ervaring van toen is dat het echt aan een nieuwe Kamer is, dus als de nieuwe Kamer is geïnstalleerd, dan moet in de commissies worden besloten wat we snel willen oppakken. Dan is het eigenlijk vaak aan de formerende partijen hoeveel ruimte er wordt geboden. Dat is althans mijn ervaring van bijna vier jaar geleden. Dan kan er natuurlijk heel veel. Het is ook een beetje mijn opzet: ik heb heel veel dingen klaargelegd, ook technisch, zodat er snel stappen kunnen worden gezet om het voor elkaar te krijgen. Maar dat is echt aan een nieuwe Kamer. Ik kan als ik wil allerlei planningen maken met wat ik voor ogen heb. Dat doe ik in mijn hoofd ook wel, maar ik denk dat de nieuwe Kamer dan gaat zeggen: «Leuk, demissionair Minister, maar u gaat er niet meer over. Wij bepalen zelf in de commissie wat we doen.»
Dat gezegd hebbende is het denk ik wel goed om ook na de verkiezingen uw Kamer te informeren over wat er dan ligt en wat u aan nieuwe informatie kunt verwachten in welke periode van 2021. Dat wil ik graag doen, ook in het verlengde van de toezegging aan de heer Van Weyenberg over de Inspectie SZW. Ik zal een soort tijdsindicatie geven van wat er komt. Maar het is een beetje oneerbiedig om tegen een nog niet geïnstalleerde Kamer te zeggen: dit is mijn schema, past u zich daaraan maar aan. Dat past mij natuurlijk helemaal niet, als demissionair, nederig Minister van Sociale Zaken.
Dan de heer Jasper van Dijk. Ik vind het al heel bijzonder dat de heer Jasper van Dijk het glas halfvol ziet. Dat maak ik niet vaak mee! Ik heb daar even een aantekening van gemaakt. Ja, ik tel mijn zegeningen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zou zeggen: proost! Dan pakken we dat glas.
Minister Koolmees:
Over de motie over de WAS, de Wet aanpak schijnconstructies, heb ik mijn opvatting gegeven. Ik denk dat het verstandig is om dat bij elkaar te pakken. Het oordeel over de motie heeft u dus alvast.
Een ander punt, waar ik het wel mee eens ben: structureel werk is ook een structureel arbeidscontract. Dat is ook de lijn van de commissie-Borstlap. Los van het feit dat ik liberaal ben en mensen natuurlijk altijd zelf mogen kiezen hoe ze hun werkzame leven invullen, zien we te vaak dat juist aan de onderkant van de arbeidsmarkt, in de lagere loonschalen, het verdienmodel is om een dubbeltje of kwartje per uur te besparen door een constructie te kiezen. Volgens mij is er breed in deze Kamer overeenstemming over dat we dat niet meer willen, en overigens ook bij sociale partners. Ik zie daar echt veel overeenstemming, ook in de analyse, over de weg voorwaarts.
De heer Van Weyenberg heeft de toezeggingen genoteerd. Ik weet niet of er nog steeds een soort registratie van toezeggingen op naam is? Ik heb alleen niet gezegd: uitvoeringstoetsen bij de Inspectie SZW. Ik heb gezegd: een inschatting geven van welke capaciteit er nodig zou kunnen zijn voor bijvoorbeeld gelijk loon, de adviezen van Roemer en de aanbevelingen van Borstlap. Daar zijn nog geen uitvoeringstoetsen voor, want daar zijn nog geen concrete wetteksten voor.
De voorzitter:
Dank u wel. Een hele, hele korte vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat snap ik, maar ik hoop wel dat men, naast de capaciteit, iets kan zeggen over of men denkt dat het ook kan. Als er ergens al rode vlaggen zijn en men zegt «dit zouden we wel willen maar dat kan niet, tenzij we heel veel ...», dan hoor ik dat graag zo vroeg mogelijk. Dat bedoelde ik. De Minister heeft verder gelijk: het woord «uitvoeringstoetsen» heb ik onterecht gebruikt.
Minister Koolmees:
Ja, we hebben allebei gelijk.
Mevrouw Palland sprak over de heer Moti. Daar heb ik inderdaad al een afspraak mee, althans, het stadhuis is vlak bij mij om de hoek, dus ik vind het leuk om sowieso een keer langs te gaan. We zullen de ACM goed volgen. Dat heb ik ook genoteerd voor de nabije toekomst.
Dan de heer Gijs van Dijk. U begrijpt dat het gaat over de opmerkingen over de uitzendsector. Ik denk dat mijn recente gesprekken met de NBBU en de ABU onderstrepen dat ook de uitzendsector zelf zegt: dit willen wij niet meer, we willen de slechteriken eruit hebben. Dat is echt positief.
Dan de motie over premieshoppen. Bij de discussie over herziening van de coördinatieverordening 883 – het u wel bekende onderwerp, waar ook de export van WW-uitkeringen in zit; helaas liggen de onderhandelingen stil vanwege de blokkade op de export van WW-uitkeringen – heeft Nederland ingezet op verbeteringen in het tegengaan van fraude en misbruik bij de A1-verklaringen. Overigens werken we daarbij bijvoorbeeld heel veel samen met Frankrijk, dat daar ook scherp op inzet. Maar er zit juist weer tegenstand bij andere landen, die een spiegelbeeldige positie hebben op de WW, als u begrijpt wat ik bedoel. Dat is dus best een ingewikkelde puzzel, die voorlopig nog niet is opgelost. We hebben het wel ingebracht en we hebben ook opvolging gegeven aan de motie; ik dacht dat het de motie-Palland/Tielen was. Maar de discussie in Europa ligt dus nog stil. Ik ben heel benieuwd wat de commissaris gaat doen met het vastlopen van de onderhandelingen over verordening 883. Dat weten wij nog niet, dus dat moeten we volgen.
De tijdsinschatting richting mevrouw Tielen heb ik al gegeven.
Morgen spreek ik mevrouw Broekers-Knol bij de initiatiefnota van de heer Paternotte over dubbele nationaliteit. Ik zal de kennismigranten onder haar aandacht brengen en het stuk in Trouw – of was het NRC; nee, Trouw – gelijk meenemen als ik haar morgenochtend toch spreek.
De heer Bruins zei: kom maar door. Nou, we doen ons best.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik dank ook de ambtenaren, de ondersteuning en de collega-Kamerleden. Ik heb met hulp van de griffie een viertal toezeggingen genoteerd.
– Eén. De Kamer ontvangt voor 1 april een brief over de toezicht- en handhavingstaak van de Inspectie SZW, gelet op de taakuitbreiding en beschikbaarheid van de financiële middelen.
– Twee. De Minister zal bij de collega van VWS, Blokhuis, navraag doen of er reeds onderzoek is uitgevoerd op het onderwerp kinderen van arbeidsmigranten en zal de Kamer hierover informeren.
– Drie. De Kamer wordt nader geïnformeerd over de uitkomst van de pilot verhuurdersvergunning.
– Vier. Na de verkiezingen wordt de Kamer nader geïnformeerd op het dossier arbeidsmigratie door middel van een stand-van-zakenbrief. Dat is een algemene toezegging.
Ik zie verder niks. Ik zie nog één opmerking van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De laatste toezegging was: «de Kamer wordt na de verkiezingen. geïnformeerd over de stand van zaken arbeidsmigratie.» Verstond ik dat goed?
De voorzitter:
Zo heb ik het voorgelezen.
Minister Koolmees:
Mag ik een suggestie doen? Ik denk dat de vraag van de heer Van Weyenberg ging over de capaciteit bij de Inspectie SZW en wat daar nodig is voor de formatie. Dat is voor na de verkiezingen. De vraag van mevrouw Tielen ging meer over welke tijdslijnen er zijn, welk schema we hebben en welke brokken er liggen, een beetje in het verlengde van de bijlage bij onze kabinetsreactie over welke stappen we kunnen zetten op welke aanbevelingen en welk tijdschema we voor ogen hebben. Als ik dat bij elkaar kan pakken, dan heb ik één mooie brief, na de verkiezingen inderdaad, die behulpzaam kan zijn voor de nieuwe Kamer bij de formatie.
De voorzitter:
Dat is een mooi einde van deze vergadering. Ik wil de mensen thuis bedanken. Dank u wel.
Sluiting 12.50 uur.