Ontvangen 4 december 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel II wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 1.3, derde lid, vervalt de puntkomma aan het slot van onderdeel e en vervalt «voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd».
De veehouderij in Nederland is de afgelopen jaren steeds verder geïntensiveerd, waarbij de productie per dier steeds verder is opgevoerd. Zo zijn zeugen doorgefokt op het krijgen van steeds meer biggen per worp, waardoor zij niet meer in staat zijn om voor hun biggen te zorgen, en zijn koeien zo doorgefokt op productie dat ze bijna twee keer zoveel melk geven als in 1980. Met ernstige gezondheidsproblemen, structureel lijden en een schrikbarend hoge sterfte onder de dieren als gevolg.
De huidige beleidskoers richting emissiearme landbouw stuurt nog verder op efficiëntie en intensivering, met technologie en veevoeraanpassingen ten koste van het dier. Onlangs pleitte de door de Minister van LNV ingestelde adviescommissie «Taskforce verdienvermogen kringlooplandbouw» er zelfs voor dat veehouders klimaat en reductie van stikstof belangrijker zouden moeten maken dan dierenwelzijn.
Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijker dan ooit om betere waarborgen in te bouwen voor dierenwelzijn.
Dit amendement beoogt de vijf vrijheden van Brambell zonder uitzonderingen te laten gelden voor alle gehouden dieren.
Door de commissie Brambell zijn in 1965 de zogenaamde vijf vrijheden geformuleerd, ofwel de vijf voorwaarden waarmee het welzijn van gehouden dieren wordt gewaarborgd.
Dieren dienen te zijn gevrijwaard van:
• honger, dorst of onjuiste voeding,
• thermaal en fysiek ongerief,
• verwonding of ziekten,
• angst en chronische stress,
• en dieren vrij zijn om een normaal, soorteigen gedragspatroon te vertonen.
In de Nota dierenwelzijn (2007) van oud-minister Verburg worden de vijf vrijheden genoemd als «parameters voor een goed dierenwelzijn». In 2013 werden de vijf vrijheden wettelijk verankerd in artikel 1.3 van de wet dieren. In dit artikel is echter een uitzonderingsgrond opgenomen die ertoe leidt dat er nog altijd een omgang met dieren is toegestaan die haaks staat op deze uitgangspunten. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn is dat zeer ongewenst.
Indiener stelt dan ook voor om de uitzonderingspositiegrond te schrappen, waardoor voortaan alle gehouden dieren door deze breed erkende en noodzakelijke kaders worden beschermd.
Ouwehand