Voorgesteld 13 februari 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat CETA een vorm van investeerder-staatarbitrage in het leven roept en daarvoor een gerechtshof instelt waar buitenlandse rechters zitting in zullen nemen;
constaterende dat dit gerechtshof zich zal moeten buigen over claims van buitenlandse investeerders tegen nationale overheden wanneer de investeerders zich benadeeld voelen door nationaal beleid;
overwegende dat claims of de angst voor claims ertoe kunnen leiden dat het de Nederlandse staat onmogelijk wordt gemaakt om effectief beleid op te zetten op het terrein van bijvoorbeeld voedselveiligheid en milieubescherming;
overwegende dat hierdoor onze nationale soevereiniteit ernstig wordt aangetast;
constaterende dat de Australische overheid wegens de genoemde bezwaren tegen investeerder-staatarbitrage al in 2011 besloot om nooit meer handelsverdragen te sluiten die dit soort staatarbitrage mogelijk maken;
roept de regering op, om zich te verzetten tegen alle toekomstige handelsverdragen die investeerder-staatarbitrage mogelijk maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Baudet