Ontvangen 13 februari 2017
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel G, komt als volgt te luiden:
G
Artikel 16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «het examen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a» wordt vervangen door: het inburgeringsexamen.
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Aanspraak op een lening bestaat niet of niet langer voor de inburgeringsplichtige die na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 7a, eerste, lid, of de met toepassing van artikel 7a, derde lid, of bij of krachtens artikel 8, aanhef en onderdeel a, gestelde regels verlengde termijn de participatieverklaring niet heeft ondertekend.
Ondergetekenden vinden het onwenselijk dat inburgeringsplichtigen die weigeren de participatieverklaring te ondertekenen aanspraak kunnen (blijven) maken op een lening. Het ligt niet voor de hand financiële ondersteuning en voordelen te verstrekken aan degenen die geen actieve bijdrage willen leveren aan onze samenleving. Degenen die daarentegen niet in staat zijn de participatieverklaring af te leggen, kunnen door de Minister worden ontheven van de inburgeringsplicht.
Het amendement bepaalt dat de aanspraak op een lening bij weigering tot ondertekening na een jaar, of bij verlenging na anderhalf jaar, vervalt. De uitwerking wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld. Het amendement betekent enerzijds dat bij een lopende lening geen nieuwe betalingen meer worden gedaan. Anderzijds betekent het dat in het geheel geen leningen worden verstrekt aan personen die pas na het participatieverklaringstraject een beroep op een lening zouden willen doen.
Dijkgraaf Pieter Heerma