Ontvangen 11 juni 2018
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Het ontwerp van een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Met dit amendement wordt een zware voorhangprocedure ingevoegd voor de bepaling dat de regering bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) nadere regels op kan stellen betreffende het beheer van een inrichting. Hiermee worden beide kamers der Staten-Generaal in staat gesteld zich een oordeel te vormen over deze nadere regels.
De indiener is van mening dat deze voorhangprocedure van belang is omdat regels betreffende het beheer van een instelling voor vreemdelingendetentie aan fundamentele grondrechten van burgers raken. Middels vreemdelingendetentie worden fundamentele grondrechten immers, zij het doorgaans terecht, opzij gezet. Dit maakt het noodzakelijk dat de Staten-Generaal bij de opstelling van deze regels wordt betrokken om democratische legitimatie te garanderen.
Ook de Afdeling advisering van de Raad van State heeft opgemerkt dat regels die raken aan de hoofdlijnen van het wetsvoorstel, in beginsel opgenomen dienen te worden in de wet zelf, in lijn met Aanwijzing 2.19 van de Aanwijzingen voor regelgeving. Nu de regering hier niet voor gekozen heeft, is de indiener van mening dat dergelijke regels alsnog via een voorhangprocedure aan de volksvertegenwoordiging dienen te worden voorgelegd.
Van Ojik