Ontvangen 17 november 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel I, onderdeel E, worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
Ea
Na artikel 5.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het heffingvrije vermogen, bedoeld in artikel 5.5, wordt verhoogd met de ouderentoeslag indien:
a. de belastingplichtige bij het einde van het kalenderjaar, of, indien de belastingplicht in de loop van het jaar is geëindigd, bij het einde van de belastingplicht, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, en
b. de grondslag sparen en beleggen, vóór vermindering met de ouderentoeslag, niet meer bedraagt dan € 282.226.
Bij een inkomen uit werk en woning vóór inachtneming van de persoonsgebonden aftrek van:
meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de ouderentoeslag |
---|---|---|
– |
€ 14.431 |
€ 28.236 |
€ 14.431 |
€ 20.075 |
€ 14.118 |
€ 20.075 |
– |
nihil |
2. Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, wordt voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking genomen de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, vóór vermindering met de ouderentoeslag, en wordt het in het eerste lid genoemde bedrag van € 282.226 verhoogd tot € 564.451.
Eb
In artikel 5.16c, derde lid, wordt «artikel 5.5» vervangen door: artikel 5.5, en de verhoging daarvan, bedoeld in artikel 5.6.
Ec
In artikel 5.17e, derde lid, wordt «artikel 5.5» vervangen door: artikel 5.5, en de verhoging daarvan, bedoeld in artikel 5.6.
II
In artikel I, onderdeel G, wordt «€ 2.242» vervangen door: € 2.228.
III
Na artikel I, onderdeel J, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ja
In artikel 10.1, eerste lid, wordt «5.5, 5.10» vervangen door: 5.5, 5.6, 5.10.
IV
In artikel XVII, onderdeel C, wordt «€ 2.242» vervangen door: € 2.228.
De ouderentoeslag in Box III wordt door dit amendement niet afgeschaft. De verhoging van het heffingvrije vermogen voor ouderen met een inkomen uit werk en woning van niet meer dan € 20.075 (cijfer 2015) vervalt op grond van het Belastingplan 2015 met ingang van 1 januari 2016. Dit amendement regelt dat deze zogenoemde ouderentoeslag toch wordt gecontinueerd.
Deze maatregel wordt gedekt door het verlagen van de algemene heffingskorting in de loon- en inkomstenbelasting. Het maximale bedrag van de algemene heffingskorting wordt ten opzichte van het wetsvoorstel met € 14 verlaagd naar € 2.228 en het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting wordt op grond van het in het wetsvoorstel opgenomen artikel 10.6b van de Wet inkomstenbelasting 2001 in dat geval automatisch verlaagd van 4,822% naar 4,792%.
Met het amendement wordt beoogd de koopkrachtontwikkeling voor gepensioneerden met een laag inkomen structureel meer in lijn te brengen met de koopkrachtontwikkeling voor werkenden. Voor de betroffen huishoudens wordt een negatief inkomenseffect van gemiddeld 1,2% voorkomen. Door dit amendement wordt voorkomen dat als gevolg van afschaffing van de ouderentoeslag 15.000 tot 20.000 huishoudens Zorgtoeslag kwijtraken, en circa 10.000 huishoudens Huurtoeslag kwijtraken.
Krol