Ontvangen 14 december 2009
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 15 komt te luiden:
In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 14, tweede lid, wordt bepaald, dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14, kan worden verleend onder een beperking verband houdende met:
a. gezinshereniging en gezinsvorming aan gezinsleden van Nederlanders en Vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l; en
b. langdurig verblijf als geworteld minderjarig kind.
In artikel III wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een komma de volgende zinsnede ingevoegd: met uitzondering van artikel I, onderdeel 0A, dat in werking treedt op 1 januari 2012.
Dit amendement beoogt een artikel op te nemen in de Vreemdelingenwet 2000, waarin wordt bepaald dat in het Vreemdelingenbesluit 2000, een beperking verband houdend met langdurig verblijf van een in Nederland geworteld kind, wordt opgenomen. Deze beperking wordt door de wetgever nader uitgewerkt. Een artikel met deze strekking, zou bijvoorbeeld kunnen worden opgenomen achter 3.55 Vb 2000 als een artikel 3.55a. Bij die uitwerking worden als voorwaarden voor verblijf opgenomen dat:
a het gaat om een kind van 0 tot 18 jaar,
b het betreffende kind naar het oordeel van Onze Minister is geworteld in de Nederlandse samenleving,
c het kind, mogelijk afgeleid van de ouders, minimaal twee jaren rechtmatig verblijf heeft gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e, en j en l, van de Vreemdelingenwet 2000,
d het kind, mede door toedoen van Onze Minister, meer dan 10 jaren in Nederland heeft verbleven, terwijl het kind een deel van die periode, maximaal 8 jaren, geen rechtmatig verblijf had als bedoeld onder c,
e het kind in de betreffende tien jaar van verblijf in Nederland niet in het land van herkomst is geweest, en
f het kind niet is veroordeeld voor een, nader bij algemene maatregel van bestuur omschreven, misdrijf.
Bij de beoordeling van de voorwaarde onder b worden in ieder geval betrokken de mate waarin het kind Nederlands spreekt en de mate waarin het kind scholing in Nederland heeft gevolgd. In dit verband wordt ook de omgeving van het kind geconsulteerd. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een directeur van een school, een orthopedagoog of een lokale afdeling van Vluchtelingenwerk Nederland.
Ten aanzien van de voorwaarde onder d moet limitatief worden omschreven in welke situaties sprake is van het betreffende «toedoen», de verwijtbaarheid. Hier is in elk geval sprake van indien:
– beslistermijnen op aanvragen van het betreffende kind (of ouders) meer dan één keer, of één keer met meer dan 2 jaren, zijn overschreden,
– de IND in het totaal aan vreemdelingenprocedures ten aanzien van het betreffende kind (of ouders) minimaal één keer een dwangsom wegens niet tijdig beslissen opgelegd heeft gekregen en,
– er, nauw omschreven, door de Nederlandse overheid onvoldoende regelmatig en voortdurend inspanningen zijn verricht om het betreffende kind te laten terugkeren naar het land van herkomst.
Ten aanzien van de voorwaarde onder f moet worden gedacht aan een relatief zwaar delict, zoals bijvoorbeeld een geweldsmisdrijf, een fraudmisdrijf, een ernstig drugsdelict of een zedendelict.
Het doel van dit amendement dient de belangen van een kind van een vreemdeling, dat, afhankelijk van de ouders en de Nederlandse overheid, op een zeker moment in een situatie is gekomen dat het (grotendeels) opgegroeid en geworteld is in Nederland, en er allesbehalve bij gebaat is om terug te keren naar een onbekend, totaal verschillend, land. In bepaalde uitzonderlijke situaties moet het belang van het kind dan het zwaarste wegen, mede gelet op bepalingen in onder meer het IVRK en 8 EVRM (schending van privéleven).
Dit amendement wordt door de indieners beschouwd als een op kinderen gericht humaan sluitstuk van een restrictief beleid. De voorwaarden moeten zodanig strikt zijn dat de beperking enkel betrekking kan hebben op uitzonderingssituaties, en daarmee ook geen aanzuigende werking heeft en/of het door vreemdelingen rekken van terugkeer uitlokt. Het amendement beoogt geenszins de betreffende vreemdelingen te ontslaan van de verplichting om, indien geen sprake meer is van rechtmatig verblijf, mee te werken aan terugkeer naar het land van herkomst.
Dit amendement beoogt geenszins de discretionaire bevoegdheid in te perken. In afwijkende, uitzonderlijke situaties moet een eventueel langdurig verblijf van minderjarige kinderen, betrokken kunnen blijven bij de belangenafweging om eventueel gebruik te maken van deze bevoegdheid.
Speciale aandacht verdient in dit verband ook de overgangstermijn. De indieners stellen in dit verband voor de ingangsdatum van de werking van de nieuwe beperking te prikken op 1 januari 2012.
Spekman
Anker